ECLI:NL:RBROT:2010:BO8129

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
332141 / HA ZA 09-1599
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsgeschil tussen Nuon Power Generation B.V. en verzekeraars over dekking CAR-verzekering na schade aan stoomketel

In deze zaak vorderde Nuon Power Generation B.V. (hierna: Nuon) van haar verzekeraars, HDI-Gerling Verzekeringen N.V. en Delta Lloyd Schadeverzekering N.V., een schadevergoeding van € 1.270.000,= wegens schade aan een stoomketel die was ontstaan tijdens een onderhoudsstop. De schade deed zich voor op 2 juli 2004, na de vervanging van veerpakketten van de stoomdrum-drukveiligheden. Nuon stelde dat deze schade gedekt was onder de doorlopende CAR-verzekering die zij had afgesloten met de verzekeraars. De verzekeraars betwistten echter dat de schade onder de dekking viel, omdat de werkzaamheden niet voortvloeiden uit een inspectie of keuring, maar uit een reeds bekend probleem met de stoomdrum-drukveiligheden.

De rechtbank Rotterdam oordeelde dat de dekking van de verzekering beperkt was tot werkzaamheden die voortvloeien uit inspecties en keuringen. Nuon had niet aangetoond dat de werkzaamheden aan de stoomketel tijdens de onderhoudsstop onder de verzekerde werkzaamheden vielen. De rechtbank concludeerde dat de door Nuon bepleite interpretatie van de polis niet voldoende steun vond in de tekst daarvan. De rechtbank wees de vordering van Nuon af en veroordeelde haar in de proceskosten, die op € 17.782,= werden begroot.

De uitspraak benadrukt het belang van de exacte formulering van verzekeringspolissen en de noodzaak voor verzekerden om aan te tonen dat hun schade onder de dekking valt. De rechtbank stelde vast dat Nuon niet had voldaan aan de op haar rustende stelplicht ter zake van het bestaan van een verzekerd voorval, en dat de verzekeraars terecht hadden geweigerd de schade te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 332141 / HA ZA 09-1599
Vonnis van 1 september 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NUON POWER GENERATION B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
advocaat mr. N. Vloemans,
tegen
1. de naamloze vennootschap
HDI-GERLING VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden,
advocaat mr. J.H. Tuit.
Partijen zullen hierna Nuon en verzekeraars genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de exploiten van dagvaarding van 4 en 5 juni 2009 en de producties 1 tot en met 15;
- de conclusie van antwoord, met de producties 1 tot en met 8;
- de conclusie van repliek, houdende wijziging van eis, met de producties 16 tot en met 18;
- de conclusie van dupliek, met de producties 9 tot en met 32;
- de pleitnota's van partijen, overgelegd bij pleidooi van 1 juli 2010.
2. De feiten
De rechtbank gaat uit van de navolgende tussen partijen vaststaande feiten.
2.1. Nuon exploiteert onder andere een elektriciteitscentrale in Velsen. Onderdeel van die centrale is “Eenheid 24”, bestaande uit onder meer een stoomketel en een stoomturbine. In de stoomketel wordt stoom geproduceerd die via de turbine elektriciteit opwekt.
2.2. Tot de stoomketel behoren verscheidene pijpen, waar stoom doorheen wordt geleid. Bij het starten en stoppen van de ketel moet oververhitting van de pijpen door onvoldoende doorstroming van de stoom worden voorkomen. Op een aantal plaatsen in de ketel zitten stoomdrum-drukveiligheden, een soort veiligheidskleppen die bij een te hoge druk opengaan.
2.3. Op 10 maart 2004 zijn problemen ontstaan met de stoomdrum-drukveiligheden. Een tijdelijke oplossing is toen gevonden in het zwaarder instellen van de veiligheden en het verlagen van de stoomdruk. Vervolgens zijn voor de veiligheden twee nieuwe veerpakketten besteld.
2.4. In de week van 21 tot en met 25 juni 2004 zijn tijdens een zogenoemde korte (onderhouds)stop, die al was gepland vóór 10 maart 2004, de toen 30 jaar oude veerpakketten vervangen. Op 1 juli 2004 is Eenheid 24 opnieuw opgestart. De nieuwe veerpakketten dienden te worden afgesteld, waarbij onder hoge druk wordt gewerkt.
2.5. Op 2 juli 2004 is bij het afstellen van de veiligheden schade ontstaan, doordat een aantal pijpen door oververhitting is gesprongen en een aantal pijpen is vervormd.
2.6. Ten tijde van het ontstaan van deze schade was Nuon verzekerde krachtens een doorlopende CAR-verzekering, met gedaagden als verzekeraars (voor ieder 50%). Dit betreft een beurspolis, gesloten door tussenkomst van beursmakelaar IRS. Nuon heeft verder een machinebreukverzekering afgesloten bij een andere verzekeraar.
2.7. De polisdocumenten bestaan uit een sluitbrief van 19 december 2002, bijbehorende polisvoorwaarden en bijzondere clausules. De sluitbrief vermeldt, voor zover hier van belang:
“ Verzekerd Werk en Omschrijving:
Alle revisiewerken aan o.a. gas- of stoomturbine- en ketelinstallaties en alle overige revisiewerkzaamheden welke dienen te worden uitgevoerd aan installaties in het kader van A, B en C inspecties, stoomwezenkeuringen en dergelijke, ingevolge een jaarlijks door Verzekerde opgesteld revisieprogramma, welk door Verzekerde wordt uitgevoerd op de locaties Utrecht, Amsterdam, Diemen, Velsen en Purmerend.
De verzekering is van kracht gedurende renovatie-, constructie-, sloop-, bouw-, oprichtings-, installatie-, uitgraaf-, demontage-, montage-, aansluitings-, assemblage-, of andere werkzaamheden op het bouwterrein en/of in de omgeving daarvan, inclusief alle tests en/of beproevingen van welke aard ook en zolang als nodig en/of volledig proefbedrijf zoals hierna omschreven.
In aanvulling op art. 2.1 van de Algemene Voorwaarden ("Reliant Energy" Verzekeringsvoorwaarden) is bepaald dat voor werkzaamheden aan installaties, het risico van Verzekeraars aanvangt nadat de betreffende installatie is stilgezet, dan wel vrij van grondstoffen, zulks evenwel uitsluitend indien mogelijk en voor de uitvoering van het werk noodzakelijk. Met betrekking tot werkzaamheden aan turbines is bepaald dat het risico aanvangt na afkoeling en opening van de turbine.
Het risico van Verzekeraars zal voor elk Werk eindigen 7 werkdagen vanaf het moment dat de installatie is opgestart, dan wel is gekoppeld aan het elektriciteitsnet.”
2.8. Nuon heeft de schade gemeld bij verzekeraars, die de schade vervolgens hebben laten onderzoeken. Verzekeraars hebben geweigerd de schade te vergoeden.
3. Het geschil
3.1. Na eiswijziging vordert Nuon, samengevat, verzekeraars bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 1.270.000,= in hoofdsom en € 22.949,91 wegens buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
Verzekeraars voeren verweer tegen deze vordering en concluderen tot niet-ontvankelijk-verklaring, althans tot afwijzing van de vordering, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, met veroordeling van Nuon in de proceskosten.
4. De beoordeling
4.1. Nuon legt aan haar vordering ten grondslag dat verzekeraars op grond van de verzekeringsovereenkomst hun verplichting tot schade-uitkering dienen na te komen. Volgens Nuon heeft zich op 2 juli 2004 een verzekerd voorval voorgedaan in de zin van de doorlopende CAR-polis. Zij stelt daartoe dat op die datum tijdens een korte onderhoudsstop de veerpakketten van de zogenoemde stoomdrum-drukveiligheden zijn vervangen en dat, na het weer opstarten van de stoomketel, bij het opnieuw afstellen een aantal draagpijpen is opgeblazen en een aantal pijpen is beschadigd.
Nuon stelt dat zij, op voorschrift van de Dienst voor het Stoomwezen, 120 draagpijpen heeft vervangen en dat deze werkzaamheden tot een kostenpost van € 1.270.000,= hebben geleid.
Bij pleidooi heeft Nuon de navolgende nadere toelichting gegeven. Een begrenzing van de dekking onder de polis wordt gevonden in de lezing dat alleen die werkzaamheden zijn verzekerd die worden uitgevoerd tijdens een geplande stop. Zo zijn onder meer werkzaamheden ter verhelping van een probleem dat pas tijdens een stop wordt ontdekt, verzekerd onder de polis. Bij de premieafrekening kan een verschil zitten tussen de vooraf opgegeven werkzaamheden en de werkzaamheden die feitelijk zijn verricht. De premie staat in relatie tot de uitgevoerde werkzaamheden. In casu was het defect al voor de onderhoudsstop bekend. Desgevraagd heeft Nuon medegedeeld dat bij een reguliere korte onderhoudsstop als de onderhavige de veerpakketten niet worden gecontroleerd. Deze worden elke twee jaar gecontroleerd, maar niet bij korte stops, aldus nog steeds Nuon.
4.2. De rechtbank stelt voorop dat Nuon in beginsel heeft voldaan aan de op haar rustende stelplicht ter zake van het bestaan van een verzekerd voorval. Verzekeraars betwisten echter dat hiervan sprake is.
Verzekeraars betogen dat de werkzaamheden ter vervanging van de veerpakketten niet zijn verzekerd onder de polis. Zij voeren ter onderbouwing van dit verweer aan dat op basis van de omschrijving van het verzekerde werk de dekking is beperkt tot werkzaamheden die voortvloeien uit door externe regelgeving en onderhoudsvoorschriften geïndiceerde inspecties en/of keuringen en dat in elk geval niet elke tijdens een onderhoudsstop uitgevoerde activiteit per definitie onder de polis valt. Volgens verzekeraars is in dit geval sprake geweest van een tijdens het reguliere bedrijf van de ketel gesignaleerd gebrek, aan te duiden als machinebreukschade, dat deels direct kon worden hersteld en deels is hersteld tijdens de onderhoudsstop. Verzekeraars concluderen dat er geen inspectie of keuring is geweest waaruit de noodzaak tot vervanging van de veerpakketten is gebleken, zodat geen sprake is van verzekerde werkzaamheden.
Bij pleidooi hebben verzekeraars de nadere toelichting gegeven dat inspecties de basis zijn voor verzekerde werkzaamheden, dat het daarbij gaat om vaste inspectie-intervallen en dat er in dit geval geen aanleiding voor de werkzaamheden bestond op basis van een inspectie (of keuring).
4.3. De rechtbank oordeelt als volgt over dit dekkingsverweer.
4.3.1. Niet in discussie is dat de op 2 juli 2004 verrichte werkzaamheden aan de ketel hebben geleid tot schade aan de ketel. Deze werkzaamheden, het opnieuw afstellen, vloeiden voort uit de vervanging van de veerpakketten. In geschil is of deze werkzaamheden vallen onder de navolgende omschrijving van "verzekerd werk" in de polis (zie ook hiervoor, onder 2.7):
"Alle revisiewerken aan o.a. gas- of stoomturbine- en ketelinstallaties en alle overige revisiewerkzaamheden welke dienen te worden uitgevoerd aan installaties in het kader van A, B en C inspecties, stoomwezenkeuringen en dergelijke, ingevolge een jaarlijks door Verzekerde opgesteld revisieprogramma, welke door Verzekerde wordt uitgevoerd op de locaties Utrecht, Amsterdam, Diemen, Velsen en Purmerend.
(…)
Het risico van Verzekeraars zal voor elk Werk eindigen 7 werkdagen vanaf het moment dat de installatie is opgestart, dan wel is gekoppeld aan het elektriciteitsnet."
Partijen twisten over de uitleg van deze omschrijving van het verzekerde werk. In deze procedure dient derhalve de juridische betekenis van deze clausule voor partijen te worden vastgesteld. Daarbij is het volgende van belang.
4.3.2. De onderhavige verzekeringsovereenkomst (ingaande 1 januari 2003) is in december 2002 door een rechtsvoorgangster van Nuon gesloten met verzekeraars. De overeenkomst is tot stand gekomen op initiatief van een verzekeringsmakelaar, IRS BV, die in opdracht van (de rechtsvoorgangster van) Nuon is opgetreden.
In de periode vanaf 1995 tot en met 2002 is steeds sprake geweest van eenzelfde CAR-verzekering ten behoeve van (een rechtsvoorgangster van) Nuon, zij het met deels andere verzekeraars. De omschrijving in de verzekeringsovereenkomsten van het verzekerde werk is vanaf 1995 dezelfde gebleven.
Nu de (beurs)polis tot stand is gekomen tussen professionele, of althans professioneel vertegenwoordigde, partijen, komt het bij de uitleg daarvan aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden in hun professionele kring redelijkerwijs aan deze polis(voorwaarden) mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan bij een beurspolis de taalkundige interpretatie van een daarin opgenomen clausule in beginsel leidend worden geacht.
Dit laatste zou voor de onderhavige polis in zoverre anders kunnen zijn dat deze polis voor Nuon maatwerk inhoudt. Bij de interpretatie van de omschrijving van het verzekerde werk zou dan ook betekenis kunnen toekomen aan feiten en omstandigheden rond de totstandkoming ervan, althans voor zover (vanaf 2003) nog steeds sprake is van dezelfde verzekeraars als de verzekeraars die waren betrokken bij de oorspronkelijke polis.
Naar de rechtbank op basis van de (door Nuon niet besproken) stellingen van verzekeraars aanneemt, betreft dit alleen gedaagde 1. Een rechtsvoorgangster van gedaagde 1, Hannover International, had in 1995 voor 15% op de polis ingetekend. Ten aanzien van gedaagde 2 kan Nuon aan de geschiedenis van de totstandkoming van de polis geen argumenten ontlenen.
Ten aanzien van gedaagde 1 geldt dat geen concrete feiten en omstandigheden zijn gesteld of gebleken rond de totstandkoming van de polis die de lezing van Nuon ondersteunen. Uit een fax van 10 januari 1995 van de toenmalige verzekeringsmakelaar blijkt dat toen is gesproken over een doorlopende constructieverzekering voor onderhoudswerken betreffende de zogenoemde A, B en C-inspecties bij UNA-centrales. Deze fax is door verzekeraars in het geding gebracht (productie 3 bij conclusie van antwoord) ter ondersteuning van hun stelling - zo begrijpt de rechtbank - dat destijds bedoeld is slechts werkzaamheden te verzekeren die uit inspecties (en/of keuringen) voortvloeien. Nuon is hierop niet (gemotiveerd) ingegaan.
4.3.3. Tegen deze achtergrond oordeelt de rechtbank dat om de navolgende redenen de door Nuon bepleite interpretatie van de omschrijving van het verzekerde werk onvoldoende steun vindt in de tekst daarvan.
4.3.4. Indien de interpretatie van Nuon zou worden gevolgd, valt niet in te zien dat nog betekenis zou toekomen aan de bewoordingen "in het kader van A, B en C inspecties, stoomwezenkeuringen en dergelijke, ingevolge een jaarlijks door Verzekerde opgesteld revisieprogramma" in de onderhavige beschrijving van het verzekerde werk. Juist door deze bewoordingen maakt de tekst van de polis naar het oordeel van de rechtbank duidelijk dat gedoeld is op werkzaamheden die verband houden met reguliere controles en regulier onderhoud. Het gebruik van de termen inspecties, keuringen en (jaarlijks) revisieprogramma duidt hierop. De toevoeging "en dergelijke" maakt daarbij duidelijk dat niet bepalend is welk type of welke soort inspectie of keuring aan de werkzaamheden moet zijn voorafgegaan.
4.3.5. Nu, zoals bij pleidooi toegelicht door Nuon (zie hiervoor, onder 4.1), bij een reguliere korte onderhoudsstop als de onderhavige de veerpakketten niet worden gecontroleerd, kan de omstandigheid dat het probleem met de veiligheden / veerpakketten zich enige tijd vóór de onderhoudsstop had geopenbaard, niet worden beschouwd als slechts een toevallige omstandigheid die niet in het nadeel van Nuon zou mogen uitpakken.
Het gaat er om dat de onderhavige werkzaamheden, voortvloeiende uit de vervanging van de veerpakketten, niet (toch) zouden zijn uitgevoerd bij de (reeds eerder geplande) korte stop indien het probleem met de veerpakketten zich niet voordien had geopenbaard. Deze werkzaamheden hoefden verzekeraars dan ook niet te verwachten in het kader van de korte onderhoudsstop.
4.3.6. Het voorgaande wordt niet anders door hetgeen Nuon stelt omtrent het schadeverleden van "Eenheid 24". Volgens Nuon blijkt daaruit dat alle werkzaamheden die worden verricht gedurende een onderhoudsstop, onder de dekking vallen (dagvaarding, onder 3.2.5, 3.2.8 en 3.2.9; repliek, onder 3.7). Verder stelt Nuon dat de premieberekening plaatsvond op basis van een jaarlijks door Nuon gegeven overzicht van de daadwerkelijk met alle onderhoudswerkzaamheden gemoeide kosten, waarna verrekening plaatsvond met de reeds betaalde voorschotpremie, zonder onderscheid te maken tussen verschillende soorten onderhoudswerkzaamheden (repliek, onder 3.8).
Verzekeraars hebben aangevoerd (dupliek, onder 57 en volgende) dat Nuon deze stellingen niet heeft onderbouwd met een concrete verwijzing naar een schadegeval en dat de opgaven van revisiewerkzaamheden in 1995, 1996 en 1997 opgaven van Nuon betreft waarbij verzekeraars er op konden en mochten vertrouwen dat deze opgaven geschiedden in overeenstemming met de polis(dekking). Voorts hebben verzekeraars er op gewezen dat werkzaamheden die niet automatisch onder de polis waren verzekerd, (desgewenst) separaat ter verzekering konden worden aangemeld.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben verzekeraars hiermee een voldoende gemotiveerde betwisting gegeven van de stelling van Nuon dat uit het schadeverleden kan worden afgeleid dat alle werkzaamheden tijdens een onderhoudsstop onder de dekking vallen. Nuon is bij pleidooi hierop niet (gemotiveerd) ingegaan, hetgeen wel op haar weg heeft gelegen. De stelling van Nuon is dan ook niet voldoende gemotiveerd gehandhaafd en wordt om die reden gepasseerd.
4.3.7. Voor zover Nuon met haar betoog omtrent de premiesystematiek beoogt aan te voeren dat verzekeraars bij de premieberekening steeds zonder onderscheid ook extra werkzaamheden hebben geaccepteerd als verzekerde werkzaamheden, merkt de rechtbank op dat zeer goed denkbaar is dat de naar aanleiding van een geplande controle noodzakelijk gebleken werkzaamheden omvangrijker en/of kostbaarder zijn dan vooraf begroot. Zonder nadere toelichting, die Nuon niet heeft gegeven, valt dan ook niet in te zien dat de premiesystematiek het standpunt van Nuon ondersteunt.
4.3.8. Uit het voorgaande volgt dat de omschrijving van het verzekerde werk aldus moet worden geïnterpreteerd dat de onderhavige werkzaamheden, die tot schade hebben geleid, niet als verzekerd werk kunnen worden aangemerkt.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen bijzondere feiten en omstandigheden gesteld of gebleken op basis waarvan Nuon desondanks aan de omschrijving de door haar bepleite betekenis mocht toekennen, noch feiten en omstandigheden op grond waarvan zij anderszins redelijkerwijs dekking voor de onderhavige werkzaamheden mocht verwachten.
4.3.9. Hieruit volgt dat het dekkingsverweer van verzekeraar slaagt. De op nakoming van de verzekeringsovereenkomst gebaseerde vordering van Nuon is derhalve reeds om deze reden niet toewijsbaar. De desbetreffende stellingen en verweren van partijen kunnen verder onbesproken blijven.
4.4. Nuon heeft voorts aangevoerd dat verzekeraars onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld, althans wanprestatie hebben gepleegd, en dat zij de daardoor geleden schade aan haar dienen te vergoeden. Nuon stelt ter onderbouwing hiervan dat verzekeraars aanvankelijk geen dekkingsvoorbehoud maakten, zich daarna alleen beriepen op de stelling dat de werkzaamheden niet waren verricht in het kader van een A, B of C-inspectie en nog later weer nieuwe verweren voerden (externe aanleiding / eigen gebrek in de vorm van softwarefouten).
Uit het voorgaande blijkt dat het verweer dat geen sprake is van een verzekerd voorval slaagt. Dit verweer hebben verzekeraars steeds genoemd als grond voor afwijzing van de schadeclaim van Nuon. Daaraan doet niet af dat de motivering dienaangaande in de loop van het debat is gewijzigd of aangevuld. Het gaat erom dat Nuon heeft kunnen begrijpen welke feitelijke omstandigheden in relatie tot een bepaald aspect van de verzekeringsovereenkomst in de visie van verzekeraars aan schade-uitkering in de weg staat.
De vraag of c.q. in hoeverre het verzekeraars in deze procedure heeft vrijgestaan ook andere verweren te voeren kan reeds om deze redenen onbesproken blijven.
De omstandigheid dat verzekeraars nog geen dekkingsvoorbehoud hadden gemaakt op het moment dat de door verzekeraars ingeschakelde expert in oktober 2004 rapporteerde, leidt evenmin tot consequenties in deze procedure. De omstandigheid dat de expert in zijn rapportage geen melding heeft gemaakt van een dekkingsvoorbehoud, kan niet op één lijn worden gesteld met het ontbreken van een dekkingsvoorbehoud zijdens verzekeraars op het moment dat zij reageren op een verzoek tot schade-uitkering van de verzekerde.
Hetgeen Nuon heeft aangevoerd kan, gelet op het voorgaande, niet de conclusie dragen dat verzekeraars jegens haar onrechtmatig hebben gehandeld of wanprestatie hebben gepleegd.
4.5. De rechtbank concludeert dat de vordering van Nuon dient te worden afgewezen.
4.6. Nuon dient als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten te dragen. Het aan verzekeraars te vergoeden advocatensalaris wordt forfaitair begroot op basis van de zogenoemde Liquidatietarieven (tariefgroep VIII).
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af;
5.2. veroordeelt Nuon in de proceskosten, aan de zijde van verzekeraars tot op heden begroot op € 4.938,= wegens vast recht en € 12.844,= wegens advocatensalaris;
5.3. verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans, mr. C. Bouwman en mr. Th. Veling en is in het openbaar uitgesproken op 1 september 2010.?
[1694 / 1729 / 1980]