ECLI:NL:RBROT:2010:BO4104

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
350793 / HA ZA 10-912
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over aandeelhoudersovereenkomst en voorlopige voorzieningen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een geschil tussen GS General Services GmbH en twee besloten vennootschappen, [gedaagde sub 1] B.V. en [gedaagde sub 2] B.V., over de naleving van een aandeelhoudersovereenkomst. GS, gevestigd in Duitsland, vorderde voorlopige voorzieningen op basis van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) om de gedaagden te verplichten de bepalingen van de aandeelhoudersovereenkomst na te komen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende spoedeisend belang is voor de gevraagde voorzieningen, ondanks dat er eerder een kort geding had plaatsgevonden waarin een vergelijkbare vordering was afgewezen.

De rechtbank heeft de feiten van de zaak in detail onderzocht, waaronder de inhoud van de aandeelhoudersovereenkomst en de relevante statuten van de vennootschappen. De rechtbank oordeelde dat de aandeelhoudersovereenkomst nog steeds van kracht was en dat de gedaagden, met name [gedaagde sub 2] B.V., verplicht waren om de overeenkomst na te komen. De rechtbank wees de vordering van GS toe en legde een dwangsom op van € 10.000 per dag voor het geval [gedaagde sub 2] B.V. in gebreke zou blijven.

De vordering tegen de Vennootschap werd echter afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de Vennootschap niet gebonden was aan de aandeelhoudersovereenkomst. De rechtbank concludeerde dat de aandeelhoudersovereenkomst niet eenzijdig kon worden opgezegd en dat de gedaagden zich niet op de ontbinding konden beroepen. De uitspraak werd gedaan op 27 oktober 2010, en de rechtbank veroordeelde de gedaagden in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 350793 / HA ZA 10-912
Vonnis van 27 oktober 2010 in het incident ex artikel 223 Rv.
in de zaak van
de rechtspersoon naar Duits recht
GS GENERAL SERVICES GmbH,
gevestigd te Bremen, Duitsland,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. I.J.A. Tax,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1],
gevestigd te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2] B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. drs. T.S. Jansen.
Partijen zullen hierna GS, de Vennootschap en [gedaagde sub 2] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis in het incident van 12 mei 2010, ter bepaling van een comparitie van partijen
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 20 september 2010;
- de brief van 30 september 2010 van mr. Tax.
2. De feiten
In dit incident merkt de rechtbank de volgende – voor de onderhavige beoordelingen van belang zijnde – feiten als tussen partijen vaststaand aan.
2.1. De Vennootschap heeft volgens haar statuten onder meer ten doel de groothandel in levensmiddelen en verwante artikelen, het provianderen van schepen en verhuur van opslag-, koel- en diepvriesruimten. Zij richt zich op de levering van verse producten aan met name cruiserederijen en cateringbedrijven. Tot 27 november 2002 hield [gedaagde sub 2] alle aandelen in het kapitaal van de Vennootschap.
2.2. Op 22 november 2002 zijn de statuten van de Vennootschap gewijzigd met het oog op deelname van GS in haar kapitaal. Sinds 27 november 2002 houdt [gedaagde sub 2] 80% en GS 20% van de aandelen. Op 27 november 2002 is er tussen GS en [gedaagde sub 2] een aandeelhoudersovereenkomst gesloten.
2.3. De heer [X] (hierna: “[X]”) en de heer [Y] (hierna: “[Y]”) houden gezamenlijk alle aandelen in [gedaagde sub 2]. [X] en [Y] zijn bestuurder van zowel [gedaagde sub 2] als de Vennootschap. Tussen hen en de Vennootschap bestaan arbeidsovereenkomsten.
2.4. De aandelen in het kapitaal van GS worden gehouden door Gebr. Schoemaker GmbH & Co KG, een “KommanditGesellschaft” naar Duits recht, hierna te noemen “Schoemaker”.
2.5. De statuten van de Vennootschap bevatten in artikel 13 een aanbiedingsregeling. Artikel 13.A. sub 1 bepaalt dat elke overdracht van aandelen slechts kan geschieden nadat de aandelen aan de mede-aandeelhouders te koop zijn aangeboden zoals daarna in dat artikel is bepaald. Artikel 13.B. bepaalt onder meer, samengevat, dat eenzelfde verplichting tot aanbieding bestaat met betrekking tot de aandelen gehouden door een aandeelhouder-rechtspersoon ingeval de zeggenschap, direct of indirect, over de activiteiten van die aandeelhouder-rechtspersoon door één of meer anderen wordt verkregen. Ingeval van niet-tijdige aanbieding is de Vennootschap ingevolge artikel 13.B. sub 5 gemachtigd de aandelen aan te bieden en bij verkoop aan de koper te leveren.
2.6. In artikel D. (“Repurchase of shares class B.”) onder 2 van de aandeelhoudersovereenkomst staat:
“If the majority of the interest or the voting rights in Schoemaker should be transferred to parties currently, directly nor indirectly, being a partner in Schoemaker, GS Services will be obliged to offer his shares in the Company to Management in conformity with the articles of association of the Company. The purchase price to be paid by Management will be calculated as set out sub 1 of this article.”.
2.7. De statuten en de aandeelhoudersovereenkomst bevatten voorts onder meer regelingen met betrekking tot verdeling van de winst tussen de aandeelhouders en met betrekking tot de vaststelling van de beloning van de bestuurders van de Vennootschap.
2.8. Artikel E (“Shareholders’ resolutions requiring the approval of all shareholders”) van de aandeelhoudersovereenkomst luidt als volgt:
“Resolutions of the general meeting of shareholders regarding:
a. the issuance of shares in the capital of the Company;
b. the reduction of the capital of the Company;
c. the appointment of management board members of the Company;
d. the amendment of the remuneration of the management board members of the Company;
e. the amendment of the articles of association of the Company;
f. the legal merger of demerger of the Company;
g. the liquidation of the Company; and
h. the adoption of the annual accounts of the Company;
require the approval of all shareholders.”.
2.9. Artikel F (“Management board resolutions requiring the approval of all shareholders”) van de aandeelhoudersovereenkomst bepaalt:
“On the basis of article 20 of the articles of association of the Company it is hereby established that resolutions of the management board of the Company regarding:
(…)
b. long term direct or indirect cooperation with another company of enterprise and the terminations of such cooperation;
c. direct or indirect participation in the capital of another company or enterprise and changing the size of such a participation;
(…)
require the prior approval of all shareholders.”.
The undersigned shall notify the management board of the Company in writing about the above.”
2.10. De aandeelhoudersovereenkomst is namens [gedaagde sub 2] ondertekend door [Y], en namens GS door [naam I] en [naam II].
2.11. De aandeelhoudersovereenkomst bevat geen beëindigingsregeling.
2.12. Vanaf omstreeks 2007 zijn GS enerzijds en [gedaagde sub 2], [X] en [Y] anderzijds in discussie over een andere regeling van de verdeling van de winst tussen de aandeelhouders van de Vennootschap en over wijzigingen in de beloning van [X] en [Y] als bestuurders van de Vennootschap. De partijen zijn het niet eens geworden over een nieuwe winstverdelingsregeling, noch over wijzigingen in de beloning van [X] en [Y].
2.13. Bij e-mail van 3 juni 2008 aan GS ([naam II] en [naam I]) heeft [Y] meegedeeld: “We feel that our discussions on this subject is going into too much detail and distraction and that is not contributing to the expansion of [gedaagde sub 1] B.V.
Therefor we conclude as follows:
1. As of the annual accounts 2007 we will calculate a variable management incentive of 5% of the realized gross profit. This month the annual accounts of the company will be drafted. As the preliminary gross profits over 2007 is indicated at approx EUR 4,8 million, the incentive can be calculated at EUR 240.000 gross. This amount will be tax-deductable for [gedaagde sub 1] at 25,5% corporate income tax, leading to a decrease in net profit of approx. EUR 180.000. This decrease will be carried by [gedaagde sub 2] BV for 80% (EUR 144.000) and GS for 20% (EUR 36.000))
2. We will follow this calculation in the annual accounts 2007. The net profit 2007 of the company will be about EUR 845.000.
3. We withdraw our offer to repurchase the shares.
(…) “.
In reactie daarop heeft GS meegedeeld dat zij niet instemt met deze management incentive van 5% van de bruto winst.
2.14. Bij brief van 26 november 2008 aan GS heeft de toenmalige advocaat van [gedaagde sub 2] zich namens deze op het standpunt gesteld dat de aandelen van GS in de Vennootschap na het overlijden van Joachim Heyke in 2004, althans in 2006, aan [gedaagde sub 2] aangeboden hadden moeten worden en geeft hij GS twee weken om daartoe alsnog over te gaan, bij gebreke waarvan [gedaagde sub 2] het ertoe zal leiden dat de Vennootschap de aandelen aan haar aanbiedt.
2.15. Toen GS haar aandelen in de Vennootschap niet aan [gedaagde sub 2] aanbood, heeft [gedaagde sub 2] bij brief van 28 januari 2009 de aandeelhoudersovereenkomst op deze grond ontbonden ingaande september 2004, althans januari 2006. Daarnaast staat in die brief, na een uiteenzetting van de geschillen over de winstverdelingsregeling en de beloning van de bestuurders: “The above brings [gedaagde sub 2] to the conclusion that a fruitful further cooperation between [gedaagde sub 2] and GS as shareholders on the one hand and between GS and Management of the Company on the other hand is no longer possible. [gedaagde sub 2] B.V. therefore terminates the Agreement [de aandeelhoudersovereenkomst, toevoeging rechtbank] effective 1 March 2009”.
2.16. Bij brief van 17 april 2009 (ten onrechte is daar 2008 vermeld) is GS door de Vennootschap uitgenodigd voor een aandeelhoudersvergadering op 6 mei 2009, met als agendapunt een voorgestelde wijziging van de statuten van de Vennootschap, inhoudend een wijziging van de winstverdelingsregeling, die gunstiger was voor [gedaagde sub 2] en ongunstiger voor GS, vergeleken met de eerder geldende regeling. In de vergadering heeft [gedaagde sub 2] voor en heeft GS tegen dit voorstel gestemd. Het voorstel wordt door [gedaagde sub 2] en de Vennootschap, als met meerderheid van stemmen aangenomen, als rechtsgeldig beschouwd; GS beschouwt het als niet rechtsgeldig, althans vernietigbaar, op de grond dat voor het nemen van een besluit tot statutenwijziging unanimiteit van stemmen was vereist ingevolge de aandeelhoudersovereenkomst.
2.17. Op vordering van GS in kort geding heeft de voorzieningenrechter bij vonnis van 27 oktober 2009 het desbetreffende aandeelhoudersbesluit van 6 mei 2009 tot wijziging van de statuten geschorst en de Vennootschap en [gedaagde sub 2] verboden om -kort gezegd- dit besluit uit te voeren totdat in een bodemprocedure een finale beslissing met betrekking tot de winstverdeling van de Vennootschap zal zijn verkregen dan wel overeenstemming tussen partijen zal zijn bereikt.
2.18. De andere in het kort geding door GS ingestelde vorderingen zijn afgewezen. Een van de vorderingen was een gebod aan [gedaagde sub 2] om de aandeelhoudersovereenkomst na te komen. De voorzieningrechter heeft overwogen dat niet behoefde te worden beoordeeld of deze overeenkomst rechtsgeldig door [gedaagde sub 2] was ontbonden, nu deze subsidiair was opgezegd tegen 1 maart 2009 en GS de rechtsgeldigheid van die opzegging niet had bestreden.
2.19. GS heeft geen appel van het vonnis in kort geding ingesteld.
2.20. Op 23 november 2009 heeft [gedaagde sub 2] [naam vennootschap M] B.V. opgericht, met als statutaire doelstelling onder meer de groothandel in levensmiddelen en verwante artikelen met uitzondering van leveringen binnen Europa aan cruiseschepen, en met [X] en [Y] als bestuurders.
2.21. Op 27 november 2009 is GS opgeroepen voor een aandeelhoudersvergadering op 16 december 2009. Op de agenda stond onder meer een voorstel tot wijziging van de beloningsregeling van de bestuurders van de Vennootschap met terugwerkende kracht per 2007. Op de vergadering van 16 december 2009 heeft [gedaagde sub 2] voor en GS tegen het voorstel gestemd. Volgens de notulen van die vergadering heeft de voorzitter vastgesteld dat de voorstellen zijn aangenomen. Dit gold ook voor andere voorstellen, onder meer betrekking hebbend op vaststelling van jaarcijfers, waarbij ook [gedaagde sub 2] voor en GS tegen had gestemd. Ter vergadering heeft GS een beroep gedaan op de aandeelhoudersovereenkomst, stellende dat voor de desbetreffende besluiten unanimiteit was vereist, heeft [gedaagde sub 2] gesteld dat die overeenkomst niet meer gold door de beëindiging per 1 maart 2009 en heeft GS de rechtsgeldigheid van die beëindiging bestreden.
2.22. In de bodemprocedure heeft GS - samengevat weergegeven – gevorderd:
- dat [gedaagde sub 2] en de Vennootschap worden veroordeeld om de aandeelhoudersovereenkomst na te komen, alsmede
- dat worden nietig verklaard althans vernietigd de aandeelhoudersbesluiten van 6 mei 2009 en 14 december (bedoeld zal zijn 16 december) 2009, die betrekking hebben op de wijziging van de statuten, op de toepassing van de beoogde nieuwe winstverdelingsregeling in 2007 en 2008, op de verhoging van de beloning aan [X] en [Y] in 2007, 2008 en 2009, op de vaststelling van de jaarrekening 2007 en 2008, en op het onverdeeld laten van de winst over 2007 en 2008,
- een en ander met daarmee verband houdende hoofd- en bijvorderingen.
3. De vordering
3.1. GS heeft in dit incident gevorderd om bij vonnis, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
1. [gedaagde sub 2] te gebieden, voor de duur van het geding, tot nakoming van de aandeelhoudersovereenkomst, althans tot onverkorte nakoming van het bepaalde in artikel E van die overeenkomst, op straffe van een door [gedaagde sub 2] aan GS te verbeuren dwangsom van € 10.000 per dag, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde sub 2] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
2. de Vennootschap te gebieden, voor de duur van het geding, artikel F van de aandeelhoudersovereenkomst na te komen, op straffe van een door de Vennootschap aan GS te verbeuren dwangsom van € 10.000 per dag, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, per dag of gedeelte van de dag dat de Vennootschap in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
met hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 2] en de Vennootschap in de proceskosten.
3.2. Zij heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat beide verweersters gebonden zijn aan de bepalingen van de aandeelhoudersovereenkomst, [gedaagde sub 2] als contractspartij en de Vennootschap ofwel ook als contractspartij, nu ook zij met die overeenkomst heeft ingestemd, ofwel omdat de inhoud formeel aan haar is meegedeeld bij wijze van instructie van de aandeelhouders, zoals bedoeld in artikel 20 van de statuten en artikel 2:239 BW, en de Vennootschap zich vervolgens geruime tijd dienovereenkomstig heeft gedragen.
3.3. GS heeft gesteld dat de aandeelhoudersovereenkomst noch door de ontbinding door [gedaagde sub 2] noch door haar opzegging is geëindigd. Voorts heeft GS aangevoerd, dat de voorlopige beoordeling door de voorzieningenrechter in het kort geding vonnis van 27 oktober 2009 dat de aandeelhoudersovereenkomst is geëindigd door de opzegging, tegen welk vonnis GS geen hoger beroep heeft ingesteld, niet in de weg staat aan een nieuwe beoordeling bij wege van voorlopige voorziening in dit incident.
3.4. GS heeft ter comparitie de rechtbank verzocht om ingeval van afwijzing van haar vordering de mogelijkheid van hoger beroep tegen dat vonnis open te stellen.
4. Het verweer
4.1. Het verweer van [gedaagde sub 2] en de Vennootschap strekt primair tot niet-ontvankelijkverklaring van GS in haar vorderingen, en subsidiair tot afwijzing van die vorderingen, met veroordeling van GS in de proceskosten, te voldoen binnen 7 dagen na het wijzen van het vonnis, onder de bepaling dat indien deze niet binnen de genoemde termijn zijn betaald, hierover vanaf de 8e dag wettelijke rente is verschuldigd. Daarnaast vordert zij uitvoerbaarheid bij voorraad.
4.2. Zij hebben hun primaire verweer gebaseerd op hun stelling dat de voorzieningenrechter al op dezelfde vorderingen heeft beslist en GS van die beslissing niet in hoger beroep is gegaan. Zij achten het instellen een nieuwe vordering bij wege van voorlopige voorziening in strijd met een goede procesorde.
4.3. Subsidiair doen zij er een beroep op dat de aandeelhoudersovereenkomst is geëindigd door de opzegging door [gedaagde sub 2] tegen 1 maart 2009 en dat de Vennootschap niet aan die overeenkomst was gebonden, noch als partij noch anderszins.
4.4. De verweersters hebben bezwaar gemaakt tegen het verzoek van GS om haar de mogelijkheid te geven hoger beroep in te stellen, als dat al mogelijk zou zijn.
5. De beoordeling
5.1. Omdat het nog geruime tijd kan duren voordat de bodemprocedure eindigt en in die periode allerlei verdere onomkeerbare, althans moeilijk terug te draaien, besluiten kunnen worden genomen, die uiteindelijk ongeldig kunnen blijken te zijn, heeft GS bij de incidentele vordering voldoende spoedeisend belang, in de zin van processueel belang zoals vereist in een op artikel 223 Rv. gebaseerde procedure.
5.2. De gevraagde voorlopige voorziening hangt samen met de hoofdvordering en is gericht op een voorziening die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven.
5.3. Dat er in oktober 2009 al een vordering van GS tot het treffen van in elk geval deels dezelfde voorlopige voorzieningen in een kort geding is behandeld, behoeft in dit geval niet aan de ontvankelijkheid van GS in de weg te staan. Bij deze beoordeling acht de rechtbank van belang dat de partijen een doorlopende rechtsverhouding met elkaar hebben, er sinds de uitspraak in het kort geding ten tijde van de indiening van de incidentele vordering een periode van bijna vijf maanden en thans een periode van een jaar is verstreken, en dat zich inmiddels nieuwe ontwikkelingen hebben voorgedaan, zoals de oprichting van [naam vennootschap M] B.V., het aangaan van joint ventures in Spanje en Italië en de besluitvorming op de aandeelhoudersvergadering van 16 december 2009, onder meer omtrent de beloning van de bestuurders van de Vennootschap. Het niet-instellen van hoger beroep tegen het kort geding vonnis is in de gegeven omstandigheden onvoldoende reden voor de conclusie dat er sprake is van misbruik van procesrecht of strijd met een goede procesorde. Hiertoe wordt overwogen dat de opzegging van de aandeelhoudersovereenkomst - waarvan de rechtsgeldigheid in de onderhavige procedure van groot belang is - hoogstens terloops aan de orde is geweest bij de behandeling van het kort geding en dat het debat zich in die procedure heeft toegespitst op andere onderdelen van de geschillen tussen de partijen.
De rechtbank verwerpt dus het primaire verweer van [gedaagde sub 2] en de Vennootschap tot niet-ontvankelijkverklaring van GS.
5.4. Derhalve moet de vraag worden beantwoord of de voorlopige beoordeling van de juridische merites van de zaak en een afweging van de materiële belangen van partijen de gevorderde ordemaatregel rechtvaardigen.
De vordering tegen [gedaagde sub 2]
5.5. Eerst zal de vordering tegen [gedaagde sub 2] worden beoordeeld. Deze vordering is toewijsbaar indien de aandeelhoudersovereenkomst nog in stand is . Deze is nog in stand, indien noch de ontbinding noch de opzegging van 28 januari 2009 effect heeft gehad.
5.6. In dit incident hebben [gedaagde sub 2] en de Vennootschap zich niet meer, althans niet gemotiveerd op de ontbinding van de aandeelhoudersovereenkomst beroepen. GS heeft op de comparitie een toelichting gegeven op haar stelling dat GS niet in strijd heeft gehandeld met de desbetreffende bepalingen in statuten en aandeelhoudersovereenkomst en heeft gesteld dat mogelijke overtreding van statutaire bepalingen bovendien niet leidt tot de bevoegdheid tot ontbinding van de aandeelhoudersovereenkomst. Daarop hebben de verweersters, ook op uitdrukkelijk verzoek, niet inhoudelijk gereageerd, stellende dat de gronden voor de ontbinding van de aandeelhoudersovereenkomst in dit incident niet aan de orde waren.
5.7. De verweersters hebben zich in deze procedure wel op de opzegging beroepen. Daartoe hebben zij in de eerste plaats verwezen naar het kort geding vonnis. Nu dat vonnis geen gezag van gewijsde heeft, moet dit beroep op opzegging inhoudelijk worden beoordeeld. Het inhoudelijke standpunt van verweersters met betrekking tot de opzegging is dat iedere overeenkomst opzegbaar is, ook al is dat niet in de overeenkomst opgenomen, en dat dit iets is dat in de bodemprocedure dient te worden onderzocht. GS heeft betoogd dat en waarom volgens haar de aandeelhoudersovereenkomst niet eenzijdig kon worden opgezegd. Naar het voorlopige oordeel van de rechtbank heeft de opzegging van de aandeelhoudersovereenkomst geen effect gehad. Deze overeenkomst houdt zozeer verband met het aandeelhouderschap van GS en [gedaagde sub 2] - zij is zelfs uitsluitend bedoeld om hun onderlinge verhouding en bevoegdheden te regelen - dat haar aard en strekking zich verzetten tegen eenzijdige opzegbaarheid zolang het gezamenlijke aandeelhouderschap duurt. Dat gebondenheid van verweersters aan de aandeelhoudersovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn is naar het voorlopige oordeel van de rechtbank in dit incident niet komen vast te staan.
5.8. Evenmin is gebleken dat er geen besluiten meer kunnen worden genomen, omdat GS zonder meer alle voorstellen van [gedaagde sub 2] of van de Vennootschap zou afwijzen. De afwijzingen waarvan in deze procedure sprake is, houden alle verband met de door verweersters voorgestelde nieuwe winstverdelingsregeling of met de voorgestelde wijziging in de beloning van de bestuurders.
5.9. Gelet op de bovenstaande voorlopige beoordeling dat de aandeelhoudersovereenkomst nog in stand is en gelet op de op de moeilijke omkeerbaarheid van eventuele besluiten die in strijd met de aandeelhoudersovereenkomst zouden kunnen worden genomen, zal de (primaire) vordering tegen [gedaagde sub 2] worden toegewezen. Tegen de dwangsom is geen afzonderlijk verweer gevoerd. Deze is toewijsbaar.
5.10. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde sub 2] in de proceskosten worden veroordeeld.
De vordering tegen de Vennootschap
5.11. Ter beoordeling staat of de Vennootschap is gebonden aan een bepaling in de aandeelhoudersovereenkomst die betrekking heeft op het vetorecht van GS. De Vennootschap behoort niet tot degenen die in de kop van die overeenkomst als contractspartijen zijn genoemd. Als contractspartijen staan slechts [gedaagde sub 2] en GS vermeld. Dat [Y] de overeenkomst heeft ondertekend, bindt de Vennootschap ook niet, omdat hij blijkens de vermelding bij zijn handtekening heeft getekend namens [gedaagde sub 2]. Dat hij daarnaast ook, en volledig bevoegd, bestuurder was en is van de Vennootschap, maakt niet dat door deze wijze van ondertekening ook de Vennootschap verbintenissen op zich heeft genomen. Dat de overeenkomst ter kennis van de Vennootschap is gebracht en zij zich geruime tijd dienovereenkomstig heeft gedragen brengt niet mee dat zij als contractspartij of als derde eigen verplichtingen op zich heeft genomen.
5.12. De Vennootschap is ook niet gebonden aan de overeenkomst op grond van de wettelijke en statutaire instructiebevoegdheid van de aandeelhouder en de kennisgeving van de overeenkomst aan het bestuur van de Vennootschap. Daaraan staat in de weg dat het er hier niet om gaat dat de aandeelhoudersovereenkomst bepaalde bestuursbesluiten noemt die onderworpen zijn aan instemming van de aandeelhouder, maar dat het gaat om het vetorecht van een van de aandeelhouders ten aan zien van die besluiten. Voor gebondenheid van de Vennootschap aan dat vetorecht op grond van de instructiebevoegdheid van de aandeelhouder zou de instructie moeten inhouden dat de Vennootschap zich ervan zou moeten vergewissen of haar aandeelhouders dat vetorecht respecteren. Mede gelet op de ongebruikelijkheid van een dergelijke instructie zou, om aan te nemen dat deze is gegeven, een meer expliciete bewoording vereist zijn.
5.13. Nu naar voorlopig oordeel de Vennootschap niet aan de aandeelhoudersovereenkomst is gebonden, zal de vordering tegen haar worden afgewezen.
5.14. Het verzoek van GS om ingeval van afwijzing van een vordering de mogelijkheid van hoger beroep open te stellen, hoeft niet te worden gehonoreerd, omdat het eerste lid van artikel 337 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering die mogelijkheid al geeft.
5.15. Als de ten aanzien van de Vennootschap in het ongelijk gestelde partij zal GS in de proceskosten worden veroordeeld.
6. De beslissing
De rechtbank,
bij wege van voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv.,
6.1. gebiedt [gedaagde sub 2] B.V. voor de duur van het geding tot nakoming van de aandeelhoudersovereenkomst, op straffe van een door haar aan GS General Services GmbH te verbeuren dwangsom van EUR 10.000,- per dag of gedeelte van de dag dat [gedaagde sub 2] B.V. in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
6.2. veroordeelt [gedaagde sub 2] B.V. in de proceskosten in dit incident aan de zijde van GS General Services GmbH, tot op heden begroot op € 904,--;
6.3. wijst de vordering tegen [gedaagde sub 1] B.V. af;
6.4. veroordeelt GS General Services GmbH in de proceskosten in dit incident aan de zijde van [gedaagde sub 1] B.V., tot op heden begroot op € 904,--, te voldoen binnen 7 dagen na het wijzen van dit vonnis, met de bepaling dat indien deze niet binnen de genoemde termijn zijn betaald, hierover vanaf de 8e dag wettelijke rente is verschuldigd;
6.5. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Sarlemijn en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2010.?
1624/1954