ECLI:NL:RBROT:2010:BO5189

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
344590 / HA ZA 09-3626
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onverschuldigde betaling door levering van te veel aandelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 november 2010 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen ABN AMRO BANK N.V. en een gedaagde in conventie. De zaak betreft een vordering van de Bank tot teruglevering van 1137 effecten van het Market Neutral Fund - A - die abusievelijk aan de gedaagde zijn overgedragen. De Bank stelt dat er een administratieve vergissing heeft plaatsgevonden, waarbij te veel effecten zijn overgeboekt naar de effectenrekening van de gedaagde bij de Rabobank. De gedaagde betwist de vordering en stelt dat de effecten op haar naam stonden en dus haar eigendom waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Bank 2474 effecten MNFA heeft overgeboekt naar de effectenrekening van de gedaagde, terwijl de gedaagde slechts 1337 effecten MNFA in haar bezit had. De rechtbank oordeelt dat de Bank gerechtigd is om de 1137 effecten terug te vorderen op grond van onverschuldigde betaling. De gedaagde wordt veroordeeld tot teruglevering van deze effecten binnen een week na betekening van het vonnis, met een dwangsom van € 3000 per dag voor elke dag dat zij in gebreke blijft.

In reconventie heeft de gedaagde de Bank aangesproken op haar zorgplicht als vermogensbeheerder, maar deze vordering is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de Bank voldoende informatie heeft verstrekt en dat de gedaagde niet heeft aangetoond dat de Bank onzorgvuldig heeft gehandeld. De gedaagde wordt ook in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 344590 / HA ZA 09-3626
Vonnis van 17 november 2010
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V., als rechtsopvolger krachtens fusie van FORTIS BANK (NEDERLAND) N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. K. el Ayoubi,
- tegen -
[gedaagde in conventie],
wonende te Schiedam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. L.C. Baars.
Partijen worden hierna aangeduid als: de Bank en [gedaagde in conventie].
1 De procedure
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding d.d. 8 december 2009;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie;
- het tussenvonnis d.d. 27 januari 2010, waarin een comparitie van partijen is gelast;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 27 april 2010;
- de brief d.d. 10 mei 2010 van mr. Baars en de brief d.d. 12 mei 2010 van mr. El Ayoubi;
- de brief d.d. 25 mei 2010 van deze rechtbank, met daarin onder meer een bevel ex artikel 22 Rv aan [gedaagde in conventie];
- het tussenvonnis d.d. 2 juni 2010, waarin een comparitie van partijen is gelast;
- de brief d.d. 18 oktober 2010 van mr. Baars en de brief d.d. 19 oktober 2010 van mr. El Ayoubi;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 2 november 2010.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.1 (Een rechtsvoorganger van) de Bank en [gedaagde in conventie] hebben op 29 november 2002 een overeenkomst van effecten¬dienstverlening gesloten. Op basis van deze overeenkomst trad de Bank onder meer op als vermogensbeheerder van [gedaagde in conventie].
2.2 Bij brief van 11 januari 2006 heeft [gedaagde in conventie] aan de Bank bericht dat zij heeft besloten over te stappen naar de Rabobank en heeft zij de Bank verzocht haar gehele vermogen, bestaande uit zowel contanten als effecten, over te hevelen naar een rekening bij de Rabobank. Het gehele effectenpakket van [gedaagde in conventie] bij de Bank diende te worden overgeboekt op de door [gedaagde in conventie] geopende effectenrekening bij de Rabobank met rekeningnummer 29.028.337.
2.3 Bij brieven van 17 oktober 2007 en 29 november 2007 heeft de Bank aan [gedaagde in conventie] bericht dat zij in januari 2006 abusievelijk 1137 effecten van het Market Neutral Fund - A - (hierna: effecten MNFA) naar de rekening van [gedaagde in conventie] bij de Rabobank had overgeboekt en verzocht om 1137 effecten MNFA terug te leveren.
2.4 Bij aangetekende brief van 23 juni 2009 heeft de advocaat van de Bank [gedaagde in conventie] gesommeerd om de abusievelijk geleverde effecten terug te leveren.
3 De geschillen in conventie en reconventie
3.1 De Bank vordert in conventie samengevat - veroordeling van [gedaagde in conventie] tot (terug) levering van 1137 effecten MNFA aan de Bank, op straffe van een dwangsom van € 5000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde in conventie] hiermee in gebreke blijft, met veroor¬deling van [gedaagde in conventie] in de kosten van het geding, vermeerderd met de wettelijke rente. Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft de Bank - kort gezegd - aan haar vordering het volgende ten grondslag gelegd. Nadat [gedaagde in conventie] opdracht had gegeven om al haar effecten over te dragen naar de effectenrekening van [gedaagde in conventie] bij de Rabobank, heeft de Bank op 26 januari 2006 1137 effecten MNFA overgeboekt en op 31 juli 2006 1337 effecten MNFA. Dit is een administratieve vergissing. [gedaagde in conventie] had op haar rekening bij de Bank 1337 effecten MNFA en er zijn dus 1137 effecten MNFA te veel overgedragen. De Bank baseert haar vordering primair op onverschuldigde betaling en subsidiair op ongerechtvaardigde verrijking van [gedaagde in conventie].
3.2 Het verweer van [gedaagde in conventie] strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van de Bank in de kosten van het geding. [gedaagde in conventie] heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Zij betwist dat er 1137 effecten MNFA ten onrechte zijn overgedragen. Uit het feit dat de 1137 effecten MNFA zijn overgeheveld op de rekening van [gedaagde in conventie] bij de Rabobank blijkt dat deze effecten op naam stonden van [gedaagde in conventie] en aldus tot haar vermogen behoorden. De Bank heeft bovendien [gedaagde in conventie] onvoldoende informatie verschaft.
3.3 [gedaagde in conventie] vordert in reconventie veroordeling van de Bank tot het afleggen van rekening en verant¬woording over de wijze waarop zij de door [gedaagde in conventie] aan haar verstrekte opdracht tot zorgvuldig vermogensbeheer heeft uitgevoerd, alsmede aan [gedaagde in conventie] inzicht te geven in de door haar gevoerde administratie, een en ander binnen 30 dagen na het te wijzen vonnis en met veroordeling van de Bank in de proceskosten. [gedaagde in conventie] voert daartoe aan dat de Bank haar taken als vermogensbeheerder niet naar behoren heeft uitgevoerd. In het bijzonder verwijt zij de Bank dat deze geen zorgvuldige administratie heeft bijgehouden.
3.4 Het verweer van de Bank strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van [gedaagde in conventie] in de kosten van het geding. De Bank heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Er is geen sprake geweest van onzorg¬vuldig vermogens¬beheer. De Bank heeft [gedaagde in conventie] – conform de gesloten overeenkomst - telkens voorzien van de effectennota’s en rekeningoverzichten met betrekking tot alle voor [gedaagde in conventie] verrichte transacties. Bij iedere mutatie op de effectenrekening is een bij die mutatie behorende nota naar [gedaagde in conventie] gestuurd. Tevens heeft de Bank jaarlijkse inkomens- en positieoverzichten naar [gedaagde in conventie] gestuurd. De Bank stelt zich op het standpunt dat zij zodoende het vermogensbeheer zorgvuldig heeft uitgevoerd en dat zij [gedaagde in conventie] naar behoren heeft geïnformeerd over het uitgevoerde vermogensbeheer. Bovendien heeft [gedaagde in conventie] nooit enige bezwaren geuit tegen de Bank over het gevoerde vermogensbeheer.
4 De beoordeling
in conventie
4.1 De kern van de zaak betreft de beantwoording van de vraag of de Bank meer effecten MNFA heeft overgeboekt naar de effectenrekening van [gedaagde in conventie] bij de Rabobank dan het aantal effecten MNFA dat [gedaagde in conventie] had op haar effectenrekening bij de Bank. De Bank stelt kort gezegd dat [gedaagde in conventie] 1337 effecten MNFA had en dat de Bank (1137 + 1337 =) 2474 effecten MNFA heeft overgedragen, dus 1137 effecten MNFA te veel. [gedaagde in conventie] betwist dit, grotendeels bij gebrek aan wetenschap.
4.2 De eerste vraag die beantwoord moet worden is het aantal effecten dat de Bank heeft overgedragen naar de effectenrekening van [gedaagde in conventie] bij de Rabobank.
4.2.1. [gedaagde in conventie] heeft erkend dat de Bank 1137 effecten MNFA heeft overgeboekt naar haar rekening bij de Rabobank, maar betwist bij gebrek aan wetenschap dat er daarnaast 1337 effecten MNFA zijn overgeboekt. Het gaat dus nog om de vraag of ook de door de bank gestelde overdracht van 1337 effecten MNFA heeft plaatsgevonden.
4.2.2. De Bank heeft ter onderbouwing van haar stellingen de navolgende stukken in het geding gebracht:
a. een fax d.d. 24 januari 2006 waarin de Bank aan de Rabobank aankondigt dat zij op rekening 29.02.83.37 ten name van [gedaagde in conventie] 1337 effecten MNFA zal leveren (productie 2 bij dagvaarding);
b. een overboekingsbevestiging voor een overboeking van 1337 effecten MNFA van de rekening van [gedaagde in conventie] bij de Bank naar de Rabobank, welke overdracht volgens de bevestiging op 31 juli 2006 is geëffectueerd (productie 4 bij dagvaarding);
c. e-mails tussen de Bank en [X], naar de Bank onbetwist stelt: de bewaarder van effecten aan de zijde van de Rabobank (producties bij de brief van mr. El Ayoubi d.d. 19 oktober 2010). Kort gezegd en voor zover thans relevant laten de overgelegde e-mails zich als volgt samenvatten:
- Op 30 juli 2007 schrijft de Bank aan [X] dat zij 1137 aandelen tekort komt en dat de Bank alleen een levering van 1337 aandelen aan [gedaagde in conventie] kan vinden. [X] antwoordt op 31 juli 2007 dat deze post slechts eenmaal is ontvangen en op rekening van de klant geboekt is.
- Op 2 augustus 2007 bericht de Bank aan [X] dat er waarschijnlijk 1337 en 1137 stuks zijn geleverd aan dezelfde klant en wordt [X] verzocht om dit te controleren. Bij email d.d. 8 augustus 2007 bevestigt [X] dat zij 1137 en 1337 stuks voor een en dezelfde klant heeft ontvangen.
- De Bank bericht vervolgens aan [X] dat er slechts 1337 stuks geleverd hadden moeten worden en verzoekt om de aandelen terug te vragen bij de klant (email d.d. 14 augustus 2007). [X] reageert op 31 augustus 2007 met de mededeling dat zij nog bezig zijn om akkoord te krijgen van (de adviseur van) de klant.
Blijkens de ‘subject-lijn’ van de e-mails gaat het om effecten MNFA.
4.2.3. [gedaagde in conventie] heeft ten aanzien van de e-mails tussen de Bank en [X] aangevoerd dat dit onrechtmatig verkregen bewijs betreft en dat deze e-mails daarom buiten beschouwing moeten worden gelaten. Dit betoog faalt. In de correspondentie worden - kort gezegd - vragen gesteld en antwoorden gegeven over het aantal effecten dat is ontvangen ten behoeve van de effectenrekening van [gedaagde in conventie] bij de Rabobank, dit met het doel vast te stellen of er te veel effecten zijn overgedragen en dit vervolgens ongedaan te maken. Zonder nadere toelichting - die ontbreekt - valt niet in te zien dat een van de betrokken banken hiermee inbreuk maakt op enig bankgeheim naar Nederlands recht of naar het recht van enig ander betrokken land. Als dit al anders zou zijn, dan geldt naar vaste jurisprudentie dat de enkele omstandig¬heid dat een bewijsstuk langs onrechtmatige weg in het bezit van een partij is gekomen, niet zonder meer er toe leidt dat die partij dat stuk niet in een procedure als bewijs¬middel mag gebruiken. Hiervoor zijn bijkomende omstandigheden vereist, waarbij met name moet worden gedacht aan schending van een fundamenteel procesrechtelijk beginsel dan wel andere fundamentele belangen die maken dat het belang van de waarheidsvinding dient te wijken. Hierbij komt het aan op een afweging van de betrokken belangen. [gedaagde in conventie] heeft geen concrete belangen gesteld die zwaarder wegen dan het belang van de waarheidsvinding. Haar privacy is niet reëel in geding en voor zover haar belang er in gelegen zou zijn de rechtbank te kunnen onthouden wat het standpunt van de Rabobank is over het aantal ontvangen aandelen, is dit geen rechtens te respecteren belang (zie hierna onder 4.2.4).
4.2.4. Voor het overige heeft [gedaagde in conventie] over de ontvangen effecten gesteld dat zij bij gebrek aan wetenschap betwist dat de 1337 effecten MNFA overgeboekt zijn naar haar effectenrekening bij de Rabobank. De rechtbank gaat aan deze betwisting voorbij. Weliswaar stelt [gedaagde in conventie] dat zij een onderzoek heeft ingesteld naar het aantal ontvangen effecten, maar blijkens haar eigen verklaring op de tweede comparitie zag dit onderzoek alleen op de stukken van de Bank. [gedaagde in conventie] heeft verder tijdens de tweede comparitie verklaard dat zij van de Rabobank af en toe overzichten krijgt ten aanzien van haar effecten¬rekening. Ook als zij deze als gevolg van haar scheiding en verhuizing kwijt zou zijn geraakt - zoals zij stelt - kan [gedaagde in conventie] met een enkel telefoontje of brief naar de Rabobank bewerkstelligen dat zij weet hoeveel effecten zij heeft ontvangen. [gedaagde in conventie] wist ook dat er een probleem met het aantal effecten was. Geconfronteerd met de hiervoor genoemde e-mails heeft zij tijdens de tweede comparitie verklaard dat zij door de Rabobank is gebeld omdat er te veel effecten MNFA zouden zijn overgeboekt en dat zij de Rabobank heeft gezegd dat dit een kwestie was tussen de Bank en [gedaagde in conventie] en dat de Rabobank zich hiermee niet moest bemoeien. Voor het overige heeft zij de e-mails bij gebrek aan wetenschap betwist.
[gedaagde in conventie] heeft nagelaten, ook nadat zij op 22 mei 2010 hiertoe een bevel ex artikel 22 Rv van de rechtbank had gehad, een verklaring van de Rabobank in het geding te brengen met een opgave van het aantal ontvangen effecten. Zij stelt dat een dergelijk bevel niet gegeven had mogen worden. Dit betoog faalt. Het gaat om de vaststelling hoeveel effecten er zijn ontvangen op de rekening van [gedaagde in conventie] bij de Rabobank en de door de rechtbank gevraagde verklaring is noch te verstrekkend noch prematuur. Overigens heeft [gedaagde in conventie] op de tweede comparitie van partijen verklaard dat zij na 22 mei 2010 wederom contact heeft opgenomen met de Rabobank, maar heeft zij dit verbroken nadat haar bleek dat er tussen de Rabobank en de Bank contact was geweest; zij kreeg hiervan ‘een vieze smaak in de mond’.
Kortom, als al aangenomen moet worden dat [gedaagde in conventie] niet weet hoeveel effecten MNFA zij heeft ontvangen - wat niet geloofwaardig voorkomt - dan geldt dat zij bewust hiervan onwetend is gebleven. Dit komt voor haar rekening en risico.
4.2.5. Anders dan [gedaagde in conventie] betoogt wordt het voorgaande niet anders door het feit dat een deel van de door de Bank in het geding gebrachte stukken interne stukken betreft. Het betoog dat zij de e-mail wisseling tussen de Rabobank en de Bank niet kan controleren, stuit af op hetgeen hiervoor is overwogen over de contacten tussen [gedaagde in conventie] en de Rabobank.
4.2.6. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank er vanuit dat de Bank 2474 effecten MNFA heeft overgeboekt naar de effectenrekening van [gedaagde in conventie] bij de Rabobank.
4.3 De vervolgvraag is of de 2474 effecten MNFA eigendom waren van [gedaagde in conventie] of dat zij 1337 effecten MNFA hield, zoals de Bank stelt en [gedaagde in conventie] betwist.
4.3.1. De Bank heeft ter onderbouwing van haar stelling gewezen op een als productie 13 bij de conclusie van antwoord in reconventie overgelegde bevestiging van een opdracht tot de aankoop van 1337 effecten MNFA op 24 november 2003 ten behoeve van [gedaagde in conventie]. De Bank stelt dat dit de enige aanschaf van effecten MNFA was, wat door [gedaagde in conventie] niet onderbouwd en gemotiveerd is betwist. Voorts heeft de Bank gewezen op de als productie 14 en 15 bij de conclusie van antwoord in reconventie overgelegde periodieke fondsenstaten van respectievelijk 27 januari 2004 (productie 14) en 25 januari 2005 (productie 15) van het effectenpakket van [gedaagde in conventie] op haar effectenrekening bij de Bank. Tevens heeft de Bank gewezen op de als productie 16 bij de conclusie van antwoord in reconventie overgelegde effectenverdeling op 1 januari 2006 van het effectenpakket behorende bij de effecten¬rekening van [gedaagde in conventie] bij de Bank.
4.3.2. Uit deze overzichten in hun onderlinge samenhang bezien, blijkt genoegzaam dat in de periode van eind november 2003 tot en met januari 2006 in totaal 1337 effecten MNFA in het effectenpakket van [gedaagde in conventie] bij de Bank zaten. Voorts hebben zowel de Bank als [gedaagde in conventie] ter comparitie verklaard dat er pas tot aankoop van effecten of effecten werd overgegaan na een daartoe strekkende opdracht van [gedaagde in conventie] aan de Bank. [gedaagde in conventie] heeft ter comparitie tevens verklaard dat zij niet denkt dat zij eind december 2005 of begin januari 2006 aan de Bank een opdracht heeft verstrekt tot de aankoop van effecten MNFA. De Bank heeft verklaard dat zij in die periode geen effecten MNFA heeft aangekocht voor [gedaagde in conventie].
4.3.3. Tegen deze achtergrond kon [gedaagde in conventie] niet volstaan met de stelling dat zij niet weet hoeveel effecten MNFA zij hield en met het betoog dat aangenomen moet worden dat de overgedragen aandelen inderdaad van haar zijn omdat het aandelen op naam betreft. De Bank heeft gemotiveerd aangegeven dat de effecten MNFA worden gehouden door (de buitenlandse equivalent van) Necigef, zodat de effecten in de boeken van het onderliggende fonds op naam stonden van het betreffende clearinghouse en dat de Bank bij het clearing¬house een poel van effecten aanhoudt die zij vervolgens in haar administratie toerekent aan haar klanten, waaronder [gedaagde in conventie]. Dat het effecten op naam betreft, brengt dan ook niet met zich mee dat de Bank niet te veel effecten kan laten overboeken. Het betoog van [gedaagde in conventie] dat uit productie 14 bij dagvaarding blijkt dat dergelijke aandelen al in het bezit zijn van [gedaagde in conventie] en dus - zo begrijpt de rechtbank het betoog - überhaupt niet overgeboekt kunnen worden, slaagt niet. Niet alleen berust dit - zoals de Bank terecht heeft aangevoerd - op een verkeerde lezing van productie 14, maar [gedaagde in conventie] gaat er bovendien zonder enige uitleg aan voorbij dat in haar lezing niet alleen de 1337 effecten niet overgedragen hadden kunnen worden, maar dat ook de 1137 effecten niet overgedragen hadden kunnen worden. Dat de 1137 effecten zijn overgedragen is door haar echter erkend.
4.3.4. Gelet op het voorgaande staat als onvoldoende gemotiveerd betwist vast dat [gedaagde in conventie] 1337 effecten MNFA hield bij de Bank.
4.4 De slotsom is dat [gedaagde in conventie] op het moment van opzegging van de overeenkomst met de Bank op 11 januari 2006 in het bezit was van 1337 effecten MNFA. De Bank heeft door in totaal 2474 effecten MNFA aan [gedaagde in conventie] te leveren, een aantal van 1137 effecten MNFA aan [gedaagde in conventie] geleverd zonder rechtsgrond. Op grond van artikel 6:203 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is de Bank aldus gerechtigd om 1137 effecten MNFA terug te vorderen van [gedaagde in conventie]. De daarop gerichte vordering van de Bank zal daarom worden toegewezen.
4.5 De rechtbank gaat voorbij aan het bewijsaanbod van [gedaagde in conventie] nu zij geen voldoende concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld die, indien bewezen, zouden leiden tot een ander oordeel.
4.6 Door de Bank is een dwangsom gevorderd van € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde in conventie] in gebreke blijft om aan haar ongedaanmakingsverplichting - het (terug)leveren van de 1137 effecten MNFA - te voldoen. De vordering zal worden toegewezen, met dien verstande dat de rechtbank aanleiding ziet de dwangsom te matigen tot een bedrag van € 3000,00 per dag met een maximum van € 150.000,00.
4.7 [gedaagde in conventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden tot aan dit vonnis aan de zijde van de Bank begroot op:
4.8 Gelet op het financieel belang van de zaak - de Bank stelt onbetwist dat de effecten MNFA circa € 127.000,00 waard zijn - is voor de vaststelling van het salaris advocaat liquidatie¬tarief V toegepast.
4.9 De door de Bank gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis.
in reconventie
4.10 [gedaagde in conventie] vordert in reconventie veroordeling van de Bank tot het afleggen van rekening en verantwoording en het verstrekken van gegevens waaruit blijkt dat er sprake is geweest van zorgvuldig vermogensbeheer. De rechtbank begrijpt deze reconventionele vordering van [gedaagde in conventie] als een vordering tot het afleggen van rekening en verant¬woording in de zin van artikel 771 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). De belanghebbende kan op grond van deze bepalingen rekening en verant¬woording verlangen van de rekenplichtige.
4.11 In het midden kan blijven of er sprake is geweest van onzorgvuldig vermogensbeheer en/of een onzorgvuldige administratie door de Bank, hetgeen door de Bank gemotiveerd is betwist. De Bank heeft bij dagvaarding en conclusie van antwoord in reconventie diverse bescheiden in het geding gebracht. [gedaagde in conventie] heeft vervolgens op de eerste comparitie van partijen aangegeven dat zij mutatieoverzichten over 2006 wenst te ontvangen, maar dergelijke overzichten zijn door de Bank reeds overgelegd als productie 10. Nu [gedaagde in conventie] overigens niet concreet aangeeft welke bescheiden zij nog meer wenst te ontvangen, terwijl zij bovendien heeft erkend dat zij in ieder geval een deel van de door de Bank overgelegde bescheiden, althans dergelijke bescheiden, inderdaad destijds had ontvangen in de periode dat de Bank het vermogensbeheer voor haar uitvoerde, wordt haar vordering afgewezen.
4.12 Gelet op het voorgaande zal [gedaagde in conventie] in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. Deze kosten worden tot aan dit vonnis aan de zijde van de Bank begroot op:
4.13 De door de Bank gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis.
5 De beslissing
De rechtbank
in conventie
a. veroordeelt [gedaagde in conventie] tot teruglevering van 1137 effecten van het Market Neutral Fund -A- aan de Bank binnen één week na betekening van het onderhavige vonnis,
b. bepaalt dat [gedaagde in conventie] aan de Bank vanaf één week na betekening van het onderhavige vonnis een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat zij nalaat aan de onder a. vermelde veroordeling gevolg te geven, ter hoogte van € 3.000,00 per dag, met dien verstande dat een gedeelte van een dag als een hele dag wordt gerekend, tot een maximum van € 150.000,
c. veroordeelt [gedaagde in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van de Bank tot op heden begroot op € 4.614,31, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
d. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
e. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
f. wijst de vordering af,
g. veroordeelt [gedaagde in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van de Bank tot op heden begroot op € 1.421,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
h. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn
Uitgesproken in het openbaar.
2197/1624/1876