ECLI:NL:RBROT:2010:BO7257
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontruiming woonruimte en bepaling termijn ex art. 557a Rv
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 november 2010 uitspraak gedaan in een ontruimingskwestie tussen de stichting Woonstad Rotterdam en de gedaagde, aangeduid als [persoon 1]. De procedure heeft enige tijd op de parkeerrol gestaan vanwege een wrakingsverzoek van de advocaat van [persoon 1], dat op 3 augustus 2010 door de wrakingskamer is afgewezen. De rechtbank heeft eerder in een tussenvonnis van 10 maart 2010 de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van de woning, maar de uitvoering van deze veroordeling is opgeschort totdat de rechtbank een termijn zou bepalen op basis van artikel 557a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
De gedaagde heeft in zijn akte verzocht om geen ontruimingstermijn te bepalen, omdat hij van mening is dat er geen noodzaak voor ontruiming is. Hij heeft benadrukt dat het behoud van zijn woonruimte van essentieel belang is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de belangen van Woonstad bij ontruiming en de belangen van [persoon 1] bij het behoud van zijn woonruimte al eerder zijn afgewogen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om een termijn van zeven dagen te bepalen waarbinnen de veroordeling tot ontruiming niet ten uitvoer kan worden gelegd. Dit betekent dat [persoon 1] zeven dagen de tijd heeft om de woning te verlaten. De rechtbank heeft ook het salaris van de advocaat van Woonstad vastgesteld en verklaard dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is. De uitspraak is gedaan door mr. Th. Veling en is openbaar uitgesproken.