ECLI:NL:RBROT:2010:BN9926

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
358222 / HA RK 10-128
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in telecomzaak wegens gebrek aan partijdigheid

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 7 oktober 2010 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker tegen de kantonrechter in een civielrechtelijke procedure. Het verzoeker stelde dat de kantonrechter vooringenomen was en de rechten van verzoeker had geschonden door de wederpartij van juridisch advies te voorzien in een rolbeslissing. De rechtbank oordeelde dat de kantonrechter niet partijdig was en dat het verzoeker vrijstond om nadere toelichtingen of stukken over te leggen. De wrakingskamer heeft het dossier van de civielrechtelijke procedure bestudeerd en de argumenten van verzoeker en de kantonrechter afgewogen. Tijdens de zitting op 23 september 2010 heeft de raadsman van verzoeker, mr. M.A. Oosterveen, het standpunt van verzoeker toegelicht. De rechtbank concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid van de kantonrechter en dat de wraking ongegrond was. De beslissing werd genomen in het kader van de waarborging van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter, waarbij de rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank heeft de argumenten van verzoeker zorgvuldig overwogen, maar kwam tot de conclusie dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor een vooringenomenheid van de kantonrechter. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd unaniem genomen door de meervoudige kamer.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak : 7 oktober 2010
Zaaknummer : 358222
Rekestnummer : HA RK 10-128
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
strekkende tot wraking van [naam kantonrechter], kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, sector kanton (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Bij de rechter is in behandeling de door [naam eiseres] B.V. als eiseres tegen verzoeker als gedaagde een ingestelde civielrechtelijke vordering, welke procedure als kenmerk heeft 1080712 CV EXPL 10-5977.
Bij brief van 30 juni 2010 heeft verzoeker de rechter gewraakt. Op verzoek van verzoeker is de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek enige tijd aangehouden.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier van de hiervoor omschreven civielrechtelijke procedure.
Verzoeker, de rechter alsmede de gemachtigde van eiseres in de bodemprocedure, De Jong-Snelderwaard B.V., zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 9 juli 2010. Bij deze gelegenheid heeft de rechter tevens kenbaar gemaakt dat zij niet zal verschijnen op de zitting.
Ter zitting van 23 september 2010, alwaar de gedane wraking is behandeld, is verschenen de raadsman van verzoeker, mr. M.A. Oosterveen. Hij heeft aan de hand van een pleitnota het standpunt van verzoeker nader toegelicht.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat de rechter een vooringenomen jegens hem koestert, althans dat de bij verzoeker gewekte vrees daartoe objectief gerechtvaardigd is. De rechter heeft de in artikel 6 van het EVRM genoemde "civil rights and obligations" van verzoeker geschonden, door in de rolbeslissing van 18 juni 2010 de wederpartij van juridisch advies te voorzien, omtrent de inhoud van de nog te nemen conclusie van repliek. De rechter heeft in de rolbeslissing namelijk overwogen dat: "stellingen van eiseres niet toereikend zijn om de gegrondheid van de vordering te beoordelen. Eiseres zal daarom de grondslag van de vordering nader moeten specificeren". De rechter dient uit te gaan van hetgeen eiseres aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd. De rechter heeft door nadere stukken en informatie te vragen om een nadere aanvulling dan wel uitbreiding van de feitelijke grondslag van de vordering van eiseres verzocht en dat is in strijd met artikel 24 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Hiermee is de rechter buiten haar bevoegdheden getreden en heeft zij zich partijdig getoond.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren.
In zogenoemde "telecomzaken" waarbij de gedaagde partij consument is, dan wel vermoed wordt dat deze consument is, worden sedert 1 juli 2010 in alle zaken, en dus ook verstekzaken, de stukken opgevraagd zoals vermeld in de derde alinea van de rolbeslissing, wanneer er mogelijk sprake is van "uitfacturatie". In zaken waarin verweer werd gevoerd, werden die stukken al langer opgevraagd. Op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie van de EG dient een rechter ambtshalve te beoordelen of een beding van de overeenkomst waarop een beroep wordt gedaan, onredelijk bezwarend is. Nu de onderhavige zaak een vordering op grond van een overeenkomst ter zake van het gebruik van het mobiele netwerk betreft, is de standaardoverweging opgenomen in de rolbeslissing. Nu klager betwist een overeenkomst te zijn aangegaan met T-Mobile, is om die reden aan eiseres ook gevraagd een afschrift van de overeenkomst over te leggen. De rechter wijst op artikel 22 Rv waarin staat vermeld dat de rechter in alle gevallen en in elke stand van het geding partijen of een van hen kan bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde op de zaak betrekking hebbende bescheiden over te leggen. Van die mogelijkheid is in het licht van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de EG gebruik gemaakt.
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde en anderszins aannemelijk geworden omstandigheden niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de - beweerdelijk - bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is.
3.4
De rechtbank stelt voorop dat het aan de rechter is om te beoordelen of het voorhanden zijnde materiaal in een civiele procedure voldoende is om de gegrondheid van de vordering van de eisende partij te kunnen beoordelen. Ingevolge artikel 22 Rv kan de rechter in alle gevallen en in elke stand van de procedure partijen of een van hen bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde, op de zaak betrekking hebbende bescheiden over te leggen. Gelet hierop staat het de rechter ook in de onderhavige civiele procedure vrij aan eiseres en/of aan verzoeker nadere inlichtingen, toelichtingen dan wel nadere stukken te vragen.
Nu het in de praktijk regelmatig voorkomt dat in "telecomzaken" bij niet-nakoming door de consument de resterende abonnementstermijnen door de provider ook worden "uitgefactureerd" en betrokken worden in de vordering die aan de rechter wordt voorgelegd zonder dat dit met zoveel woorden in de dagvaarding tot uitdrukking wordt gebracht, is de beslissing van de rechter om nadere informatie van eiseres te vragen voor de hand liggend.
De rechtbank verstaat de passage in de rolbeslissing van 18 juni 2010 "de stellingen van eiseres niet toereikend zijn om de gegrondheid van de vordering te beoordelen" aldus, dat daarmee niet meer of anders tot uitdrukking is gebracht dan dat nader onderzoek moet worden gedaan naar de feitelijke en juridische houdbaarheid van die stellingen, daaronder begrepen het ambtshalve uit te voeren onderzoek naar mogelijk voor de consument onredelijk bezwarende bedingen, hetgeen de rechter vrijstaat op grond van artikel 22 Rv, alvorens een oordeel gegeven kan worden over de gegrondheid van de vordering.
Daarom kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat de rechter zich met deze overweging in de rolbeslissing op 18 juni 2010 in enig opzicht partijdig heeft betoond.
3.5
De rechtbank is van oordeel dat in de rolbeslissing van 18 juni 2010 noch in de wijze waarop de kantonrechter de zaak tussen eiseres en verzoeker heeft behandeld een aanwijzing is te vinden voor het oordeel dat de kantonrechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker daaromtrent gekoesterde vrees naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is. De wraking is mitsdien ongegrond. Het verzoek moet worden afgewezen.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van [naam kantonrechter].
Deze beslissing is gegeven op 7 oktober 2010 door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
mr. O.E.M. Leinarts en mr. M.C. van der Kolk, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier.