ECLI:NL:RBROT:2010:BO6465

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1036566
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtszaak over nabestaandenpensioen en informatieverstrekking door pensioenfonds

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiser, die deelnemer is aan de pensioenregeling van SBL, een vordering ingesteld met betrekking tot zijn recht op nabestaandenpensioen. Eiser heeft altijd tijdig en correct informatie verstrekt aan SBL, inclusief het overlijden van zijn ex-echtgenote in 2000. Hij heeft jarenlang pensioenoverzichten ontvangen waarin het nabestaandenpensioen werd vermeld, maar waarin ook stond dat aan die overzichten geen rechten konden worden ontleend. Eiser heeft zich gebaseerd op deze overzichten en meent dat hij recht heeft op een volledig nabestaandenpensioen voor zijn huidige echtgenote, dat hij in de loop der jaren heeft opgebouwd. SBL heeft echter het nabestaandenpensioen verlaagd, wat eiser in financiële problemen brengt. De kantonrechter heeft in deze tussenvonnis bepaald dat er een comparitie van partijen moet plaatsvinden om verdere inlichtingen te verkrijgen over de gesprekken tussen eiser en SBL, de gezondheidssituatie van eiser, en de relevante informatie die door SBL is verstrekt. De zaak is complex, gezien de betrokkenheid van de pensioenwetgeving en de gevolgen van de informatieverstrekking door SBL. De rechter heeft de partijen opgeroepen om op een bepaalde datum te verschijnen en heeft verdere beslissingen aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Rotterdam
vonnis
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser bij exploot van dagvaarding van 28 september 2009,
gemachtigde: mr. B.F.M. Evers te Tilburg,
tegen
de stichting
Stichting Beroepspensioenfonds Loodsen,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E. Lutjens te Amsterdam.
De partijen zullen hierna worden aangeduid als ‘[eiser]’ en ‘SBL’.
1. Het verloop van het proces
[eiser] heeft SBL doen dagvaarden voor deze rechtbank. SBL heeft hierna een conclusie van antwoord genomen. Vervolgens heeft [eiser] een conclusie van repliek genomen. Tot slot heeft SBL een conclusie van dupliek genomen. Hierna is vonnis bepaald.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1. [eiser] is vanaf 1 september 1988 deelnemer aan de pensioenregeling van SBL.
2.2. [eiser] is in 1993 van tafel en bed gescheiden van zijn eerste echtgenote, mevrouw [eerste echtgenote]. De formele inschrijving van de echtscheiding heeft op 17 januari 1996 plaatsgevonden. SBL is door middel van het toezenden van het echtscheidingsconvenant hiervan op de hoogte gesteld.
2.3. [eiser] is sinds 7 november 1996 gehuwd met mevrouw [tweede echtgenote].
2.4. In 2000 is de ex-echtgenote van [eiser], mevrouw [eerste echtgenote], overleden. [eiser] heeft dit op 7 maart 2000 doorgegeven aan SBL. Hij heeft SBL voorts verzocht dit gegeven in haar administratie te verwerken.
2.5. [eiser] ontvangt jaarlijks een pensioenoverzicht van SBL. Op dit overzicht wordt de hoogte van het ouderdomspensioen, het nabestaandenpensioen, wezenpensioen en invaliditeitspensioen genoemd. Vanaf 2003 staat op deze pensioenoverzichten telkens vermeld dat aan het pensioenoverzicht geen rechten kunnen worden ontleend
2.6. Als gevolg van de inwerkingtreding van de Pensioenwet per 1 januari 2007 is het zogenaamde Uniform Pensioenoverzicht (UPO) ingevoerd.
2.7. [eiser] heeft een UPO 2008 ontvangen. Hierin staat onder meer:
(…)
Bij overlijden vóór uw pensioendatum
Uw partner ontvangt
vanaf uw overlijden tot zijn/haar 65-jarige leeftijd € 39.498,-
vanaf zijn/haar 65-jarige leeftijd zolang hij/zij leeft € 25.860,- excl. AOW
(…)
2.8. [eiser] heeft een brief van SBL d.d. 21 oktober 2008 ontvangen. Hierin staat onder meer:
Uw huwelijk met mevrouw [eerste echtgenote] is blijkens door ons ontvangen bescheiden ontbonden en op 17-01-1996 ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand.
Op grond van het bepaalde in artikel 11, lid 4 van het pensioenstatuut 1988 hebben wij de aanspraak op bijzonder partnerpensioen vastgesteld op € 11.806,-
Aangezien uw ex-partner reeds is overleden zal deze aanspraak niet tot uitkering kunnen komen, maar valt deswege toe aan SBL.
Voor de hoogte van het partnerpensioen voor uw huidige partner, mevrouw [tweede echtgenote], verwijzen wij naar uw UPO 2008. Het partnerpensioen voor uw huidige partner is gelijk aan de bedragen die vermeld zijn bij ‘Uw partner ontvangt’ onder het kopje ‘Bij overlijden’ onder vermindering van bovengenoemd bijzonder partner pensioen.
2.9 [eiser] heeft hierna een UPO 2009 ontvangen. Hierin staat onder meer:
(…)
Bij overlijden vóór uw pensioendatum
Uw partner ontvangt
vanaf uw overlijden tot zijn/haar 65-jarige leeftijd € 27.692,-
vanaf zijn/haar 65-jarige leeftijd zolang hij/zij leeft € 14.054,- excl. AOW
(…)
3. De vordering
3.1. [eiser] heeft primair gevorderd dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht verklaart dat [eiser] recht heeft op een volledig nabestaandenpensioen, waarbij zijn huidige echtgenote begunstigde is, welk nabestaandenpensioen bij overlijden voor de pensioendatum € 39.498,- bruto per jaar en bij overlijden na de pensioendatum € 25.860,- bedraagt, hierbij rekening houdend met eventuele indexering door het pensioenfonds van dit bedrag;
2. SBL veroordeelt dit nabestaandenpensioen aan [eiser] toe te kennen, onder aanlevering van een bevestiging van deze herstelde pensioenrechten in aanvulling op het UPO 2009;
3. SBL veroordeelt tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten op grond van het rapport Voorwerk en rente, onder verbeurte van een dwangsom van € 2.000,- per dag voor elke dag dat SBL in gebreke zal blijven aan deze veroordeling binnen zes weken na het in deze te wijzen vonnis te voldoen, waarbij een gedeelte van een dag voor een hele dag zal gelden;
4. SBL veroordeelt tot volledige vergoeding van de door [eiser] noodzakelijk gemaakte kosten van juridische bijstand, welke tot op dit moment hebben belopen een bedrag van € 10.353,- inclusief BTW, althans een zodanig bedrag welke de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren, althans een voorschot daarop;
5. SBL veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2. Subsidiair vordert [eiser] dat de kantonrechter bij vonnis:
6. voor recht verklaart dat SBL door haar jarenlange informatieverstrekking een gerechtvaardigd vertrouwen bij [eiser] heeft opgewekt dat hij in aanmerking komt voor een volledig nabestaandenpensioen dat toekomt aan zijn huidige echtgenote;
7. SBL veroordeelt tot een in goede justitie te bepalen financiële compensatie, in aanmerking nemend de immateriële schade die [eiser] als gevolg van het verlagen van zijn nabestaandenpensioen heeft geleden, zodat hij per saldo komt te verkeren in de situatie waarin hij zou hebben verkeerd als SBL wel tot toekenning van een volledig nabestaandenpensioen zou zijn overgegaan, welke compensatie c.q. vergoeding door SBL binnen zes weken na het in deze te wijzen vonnis dient te worden voldaan, onder verbeurte van een dwangsom van € 2.000,- per dag voor elke dag dat SBL in gebreke zal blijven aan deze veroordeling binnen zes weken na het in deze te wijzen vonnis te voldoen, waarbij een gedeelte van een dag voor een hele dag zal gelden;
8. SBL veroordeelt tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten op grond van het rapport Voorwerk en rente, onder verbeurte van een dwangsom van € 2.000,- per dag voor elke dag dat SBL in gebreke zal blijven aan deze veroordeling binnen zes weken na het in deze te wijzen vonnis te voldoen, waarbij een gedeelte van een dag voor een hele dag zal gelden;
9. SBL veroordeelt tot volledige vergoeding van de door [eiser] noodzakelijk gemaakte kosten van juridische bijstand, welke tot op dit moment hebben belopen een bedrag van € 10.353,- inclusief BTW, althans een zodanig bedrag welke de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren, althans een voorschot daarop;
10. SBL veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.3. Aan zijn vordering legt [eiser] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat hij SBL altijd tijdig en juist heeft geïnformeerd over zijn persoonlijke omstandigheden, zo ook over het overlijden van zijn ex-echtgenote in 2000. [eiser] wist dat zijn ex-echtgenote bij de echtscheiding pensioenrechten toebedeeld had gekregen, maar SBL heeft hem nooit heeft geïnformeerd over het feit dat de aan zijn ex-echtgenote toegekende nabestaandenpensioenrechten na haar overlijden niet zouden aanwassen bij de pensioenrechten van zijn huidige echtgenote. Hij kon en hoefde dit ook niet zelf te begrijpen uit de relevante pensioenwetgeving. [eiser] is steeds uitgegaan van de juistheid van de aan hem sinds 2000 verstrekte pensioenoverzichten, meer specifiek van de daarin opgenomen post ‘nabestaandenpensioen’. Pas in het UPO van 2009 heeft SBL het nabestaandenpensioen verminderd met € 11.806,-, zijnde het deel van de pensioenrechten dat aan zijn ex-echtgenote toekwam.
[eiser] en zijn huidige echtgenote hebben hun financiële positie vanaf 2000 bepaald op grond van de door SBL verstrekte opgaven. Nu SBL het pensioenfonds het nabestaandenpensioen heeft verlaagd, brengt dit grote financiële problemen met zich indien [eiser] voor zijn echtgenote komt te overlijden. Bovendien is aan [eiser] door het handelen van SBL de mogelijkheid ontnomen om maatregelen voor een aanvullende voorziening te treffen voor het geval hij voor zijn echtgenote mocht komen te overlijden, mede in aanmerking genomen zijn huidige leeftijd en gezondheidstoestand.
4. Het verweer
SBL voert gemotiveerd verweer en legt hieraan ten grondslag - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - dat uit de relevante pensioenwetgeving volgt dat aan ex-echtgenoten toebedeelde nabestaandenpensioenrechten nimmer aanwassen bij de nabestaandenpensioenrechten van de huidige partner. Voorts stelt zij dat zij [eiser] nooit onjuist heeft geïnformeerd en dat de door [eiser] gestelde schade ook onvoldoende wordt gespecificeerd. Ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en advocaatkosten zijn volgens SBL onvoldoende toegelicht en moeten daarom worden afgewezen.
5. De beoordeling van de vordering
5.1. Het komt de kantonrechter raadzaam om, alvorens verdere beslissingen te nemen, eerst een comparitie van partijen te bepalen. De partijen kunnen de kantonrechter dan feitelijke inlichtingen verschaffen, bijvoorbeeld over hetgeen [eiser] met SBL heeft besproken in de periode van zijn echtscheiding in 1996 en in 2003 aan de vooravond van zijn arbeidsongeschiktheid en over de brief van SBL aan [eiser] van 21 oktober 2008. Voorts wil de kantonrechter graag nader geïnformeerd worden over de huidige gezondheidssituatie van [eiser], één en ander in verband met de gestelde schade. Gesproken kan voorts worden over de bevoegdheid van de kantonrechter, bewijslastverdeling en (eventuele) bewijsopdrachten. Ook kan dan wellicht een schikking tussen partijen worden beproefd. Partijen worden voorts in de gelegenheid gesteld om stukken in te dienen waarop zij zich tijdens de comparitie van partijen willen beroepen.
5.2. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
6. De beslissing
De kantonrechter:
bepaalt dat de partijen, [eiser] in persoon en SBL behoorlijk vertegenwoordigd door iemand die op de hoogte is van de feitelijk gang van zaken rond de gesprekken tussen [eiser] en SBL, en desgewenst met hun gemachtigde(n) op donderdag 22 april 2010 om 15.30 uur zullen verschijnen in het gerechtsgebouw te Rotterdam, (rode) gebouw B, Wilhelminaplein 100, ter zitting van de kantonrechter en alle voornoemde stukken uiterlijk zeven werkdagen voor de zitting aan de kantonrechter en de wederpartij dienen te zenden,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.M. de Winkel en uitgesproken ter openbare terechtzitting.