ECLI:NL:RBROT:2010:BN9933

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
361178 / HA RK 10-156
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van een rechter in de rechtbank Rotterdam

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 4 oktober 2010 een beslissing genomen op een verzoek tot wraking van een rechter in een civiele procedure. Het verzoek tot wraking werd ingediend door de advocaat van verzoeker, mr. R.S.A. Essed, tijdens de mondelinge behandeling op 23 augustus 2010. De wrakingskamer heeft de feiten en omstandigheden rondom het wrakingsverzoek beoordeeld, waarbij de advocaat van verzoeker aanvoerde dat er sprake was van zowel subjectieve als objectieve partijdigheid van de rechter. Verzoeker voelde zich geïntimideerd door de opmerkingen van de rechter tijdens de zittingen op 13 en 23 augustus 2010, wat leidde tot de conclusie dat de rechter niet onpartijdig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek tijdig was ingediend, aangezien het was gebaseerd op gebeurtenissen die zich hadden voorgedaan tijdens de zittingen. De rechtbank heeft besloten de mondelinge behandeling te heropenen en de gewraakte rechter te verzoeken om een nadere schriftelijke toelichting te geven over de gang van zaken tijdens de zittingen. De rechtbank heeft de secretaris van de wrakingskamer opgedragen om de reactie van de rechter door te zenden aan de advocaat van verzoeker, zodat deze binnen een week kon reageren. De beslissing om de mondelinge behandeling te heropenen was noodzakelijk om de feiten rondom het wrakingsverzoek met de vereiste mate van zekerheid te kunnen toetsen.

De uitspraak benadrukt het belang van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter, zoals vastgelegd in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank heeft de zaak zorgvuldig beoordeeld en de nodige stappen ondernomen om de situatie te verhelderen, waarbij de rechten van verzoeker in acht zijn genomen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak : 4 oktober 2010
Zaaknummer : 361178
Rekestnummer : HA RK 10-156
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
strekkende tot wraking van [naam kantonrechter], rechter in de rechtbank Rotterdam, sector kanton (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Ter zitting van 13 augustus 2010 en 23 augustus 2010 is door de rechter een aanvang gemaakt met de behandeling van het voorwaardelijk verzoek van [naam verzoekster in bodemzaak] B.V.(hierna: [naam verzoekster in bodemzaak]) tegen verzoeker ex artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek (BW), alsmede het voorwaardelijk verzoek van [naam verzoekster in bodemzaak] ex artikel 2:241 BW tegen verzoeker, welke verzoekschriftprocedures als kenmerk hebben 1137649 VZ VERZ 10-38222 en 357373/ HA RK 10-119.
Bij gelegenheid van die behandeling op 23 augustus 2010 heeft de advocaat van verzoeker, mr. R.S.A. Essed, de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de griffiedossiers van de hiervoor omschreven procedures, in welke dossiers zich onder meer bevinden een niet ondertekend proces-verbaal van de eerstbedoelde zitting en een door de rechter en de griffier ondertekend proces-verbaal van laatstbedoelde zitting en de schriftelijke toelichting d.d. 23 augustus 2010 op het wrakingsverzoek.
Verzoeker, de rechter alsmede de gemachtigde van [naam verzoekster in bodemzaak] zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 23 september 2010, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen verzoeker, zijn advocaat alsmede mr. T.J. van Veen, gemachtigde van [naam verzoekster in bodemzaak].
Verzoeker heeft - bij monde van zijn advocaat - aan de hand van een pleitnota zijn standpunt nader toegelicht.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker nader het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1
Er is sprake van zowel subjectieve als objectieve partijdigheid aan de zijde van rechter. De gehele gang van zaken tijdens de mondelinge behandeling op 13 augustus 2010 leverde in onderlinge samenhang beschouwd reeds een aanwijzing op voor het oordeel dat het de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt. Door de handelwijze en de gedane uitlating van de rechter op de zitting op 13 augustus 2010 is bij verzoeker de geobjectiveerde vrees ontstaan dat de rechter jegens hem vooringenomen is c.q. is de onpartijdigheid van de rechter niet meer boven iedere twijfel verheven is. Verzoeker heeft de handelwijze van de rechter als buitengewoon intimiderend ervaren en is onder die druk 'de gang' opgegaan om met de tegenpartij te praten over een schikking. Bovendien heeft de rechter er blijk van gegeven de zaak niet goed te hebben voorbereid.
2.1.2
Omdat verzoeker er vanuit ging dat deze gang van zaken zijn oorzaak zou kunnen hebben in een irritatie aan de zijde van de rechter die op een volgende zitting verdwenen zou kunnen zijn, ging hij hoopvol naar de zitting van 23 augustus 2010. Daar bleek de houding van de rechter echter niet anders dan op de eerste zitting. Dat bleek al uit het feit dat zij opmerkte "ik begrijp niet waarom uw accountant hier mee naar binnen moet".
Nadat de rechter op die zitting tegen verzoeker opmerkte: "ik begrijp werkelijk niet waarom u niet schikt, u heeft geen inkomen en geen geld om verder te procederen", was voor verzoeker de maat vol en heeft hij zich genoodzaakt gezien het - al eerder schriftelijk opgestelde - wrakingsverzoek daadwerkelijk aan de rechter te overhandigen en heeft zijn gemachtigde daarbij opgemerkt dat dit voorval de directe aanleiding was voor de wraking.
Door zo'n opmerking vlak voor de schikkingsonderhandelingen te maken ondermijnt de rechter de positie van verzoeker in die onderhandelingen.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren.
Doordat de verweerschriften de rechter niet voor de zitting hebben bereikt, heeft de rechter daarvan voorafgaand aan de eerste zitting geen kennis kunnen nemen. Daarom heeft de rechter de zaken op 13 augustus niet inhoudelijk behandeld, maar slechts onderzocht of zij - gezien de onbevoegdheidsverweren - beide voorwaardelijke verzoeken gelijktijdig zou kunnen behandelen. Ter zitting op 13 augustus 2010 is de rechter voorts nagegaan of enige punten van verschil van mening tussen partijen ten aanzien van de behandeling vooraf opgelost konden worden, om te vermijden dat op de volgende zitting geconstateerd zou worden dat de zaken alsnog verwezen zouden moeten worden. [naam verzoekster in bodemzaak] heeft vervolgens desgevraagd de gelegenheid gekregen tijdens een schorsing te onderzoeken of een schikking bereikt kon worden; nadat verzoeker meedeelde dat hij bedenktijd nodig had, is de behandeling aangehouden tot 23 augustus 2010. Voor de tweede zitting van 23 augustus 2010 had verzoeker een (tegen-)verzoek tot onvoorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend. Aan het begin van deze zitting deelde de rechter mee dat een dergelijk verzoek niet mogelijk was, omdat eerst moest komen vast te staan of het gegeven ontslag op staande voet nietig was. Na deze opmerking overhandigde de gemachtigde van verzoeker het wrakingsverzoek. De rechter wijst erop dat dit verzoek geheel gebaseerd is op de zitting van 13 augustus 2010.
3. De beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uit artikel 37, eerste lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering volgt dat een verzoek tot wraking moet worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden.
3.2
De argumenten die door verzoeker zijn aangevoerd in zijn op 23 augustus 2010 schriftelijk ingediende verzoek tot wraking hebben alle betrekking op hetgeen is voorgevallen op de zitting van 13 augustus 2010. Dit roept de vraag op of het wrakingsverzoek tijdig is ingediend.
3.3
Zowel uit het proces-verbaal van de zitting van 23 augustus, als uit de namens verzoeker op 30 augustus 2010 ingediende schriftelijke aanvulling op dat proces-verbaal, alsook uit de nadien opgestelde schriftelijke reactie van de rechter van 17 september 2010 valt af te leiden dat het wrakingsverzoek op 23 augustus 2010 is ingediend naar aanleiding van een voorval dat zich heeft voorgedaan op de zitting van 23 augustus 2010. Aldus bezien moet worden geoordeeld dat het wrakingsverzoek tijdig is ingediend.
3.4
Naar aanleiding van hetgeen ter zitting van de wrakingskamer naar voren is gebracht door verzoeker behoeft de rechtbank nadere inlichtingen omtrent de feitelijke gang van zaken ter zitting van 23 augustus 2010.
Verzoeker stelt immers in zijn schriftelijke aanvulling van 30 augustus 2010 op het proces-verbaal van 23 augustus 2010 op bladzijde twee dat rechter direct voorafgaand aan de indiening van het schriftelijke verzoek tot wraking heeft gezegd: "...Meneer [naam verzoeker], ik begrijp werkelijk niet waarom u geen schikking hebt getroffen, u hebt geen inkomsten en u hebt ook geen geld om verder te procederen...". Daarin ligt, zoals verzoeker nader heeft toegelicht, de directe aanleiding voor indiening van het verzoek tot wraking.
Noch aan de hand van het proces-verbaal van de zitting van 23 augustus 2010, noch op basis van de schriftelijke reactie van de rechter van 17 september 2010 kan, tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor is overwogen, de feitelijke grondslag van het wrakingsverzoek met de vereiste mate van zekerheid worden getoetst. Daarin ziet de rechtbank aanleiding om het onderzoek te heropenen en de rechter te verzoeken nadere inlichtingen te verschaffen omtrent de gang van zaken direct voorafgaand aan de overhandiging van het wrakingsverzoek.
4. De beslissing
De rechtbank:
- heropent de mondelinge behandeling;
- verzoekt de rechter binnen een week na heden bij de secretaris van de wrakingskamer schriftelijk een nadere toelichting te geven als bedoeld onder 3.4;
- draagt de secretaris van de wrakingskamer op terstond een afschrift van de reactie van de rechter door te zenden aan de advocaat van verzoeker, mr. R.S.A. Essed waarna deze in de gelegenheid wordt gesteld om binnen een week hetzij schriftelijk te reageren waarna een datum voor een beschikking zal worden bepaald, hetzij een verzoek in te dienen om voorzetting van de mondelinge behandeling ter zitting;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is gegeven op 4 oktober 2010 door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. O.E.M. Leinarts en mr. M.C. van Kolk, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier.