ECLI:NL:RBROT:2010:BO2406

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
364680 / HA RK 10-192
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot wraking van een rechter in een strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 29 oktober 2010 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die gedetineerd was in P.I. Rijnmond, had de rechter gewraakt tijdens een zitting op 15 oktober 2010. De wraking was gebaseerd op de bewering dat de rechter partijdig en vooringenomen was in zijn behandeling van de strafzaak tegen verzoeker. Tijdens de dupliek had de rechter de raadsman van verzoeker verzocht zich te beperken tot relevante opmerkingen, wat door verzoeker als partijdig werd ervaren. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking beoordeeld en vastgesteld dat de rechter in zijn rol als voorzitter van de meervoudige kamer bevoegd was om de orde te handhaven. De rechtbank oordeelde dat de opmerkingen van de rechter niet zodanig waren dat ze een schijn van vooringenomenheid opriepen. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor de vrees van verzoeker dat de rechter niet onpartijdig was. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak : 29 oktober 2010
Zaaknummer : 364680
Rekestnummer : HA RK 10-192
Parketnummer: 10/741195-10
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Rijnmond, Huis van Bewaring "De Schie" te Rotterdam,
verzoeker,
strekkende tot wraking van [naam rechter], rechter in de rechtbank Rotterdam, sector Straf (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Ter zitting van 15 oktober 2010 is door de meervoudige kamer van deze rechtbank, van welke kamer de rechter voorzitter is, behandeld de tegen verzoeker als verdachte aanhangig gemaakte strafzaak met bovenvermeld parketnummer.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft de raadsman van verzoeker de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier van de hiervoor omschreven strafzaak tegen verzoeker als verdachte, waarin zich onder meer bevinden:
- het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting;
- de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek.
Verzoeker, zijn raadsman mr. J.Y. Taekma, de rechter alsmede de officier van justitie
mr. A.P.G. de Beer zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij e-mailbericht van 20 oktober 2010.
Ter zitting van 22 oktober 2010, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen verzoeker, zijn raadsman en officier van justitie mr. A.P.G. de Beer.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Naar de verdediging en verzoeker toe heeft de rechter - zijnde de voorzitter van de meervoudige strafkamer die de strafzaak van verzoeker heeft behandeld - met zijn uitlatingen tijdens de dupliek er blijk van gegeven in deze zaak partijdig te zijn en vooringenomen. In elk geval heeft de voorzitter de schijn gewekt in deze zaak partijdig te zijn en vooringenomen.
De toon waarop verzoeker en diens raadsman werden toegesproken door de rechter was daarbij beneden de maat. De rechter leek zich eerder niet te storen aan het zeer persoonlijke betoog van de officier van justitie in reactie op een zakelijk en juridisch en zo feitelijk mogelijk gehouden pleidooi. De officier kreeg daarbij alle ruimte om zich ongenuanceerd, niet ter zake en bovendien zeer persoonlijk in de richting van de raadsman uit te laten. Over de uitlatingen van de officier van justitie werd niets gezegd. De raadsman werd volstrekt anders behandeld. Tijdens de dupliek schoot de rechter al na een paar zinnen van de raadsman uit zijn slof met de woorden:
"Dan moet u daar toch eens mee ophouden!!! Eerlijk gezegd heb ik geen zin meer om hier naar te luisteren. Wilt u zich beperken tot de feiten!!!"
Door de rechter werd bij de verdediging objectief gerechtvaardigd de indruk gewekt dat de rechter het met de officier van justitie eens was, althans niet op een weerwoord zat te wachten. De rechter hoefde hetgeen de verdediging nog te zeggen had niet meer te beluisteren. In elke geval ontbrak het hem - zoals de rechter dat ongevraagd zelf op luide toon kenbaar maakte - aan de zin nog langer naar de verdediging te luisteren.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren.
Naar de mening van de rechter heeft hij de raadsman niet het woord ontnomen, doch slechts een ordemaatregel getroffen. De raadsman heeft in zijn reeds aangevangen dupliek op zeker moment (wederom) het nieuwe Ministerie van Veiligheid ter sprake gebracht en heeft dit in verband met de positie van de zaaksofficier willen brengen. De rechter heeft dit verhinderd zoals dat in het proces-verbaal van de zitting is neergelegd.
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig was. Zulks is ook niet gesteld.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde en anderszins aannemelijk geworden omstandigheden niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de - beweerdelijk - bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
3.4
De rechtbank begrijpt uit de schriftelijke toelichting dat het verzoek tot wraking is gebaseerd op de uitlatingen en toonzetting van de rechter tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 15 oktober 2010.
De rechtbank stelt in dit verband voorop dat de rechter in zijn rol als voorzitter van een meervoudige kamer bevoegd is om maatregelen te nemen teneinde de orde tijdens een terechtzitting te handhaven. Blijkens het proces-verbaal van de zitting van 15 oktober 2010 heeft de rechter van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.
Uit de wijze waarop van deze bevoegdheid gebruik is gemaakt, kan naar het oordeel van de rechtbank geen (schijn van) vooringenomenheid worden afgeleid.
Het is naar het oordeel van de rechtbank voorstelbaar en begrijpelijk dat, indien tijdens een dupliek een voor de zaak niet relevante opmerking wordt gemaakt over het nieuwe Ministerie van Veiligheid, de rechter - als ordemaatregel - de raadsman verzoekt zich te beperken tot voor de zaak relevante opmerkingen.
Daargelaten dat de bewoordingen van de rechter daarbij minder persoonlijk en meer zakelijk hadden kunnen zijn, is de rechtbank van oordeel dat de opmerking van de rechter niet dermate onbegrijpelijk is, dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees voor een dergelijke vooringenomenheid naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is. De gebruikte bewoordingen geven geen aanleiding voor de veronderstelling dat de rechter de raadsman definitief het woord ontnam en niet langer bereid was naar een zakelijk betoog van de raadsman te luisteren. De omstandigheid dat de officier van justitie zich tijdens het requisitoir en zijn repliek mogelijk minder parlementair heeft uitgedrukt en de rechter daartegen niet heeft opgetreden, doet aan dit oordeel niet af.
3.5
Nu geen andere feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden, dient het wrakingsverzoek te worden afgewezen.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van [naam rechter].
Deze beslissing is gegeven op 29 oktober 2010 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. L.A.C. van Nifterick en mr. H.J.M. van der Kaaij, rechters.
Deze beslissing is bij afwezigheid van de voorzitter door mr. L.A.C. van Nifterick uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier.
De voorzitter is afwezig, om welke reden deze beschikking in zijn plaats door de oudste rechter met de griffier is ondertekend.