ECLI:NL:RBROT:2010:BO7257

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
338794 / HA ZA 09-2592
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming woonruimte en bepaling termijn ex art. 557a Rv

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 november 2010 uitspraak gedaan in een ontruimingskwestie tussen de stichting Woonstad Rotterdam en de gedaagde, aangeduid als [persoon 1]. De procedure heeft enige tijd op de parkeerrol gestaan vanwege een wrakingsverzoek van de advocaat van [persoon 1], dat op 3 augustus 2010 door de wrakingskamer is afgewezen. De rechtbank heeft eerder in een tussenvonnis van 10 maart 2010 de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van de woning, maar de uitvoering van deze veroordeling is opgeschort totdat de rechtbank een termijn zou bepalen op basis van artikel 557a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

De gedaagde heeft in zijn akte verzocht om geen ontruimingstermijn te bepalen, omdat hij van mening is dat er geen noodzaak voor ontruiming is. Hij heeft benadrukt dat het behoud van zijn woonruimte van essentieel belang is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de belangen van Woonstad bij ontruiming en de belangen van [persoon 1] bij het behoud van zijn woonruimte al eerder zijn afgewogen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om een termijn van zeven dagen te bepalen waarbinnen de veroordeling tot ontruiming niet ten uitvoer kan worden gelegd. Dit betekent dat [persoon 1] zeven dagen de tijd heeft om de woning te verlaten. De rechtbank heeft ook het salaris van de advocaat van Woonstad vastgesteld en verklaard dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is. De uitspraak is gedaan door mr. Th. Veling en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 338794 / HA ZA 09-2592
Uitspraak: 24 november 2010
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de stichting STICHTING WOONSTAD ROTTERDAM,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. R. Kokke,
- tegen -
[gedaagden],
gedaagden,
van wie verschenen is
[persoon 1],
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. E.Th. Hummels.
Eiseres blijft aangeduid als “Woonstad”. De verschenen gedaagde blijft aangeduid als “[persoon 1]”.
1 Het verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 10 maart 2010 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- brief van de gemeente Rotterdam aan de rechtbank d.d. 13 juli 2010;
- akte aan de zijde van [persoon 1];
- antwoordakte.
1.2 De procedure heeft enige tijd op de parkeerrol gestaan in verband met een door de advocaat van [persoon 1] ingediend wrakingsverzoek. Bij beschikking van 3 augustus 2010 heeft de wrakingskamer van deze rechtbank het verzoek afgewezen.
2 De verdere beoordeling
2.1 Bij bovengenoemd tussenvonnis heeft de rechtbank gedaagden, onder wie [persoon 1], onder meer veroordeeld de aan Woonstad in eigendom toebehorende woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: het pand) binnen drie dagen na betekening van dat vonnis, met alle personen en/of roerende zaken die zich van hunnentwege in het pand bevinden, te ontruimen en te verlaten. Voorts heeft de rechtbank bepaald dat deze veroordeling tot ontruiming van het pand niet ten uitvoer gelegd kan worden tot de rechtbank over het al dan niet bepalen van een termijn als bedoeld in artikel 557a lid 1 Rv heeft beslist. In verband daarmee heeft de rechtbank het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam bevolen de rechtbank te voorzien van inlichtingen die van belang kunnen zijn voor de bepaling van een termijn gedurende welke het gegeven bevel tot ontruiming niet ten uitvoer kan worden gelegd, een en ander als bedoeld in artikel 557a lid 2 Rv.
2.2 Bij de onder 1.1 bedoelde brief van 13 juli 2010 heeft de gemeente laten weten dat haar geen feiten of omstandigheden bekend zijn die van belang kunnen zijn voor de bepaling van de hier bedoelde termijn.
2.3 Bij akte heeft [persoon 1] op deze brief gereageerd. Hij heeft verzocht geen ontruimingstermijn te bepalen, nu volgens hem van enige noodzaak daartoe niet is gebleken. Voorts heeft hij gewezen op de omstandigheid dat het hier gaat om een uiterst wezenlijk belang, namelijk het hebben van een dak boven zijn hoofd. Bij antwoordakte heeft Woonstad op het betoog van [persoon 1] gereageerd.
2.4 Voorop gesteld moet worden dat de rechtbank [persoon 1] al bij tussenvonnis heeft veroordeeld het pand te ontruimen en ontruimd te houden. Aan dat oordeel is een afweging van de belangen van Woonstad (bij ontruiming) en van [persoon 1] (bij handhaving van zijn woonruimte) vooraf gegaan. De bij akte (opnieuw) aangevoerde omstandigheid dat [persoon 1] belang heeft bij behoud van een dak boven zijn hoofd kan dus in dit stadium van de procedure geen rol meer spelen. Het gaat nu nog uitsluitend om het al dan niet bepalen van een termijn gedurende welke de veroordeling tot ontruiming niet ten uitvoer kan worden gelegd.
2.5 Honorering van het verzoek van [persoon 1] om geen ontruimingstermijn te bepalen (omdat van enige noodzaak daartoe niet is gebleken) leidt er strikt genomen toe dat de veroordeling tot ontruiming direct ten uitvoer gelegd kan worden. Dat zal [persoon 1] niet hebben bedoeld. Aangenomen dat hij heeft bedoeld te betogen dat hij in het geheel niet tot ontruiming zou moeten worden veroordeeld, geldt dat ook dat betoog een gepasseerd station is.
2.6 Uit de door het college van burgemeester en wethouders gegeven inlichtingen blijkt niet van enige omstandigheid die zou moeten leiden tot het bepalen van een termijn als bedoeld in artikel 557a Rv. Nu het gaat om de woonruimte van [persoon 1] en van spoedeisend belang van Woonstad niet is gebleken (zie 5.12 van het tussenvonnis), ziet de rechtbank niettemin aanleiding een termijn als bedoeld in artikel 557a Rv te bepalen. Die termijn zal echter beperkt worden tot een week. [persoon 1] weet immers al sinds het tussenvonnis dat hij tot ontruiming is veroordeeld. Voor zover hij de maanden nadien niet heeft gebruikt om andere woonruimte te zoeken (waartoe hij mogelijkheden heeft, zie 5.7 van het tussenvonnis), komt dat voor zijn risico.
2.7 Bij tussenvonnis heeft de rechtbank gedaagden, onder wie [persoon 1], al veroordeeld in de proceskosten. Het vervolg van de procedure sinds dat vonnis geeft aanleiding het in dat kader begrote bedrag voor het advocatensalaris aan te vullen met € 226,= (een half punt vermenigvuldigd met het toepasselijke tarief).
3 De beslissing
De rechtbank,
bepaalt dat de in het vonnis van deze rechtbank d.d. 10 maart 2010 gegeven veroordeling tot ontruiming van het pand gedurende zeven dagen na heden niet ten uitvoer kan worden gelegd;
begroot het salaris voor de advocaat van Woonstad, tot vergoeding waarvan zij die verblijven in het pand, onder wie [persoon 1], bij voormeld vonnis zijn veroordeeld, in plaats van het in voormeld vonnis genoemde bedrag tot aan deze uitspraak op € 1.130,=;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling.
Uitgesproken in het openbaar.
1980/548