ECLI:NL:RBROT:2010:BO8132

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
346997 / HA ZA 10-268
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Risico-aansprakelijkheid voor schade aan bomen door lekkende gasleidingen

In deze zaak vorderde de gemeente Leerdam een verklaring voor recht dat Stedin aansprakelijk was voor de schade die was ontstaan door lekkage van gasleidingen, die had geleid tot schade aan bomen langs de Dorpsstraat in Schoonrewoerd. De gemeente stelde dat de gasleiding niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen, en dat hierdoor gevaar voor de bomen was ontstaan. Stedin, de leidingbeheerder, voerde verweer en betwistte aansprakelijkheid, onder andere door te stellen dat de gasleiding niet gebrekkig was en dat er sprake was van overmacht of eigen schuld van de gemeente. De rechtbank oordeelde dat de gasleiding onder het begrip opstal viel volgens artikel 6:174 BW, en dat Stedin risicoaansprakelijk was voor de schade die door de lekkage was ontstaan. De rechtbank concludeerde dat de gasleiding niet voldeed aan de eisen en dat de lekkage had geleid tot schade aan de bomen. De gemeente had voldoende aangetoond dat de schade was ontstaan door de gaslekkage, en Stedin had niet voldoende onderbouwd dat de schade het gevolg was van een oorzaak die niet aan haar kon worden toegerekend. De rechtbank gelastte een comparitie van partijen om de schadeposten te bespreken en te bezien of de zaak alsnog kon worden geschikt. De uitspraak werd gedaan op 13 oktober 2010.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 346997 / HA ZA 10-268
Vonnis van 13 oktober 2010
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE LEERDAM,
zetelend te Leerdam,
eiseres,
advocaat mr. J. Kneppelhout,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEDIN NETBEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. P.P.J. Elshof.
Partijen zullen hierna de gemeente en Stedin genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding en de producties 1 tot en met 14;
- de conclusie van antwoord, met de producties 1 tot en met 6;
- de conclusie van repliek, met de producties 15 tot en met 19;
- de conclusie van dupliek.
2. Het geschil
2.1. De gemeente vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat Stedin aansprakelijk is voor de door de gemeente geleden schade van € 27.694,21 en haar te veroordelen tot betaling van dat bedrag binnen drie weken na betekening van het vonnis, een en ander te vermeerderen met wettelijke rente en proceskosten (inclusief nakosten).
2.2. Stedin voert verweer tegen deze vordering en concludeert tot afwijzing daarvan, met veroordeling van de gemeente in de kosten van het geding.
3. De feiten
De rechtbank gaat uit van de navolgende tussen partijen vaststaande feiten.
3.1. In Schoonrewoerd, gemeente Leerdam, is in de eerste helft van 2005 bladverkleuring en bladverlies geconstateerd bij een aantal bomen langs de Dorpsstraat, staande op grond die eigendom is van de gemeente.
3.2. In opdracht van de gemeente is door Nationale Bomenbank BV onderzoek gedaan naar de bomen, waarover op 28 juli 2005 schriftelijk is gerapporteerd. In het rapport staat onder meer:
"Deze symptomen wijzen op zuurstofgebrek in de bodem. Met de zuurstofmeter is een meting uitgevoerd. Hierbij is een gaspercentage van 95 % in de bodem gemeten. Dit zeer hoge gaspercentage wordt veroorzaakt door een lek in de aardgasleiding. Door dit lek wordt alle zuurstof uit de bodem verdreven.
(…)
Bij een vermindering van de hoeveelheid zuurstof in de bodem, neemt de wortelgroei en de opname van voedingselementen af. Dit is bovengronds zichtbaar in een verminderde tot zeer slechte groei en het deels afsterven van de kroon. In een situatie met zuurstoftekort, schakelen wortels om naar een anaërobe omzetting van suikers om toch in hun energiebehoefte te voorzien. Bij langdurige perioden met zuurstoftekort sterven ook grote wortels af. Dit heeft fatale gevolgen voor de gehele boom.
(…)
De lekkage in de gasleiding moet door het energiebedrijf met spoed gerepareerd worden. Na de reparatie blijft het gas nog geruime tijd in de bodem aanwezig. Door het plaatsen van beluchtingskokers is het mogelijk het zuurstof percentage versneld te verhogen.
(...)".
3.3. Stedin (destijds geheten: Eneco) was (ook) in 2005 beheerder van de gasleidingen ter plaatse van de Dorpsstraat te Schoonrewoerd.
3.4. Nadat Stedin door de gemeente in kennis was gesteld van de situatie, heeft Stedin ter plaatse onderzoek verricht en daarna tussen de 60 en 80 meter gasleiding gerepareerd c.q. vervangen.
3.5. De gemeente heeft vervolgens een aantal maatregelen getroffen voor het behoud van de bomen ter plaatse. Een aantal bomen is doodgegaan. De gemeente heeft nieuwe bomen geplant.
3.6. De gemeente heeft Stedin aansprakelijk gesteld voor de hieraan verbonden kosten en haar tot betaling gesommeerd. Stedin heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen en betaling geweigerd.
4. De beoordeling
4.1. Grondslag en verweer
De gemeente legt aan haar vorderingen ten grondslag dat Stedin als leidingbeheerder krachtens artikel 6: 174 BW aansprakelijk is jegens de gemeente voor de schade die is ontstaan door de gaslekkage. De gemeente stelt hiertoe dat de gasleiding niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen en daardoor gevaar opleverde voor de bomen, welk gevaar zich heeft verwezenlijkt, zodat is voldaan aan de vereisten voor de vestiging van risicoaansprakelijkheid in de zin van lid 1 van genoemde wetsbepaling.
De gemeente vordert vergoeding van de navolgende (gestelde) schade:
- € 4.034,= voor in 2005 gemaakte kosten voor behoud van 17 aangetaste bomen (dagvaarding 15);
- € 12.501,40 voor het planten van 10 nieuwe bomen, groeiplaatsverbetering voor 7 aangetaste bomen en kosten nazorg (dagvaarding 16);
- € 1.000,= wegens meerprijs van de leilinden (dagvaarding 16);
- € 4.074,= wegens extra uren gemaakt door gemeenteambtenaren (dagvaarding 18 en 19);
- € 2.500,= voor invorderingskosten (dagvaarding 20);
- e.e.a. te vermeerderen met BTW
------------------------ +
€ 27.694,21 inclusief BTW.
Stedin betwist aansprakelijkheid te zijn voor de gestelde schade. Stedin voert aan dat de gasleiding niet gebrekkig was, subsidiair dat sprake is van overmacht, dan wel van eigen schuld zijdens de gemeente. Verder bestrijdt de Stedin de door de gemeente gestelde schadeposten.
4.2. Artikel 6: 174 BW
4.2.1. Niet in geschil is dat ter plaatse van een aantal bomen in de Dorpsstraat te Schoonrewoerd in 2005 sprake is geweest van lekkage van gas uit de daar in de grond liggende gasleiding en dat daardoor een aantal bomen is beschadigd c.q. afgestorven. Vaststaat voorts dat Stedin de beheerder is van die leiding. Tegen deze feitelijke achtergrond houdt de gemeente Stedin aansprakelijk op basis van artikel 6: 174 BW, dat - onder voorwaarden - voor de bezitter van een opstal een risicoaansprakelijkheid vestigt.
Aansprakelijkheid op andere gronden (waaronder artikel 6: 175 BW) is niet aangevoerd, zodat de rechtbank de vorderingen uitsluitend zal beoordelen op basis van de gestelde risicoaansprakelijkheid voor een opstal. De stelplicht, en bij voldoende betwisting de bewijslast, ten aanzien van de vestiging van deze aansprakelijkheid rust in beginsel op de gemeente.
4.2.2. Artikel 6: 174 lid 1 BW houdt in:
"De bezitter van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert, is, wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt, aansprakelijk, tenzij aansprakelijkheid op grond van de vorige afdeling zou hebben ontbroken indien hij dit gevaar op het tijdstip van het ontstaan ervan zou hebben gekend."
4.2.3. De rechtbank stelt voorop dat de gasleiding valt onder het begrip opstal in de zin van deze wetsbepaling, hetgeen tussen partijen ook niet in discussie is. Voor dit geval bepaalt lid 2 van artikel 6: 174 BW dat de leidingbeheerder degene is op wie de risicoaansprakelijkheid komt te rusten.
4.2.4. Op grond van de vaststaande omstandigheid dat gas is gelekt uit de ter plaatse in de bodem aanwezige gasleiding, in zodanige mate dat daardoor schade aan een aantal bomen is ontstaan, moet worden geconcludeerd dat de gasleiding niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen. Evident is dat, vanwege de daaraan verbonden risico's, geen gas uit een gasleiding mag ontsnappen, althans niet in substantiële, gevaarzettende mate. Daarop hoeft men in de regel ook niet bedacht te zijn. Stedin heeft geen bijzondere feiten of omstandigheden gesteld die voor de onderhavige situatie tot een andere conclusie zouden kunnen leiden.
4.2.5. De oorzaak van de gaslekkage is hierbij in beginsel niet van belang. Voor de vestiging van risicoaansprakelijkheid is verder niet vereist dat Stedin bekend is geweest met de (gebrekkige) toestand van de leiding en het daaraan verbonden gevaar, noch dat in algemene zin sprake is geweest van schending van veiligheidsvoorschriften betreffende de gasleiding. Dat er met de gasleiding "op zich niets mis was", zoals de gemeente heeft gesteld (antwoord 11), zou dan ook niet aan vestiging van risicoaansprakelijkheid in de weg staan.
4.3. Tenzij-clausule
4.3.1. Uit het voorgaande volgt dat sprake is van (risico)aansprakelijkheid voor Stedin behoudens het geval dat de "tenzij-clausule" van artikel 6: 174 lid 1 BW van toepassing is. Deze clausule verwijst naar de algemene bepalingen voor aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad. De stelplicht en, bij voldoende betwisting de bewijslast, rust hier op Stedin.
4.3.2. Het gaat bij de toepassing van de tenzij-clausule om de redenering dat Stedin, gesteld dat zij het gevaar op het tijdstip van het ontstaan ervan zou hebben gekend, niet uit onrechtmatige daad aansprakelijk zou zijn geweest.
Hiervan kan in het bijzonder sprake zijn bij een onverwacht van buiten komend en niet door Stedin veroorzaakte gebeurtenis (een zogenoemd gebreksonafhankelijk gevaar) waardoor de gasleiding schade veroorzaakte die redelijkerwijs niet meer door Stedin kon worden voorkomen. Dit laatste kan zich bijvoorbeeld voordoen bij een zeer kort tijdsverloop tussen het ontstaan van het gevaar en de schade. In dat geval zou sprake zijn van overmacht, zodat aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad zou hebben ontbroken. Het overmachtverweer van de gemeente zal hierna tegen deze achtergrond worden beoordeeld.
4.4. Overmacht?
4.4.1. Stedin heeft (in het kader van haar overmachtverweer) gesteld dat de bomen door de gemeente zijn geplant nadat de gasleiding ter plaatse was gelegd, zodat aannemelijk is dat als al sprake is geweest van grondverzakking - zoals de gemeente stelt - deze na de grondberoering als gevolg van het planten van de bomen is ontstaan en derhalve niet aan Stedin kan worden toegerekend. Volgens Stedin heeft zij geen enkele invloed gehad op de (gestelde) grondverzakking en is daaruit voortvloeiende schade haar niet toe te rekenen.
4.4.2. De gemeente heeft gemotiveerd betwist dat (het grondwerk voor) het planten van de bomen heeft kunnen leiden tot de lekkages (repliek 29). Zij heeft aangevoerd dat voor het planten van een boom een gat werd gegraven met een diepte van ongeveer 80 centimeter, zodat hooguit sprake kan zijn geweest van het verzakken van grond tot deze diepte, hetgeen niet kan hebben geleid tot de lekkages. Stedin is hierop bij dupliek niet meer ingegaan, zodat haar aanvankelijke stelling als onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd dient te worden gepasseerd.
4.4.3. In algemene zin heeft voorts te gelden dat ook bij een van buiten komende oorzaak van lekkage (in beginsel) een beroep kan worden gedaan op artikel 6: 174 BW (zie Parlementaire Geschiedenis boek 6, T.M. bij artikel 6.3.2.7.1, pagina 755, waar uitdrukkelijk worden genoemd: "een grondverschuiving, een daling van de grondwaterstand, een orkaan of een bombardement"). Het gaat hier immers niet om de oorzaak van (het ontstaan van) de lekkage, maar om de vraag of - bekendheid met het bestaan van de lekkage (fictief) aangenomen - al dan niet onrechtmatig is gehandeld.
4.4.4. In het kader van deze vraag heeft Stedin aangevoerd dat sprake is geweest van een zeer kort tijdsverloop tussen het ontstaan van het gevaar en de schade (zie hiervoor, onder 4.3.2).
Zij stelt hiertoe dat - of nu sprake is geweest van beschadiging van de gasleiding door de wortels van de bomen, dan wel door grondverzakking (antwoord 17 en 20) - in een kort tijdsbestek een zeer grote hoeveelheid gas in de bodem terecht is gekomen die de wortels van de bomen direct heeft aangetast. Volgens Stedin is door de grote hoeveelheid gas in de bodem een onomkeerbare situatie ontstaan en was de aantasting een feit, ook indien de lekkages in de gasleiding kort na het ontstaan ervan waren ontdekt. Op dat moment waren er geen maatregelen meer mogelijk om schade te voorkomen, aldus Stedin.
In reactie hierop heeft de gemeente aangevoerd dat de bomen niet direct zijn gestorven door het gas in de bodem maar dat er een geleidelijk proces van afsterven is ontstaan, in welke situatie nog maatregelen mogelijk waren om de bodem te zuiveren van het ontsnapte gas. Volgens de gemeente blijkt dit ook uit het feit dat zij nog vijf van de 17 aangetaste bomen heeft kunnen redden nadat zij bekend werd met de gebrekkige gasleiding (antwoord 21 en volgende).
Stedin heeft vervolgens bij dupliek erkend dat weliswaar pas dagen, weken of zelfs maanden na het ontstaan van het gaslek uiterlijk wordt waargenomen dat de bomen zijn afgestorven, maar aangevoerd dat het afstervingsproces op het moment van de uiterlijke waarneming reeds is ingezet en niet meer is terug te draaien omdat de bomen aan te veel gas ineens zijn blootgesteld. Het enkele feit dat een aantal bomen is gered doet hier niet aan af, aldus Stedin, nu deze bomen in mindere mate hebben blootgestaan aan het gas. Stedin betoogt dat de gemeente op geen enkele wijze heeft aangetoond dat het afsterven een geleidelijk en langzaam proces is dat bij een snelle ingreep kan worden teruggedraaid.
4.4.5. Naar het oordeel van de rechtbank miskent Stedin met dit betoog dat op haar de stelplicht, en bij voldoende betwisting de bewijslast, rust ter zake van het beroep op de tenzij-clausule. Het heeft dan ook op de weg van Stedin gelegen haar betoog van een concrete motivering en deugdelijke onderbouwing te voorzien. De stellingen dat er een zeer grote hoeveelheid gas in de bodem terecht is gekomen, dat de bomen daardoor direct zijn aangetast en dat daardoor een onomkeerbare situatie van afsterven is ontstaan, zijn daarvoor - gelet op de betwisting door de gemeente - niet voldoende.
Dit klemt temeer nu deze stellingen op voorhand ook niet aannemelijk kunnen worden geacht. Ontsnapping van een grote hoeveelheid gas ineens is - zonder nadere toelichting, die ontbreekt - bezwaarlijk te rijmen met de feitelijke situatie, waarin de eerste waarneming ter plaatse de bladverkleuring en het bladverlies was, een groot aantal bomen is aangetast en uiteindelijk tussen de 60 en 80 meter gasleiding is gerepareerd c.q. vervangen. Dit duidt veeleer op diffuse/meer geleidelijke lekkage(s).
Bovenal valt zonder nadere onderbouwing niet in te zien dat een boom door een kortdurende blootstelling aan (veel) gas ten dode zou zijn opgeschreven. In het rapport van Nationale Bomenbank BV is in dit kader toegelicht dat het probleem is een zuurstofgebrek in de bodem, ontstaan doordat het gas de zuurstof uit de bodem heeft verdreven. Daarbij is in het rapport beschreven dat de wortelgroei en de opname van voedingselementen afneemt en dat bij langdurige perioden van zuurstoftekort ook grote wortels afsterven, hetgeen fatale gevolgen voor de gehele boom heeft. In het rapport staat dat de lekkage met spoed moet worden gerepareerd en dat het mogelijk is het zuurstofpercentage versneld te verhogen door het plaatsen van beluchtingkokers (zie hiervoor, onder 3.2, en dagvaarding 3 en 5). Dit duidt er op dat niet een (kortdurende) blootstelling aan gas, maar een langdurig gebrek aan zuurstof tot beschadiging van de bomen heeft geleid.
Stedin is niet inhoudelijk op deze bevindingen ingegaan, hetgeen wel op haar weg heeft gelegen.
Op dezelfde gronden strandt het (subsidiaire) betoog (dupliek 7) dat ook bij onmiddellijke bekendheid met het gebrek Stedin enige tijd nodig zou hebben gehad om de leiding te herstellen en verdere schade te voorkomen, zodat ook dan in ieder geval een deel van de schade zou zijn ontstaan. Niet valt in te zien dat het lekken van gas bij onmiddellijke ontdekking niet zodanig snel gestopt had kunnen worden dat schade aan de bomen zou zijn voorkomen.
4.5. Gebrek door gemeente veroorzaakt?
4.5.1. Stedin heeft - ter afwering van aansprakelijkheid op grond van artikel 6: 174 BW - verder aangevoerd dat de gemeente zelf de gebrekkige toestand van de gasleiding (onrechtmatig) heeft veroorzaakt door bomen te planten boven de onderhavige gasleiding waardoor de wortels de gasleiding hebben beschadigd en lekkage is kunnen ontstaan. De Gemeente heeft dit standpunt bestreden.
4.5.2. Indien sprake zou zijn van een situatie waarin de gemeente de lekkage zelf heeft veroorzaakt en direct schade is ontstaan zonder dat er sprake van is geweest dat de gasleiding in een gebrekkige toestand is komen te verkeren, zou geen sprake zijn van een situatie waarop artikel 6: 174 BW ziet. De stellingen van Stedin kunnen evenwel niet tot die conclusie leiden. Ingeval de wortels van de bomen de gasleidingen zouden hebben beschadigd, zou dit tot een gebrekkige toestand van de gasleiding hebben geleid.
In dat geval kan onder omstandigheden de tenzij-clausule toepassing vinden op basis van de overweging dat in dat geval voor Stedin jegens de gemeente niet de rechtsplicht heeft bestaan om de gebrekkige toestand te beëindigen (vergelijk hof Den Haag 29 juni 2010, NJF 2010/310, overweging 15, in lijn met Parlementaire Geschiedenis boek 6, T.M. bij artikel 6.3.2.7.1, pagina 756).
Denkbaar is nog dat ingeval aansprakelijkheid komt vast te staan (en de tenzij-clausule geen toepassing vindt) nog (aanvullende) toetsing aan de hand van artikel 6: 101 BW (dat aansprakelijkheid vooronderstelt) plaatsvindt.
Het tegen vestiging van aansprakelijkheid gerichte "eigen schuld"- verweer van de gemeente dient in dit licht te worden beoordeeld.
4.5.3. Stedin heeft evenwel haar stelling dat de wortels van de door de gemeente geplante bomen de gasleiding hebben beschadigd, onvoldoende concreet gemotiveerd en onderbouwd.
Stedin heeft gesteld dat de bomen op (hooguit) één meter afstand van de gasleiding hebben gestaan en dat boomwortels in hun groei zeer krachtig zijn en onder andere gasleidingen kunnen beschadigen. Stedin beroept zich op een tweetal internet-berichten waarin van dit laatste melding wordt gemaakt.
Vervolgens heeft de gemeente bij repliek (onder 10 en volgende) betoogd dat Stedin nooit enige melding heeft gemaakt van mogelijk gevaar van de bomen voor de nabij liggende gasleiding, dat Stedin na de vervanging/reparatie van de gasleiding geen melding heeft gemaakt van eventueel aangetroffen (schadelijke) wortelgroei en dat de internetberichten niets zeggen over de onderhavige situatie. De gemeente wijst er op dat haar technische afdeling destijds al is uitgegaan van verzakking/nazakking van de bodem en dat evenzeer van algemene bekendheid is dat dat een krachtig proces is, waardoor te veel druk op gasleidingen kan ontstaan. Subsidiair voert de gemeente aan dat gasleidingen bestand zouden moeten zijn tegen wortelgroei.
Bij dupliek is Stedin hierop niet meer (gemotiveerd) ingegaan. Dit had wel op haar weg gelegen, temeer omdat zij zich bij of na het vervangen/repareren van de gasleiding betrekkelijk eenvoudig van nadere informatie (en daarmee van een concrete onderbouwing en zonodig van bewijs) had kunnen voorzien, door de feitelijke toestand van de gasleiding, aard en aantal van de lekkage(s) en de aangetroffen wortelgroei concreet te beschrijven en vast te leggen (bijvoorbeeld door middel van foto's).
Door in deze procedure bij dupliek (onder 4) te volstaan met de stelling dat geconcludeerd moet worden dat de oorzaak van de gaslekkages niet vaststaat, dat de gemeente op dat punt blijkt steken in gissingen en dat de oorzaak (tenminste) evengoed in de wortelgroei kan zijn gelegen als in nazakking van de grond, miskent Stedin dat op haar de stelplicht, en bij voldoende betwisting de bewijslast, rust ter zake van het beroep op de tenzij-clausule.
4.6. Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat Stedin aansprakelijk is voor de door de gemeente geleden schade als gevolg van de lekkage(s) in de gasleiding(en).
4.7. Verder verloop van de procedure
4.7.1. Het schadebedrag dient zo concreet mogelijk te worden begroot. De stelplicht ten aanzien van de feiten en omstandigheden die een onderbouwing vormen van de gestelde schade ligt in beginsel bij de gemeente. Duidelijk is dat er (substantiële) schade is geleden. Stedin heeft de hoogte van de gestelde schade, per schadepost, gemotiveerd betwist.
4.7.2. De rechtbank zal een comparitie van partijen gelasten om de verschillende schadeposten te bespreken en om te bezien of de zaak alsnog door partijen kan worden geschikt.
Van de gemeente wordt verwacht dat zij op voorhand - ter bevordering van een efficiënt verloop van de comparitie - een gespecificeerd totaaloverzicht met toelichting verstrekt van haar schadeposten. Het ligt verder op de weg van de gemeente zich aan de hand van de verschillende verweren van Stedin tegen de verschillende schadeposten voor te bereiden op de comparitie en daarbij te bezien of er nog nadere stukken voorhanden zijn ter onderbouwing van de gestelde schadeposten.
In het bijzonder dient de gemeente ook inzichtelijk te maken - gelet op het desbetreffende verweer van Stedin - hoeveel bomen uiteindelijk zijn afgestorven. Mogelijk kan daartoe dienstig zijn de tekening die bij het rapport van Copijn Utrecht BV hoort (ontbrekende bijlage bij productie 4).
De stellingen van de gemeente bij repliek dat uit de dagvaarding duidelijk blijkt dat er uiteindelijk 12 bomen zijn afgestorven en dat de kosten voor vervanging daarvan en voor het behoud van andere bomen te herleiden zijn uit de bij dagvaarding overgelegde producties, zijn in dit kader onvoldoende, temeer gelet op de al vóór de procedure gevoerde discussie over wisselende schadebedragen.
4.7.3. Aanvullende stukken, waaronder begrepen het hiervoor bedoelde totaaloverzicht met toelichting, dienen op voorhand aan de comparitierechter en aan Stedin te worden gestuurd, zulks tenminste twee weken vóór de zitting.
4.7.4. De rechtbank geeft partijen in overweging om aan de hand van het nadere, door de gemeente te verstrekken, overzicht met toelichting, in onderling overleg te treden om te bezien of de zaak alsnog (vóór de comparitie) kan worden geschikt.
4.7.5. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. beveelt een comparitie van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de zitting van mr. R.J.A.M. Cooijmans in het gerechtsgebouw te Rotterdam aan het Wilhelminaplein 100 - 125 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
5.2. bepaalt dat partijen binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank ter attentie van de planningsadministratie van de sector civiel recht - de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de donderdagen in de maanden december 2010 tot en met februari 2011 dienen op te geven, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald,
5.3. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2010.?