ECLI:NL:RBROT:2010:BO4773

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
351232 / KG ZA 10-276
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot afgifte van stukken door politie in kort geding

In deze zaak vorderde eiser, wonende te Rotterdam, de afgifte van stukken door de Politie Regio Rotterdam-Rijnmond. Dit was noodzakelijk voor een bezwaar dat eiser had ingesteld tegen de oplegging van drie aangiften die hij had gedaan. De voorzieningenrechter, mr. P. de Bruin, wees de vordering af op 2 november 2010. De rechter oordeelde dat eiser onvoldoende spoedeisend belang had bij zijn vordering, omdat hij de benodigde stukken ook binnen de bezwaarprocedure kon verkrijgen. Eiser had op 13 augustus 2010 bezwaar gemaakt tegen een besluit van de politie, maar dit bezwaar was ingediend bij het Openbaar Ministerie in plaats van bij de juiste instantie, waardoor de rechtsgeldigheid van het besluit niet meer ter discussie kon worden gesteld.

De voorzieningenrechter stelde vast dat de civiele rechter niet bevoegd was om de vordering te behandelen, aangezien eiser niet op een burgerlijk recht of schuldvordering als bedoeld in de Grondwet kon terugvallen. De rechter benadrukte dat eiser bestuursrechtelijk bezwaar had kunnen maken tegen het besluit van de politie, maar deze mogelijkheid had hij niet benut. De rechter concludeerde dat de bestuursrechtelijke procedure voldoende mogelijkheden bood voor eiser om de gevraagde documenten te verkrijgen.

Eiser werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de Politie Regio Rotterdam-Rijmond op € 1.079,00 werden begroot. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. H.J. Wieman-Bart.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 351232 / KG ZA 10-276
Vonnis in kort geding van 2 november 2010
in de zaak van
[eiser],
wonende te Rotterdam,
eiser,
advocaat mr. A.J. Kensmil te Rotterdam,
tegen
POLITIE REGIO ROTTERDAM-RIJNMOND,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.A.J. Werner te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Politie Regio Rotterdam-Rijmond genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 13 september 2010
- de producties van [eiser]
- de producties van Politie Regio Rotterdam-Rijmond
- de pleitnota van mr. Kensmil
- de pleitnota van mr. Werner.
Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht tijdens de mondelinge behandeling d.d. 19 oktober 2010.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
In dit kort geding merkt de voorzieningenrechter de navolgende - voor de onderhavige beoordeling van belang zijnde - feiten als tussen partijen vaststaand aan.
In een mutatierapport van Politie Regio Rotterdam-Rijmond opgemaakt op 25 januari 2009 staat onder meer het navolgende:
'Aan de [adres] was er een man uit een taxi van de RTC gevallen en had hierbij een hoofdwond opgelopen.
Tp bleek het te gaan om [eiser] die zwaar onder invloed was van alcohol. GGD hebben [eiser] behandeld. [eiser] was zeer recalcitrant en wilde zijn naam en adres niet opgeven.
Tevens bleek dat hij de taxichauffeur nog niet betaald had.
De RTC krijgt nog 12.40 euro van [eiser].
De betrokken Taxi chauffeur verklaarde dat hij het goed vond zo omdat hij in de tijd dat hij moest wachten meer geld kon verdienen,
Geen gegevens van de chauffeur genoteerd.
[eiser] is ter controle naar het Ikazia overgebracht.
Rapp hebben [eiser] en pv aangezegd voor openbare dronkenschap.
============================================================
Werd later door collega's van de tarwewijk doorgegeven dat [eiser] zich had beklaagd dat hij eerder op de avond geslagen was door politieagenten. Dit was zeker niet het geval. Meerdere getuigen hebben gezien dat [eiser] uit de taxi viel.
============================================================
Rond 20.00 uur kwam er een melding dat er een man met een bebloed gezocht op straat liep thv. [adres].
GGD was reeds tp. Klaagde dat hij eerder op de avond door de politie geslagen was. Vreemd verhaal.
1 van de mannen van de GGD had [eiser] nog in het Ikazia gezien voor behandeling bij de 1e hulp. GGD nam contact op met het Ikazia en daaruit bleek dat [eiser] niet behandeld wilde worden en heel vervelend was. Uiteindelijk nam de GGD hem toch maar mee omdat hij een grote hoofdwond had boven zijn oog die gehecht moest worden.
============================================================
25/01/0913311
Verscheen om 9.11 uur dhr. [eiser] aan bureau Slinge. Hij vroeg zich af waarom hij vanochtend wakker was geworden met allerlei wonden over zijn hele lichaam en een kaart van het Ikazia ziekenhuis in zijn zak. Ik heb deze mutatie opgezocht en het gebeurde medegedeeld aan mnr. Mnr geloofde mij niet en was ervan overtuigd dat hij mishandeld was. Mnr. wilde contact met de collega's die ter plaatse waren geweest. Ik heb mnr. verteld dat ik de collega's een mail zou sturen maar dat ik niet kon beloven dat er contact opgenomen werd met hem.
Omstreeks 10.45 uur was mnr weer terug. Hij wilde dat ik zijn verwondingen zou bekijken en deze in een aangifte verwerken. Ik heb mnr nogmaals duidelijk gemaakt dat een aangifte van mishandeling niet kan omdat hij niets (meer) weet en dat er door de politie is vastgesteld dat de man uit een taxi gevallen was. Op verzoek van mnr dan maar de verwondingen in de mutatie benoemen:
Rechteroog dicht, tien hechtingen in wenkbrauw daarboven, kleine wondjes op handen, rechter elleboog en beide knieën geschaafd, wondjes op rechtervoet, linkerwang beschadigd, linker pink gekneusd. Ook wilde mnr nog even kwijt dat er een plas bloed lag op de [adres]. Alleen lag deze niet ter hoogte van 375 maar ter hoogte van 381! En dat is een behoorlijk groot verschil, volgens mnr. Mnr denkt dat de politie hem expres dwarszit. Mnr heeft het tegen mij niet gezegd maar ik heb het vermoeden dat hij denk dat hij door de politie in elkaar geslagen is.'
Bij vonnis van 21 mei 2010 heeft de politierechter van de rechtbank te Rotterdam [eiser] zonder oplegging van straf schuldig verklaard aan het op 30 januari 2009 wederrechtelijk binnendringen van een voor de openbare dienst bestemd lokaal (parketnummer 10/702240-09) en het zich op 24 januari 2009 in kennelijke staat van dronkenschap op de openbare weg bevinden, te weten de [adres] te Rotterdam (parketnummer 10/435308-09). In het extract van het betreffende vonnis is onder meer vermeld:
'Afstand van rechtsmiddelen door de verdachte en door de officier van justitie.'
Op 13 augustus 2010 heeft [eiser] bij het Openbaar Ministerie (team expertise) bezwaar gemaakt tegen het besluit van Politie Regio Rotterdam-Rijmond d.d. 3 augustus 2010 om naar aanleiding van de drie aangiften van [eiser] d.d. 10 maart 2010 (terzake, onder meer, mishandeling en valsheid in geschrifte) geen verder onderzoek in te stellen en tot oplegging van de aangiften over te gaan.
Het geschil
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van Politie Regio Rotterdam-Rijmond tot het beschikbaar stellen van de navolgende stukken en gegevens, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van Politie Regio Rotterdam-Rijmond in de kosten van dit geding:
a. afsprakenboek bureau Slinge, voor zover het betreft de telefonisch gemaakte afspraken d.d. 25, 28 en 30 januari 2009 naar aanleiding van het taxi-incident op 24 januari 2009;
b. e-mailberichten van de centrale achter het algemene politienummer 0900-8844 naar bureau Slinge betreffende de afspraken d.d. 25, 28 en 30 januari 2009;
c. proces-verbaal verklaring taxichauffeur over het incident op 24 januari 2009;
d. processen-verbaal verklaringen getuigen over het incident op 24 januari 2009;
e. naam betrokken taxichauffeur;
f. namen betrokken getuigen;
g. proces-verbaal of ander registratiedocument betreffende een incident op 30 juni 2006;
h. alle schriftelijke stukken inzake (de afhandeling van) de klacht van [eiser] over de ontvreemding van EUR 1.000,- uit zijn auto.
Het verweer van Politie Regio Rotterdam-Rijmond strekt ertoe dat ertoe dat de voorzieningenrechter zich onbevoegd verklaart kennis te nemen van de vorderingen van [eiser] althans [eiser] in deze vorderingen niet ontvankelijk verklaart althans de vorderingen als ongegrond afwijst.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
Bevoegdheid voorzieningenrechter
Politie Regio Rotterdam-Rijmond heeft zich op het standpunt gesteld dat de civiele (voorzieningen)rechter in deze zaak onbevoegd is. Politie Regio Rotterdam-Rijmond neemt in het kader van deze procedure met [eiser] aan dat de brief van mr. Werner 13 april 2010, waarin staat dat Politie Regio Rotterdam-Rijmond de door [eiser] gevraagde documenten niet zal verstrekken, als besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden beschouwd. Nu tegen dit besluit niet tijdig bezwaar gemaakt is, heeft dit besluit formele rechtskracht verkregen. Nu in deze procedure dezelfde stukken en gegevens worden gevorderd, is de civiele rechter thans niet bevoegd.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bevoegdheid van de burgerlijke (voorzieningen)rechter moet worden beoordeeld naar de rechtsvordering zoals die door de eiser is ingesteld. Voor zover [eiser] heeft bedoeld in dit kort geding alsnog bezwaar te maken tegen het besluit van 13 april 2010 om op dat moment geen gegevens te verstrekken, beroept hij zich niet op een burgerlijk recht of op een schuldvordering als bedoeld in artikel 112 lid 1 van de Grondwet en is inderdaad sprake van onbevoegdheid van de voorzieningenrechter.
Wel had [eiser] bestuursrechtelijk bezwaar en beroep kunnen instellen tegen het besluit van 13 april 2010, of indien het besluit onbevoegd zou zijn genomen, tegen de fictieve weigering op grond van artikel 6:2 Awb. [eiser] heeft deze mogelijkheden echter onbenut gelaten en kan deze omissie niet herstellen door middel van een verkapt bezwaar bij de civiele voorzieningenrechter.
De civiele rechter is echter wel bevoegd voor zover [eiser] heeft bedoeld zijn vordering te baseren op de stelling ten grondslag ligt dat Politie Regio Rotterdam-Rijmond onrechtmatig jegens [eiser] handelt door de gevorderde gegevens en documenten, die [eiser] nodig heeft in verband met lopende of nog te starten procedures, niet aan [eiser] te verstrekken. De eventuele formele rechtskracht van de door partijen als besluit beschouwde brief d.d. 13 april 2010 kan een rol spelen bij de beoordeling van de vordering, maar doet aan de bevoegdheid van de (voorzieningen)rechter niet af.
In dit verband wordt als volgt overwogen.
Spoedeisend belang
Ter onderbouwing van het gestelde spoedeisend belang heeft [eiser] gewezen op het feit dat hij in de in 2.3. bedoelde strafrechtelijke procedures ernstig in zijn verdediging is geschaad doordat hij niet over de betreffende informatie kon beschikken. [eiser] heeft gesteld er belang bij te hebben dat hij bij een eventueel veroordelend vonnis in hoger beroep wel over deze gegevens kan beschikken.
Daarnaast heeft [eiser] aangevoerd dat hij de gevorderde documenten en gegevens op korte termijn nodig heeft in het kader van zijn op 13 augustus 2010 ingestelde bezwaar tegen het besluit van Politie Regio Rotterdam-Rijmond tot oplegging van drie door [eiser] gedane aangiften.
Voor zover [eiser] in het kader van de strafrechtelijke procedures belang heeft gehad bij de gevorderde documenten en gegevens is dit belang komen te vervallen doordat [eiser] afstand van rechtsmiddelen heeft gedaan. Het vonnis is daardoor onherroepelijk geworden.
Het bezwaar van [eiser] d.d. 13 augustus 2010 is gericht tegen een besluit van Politie Regio Rotterdam-Rijmond d.d. 3 augustus 2010, maar ingesteld bij het Openbaar Ministerie. [eiser] heeft derhalve bij de verkeerde instantie bezwaar gemaakt.
Volgens Politie Regio Rotterdam-Rijmond brengt dit feit, in combinatie met de omstandigheid dat de bezwaartermijn inmiddels is verstreken, met zich mee dat aan de rechtsgeldigheid van het betreffende besluit niet meer kan worden getornd zodat [eiser] ook in dit verband geen (spoedeisend) belang heeft.
Politie Regio Rotterdam-Rijmond ziet hierbij echter over het hoofd dat een onbevoegd bestuursorgaan gehouden is een ingediend bezwaarschrift door te zenden naar het bevoegde orgaan. Daarbij is in beginsel het tijdstip van indiening bij het onbevoegde orgaan bepalend voor de vraag of het bezwaarschrift tijdig is ingediend. Anders dan Politie Regio Rotterdam-Rijmond meent, brengt het indienen van het bezwaarschrift bij het Openbaar Ministerie in plaats van Politie Regio Rotterdam-Rijmond derhalve niet automatisch met zich mee dat [eiser] geen belang heeft bij zijn vorderingen in dit kort geding.
Desondanks is de voorzieningenrechter van oordeel dat ook met het oog op die bestuursrechtelijke procedure het vereiste spoedeisend belang van [eiser] ontbreekt. Daarbij is van belang dat de Algemene wet bestuursrecht in de artikelen 7:4 en 8:45 mogelijkheden biedt tot inzage in dan wel verstrekking van op de zaak betrekking hebbende stukken binnen de procedure van bezwaar (dan wel beroep) tegen het betreffende besluit. [eiser] heeft onvoldoende duidelijk gemaakt waarom deze artikelen geen soelaas zouden bieden. De voorzieningenrechter gaat er dan ook vanuit dat de bestuursrechtelijke procedure van bezwaar en beroep [eiser] voldoende mogelijkheden biedt te verzoeken dat Politie Regio Rotterdam-Rijmond de gevorderde documenten en gegevens beschikbaar zal stellen, waarna het aan de bestuursrechter is over dit verzoek te oordelen.
Een en ander brengt tevens met zich mee dat van een taak voor de civiele rechter als 'restrechter', zoals [eiser] heeft gesteld, op dit moment geen sprake is.
Het voorgaande voert tot de slotsom dat [eiser] onvoldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen in dit kort geding. Hetgeen overigens door partijen over en weer is aangevoerd, behoeft dan ook geen bespreking meer. De vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Politie Regio Rotterdam-Rijmond worden begroot op:
- vast recht EUR 263,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.079,00
De beslissing
De voorzieningenrechter
wijst de vorderingen af,
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Politie Regio Rotterdam-Rijmond tot op heden begroot op EUR 1.079,00,
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2010, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Wieman-Bart, griffier.
2171/2009
351232 / KG ZA 10-276
2 november 2010