vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Vonnis van 20 oktober 2010 in de gevoegde zaken
met zaaknummer / rolnummer 264896 / HA ZA 06-1916 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HANDICO TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. R.W.J.M. te Pas te Rotterdam,
1. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging
IHG LOGISTICS GMBH & CO. KG.,
gevestigd te Hilden, Duitsland;
2. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging
IHG FASHION LOGISTICS GMBH,
gevestigd te Essen, Duitsland,
gedaagden,
advocaat mr. H.T. Kernkamp te Rotterdam
met zaaknummer / rolnummer: 265072 / HA ZA 06-1930 van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser sub 1 (06-1930)] B.V.,
gevestigd te Tilburg,
2. [eiser sub 2 (06-1930)],
wonende te Haaren,
eisers,
advocaat mr. B.S. Janssen te Rotterdam,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HANDICO TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. R.W.J.M. te Pas te Rotterdam,
2. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging
IHG LOGISTICS GMBH & CO. KG.,
gevestigd te Hilden, Duitsland,
gedaagde,
advocaat mr. H.T. Kernkamp te Rotterdam
Partijen zullen hierna afzonderlijk Handico, IHG Logistics, IHG Fashion, [eiser sub 1 (06-1930)] en [eiser sub 2 (06-1930)] genoemd worden.
1. De procedure in de zaak met kenmerk 264896 / HA ZA 06-1916
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 24 februari 2006;
- akte zijdens Handico houdende overlegging van vijf producties;
- vonnis d.d. 7 maart 2007 in de voegings- aanhoudings- en vrijwaringsincidenten;
- vonnis d.d. 16 mei 2007 in het aanhoudingsincident;
- vonnis d.d. 19 september 2007 in het aanhoudings- en het vrijwaringsincident;
- conclusie van antwoord van IHG Logistics en IHG Fashion;
- vonnis d.d. 28 november 2007, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- akte ter gelegenheid van de comparitie van partijen van Handico, met één productie;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 8 mei 2007, en de daarbij verder in het geding gebrachte stukken.
1.2. Ter comparitie is vonnis gevraagd.
2. De procedure in de zaak met kenmerk 265072 / HA ZA 06-1930
2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 10 februari 2006;
- akte zijdens [eiser sub 1 (06-1930)] en [eiser sub 2 (06-1930)] houdende overlegging van vier producties;
- vonnis d.d. 19 september 2007 in het aanhoudings- en het vrijwaringsincident;
- conclusie van antwoord van Handico;
- conclusie van antwoord van IHG Logistics en IHG Fashion;
- vonnis d.d. 28 november 2007, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- akte ter gelegenheid van de comparitie van partijen van Handico, met één productie;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 8 mei 2007, en de daarbij verder in het geding gebrachte stukken.
2.2. Ter comparitie is vonnis gevraagd.
3. De vaststaande feiten in beide zaken
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
3.1. Tussen IHG Logistics als afzender en Handico als vervoerder is op 10 september 2004 een overeenkomst gesloten tot het vervoer over de weg van een container met 2.513 stuks leren jassen van Rotterdam naar Essen in Duitsland, waar de zending moest worden afgeleverd aan IHG Fashion. IHG Logistics had het vervoer op zich genomen van Duitse ladingbelanghebbenden (Leather Sound Fashion GmbH).
3.2. Handico heeft op haar beurt [eiser sub 1 (06-1930)] opdracht gegeven tot het vervoer van de zending. [eiser sub 1 (06-1930)] heeft dit vervoer feitelijk uitgevoerd.
3.3. Op de op 10 september 2004 voor het vervoer opgemaakte CMR-vrachtbrief met kenmerk NL 0260209 staan Handico en [eiser sub 1 (06-1930)] (laatstgenoemde “in opdracht van Handico”) als vervoerders vermeld, ECT Delta als afzender en IHG Fashion als geadresseerde.
3.4. De chauffeur van [eiser sub 1 (06-1930)], [eiser sub 2 (06-1930)], heeft de met de partij jassen beladen container op vrijdag 10 september 2004 met een trekker met oplegger bij ECT Delta opgehaald en deze combinatie met de container op een door [eiser sub 1 (06-1930)] gehuurd parkeerterrein in Tilburg geplaatst om gedurende het weekend over te staan. Op zondag 12 september 2004 bleek dat de container was geopend en dat 1.270 jassen uit de container waren verdwenen. [eiser sub 1 (06-1930)] heeft de overige 1243 jassen ter bestemming aan IHG Fashion afgeleverd.
3.5. Ter zake van de zending jassen was door de ladingbelanghebbenden een verzekering afgesloten met Assekuranzkontor Friedrich Barkmann oHG (hierna: Barkmann) te Hamburg. Als gesubrogeerde verzekeraar heeft Barkmann in Duitsland op 21 oktober 2005 tot vergoeding van de geleden schade een Mahnverfahren gestart voor het Amtsgericht Hamburg tegen IHG Logistics, welke procedure geresulteerd heeft in een Mahnbescheid van 20 november 2005.
Nadat IHG Logistics in verzet (Widerspruch) was gekomen, is de behandeling van de zaak verwezen naar de Kammer für Handelssachen van het Landgericht Essen, welk gerecht de zaak onder dossiernummer 42 O 19/06 in behandeling heeft. Dit gerecht heeft de Klagebegründung van Barkmann bij beslissing d.d. 31 juli 2006 ter kennis gebracht van IHG Logistics. In het kader van die procedure heeft IHG Logistics op 15 augustus 2006 een Streitverkündung doen uitgaan aan Handico, [eiser sub 1 (06-1930)] en [eiser sub 2 (06-1930)]. Bij beslissing van 16 april 2008 is IHG Logistics ten gunste van Barkmann veroordeeld tot betaling van € 18.210,90 te vermeerderen met de in artikel 27 CMR bedoelde rente.
4. De vordering in de zaak met kenmerk 264896 / HA ZA 06-1916
4.1. De vordering luidt dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor recht verklaart:
- primair: dat een eventuele schadevordering van een of meer gedaagden jegens Handico verjaard is;
- subsidiair: dat Handico niet, althans tot niet meer dan de in artikel 23 CMR jo. artikel 25 CMR genoemde limieten door gedaagden, althans door één van hen, ter zake van de in de dagvaarding omschreven schade aansprakelijk kan worden gehouden,
met veroordeling van gedaagden in de kosten van dit geding.
4.2. Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Handico hieraan de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
- dit vervoer wordt beheerst door de CMR;
- omdat Handico niet binnen één jaar na aflevering van het restant van de partij jassen in rechte is betrokken is de vordering van de afzender c.q. de geadresseerde verjaard;
- mocht de rechtbank van oordeel zijn dat de vordering niet is verjaard, dan doet Handico subsidiair een beroep op overmacht als bedoeld in artikel 17 lid 2 CMR, aangezien zij de diefstal redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen en de gevolgen ervan niet heeft kunnen voorzien;
- mocht de rechtbank van oordeel zijn dat Handico aansprakelijk is, dan is Handico niet verder aansprakelijk dan voor de bedragen als genoemd in artikel 23 jo. artikel 25 CMR.
5. Het verweer in de zaak met kenmerk 264896 / HA ZA 06-1916
5.1. IHG Logistics en IHG Fashion hebben geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Handico in de kosten van dit geding.
5.2. Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten hebben IHG Logistics en IHG Fashion daartoe het volgende aangevoerd:
- Handico moet beschouwd worden als opvolgend vervoerder in de zin van de artikelen 34-40 CMR;
- ingevolge artikel 39 lid 1 CMR geldt dat, zodra eenmaal de vervoerder die verhaal uitoefent, in dit geval IHG Logistics, bij rechterlijke uitspraak tot betaling van schadevergoeding is veroordeeld, de vervoerder op wie verhaal wordt uitgeoefend niet gerechtigd is de gegrondheid van de betaling door de verhaal uitoefenende vervoerder te betwisten;
- het Landgericht Essen heeft bij vonnis 16 april 2008 – overgelegd bij comparitie van partijen – geoordeeld dat IHG Logistics beperkt aansprakelijk is ten opzichte van Barkmann en haar veroordeeld tot betaling van € 18.210,90 te vermeerderen met de in artikel 27 CMR bedoelde rente; Handico is door Streitverkündung op de hoogte gebracht van deze procedure en in de gelegenheid gesteld daaraan deel te nemen;
- Handico is als opvolgend vervoerder onder wier verantwoordelijkheid de schade is ontstaan aansprakelijk om IHG Logistics te vergoeden hetgeen laatstgenoemde aan Barkman heeft te betalen;
- Handico heeft geen recht op of belang bij een verklaring voor recht van niet-aansprakelijkheid ten opzichte van IHG Fashion, omdat IHG Fashion in het onderhavige vervoer geen rol heeft gespeeld.
6. De vordering in de zaak met kenmerk 265072 / HA ZA 06-1930
6.1. De vordering luidt dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor recht verklaart dat [eiser sub 1 (06-1930)] en [eiser sub 2 (06-1930)] niet gehouden zijn tot betaling van enig schadebedrag aan Handico en IHG Logistics, althans Handico, althans IHG Logistics, primair omdat de eventuele schadevordering van Handico en IHG Logistics, althans Handico, althans IHG Logistics, krachtens artikel 32 CMR is verjaard, subsidiair omdat [eiser sub 1 (06-1930)] en [eiser sub 2 (06-1930)], althans [eiser sub 1 (06-1930)], althans [eiser sub 2 (06-1930)], niet aansprakelijk zijn (is) voor de door Handico en IHG Logistics, althans Handico, althans IHG Logistics geleden schade ter zake van de transportschade betreffende de in de dagvaarding genoemde zending, meer subsidiair omdat [eiser sub 1 (06-1930)] en [eiser sub 2 (06-1930)], althans [eiser sub 1 (06-1930)], althans [eiser sub 2 (06-1930)], niet verder aansprakelijk zijn (is) jegens Handico en IHG Logistics, althans Handico, althans IHG Logistics, dan tot het bedrag van de beperking van artikel 23 CMR, met veroordeling van Handico en IHG Logistics, althans Handico, althans IHG Logistics, in de kosten van het geding.
6.2. Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten hebben [eiser sub 1 (06-1930)] en [eiser sub 2 (06-1930)] hieraan de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
- vorderingen onder de CMR verjaren door verloop van één jaar, tenzij er sprake is van opzet of daarmee gelijk te stellen schuld (artikel 32 CMR), waarvan in het onderhavige geval geen sprake is; aangezien de diefstal plaatsvond tussen 10 en 12 september 2004, de termijn niet is gestuit en er geen vordering in rechte aanhangig is gemaakt tegen [eiser sub 1 (06-1930)], is de eventuele vordering van Handico en/of IHG Logistics tegen [eiser sub 1 (06-1930)] door tijdsverloop verjaard;
- mocht de rechtbank van oordeel zijn dat de eventuele vordering van Handico en/of IHG Logistics tegen [eiser sub 1 (06-1930)] niet verjaard is, dan geldt dat [eiser sub 1 (06-1930)] niet aansprakelijk is, omdat sprake is van overmacht aan haar zijde als bedoeld in artikel 17 lid 2 CMR;
- mocht de rechtbank van oordeel zijn dat [eiser sub 1 (06-1930)] aansprakelijk is, dan is [eiser sub 1 (06-1930)] niet verder aansprakelijk dan voor de bedragen als genoemd in artikel 23 jo. artikel 25 CMR;
- [eiser sub 2 (06-1930)] is geen partij bij de vervoerovereenkomst en is derhalve niet uit hoofde van schending van deze overeenkomst aansprakelijk; hij heeft evenmin onrechtmatig gehandeld;
- mocht de rechtbank van oordeel zijn dat [eiser sub 2 (06-1930)] aansprakelijk is, dan is [eiser sub 2 (06-1930)] niet verder aansprakelijk dan voor de bedragen als genoemd in artikel 23 jo. artikel 25 CMR;
- [eiser sub 1 (06-1930)] dient voor haar bedrijfsvoering te weten of de eventuele vordering van Handico en/of IHG Logistics verjaard is dan wel of zij aansprakelijk is en, zo ja, tot welk bedrag, zodat zij recht op en belang heeft bij de gevorderde verklaring voor recht;
- ook [eiser sub 2 (06-1930)] heeft recht op en belang bij de gevorderde verklaring voor recht.
7. Het verweer in de zaak met kenmerk 265072 / HA ZA 06-1930
7.1. Handico heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
7.2. Hiertoe heeft Handico het volgende aangevoerd:
- voor zover naar het oordeel van de rechtbank de vordering van ladingbelanghebbenden in de zaak met kenmerk 264896 / HA ZA 06-1930 06-1916 niet verjaard is, wordt het volgende verweer gevoerd door Handico;
- [eiser sub 1 (06-1930)] en [eiser sub 2 (06-1930)] komt geen beroep op overmacht toe, nu niet gezegd kan worden dat zij in de gegeven omstandigheden alle van hen te vergen maatregelen hebben genomen;
- [eiser sub 1 (06-1930)] en [eiser sub 2 (06-1930)] komt geen beroep op beperking van aansprakelijkheid toe, nu sprake is van opzet of daarmee gelijk te stellen schuld.
7.3. IHG Logistics heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser sub 1 (06-1930)] en [eiser sub 2 (06-1930)] in de kosten van dit geding.
7.4. Hiertoe heeft IHG Logistics het volgende aangevoerd:
- [eiser sub 1 (06-1930)] moet beschouwd worden als opvolgend vervoerder in de zin van de artikelen 34-40 CMR;
- ingevolge artikel 39 lid 1 CMR geldt dat, zodra eenmaal de vervoerder die verhaal uitoefent, in dit geval IHG Logistics, bij rechterlijke uitspraak tot betaling van schadevergoeding is veroordeeld, de vervoerder op wie verhaal wordt uitgeoefend niet gerechtigd is de gegrondheid van de betaling door de verhaal uitoefenende vervoerder te betwisten;
- het Landgericht Essen heeft bij vonnis 16 april 2008 geoordeeld dat IHG Logistics beperkt aansprakelijk is ten opzichte van Barkmann en haar veroordeeld tot betaling van € 18.210,90 te vermeerderen met de in artikel 27 CMR bedoelde rente; [eiser sub 1 (06-1930)] is door Streitverkündung op de hoogte gebracht van deze procedure en in de gelegenheid gesteld daaraan deel te nemen;
- [eiser sub 1 (06-1930)] is als opvolgend vervoerder onder wiens verantwoordelijkheid de schade is ontstaan aansprakelijk om IHG Logistics te vergoeden hetgeen laatstgenoemde aan Barkman heeft te betalen;
- wat betreft [eiser sub 2 (06-1930)], de chauffeur, is er geen sprake van een rechtsrelatie, omdat hij niet als vervoerder, laat staan vervoerder in de zin van de CMR, kan worden aangemerkt; hij is niet door IHG Logistics of IHG Fashion aansprakelijk gesteld, zodat hij geen recht op of belang bij een verklaring voor recht van niet-aansprakelijkheid heeft.
8. De beoordeling
In de zaak met kenmerk 264896 / HA ZA 06-1916
8.1. Aangezien beide gedaagden in Duitsland zijn gevestigd, heeft deze zaak een grensoverschrijdend element, zodat de rechtsmacht van de Nederlandse rechter aan de orde is.
Gedaagden hebben de rechtsmacht van de Nederlandse rechter niet betwist, zodat deze rechtbank op grond van artikel 71 jo. artikel 24 EEX-Vo bevoegd is van de onderhavige vorderingen kennis te nemen.
8.2. Deze zaak heeft betrekking op een overeenkomst tot het grensoverschrijdend vervoer van goederen over de weg, namelijk van Rotterdam naar Essen, Duitsland, zodat van rechtswege de CMR van toepassing is (artikel 1 lid 1 CMR).
8.3. Uit de hierboven onder 3.1 en 3.3 genoemde vaststaande feiten volgt dat IHG Fashion als geadresseerde van de container met de partij jassen dient te worden aangemerkt. Ingevolge artikel 13 CMR kan een geadresseerde een (eigen) vorderingsrecht doen gelden. Daarom is de gevorderde verklaring voor recht ten aanzien van IHG Fashion niet uit de lucht gegrepen. Nu IHG Fashion zelf stelt niets met het vervoer te maken te hebben, volgt daaruit dat zij haar rechten niet wil doen gelden. Derhalve ligt de vordering van Handico tot een verklaring voor recht dat zij ten opzichte IHG Fashion niet aansprakelijk is voor toewijzing gereed. De rechtbank zal die vordering bij het eindvonnis toewijzen, met veroordeling van IHG Fashion in de proceskosten, zoals gevorderd en niet bestreden.
8.4. IHG Logistics heeft het gehele, aan haar door ladingbelanghebbenden opgedragen, vervoer uitbesteed aan Handico. Handico heeft dit gehele vervoer uitbesteed aan [eiser sub 1 (06-1930)]. Voorts kan als vaststaand worden aangenomen dat Handico ter zake van dit vervoer een CMR-vrachtbrief heeft gereedgemaakt met vermelding van zichzelf als vervoerder en dat [eiser sub 2 (06-1930)], de chauffeur van [eiser sub 1 (06-1930)], vervolgens de zending in ontvangst heeft genomen en ook de vrachtbrief heeft ondertekend.
Op grond van deze feiten merkt de rechtbank Handico en [eiser sub 1 (06-1930)] aan als opvolgend vervoerders ten opzichte van IHG Logistics. Daarvoor is niet vereist dat hoofdvervoerder IHG Logistics of de door IHG Logistics ingeschakelde vervoerder Handico zelf de goederen of de vrachtbrief in ontvangst heeft genomen, noch dat deze zelf enig feitelijk vervoer heeft verricht.
Een en ander betekent dat de rechtsverhouding tussen hoofdvervoerder IHG Logistics en opvolgend vervoerder Handico wordt beheerst door de artikelen 34-40 CMR.
8.5. Artikel 39 lid 4 CMR luidt als volgt: De bepalingen van artikel 32 zijn van toepassing op het verhaal tussen vervoerders. De verjaring loopt evenwel hetzij vanaf de dag van een rechterlijke einduitspraak tot vaststelling van de ingevolge de bepalingen van dit Verdrag te betalen schadevergoeding hetzij bij gebreke van zulk een uitspraak, vanaf de dag waarop de betaling is geschied.
8.6. Uit de bij comparitie overgelegde beslissing van het Landgericht Essen van 16 april 2008 in de zaak tussen Barkmann en IHG Logistics blijkt dat daarbij IHG Logistics is veroordeeld tot betaling aan Barkmann van € 18.210,90 te vermeerderen met de in artikel 27 CMR bedoelde rente. Tussen Handico en IHG Logistics is niet in geschil dat uit dat vonnis volgt dat IHG Logistics aansprakelijk is jegens Barkmann voor de schade wegens de niet-aflevering ter bestemming van de tijdens het overstaan in het weekend van 11 – 12 september 2004 verdwenen 1.270 jassen. Met die beslissing is sprake van een rechterlijke einduitspraak als bedoeld in artikel 39 lid 4 CMR. De regel van artikel 39 lid 4 jo. artikel 32 CMR brengt mee dat ten aanzien van de vordering van IHG Logistics op Handico de verjaringstermijn van één jaar is gaan lopen vanaf 16 april 2008. Aangezien sinds deze datum al meer dan één jaar is verstreken, rijst de vraag of de verjaring gedurende deze periode van één jaar is gestuit dan wel geschorst door middel van een schriftelijke vordering als bedoeld in artikel 32 CMR. Met het oog hierop zal de zaak naar de rol worden verwezen voor uitlating bij akte door eerst IHG Logistics en vervolgens Handico. De rechtbank merkt ten overvloede op dat de hierboven onder 3.5 genoemde Streitverkündung die IHG Logistics op 15 augustus 2006 heeft doen uitgaan aan Handico niet als een stuitingshandeling of een schriftelijke vordering in de zin van artikel 32 lid 2 CMR kan worden aangemerkt, aangezien laatstgenoemde datum is gelegen vóór de aanvang van de onderhavige verjaringstermijn van artikel 39 lid 4 CMR.
8.7. Hangende de nadere inlichtingen van IHG Logistics en Handico onderzoekt de rechtbank reeds thans de vraag of Handico ten opzichte van IHG Logistics aansprakelijk is.
8.8. Met betrekking tot de grondslag van het recht van verhaal van de (opvolgend) vervoerder op de opvolgend vervoerder is in het eerste lid van artikel 39 CMR het volgende bepaald: De vervoerder, op wie verhaal wordt uitgeoefend ingevolge de artikelen 37 en 38, is niet gerechtigd de gegrondheid van de betaling door de vervoerder, die het verhaal uitoefent, te betwisten, wanneer de schadevergoeding is vastgesteld bij rechterlijke uitspraak, mits hij behoorlijk van het rechtsgeding in kennis is gesteld en hij gelegenheid heeft gehad om daarin zich te voegen of tussen te komen.
Artikel 38 CMR heeft betrekking op verhaal in het geval van insolventie van een opvolgend vervoerder en is in de onderhavige zaak niet van toepassing.
Artikel 37 CMR luidt als volgt: De vervoerder, die een schadevergoeding heeft betaald uit hoofde van de bepalingen van dit Verdrag, heeft recht van verhaal voor de hoofdsom, rente en kosten tegen de vervoerders, die aan de uitvoering van de vervoerovereenkomst hebben deelgenomen, overeenkomstig de volgende bepalingen:
a) de vervoerder, door wiens toedoen de schade is veroorzaakt, draagt de schadevergoeding alleen, onverschillig of deze door hemzelf of door een andere vervoerder is betaald;
b) wanneer de schade is veroorzaakt door toedoen van twee of meer vervoerders, moet ieder van hen een bedrag betalen in verhouding tot zijn deel van de aansprakelijkheid; indien begroting van de delen der aansprakelijkheid niet mogelijk is, is ieder van hen aansprakelijk in verhouding tot het hem toekomende deel van de beloning voor het vervoer;
c) indien niet kan worden vastgesteld, aan wie van de vervoerders de aansprakelijkheid moet worden toegerekend, wordt het bedrag van de schadevergoeding verdeeld tussen alle vervoerders, in de verhouding bepaald onder b).
Mede in het licht van de overige bepalingen in de CMR betreffende opvolgende vervoerders – met name artikel 40 CMR – dient deze bepaling te worden uitgelegd als bevattende een limitatieve opsomming van de vervoerders op wie verhaal kan worden uitgeoefend. Gesteld noch gebleken is dat tussen IHG Logistics en Handico een afwijkende regeling als bedoeld in artikel 40 CMR is getroffen.
8.9. De schade in het onderhavige geval is het gevolg van de verdwijning van 1.270 jassen uit de in de container vervoerde partij tijdens het overstaan van de oplegger met de container in het weekend van 11 – 12 september 2004 op het door [eiser sub 1 (06-1930)] gehuurde terrein, waardoor die jassen niet meer konden worden afgeleverd ter bestemming. [eiser sub 1 (06-1930)] had de container met de partij jassen toen als vervoerder onder zich. Gesteld noch gebleken is dat de schade (mede) haar oorzaak vindt in toedoen van IHG Logistics of Handico. Toepassing van de regel van artikel 37 CMR leidt ertoe dat IHG Logistics een verhaalsvordering heeft op [eiser sub 1 (06-1930)], maar niet op Handico.
Dat betekent dat de door Handico subsidiair gevorderde verklaring voor recht van niet-aansprakelijkheid jegens IHG Logistics voor toewijzing in aanmerking komt.
8.10. Hangende de nadere inlichtingen van IHG Logistics en Handico als bedoeld in rov. 8.6 zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
In de zaak met kenmerk 265072 / HA ZA 06-1930
8.11. Deze zaak heeft betrekking op een overeenkomst tot het grensoverschrijdend vervoer van goederen over de weg, namelijk van Rotterdam naar Essen, Duitsland, zodat van rechtswege de CMR van toepassing is (artikel 1 lid 1 CMR).
Voorts in de zaak met kenmerk 265072 / HA ZA 06-1930 ten aanzien van de vordering tegen Handico
8.12. Zoals hierboven in rov. 8.4 is geoordeeld, is sprake van opvolgend vervoer en zijn Handico en [eiser sub 1 (06-1930)] opvolgend vervoerders.
8.13. Gelet op de primaire grondslag van hun vorderingen, namelijk verjaring, beogen [eiser sub 1 (06-1930)] en [eiser sub 2 (06-1930)] met deze vorderingen in de eerste plaats een verklaring voor recht te verkrijgen dat de vordering tot schadevergoeding op ieder van hen is verjaard.
Voor het nemen van verhaal door Handico, opvolgend vervoerder, op [eiser sub 1 (06-1930)], opvolgend vervoerder, bestaat slechts aanleiding voor zover sprake is van een recht van verhaal van IHG Logistics op Handico. Van zulk recht van verhaal is geen sprake indien Handico niet aansprakelijk is ten opzichte van IHG Logistics, dan wel de vordering van IHG Logistics op Handico door verjaring is geblokkeerd. Of dat laatste het geval is, hangt af van de nadere uitlatingen door IHG Logistics en Handico in de zaak met kenmerk 264896 / HA ZA 06-1916. Zie rov. 8.6 hierboven.
Gelet op het bepaalde in artikel 28 lid 2 CMR geldt dat [eiser sub 2 (06-1930)] in het geval van verjaring van de vordering van IHG Logistics op Handico zich ten opzichte van Handico op deze verjaring kan beroepen ter afwering van zijn aansprakelijkheid.
8.14. Gelet op de subsidiaire grondslag van de vordering van [eiser sub 1 (06-1930)] en [eiser sub 2 (06-1930)] tegen Handico, waarvan de strekking is dat [eiser sub 1 (06-1930)] en [eiser sub 2 (06-1930)] op basis van de CMR niet aansprakelijk zijn jegens Handico, wordt voorts het volgende overwogen.
8.15. Hierboven in rov. 8.8 en 8.9 is geoordeeld dat Handico geen vervoerder is op wie IHG Logistics verhaal kan nemen ingevolge artikel 37 CMR. Aangezien een verhaalactie van IHG Logistics op Handico dus niet zal slagen, zal er voor Handico geen grond zijn om op haar beurt een verhaalactie aan te vangen tegen [eiser sub 1 (06-1930)]. Daarmee ligt toewijzing van de vordering van [eiser sub 1 (06-1930)] tegen Handico in ieder geval gereed op basis van de subsidiaire grondslag van deze vordering. Gelet op het bepaalde in artikel 28 lid 2 CMR geldt dat [eiser sub 2 (06-1930)] zich op kan beroepen op de afwezigheid van zodanig verhaalsrecht van Handico ter afwering van zijn aansprakelijkheid.
8.16. Gelet op hetgeen hierboven is geoordeeld zal iedere beslissing worden aangehouden.
Voorts in de zaak met kenmerk 265072 / HA ZA 06-1930 ten aanzien van de vordering tegen IHG Logistics
8.17. Aangezien IHG Logistics in Duitsland is gevestigd, heeft deze zaak in zoverre een grensoverschrijdend element, zodat de rechtsmacht van de Nederlandse rechter aan de orde is.
IHG Logistics heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter niet betwist, zodat deze rechtbank op grond van artikel 71 jo artikel 24 EEX-Vo bevoegd is van de onderhavige vorderingen kennis te nemen.
8.18. Zoals hierboven in rov. 8.4 is geoordeeld, is sprake van opvolgend vervoer en is [eiser sub 1 (06-1930)] opvolgend vervoerder.
8.19. Gelet op de primaire grondslag van hun vorderingen, namelijk verjaring, beogen [eiser sub 1 (06-1930)] en [eiser sub 2 (06-1930)] met deze vorderingen in de eerste plaats een verklaring voor recht te verkrijgen dat de vordering van IHG Logistics op hen is verjaard. Onder verwijzing naar hetgeen hierboven in rov. 8.6 is geoordeeld zal de zaak naar de rol worden verwezen voor uitlating bij akte door eerst IHG Logistics, vervolgens [eiser sub 1 (06-1930)] en [eiser sub 2 (06-1930)] over de vraag of de verjaring van de regresvordering van IHG Logistics op [eiser sub 1 (06-1930)] tijdig is gestuit of geschorst in de zin van artikel 32 CMR.
Voor zover geoordeeld moet worden dat de vordering van IHG Logistics op [eiser sub 1 (06-1930)] is verjaard, komt [eiser sub 2 (06-1930)] gelet op het bepaalde in artikel 28 lid 2 CMR op die verjaring beroep toe ter afwering van zijn aansprakelijkheid.
8.20. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
in de zaak met kenmerk 264896 / HA ZA 06-1916
verwijst de zaak naar de rol van 17 november 2010 voor het nemen van een akte door IHG Logistics over de vraag of de verjaring van haar vordering op Handico tijdig is gestuit of geschorst als bedoeld in rov. 8.6; Handico kan daarop bij akte reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan,
in de zaak met kenmerk 265072 / HA ZA 06-1930
verwijst de zaak naar de rol van 17 november 2010 voor het nemen van een akte door IHG Logistics over de vraag of de verjaring van haar vordering op [eiser sub 1 (06-1930)] tijdig is gestuit of geschorst als bedoeld in rov. 8.19 en 8.6; [eiser sub 1 (06-1930)] en [eiser sub 2 (06-1930)] kunnen daarop bij akte reageren
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door W.P. Sprenger en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2010.
901/1928?