vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 330436 / HA ZA 09-1322
Vonnis van 1 september 2010
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
URBAN DANCE ACADEMY B.V.,
gevestigd te Tilburg,
eiseres,
advocaat mr. Ph. Ekering,
de stichting STICHTING WORLD MUSIC AND DANCE CENTRE,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. B.J. de Deugd.
Partijen zullen hierna “UDA” en de “Stichting” genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 mei 2009 met producties;
- de conclusie van antwoord van 17 juni 2009 met productie;
- het tussenvonnis van 15 juli 2009, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 16 september 2009, ter gelegenheid waarvan UDA een renteberekening heeft overgelegd, welke aan het van de comparitie opgemaakte proces-verbaal gehecht;
- de conclusie van repliek tevens houdende akte mindering van eis met producties;
- de conclusie van dupliek met producties;
- de akte uitlaten producties met producties;
- de akte uitlaten producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast.
2.1 Het Urban Dance Concours 2008 (hierna: het “UDC”) is een cultureel dansfestival met voorrondes in verschillende steden, gevolgd door een finale. De Stichting en UDA hebben (deels mondeling) afspraken gemaakt om het UDC te organiseren (hierna ook te noemen: de “overeenkomst”).
2.2 Ingevolge de overeenkomst was UDA verantwoordelijk voor de uitvoering en de productie van het UDC. UDA heeft in het kader van de overeenkomst in opdracht van de Stichting diensten verleend en materialen geleverd.
2.3 De Stichting fungeerde in het kader van de overeenkomst als penvoerder/financieel beheerder, hetgeen met zich bracht dat zij subsidies heeft aangevraagd, die dienden om het UDC te bekostigen.
2.4 In de aanloop naar het UDC hebben partijen diverse begrotingen uitgewisseld, waarvoor echter onvoldoende dekking door middel van sponsoren en subsidieverstrekkers was te vinden.
2.5 De Stichting heeft naar aanleiding van een e-mail van UDA van 28 januari 2008 een e-mail gedateerd 6 februari 2008 aan UDA verzonden, waarvan de tekst als volgt luidt:
Zoals over de telefoon besproken is de werkbegroting van het UDC € 50.000 (ex BTW). Kun jij mij een nieuwe begroting opsturen voor dat bedrag?
Ik zal deze week alvast € 5000 overmaken. Wij hebben nog geen subsidie gestort gekregen, dus moeten het voorschieten. Wanneer we dit binnen hebben zal ik tot 80% van het totale bedrag overmaken. Exclusief de huurkosten van pakhuis de Zwijger die ik ook deze week zal betalen.
De overige 20% wordt betaald na afloop. Ik heb daarvoor wel een goed financieel overzicht met onderliggende facturen nodig die overeenkomt met de begroting.”
2.6 UDA heeft vorenbedoelde (werk)begroting niet (schriftelijk) verstrekt.
2.7 De Stichting heeft in de periode van 8 februari 2008 tot en met 7/9 juli 2008 in totaal bij wijze van bevoorschotting een bedrag van € 33.123,50 aan UDA voldaan. Tevens heeft de Stichting in verband met het UDC rechtstreeks (aan derden) bepaalde bedragen voldaan.
2.8 UDA heeft de Stichting per e-mail van 2 juli 2008 in verband met haar werkzaamheden voor het UDC een slotfactuur (eindafrekening) gedateerd 30 juni 2008 verzonden. De tekst van deze e-mail luidt als volgt:
hierbij de sluitende facturen van alles wat er rest.
hoop dat je het bedrag z.s.m. doch binnen 5 werkdagen overmaakt om urban dance concours 2008 financieel af te sluiten.
2.9 De tekst van de eindafrekening van 30 juni 2008 (productie 1 bij de dagvaarding) luidt als volgt:
Eind afrekening (26-6-2008)
Urban Dance Concours € 27.162,10
personeelskosten 9 x 450 € 4.650,00
extra 15 x personeel finale € 750,00
Telefoonkosten € 2.149,53
Parkeerkosten € 516,00
Verkeerskosten € 503,80
Reiskosten € 8.013,65
Medailles € 300,00
Organisator [persoon 1] € 10.279,12
2.10 Op de eindafrekening is door de Stichting per e-mail van 2 juli 2008 gereageerd. De tekst van deze e-mail luidt als volgt:
Met deze factuur raak ik de draad kwijt.
Even alles op een rijtje:
De totale kosten van het project zijn volgens jouw eerdere overzicht en onze administratie:
€ 27.261,23 (volgens jouw overzichten per stad)
€ 12.538,60 (door ons gemaakte kosten)
€ 15.712,98 (factuur personeel UDC)
€ 7.544,60 (DTP art)
Daar gaat af de personeelskosten UDC die in de kostenoverzichten zitten per stad. 8x € 450 personeelskosten en 1 x 1650 personeel. Deze zitten immers in het hierbovenstaande bedrag van € 15.712,98.
€ 63.057,41 minus € 5.250
Kom ik op een totaal van € 57.807,41
Betaald door WMDC € 12.538,60
Bevoorschotting € 28.123,50
Totaal nog te betalen: € 22.395,31 (incl. BTW)
Wanneer je een factuur van dat bedrag maakt ga ik zorgen het bedrag zo snel mogelijk over te maken.
2.11 UDA heeft per e-mail van 3 juli 2008 als volgt op vorenbedoelde e-mail van de Stichting gereageerd:
“Beste [persoon 2],
de kosten die gemaakt zijn zijn zonder het inhuren (betalen) van [persoon 1] (ik) die alles neer heeft gezet, mijn kosten komen nog nergens in voor.
Het bedrag 57.807,41 euro zijn de kosten incl. btw. excl. [persoon 1] inhuren is totaal 28.560 euro inclusief btw.
We hebben afgesproken (omdat je al een aanvraag hebt ingediend) dat wat er meer binnenkomt aan financiële middelen,
met mijn inspanningen gecompenseerd zal worden. Graag een overzicht hiervan.
Kan je me een overzicht sturen over de betaalde kosten door WMDC omdat ik een verschil van 5035 euro zie die ik vreemd vind. Alle uitbetaling naar UDA en de door mij ontvangen gelden zijn 25.623,50 euro. Tevens had ik graag een kopie van de aanvragen die ingediend zijn met financieel overzicht.”
Ik vind het vreemd dat [persoon 3] bij jou niet kan bevestigen dat je 5.000 euro toegezegd hebt voor de finale (bij mij weet hij het zich wel te herinneren), daar hij erbij was toen je het op je kantoor zei. Hij heeft zelfs genoemd dat de kosten voor de band daarin zaten ad. 600 euro. Ik kan het mij heel goed herinneren.
Hierbij een simpel overzicht: begroting was 59.500 euro incl. btw.
Aan het begin van de concours was 80% afgesproken en deze is tot op heden niet voldaan, 47.600 euro incl. btw.
Nu maak ik aanspraak op het gehele bedrag 59.500 euro + de afgesproken 5.950 euro voor de finale totaal 65.450 euro incl. btw.
Dit zijn afspraken die staan. Zover ik begrepen heb zal ik niet uitbetaald kunnen worden omdat je me voorhoud dat er geen geld is.
Ik wil me hierbij neerleggen indien aan de afspraak wordt voldaan. UDA is alle afspraken nagekomen (financieel overzicht betalingen aan derden), ons treft geen blaam. Wij zijn niet vermogend genoeg om btw van een factuur af te dragen die we niet ontvangen hebben.
Daarom dit voorstel: een schema met data wanneer er geld overgemaakt wordt zodat er gelijk een overstaand factuur gestuurd wordt.
We willen dit graag z.s.m. afronden.
Totale bedrag: 65.450
UDA ontvangen 25.623,50
WDMC betaald: 7.503,60
Totaal bedrag: 32.322,90 – correctie betalingen WDMC
Ik hoop dat het hiermee duidelijk omschreven staat en dat we dit snel kunnen afhandelen.
(…).”
2.12 De Stichting heeft per e-mail van 4 juli 2008 als volgt op vorenbedoelde e-mail van UDA gereageerd:
We hebben allebei belang dit zo snel mogelijk af te ronden. Hoe eerder ik het financiële verslag kan sturen hoe eerder ik geld krijg van de fondsen.
Nogmaals afgesproken is € 59.500. Meer is er niet. Dit was van tevoren bekend en daarmee ben je akkoord gegaan.
Ik kom op totale kosten van 57.805. Ik heb je gezegd tegemoet te willen komen om dit te verhogen tot € 59.500 voor de extra uren.
In het bijgaande overzicht vind je de kosten die er door ons en door jou gemaakt zijn en de voorschotten. Wanneer dit niet klopt met jouw administratie dan hoor ik dat graag.
Ik ga echter niet opnieuw onderhandelen over het totaal bedrag. Dit is en was
€ 59.500.
(…).”
2.13 Vorenbedoeld overzicht betreft het document getiteld “Totaal overzicht Urban Dance Concours 2008” (zie productie 1 bij de conclusie van antwoord) (hierna: het “Totaaloverzicht”). Het Totaaloverzicht van de Stichting is nadien door de UDA aangepast en wordt hieronder - inclusief deze aanpassingen - grotendeels opgenomen:
TOTAALOVERZICHT URBAN DANCE CONCOURS 2008
1 Rotterdam 1.943,96
2 Amsterdam 1.680,24
3 Den Haag 2.357,37
4 Utrecht 2.993,54
5 Groningen 2.144,11
6 Arnhem 2.419,49
7 Eindhoven 2.785,65
8 Maastricht 2.861,63
9 Rotterdam 6.179,74
DTP Art 3.772,30
DTP Art prom (...) 3.772,30
personeel etc. UDA 15.712,98
geannuleerde tickets 2.172,00
wmdc bet huur A'dam/P. de Zwijger 2.506,29
wmdc bet huur Utrecht/Rasa 1.102,43
wmdc bet huur Groningen/Simplon 775,00
wmdc bet huur Arnhem Willemeen 600,00
wmdc bet Advert krant 625,00
wmdc bet flyers + posters 1.261,40
wmdc bet Banners 538,48
correctie Jury 1.650,00
Totaal 59.853,91
Budget concours € 59.500,00
Budget finale € 5.950,00
UDA Betaald € 50.795,31
UDA Ontvangen € 33.123,50
WDMC Betaald € 7.408,60
Correcties € 1.650,00
2.14 UDA heeft per e-mail van 9 juli 2008 als volgt op vorenbedoelde e-mail van de Stichting gereageerd:
Ik heb 5.000 euro ontvangen 07-07-2008.
Ik ben het met je eens dat er niks te onderhandelen valt, we hebben immers afspraken gemaakt.
50.000 euro excl. btw. en de 5000 euro excl. btw. vanuit het natraject van het urban dance concours. Deze laatste afspraak stamt uit de tijd: van een spoedberaad omwille van geld ([persoon 3] was erbij) na Eindhoven op dezelfde dag dat je beloofd had dat ik je tot 7 juni de tijd moest geven voor betaling van het voorschot. Ik was bezig met de finale en jij vroeg of er een extra potje was voor de finale omdat er ook een band/workshops/buitenlandse juryleden/afterparty geregeld werd.
De kosten normaal concours en de extra kosten finale waren samen 10.500 euro. Deze kosten werden gedragen door:
-ticket sale (500 euro)
-UDC budget (5000 euro) en
-het natraject UDC (5000 euro)
2.15 De Stichting heeft per e-mail van 10 juli 2008 als volgt op vorenbedoelde e-mail van UDA gereageerd:
(…)
2. Uit het door jullie aangepaste overzicht blijkt dat we zo goed als binnen de afgesproken begroting van € 59.500 zijn gebleven.
3. Totale kosten volgens jullie administratie € 59.853 Daarvan gaat
€ 29.683,58 direct naar de Urban Dance Academy. Ik vind dat gezien de prestaties die zijn geleverd meer dan voldoende.
4. Ik ben daarom geenszins bereid nog eens € 32.322,90 aan het UDA te betalen conform je factuur van 30-06-2008.
We kunnen twee dingen doen. Jij blijft onze afspraken betwisten en nieuwe rekeningen sturen, of je kunt een goede factuur sturen zodat we het project af kunnen sluiten. Pas wanneer we een goede sluitende afrekening hebben krijgen we het totale budget van de fondsen en kunnen we jullie betalen.
Hieronder het overzicht met de door UDA gemaakte kosten minus de inkomsten van de kaartverkoop en het geld wat al is overgemaakt vanuit WMDC aan UDA. Rest een bedrag van € 13.604,31 incl. BTW. Stuur daar een factuur voor en dan kunnen we afsluiten met daarnaast een creditnota voor de factuur d.d. 30-06-2008 van UDA ter hoogte van €32.322,90.
Kosten UDA in het kader van
UDC 2008
1 Rotterdam € 1.943,96
2 Amsterdam € 1.680,24
3 Den Haag € 2.357,37
4 Utrecht € 2.993,54
5 Groningen € 2.144,11
6 Arnhem € 2.419,49
7 Eindhoven € 2.785,65
8 Maastricht € 2.861,63
9 Rotterdam € 6.179,74
DTP Art € 3.772,30
DTP Art prom (...) € 3.772,30
personeel etc. UDA 15.712,98
€
Totaal 48.623,31
Kaartverkoop € 1.895,50
€
Voorschot 33.123,50
€
Openstaand 13.604,31
De SKVR, Codarts en het WMDC hebben in het UDC 2008 behoorlijk geïnvesteerd. De uren van [persoon 4] en [persoon 3] worden respectievelijk door SKVR en Codarts betaald. De kosten van de finale (huur, personeel, productie, plus administratie, fondsenwerving enz) komen ten laste van het WMDC. Je houding is daarom totaal misplaatst (…).”
2.16 UDA heeft de Stichting bij brief van 17 juli 2008 gesommeerd het resterende bedrag van de factuur van 30 juni 2008 van € 27.322,90, welk bedrag nog is vermeerderd met kosten en rente, binnen vijf dagen te voldoen.
2.17 B.V. Rechtskundig Adviesbureau BKM heeft de Stichting namens UDA hierna bij brief van 5 augustus 2008 gesommeerd een bedrag van € 27.322,90, welk bedrag onder meer nog is vermeerderd met een bedrag van € 4.098,44 aan buitengerechtelijke incassokosten, te voldoen.
2.18 De raadsman van UDA heeft de Stichting bij brief van 16 oktober 2008 gesommeerd een bedrag van € 27.322,90, welk bedrag nog is vermeerderd met een bedrag aan wettelijke rente en voornoemde buitengerechtelijke incassokosten, te voldoen.
3. De vordering
3.1. De (verminderde) vordering luidt samengevat - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de Stichting te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 30.589,36 vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek (“BW”) over het bedrag van € 30.589,52, vanaf 15 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede de Stichting te veroordelen:
- in de kosten van het geding;
- in de wettelijke rente over de proceskostenveroordeling, indien deze niet binnen veertien dagen binnen dagtekening van het vonnis is voldaan;
- in de nakosten ad € 131,= , respectievelijk € 199,=, indien geen betaling van het uit hoofde van dit vonnis verschuldigde binnen veertien dagen heeft plaatsgevonden en betekening dient plaats te vinden.
3.2. De (verminderde) vordering van UDA is als volgt opgebouwd:
- hoofdsom € 24.992,34;
- buitengerechtelijke incassokosten € 3.748,85;
- rente € 1.848,17.
3.3 UDA heeft bij inleidende dagvaarding aanvankelijk een bedrag van € 33.441,85 (hoofdsom beliep € 27.322,90) gevorderd. Bij conclusie van repliek heeft UDA de gevorderde hoofdsom verminderd tot € 24.992,34.
3.4 Tegen de achtergrond van de vastgestelde feiten heeft UDA aan deze vordering het volgende ten grondslag gelegd.
3.5 UDA en de Stichting hebben voor het UDC een budget vastgesteld van € 50.000,=
(€ 59.500,= incl. BTW). UDA diende binnen dit budget het UDC te verzorgen. Na de achtste voorronde, vóór de finale, is een aanvullende afspraak gemaakt, die inhield dat een bedrag van € 5.000,= (excl. BTW) extra ter beschikking werd gesteld. Het totale budget waarvoor de UDA het UDC zou realiseren was derhalve € 65.450,= (incl. BTW). In totaal zijn voor het UDC voor een totaalbedrag van € 86.367,41 aan kosten gemaakt, waarvan UDA een bedrag van € 65.450,= bij de Stichting in rekening heeft gebracht. De externe kosten voor het UDC, namelijk de kosten in verband met voorrondes in de verschillende steden, DTP kosten, inhuur van extern personeel en rechtstreekse kosten die door de Stichting zijn voldaan belopen in totaal een bedrag van € 50.705,47. Het verschil tussen deze externe kosten en het beschikbare budget van € 65.450,= is het bedrag dat UDA zelf in rekening brengt voor het verzorgen van het UDC. De beloning van UDA bedraagt daarmee € 14.744,53.
3.6 De Stichting heeft van het in rekening gebrachte bedrag van € 65.450,= - na aftrek van de reeds door de Stichting betaalde bedragen danwel ten behoeve van de Stichting betaalde bedragen - een bedrag van € 24.992,34 onbetaald gelaten. UDA heeft de Stichting bij brief van 17 juli 2008 in gebreke gesteld en gesommeerd het openstaande bedrag te betalen. De Stichting verkeert in verzuim, nu dit bedrag niet is betaald. UDA vordert in dit verband een bedrag van € 1.848,17 aan wettelijke (handels)rente, welk bedrag blijkens een renteberekening (productie 18 bij de conclusie van repliek) ziet op de periode van 31 juli 2008 tot en met 14 april 2009.
3.7 UDA maakt aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten op grond van artikel 6:74 jo. 6:96 lid 2 sub c) Burgerlijk Wetboek (“BW”). UDA begroot deze kosten op 15% van de verschuldigde hoofdsom (€ 3.748,85). UDA heeft kosten moeten maken, nu zij in eerste instantie zelf uitvoerig heeft gecorrespondeerd met de Stichting om zodoende betaling buiten rechte te verkrijgen. Vervolgens heeft zij haar vordering uit handen moeten geven aan het incassobureau BMK en uiteindelijk haar raadsman. De Stichting heeft op oneigenlijke gronden geweigerd om tot betaling over te gaan, ook van het door haar erkende verschuldigde bedrag. Deze kosten voldoen (daarmee) aan de dubbele redelijkheidstoets: zij zijn in redelijkheid gemaakt en redelijk. Het incassobureau BMK heeft voornoemd bedrag aan UDA in rekening gebracht. Ook de raadsman heeft (buitengerechtelijke) kosten in rekening gebracht bij UDA. Subsidiair maakt UDA aanspraak op het maximale bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten op grond van het rapport Voorwerk II (€ 1.158,=).
4. Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van UDA - uitvoerbaar bij voorraad - in de kosten van het geding. De Stichting heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1 De Stichting heeft niet meer toegezegd dan een vast bedrag (budget) van
€ 59.500,= (incl. BTW), omdat de sponsoren en subsidieverstrekkers niet meer hadden toegezegd. De Stichting heeft niet ingestemd met een verhoging van het budget tot
€ 65.450,= incl. BTW in verband met de finale. Volgens de Stichting belopen de totale kosten van het UDC een bedrag van € 59.853,91. Aangezien de eindafrekening (de factuur van 30 juni 2008) van UDA niet binnen het budget € 59.500,= valt (en evenmin binnen het bedrag van € 59.853,91, welk bedrag de Stichting voor lief wil nemen), heeft de Stichting betaling geweigerd. Er is niet afgesproken dat bij een besparing ten opzichte van het budget, dit bedrag aan [persoon 1], UDA of de Stichting ten goede zou komen.
4.2 De Stichting heeft aan voorschotten een bedrag van € 33.123,50 aan UDA voldaan en rechtstreeks (aan derden) een bedrag van € 9.058,68. Het bedrag van € 9.058,68 komt ten laste van het budget van € 59.500,=. De Stichting heeft (aanvankelijk) erkend nog een bedrag van € 17.395,31 aan UDA verschuldigd te zijn, doch heeft zich in dit verband op een opschortingsrecht beroepen, aangezien UDA in strijd met gemaakte afspraken geen sluitende eindfactuur en onderliggende stukken heeft verstrekt. Omdat sprake is van schuldeisersverzuim is de Stichting niet in verzuim en is zij geen rente verschuldigd.
4.3 De eindafrekening van UDA vertoont aanvullend meerwerk in totaal tot ruim
€ 10.000,=. De Stichting heeft niet ingestemd met dergelijk meerwerk en daarvoor is ook geen onderliggende begroting. De organisatiekosten die door UDA worden opgevoerd zijn niet transparant en buitenproportioneel. UDA heeft verzuimd een begroting te verstrekken alsmede een deugdelijke onderbouwing van de door haar gemaakte kosten. De Stichting heeft verder de kosten voor DTP-art betwist, alsmede de kosten van inzet van personeel. Volgens de Stichting is - samengevat - sprake van stelselmatig opvoeren van dubieuze kosten door UDA.
4.4 Omdat UDA niet een ten behoeve van sponsors en subsidieverstrekkers passende factuur heeft verzonden, zal de rentetermijn ingevolge artikel 6:119 a) lid 3 onder b) BW pas gaan lopen na ontvangst van een zodanige factuur. UDA heeft verder in strijd met artikel 6:119 a) BW rente eerder rentedragend gemaakt, omdat zij de rente over de periode 30 juli 2008 tot en met 14 april 2009 bij de hoofdsom heeft opgeteld, om deze per 15 april 2009 weer rentedragend te maken. Omdat de eindafrekening (de factuur van 30 juni 2008) pas op 2 juli 2008 is ontvangen, kan rente pas worden berekend vanaf 2 augustus 2008.
5. De beoordeling
Het beschikbare budget
5.1 Partijen verschillen van mening over de hoogte van het beschikbare budget voor het UDC. Partijen zijn het er over eens dat in elk geval een budget van € 59.500,= is vastgesteld. UDA heeft echter gesteld dat dit budget is verhoogd, omdat gedurende het concours is afgesproken dat de finale grootser zou moeten worden uitgevoerd. Volgens UDA heeft zij in een gesprek in juni 2008 om extra budget gevraagd, waarna de Stichting een extra bedrag van € 5.950,= (incl. BTW) zou hebben toegezegd. Uit het proces-verbaal van comparitie blijkt in dit verband dat [persoon 1] van UDA het volgende heeft verklaard:
“Na de achtste voorronde, vóór de finale, zijn wij bij elkaar gekomen om te bespreken hoe de finale er zou komen uit te zien. Bij die bespreking waren aanwezig, behalve ikzelf, [persoon 2], [persoon 4] van SKVR en [persoon 3] van Codarts. Toen is besloten dat de finale groots moest worden uitgevoerd en dat er meer zou worden gedaan dan in de oorspronkelijke begroting van € 50.000,= was voorzien. Er zou onder andere een band optreden en er zouden fotoboeken moeten worden gemaakt en ook zouden er allerlei extra dingen moeten worden geregeld. Om die reden is er € 5.000,= extra ter beschikking gesteld. Ik geloof dat ik dat bedrag van € 5.000,= toen heb genoemd als zijnde het benodigde bedrag en dat [persoon 2] toen heeft gezegd dat hij dat zou regelen, althans dat gekeken zou worden hoe dat geregeld zou kunnen worden. Ik weet de exacte bewoordingen niet meer maar in ieder geval had ik uit die bespreking begrepen dat het budget met € 5.000,= was verhoogd.
5.2 De Stichting heeft vorenbedoelde toezegging betwist.
5.3 Ter comparitie heeft [persoon 1] van UDA voorts gesteld dat extra kosten moesten worden gemaakt om de finale extra aan te kleden. De rechtbank overweegt dat de vraag of een extra budget voor de finale is toegezegd pas relevant wordt, indien rechtens komt vast te staan dat UDA in verband met de finale inderdaad extra kosten heeft gemaakt. Immers, gelet op de stellingen van UDA ter zake van het extra budget, is dat budget - zou dit door de Stichting zijn toegezegd - toegezegd in verband met extra kosten voor de finale en niet om bijvoorbeeld eventuele ontstane tekorten uit de voorrondes van het UDC te dekken.
5.3 De rechtbank is van oordeel dat van UDA mag worden verwacht dat gevorderde kosten in verband met de finale behoorlijk worden onderbouwd. De rechtbank kan uit de processtukken van UDA de door haar gemaakte kosten in verband met de finale echter niet herleiden. De oorzaak daarvan lijkt te zijn dat UDA het voldoende acht om haar vordering “terug te rekenen” vanaf het door haar gestelde budget van € 65.450,=, waarbij zij weliswaar verschillende kostenposten heeft opgevoerd, die zij aftrekt van dit budget, maar zij heeft verzuimd inzichtelijk te maken of deze kostenposten (mede) betrekking hebben op de finale. De rechtbank is verder gebleken dat op de eindafrekening weliswaar één post voorkomt die verband houdt of lijkt te houden met de finale (de post “extra 15 x personeel finale” ad € 750,=), maar UDA heeft deze eindafrekening, behoudens een opmerking omtrent verkeersboetes ter comparitie en de toelichting op de post “organisator [persoon 1]” in haar akte, niet in het debat betrokken. Te meer daar de rechtbank in haar tussenvonnis van 15 juli 2009 UDA heeft verzocht om ter voorbereiding op de zitting een nadere specificatie toe te zenden van de (destijds) gevorderde hoofdsom, hetgeen UDA heeft nagelaten, overweegt de rechtbank dat UDA heeft verzuimd haar vordering op dit punt voldoende concreet te onderbouwen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft UDA hier dan ook niet aan haar (gemotiveerde) stelplicht voldaan. Het is om die reden dat de rechtbank geen aanleiding ziet voor een bewijsopdracht ter zake van het gestelde extra toegezegde budget voor de finale.
5.5 Uit het voorgaande volgt dat, aangezien een afspraak omtrent een extra algemeen beschikbaar budget van € 5.950,=, niet is gesteld, relevant wordt de betwisting door UDA van de stelling van de Stichting dat het budget van € 59.500,= een vast maximum bedrag (vaste maximum prijs) betrof. Volgens UDA zou het (aanvankelijke) budget namelijk kunnen worden overschreden door extra inzet van personen en/of extra kosten in verband met omvangrijkere werkzaamheden (meerwerk). Nu UDA uitgaat van kosten tot een bedrag van € 65.450,= gaat de rechtbank er vanuit dat UDA inderdaad een beroep doet op meerwerk.
5.6 De Stichting heeft in dit verband betwist dat zij instemming heeft gegeven voor enig meerwerk en aangegeven dat er daarvoor geen onderliggende begroting is (de rechtbank begrijpt zulks als: budget) en dat correspondentie ter zake ontbreekt.
5.7 De rechtbank overweegt dat de stelling van UDA omtrent meerwerk allereerst niet goed is te rijmen met hetgeen UDA in sub 7 van haar conclusie van repliek heeft gesteld: “UDA diende binnen dit budget de productie te verzorgen.”
5.8 Gezien deze innerlijke tegenstrijdigheid van het standpunt van UDA over de mogelijkheid om meerwerk in rekening te brengen, alsmede de (gemotiveerde) betwisting door de Stichting van afspraken c.q. instemming met betrekking tot meerwerk is de rechtbank dan ook van oordeel dat UDA haar stelling dat het (aanvankelijke) budget zou kunnen worden overschreden door extra inzet van personen en/of extra kosten in verband met omvangrijkere werkzaamheden onvoldoende heeft onderbouwd, te meer daar UDA heeft nagelaten aan te geven welke werkzaamheden zij dan precies als meerwerk heeft verricht en welke kosten daarmee gepaard zijn gegaan. Weliswaar heeft UDA gesteld dat de Stichting steeds op de hoogte is gehouden van het verloop van de kosten van het UDC, doch daaruit kan naar het oordeel van de rechtbank zonder nadere toelichting geen instemming van de zijde van de Stichting volgen. UDA heeft verder onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die haar stellingen kunnen dragen. Ook op dit punt heeft UDA derhalve niet aan haar (gemotiveerde) stelplicht voldaan.
5.9 Uit het voorgaande volgt dat niet is vast komen te staan dat UDA in totaal meer kosten in rekening heeft mogen brengen dan een bedrag van € 59.500,=. De rechtbank zal er in het onderstaande dan ook van uit gaan dat UDA tot maximaal dat bedrag kosten in rekening kan brengen bij de Stichting, waarbij nog geldt dat door Stichting gemaakte kosten voor het UDC ook ten laste van dat bedrag kunnen worden gebracht (zie ook sub 5.38 ev.).
5.10 Vast staat dat UDA in opdracht van de Stichting diensten en materialen heeft geleverd aan de Stichting. UDA verlangt van de Stichting vergoeding van gemaakte kosten in verband met deze diensten en materialen. Aangezien de Stichting verschillende kosten heeft betwist, zal de rechtbank hieronder (allereerst) beoordelen welke (externe) kosten UDA heeft gemaakt. Hierbij geldt dat, nu de vordering van UDA is gebaseerd op door UDA gemaakte kosten, volgens de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (“Rv”) de stelplicht en de bewijslast van de door haar ten behoeve van het UDC gemaakte kosten bij UDA berusten.
5.11 Ter comparitie heeft [persoon 1] van UDA melding gemaakt van kosten in verband met geannuleerde vliegtickets (zie ook het Totaaloverzicht, sub 2.13). Van de zijde van de Stichting is door [persoon 2] toen aangegeven geen bezwaar te hebben tegen deze kosten, indien zij worden aangetoond en binnen het budget vallen. UDA heeft nadien in haar uiteenzetting in haar conclusie van repliek over door haar gemaakte externe kosten, noch in haar akte, opgave gedaan van deze kosten voor geannuleerde vliegtickets. Evenmin heeft de rechtbank bij de producties een factuur voor deze geannuleerde vliegtickets aangetroffen. De rechtbank houdt het er dan ook voor dat deze kosten niet zijn gemaakt, althans dat UDA deze kosten niet langer ten laste wenst te brengen van het budget.
5.12 UDA heeft verder bij conclusie van repliek aangevoerd de volgende externe kosten te hebben gemaakt (i) kosten in verband met voorrondes in de verschillende steden, (ii) DTP-kosten en (iii) kosten voor inhuur van extern personeel. Van andere kosten heeft zij geen melding gemaakt. Voornoemde kosten zullen hieronder worden behandeld.
5.13 UDA heeft gesteld dat door haar zowel algemene kosten zijn gemaakt als kosten per stad waar een voorronde werd gehouden. Het totaal aan kosten bedraagt volgens UDA een bedrag van € 27.261,23, waarop volgens haar in mindering zijn te brengen de contante ontvangsten in de steden, waardoor een bedrag van € 25.365,73 resteert. UDA heeft in dit verband verwezen naar producties 13a) tot en met 13i) bij haar conclusie van repliek, welke verschillende overzichten per stad bevatten met de onderliggende stukken. Volgens UDA bevinden enkele onderliggende stukken zich in de administratie van de Stichting.
5.14 Het verweer van de Stichting heeft zich in dit verband beperkt tot de stellingen dat UDA de onderliggende stukken nimmer compleet heeft verstrekt en dat de Stichting in het kader van tussentijdse afrekening (mondeling) heeft gevraagd om uitleg en onderbouwing van de personeelskosten per stad.
5.15 Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Stichting de werkzaamheden van UDA voor de voorrondes alsmede de hoogte van het bedrag van € 27.261,23, alsmede de mogelijkheid tot vermindering wegens contante ontvangsten van dit bedrag tot € 25.365,73 hierdoor niet, althans onvoldoende (gemotiveerd) betwist, te meer daar uit de e-mail correspondentie tussen partijen (zie hierboven met name sub 2.10) volgt dat voornoemd bedrag van € 27.261,23 tussen partijen eerder niet het voorwerp is geweest van discussie. Tevens volgt uit die correspondentie dat dit bedrag ook voorkwam in de administratie van de Stichting. De rechtbank zal daarom als vaststaand aannemen dat UDA in verband met de voorrondes in de verschillende steden in totaal voor een bedrag van € 25.365,73 aan kosten heeft gemaakt. Nu zulks verder niet is betwist door de Stichting kunnen deze kosten ten laste worden gebracht van het budget.
5.16 UDA heeft gesteld dat door haar voor een bedrag van € 7.544,60 aan kosten voor zogenaamde DTP-art is voldaan (facturen 2008.002 en 2008.016, productie 14 bij de conclusie van repliek).
5.17 Het verweer van de Stichting luidt dat zij (rechtstreeks) reeds facturen voor ontwerp- en drukkosten heeft voldaan (producties 12a) en 12b, totaal voor € 1.799,88) bij de conclusie van repliek). De Stichting betwist dat UDA naast laatstgenoemde facturen ook nog DTP-kosten in rekening kan brengen. De Stichting betwist de werkzaamheden, althans zij stelt dat - voor zover sprake is van werkzaamheden, die de Stichting niet reeds zou hebben vergoed - de kosten die hiervoor in rekening worden gebracht niet marktconform en bovenmatig zijn. Volgens de Stichting is sprake van een excessieve vorm van beloning en probeert UDA de kosten kunstmatig op te voeren. Uit het verweer van de Stichting volgt ten slotte dat zij zich op het standpunt stelt dat UDA enkel externe kosten in rekening zou mogen brengen. Volgens de Stichting is sprake van gefingeerde kosten binnen het UDA-concern, hetgeen zij afleidt uit het feit dat op de facturen een Kamer van Koophandel nummer wordt vermeldt dat tevens voorkomt op de eindafrekening, welk nummer toekomt aan [bedrijf 1]
5.18 Ter comparitie heeft [persoon 1] namens UDA toegelicht dat de DTP-kosten betrekking hebben op alle promotiematerialen die zijn gemaakt en gebruikt. [persoon 1] heeft in dit verband verklaard:
“Er werden onder andere banners en links betreffende het concours op het internet geplaatst. Ook werden er steeds nieuwe video’s gemaakt van het concours, die vervolgens op de website werden geplaatst. Verder zijn er banners gemaakt voor bij de jurytafel en zijn er allerlei andere promotiewerkzaamheden verricht (…).”
5.19 UDA heeft verder bij akte toegelicht dat [persoon 2] van de Stichting er van meet af aan mee bekend was dat DTP-art een eigen activiteit was van [persoon 1] en voorts heeft zij betwist dat het om gefingeerde (gesuggereerde) kosten gaat. Volgens UDA is voor de Stichting ook irrelevant of kosten intern of extern worden gemaakt.
5.20 Tevens heeft UDA in haar akte nog toegelicht dat:
- UDA reeds op 1 november 2007 een ontwerp had ontwikkeld (productie 19 bij de akte);
- UDA dit ontwerp per e-mail van 12 december 2007 onder andere aan de Stichting heeft verzonden, de Stichting derhalve op de hoogte was en dat de Stichting hierop ook heeft gereageerd (productie 20 bij de conclusie van repliek);
- foto- en videomateriaal is geproduceerd en beschikbaar is gesteld;
- een website is gebouwd;
- als extra een dvd is gemaakt met de diverse voorrondes en gesprekken met prominente leiders en de workshop in de finale;
- UDA op 9 maart 2008 een e-mail aan de Stichting heeft verzonden met links naar you-tube-filmpjes.
5.21 Tegen de achtergrond van deze toelichting op de door UDA gemaakte DTP-kosten, voor het UDC, welke toelichting door de Stichting niet (gemotiveerd) is betwist, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat in opdracht van UDA inderdaad DTP-werkzaamheden ten behoeve van het UDC zijn verricht. Het verweer van de Stichting dat geen kosten in verband met deze werkzaamheden in rekening zouden mogen worden gebracht, omdat reeds druk- en ontwerpkosten zijn betaald door de Stichting, is naar het oordeel van de rechtbank - nu elke verdere toelichting van de zijde van de Stichting ontbreekt - verder onvoldoende gemotiveerd. Hetzelfde geldt voor het verweer dat de DTP-kosten niet marktconform en bovenmatig zijn en in een excessieve vorm van beloning resulteren, nu UDA heeft nagelaten concrete feiten en omstandigheden te stellen, die deze stellingen kunnen ondersteunen.
5.22 Ten slotte overweegt de rechtbank dat de stelling van de Stichting dat UDA enkel externe kosten in rekening zou mogen brengen bijvoorbeeld strijdig is met de erkenning in sub 29 van haar conclusie van dupliek van het bedrag aan organisatiekosten voor [persoon 1]. Gelet op deze tegenstrijdigheid alsmede de (gemotiveerde) betwisting door UDA van deze stelling, zoals hiervoor is weergegeven in sub 5.19, is de rechtbank van oordeel dat de Stichting haar stelling omtrent externe kosten onvoldoende heeft onderbouwd. Het verweer van de Stichting ten aanzien van de DTP-kosten faalt mitsdien.
5.23 De rechtbank neemt daarom als vaststaand aan dat UDA voor een bedrag van
€ 7.544,60 aan kosten voor DTP-art heeft gemaakt en dat deze kosten ten laste kunnen worden gebracht van het budget, nu dit laatste verder niet is betwist.
Extern personeel
5.24 UDA heeft gesteld dat zij voor een bedrag van € 10.460,98 aan kosten heeft gemaakt door de inhuur van extern personeel. Volgens UDA heeft zij promotiemedewerkers ingezet, die in de diverse steden de voorrondes dienden te promoten. UDA heeft in dit verband als productie 15 bij haar conclusie van repliek verschillende uitbetalingsformulieren overgelegd.
5.25 Naar de rechtbank begrijpt correspondeert deze post voor extern personeel met de post “personeel etc UDA” zoals deze ook voorkomt op het Totaaloverzicht. Laatstgenoemde post is in dit Totaaloverzicht overigens vastgesteld op een bedrag van € 15.712,98, welk bedrag correspondeert met het totaalbedrag van vorenbedoelde uitbetalingsformulieren, waarop kennelijk in mindering zijn gebracht de personeelskosten UDC ten bedrage van
€ 5.250,=, die ook reeds waren opgenomen in de kostenoverzichten per stad (zie onder sub 2.10).
5.26 De Stichting heeft de juistheid van deze uitbetalingsformulieren betwist en gesteld dat de in de uitbetalingsformulieren genoemde personen de daarin voorkomende bedragen niet hebben ontvangen. In dit verband heeft de Stichting toegelicht dat de handtekeningen van de personen op deze uitbetalingsformulieren exact gelijk zijn en digitaal zijn vermenigvuldigd. De Stichting stelt van twee personen, [persoon 5] en [persoon 6], te hebben vernomen dat zij voor UDA geen (promotie-)werkzaamheden hebben verricht in het kader van het UDC, dat zij niet zijn uitbetaald en dat zij geen handtekeningen op de uitbetalingsformulieren hebben geplaatst. De Stichting heeft in dit verband verwezen naar schriftelijke verklaringen van deze personen (producties 7 en 8 bij de conclusie van dupliek), alsmede naar een verklaring van een andere betrokkene ([persoon 7]). De Stichting stelt verder dat door haar nog niet één persoon is gevonden die wel door UDA is uitbetaald (hoewel zij niet alle betrokkenen heeft kunnen bereiken). Als productie 10 heeft de Stichting in dit verband een overzicht overgelegd, waaruit volgens de Stichting volgt dat de valse verantwoordingen voor de heren [persoon 5], [persoon 6] en [persoon 7] een substantieel deel vormen van de door UDA opgevoerde kosten voor extern personeel. Volgens de Stichting heeft UDA door middel van interne eigen facturen voor niet-verrichte werkzaamheden en vervalste handtekeningen geprobeerd de kosten op voeren om zodoende haar vordering te onderbouwen. Naar de rechtbank begrijpt betwist de Stichting aldus dat UDA (voor een bedrag van € 10.460,98) kosten heeft gemaakt door de inhuur van extern personeel.
5.27 UDA heeft in reactie op vorenbedoeld verweer van de Stichting bij akte aangevoerd dat de heer [persoon 6] gelden heeft ontvangen om aan door UDA ingeschakelde personen te voldoen. UDA heeft toegelicht dat zij een strafrechtelijke aangifte heeft gedaan tegen de heer [persoon 6] (zie productie 22 bij de akte van UDA). Volgens UDA was de heer [persoon 6] namelijk verantwoordelijk voor het promotiepersoneel voor het UDC, hetgeen volgt uit een begroting, die bij akte als productie 23 is overgelegd. UDA stelt verder volledig achter de door haar gedane opgave van kosten en verrichte betalingen te staan.
5.28 Het is de rechtbank gebleken dat uit een formulier dat bij productie 22 bij de akte van UDA is gevoegd volgt dat UDA in totaal € 15.000,= (10 x € 1.500,=) aan contanten aan de heer [persoon 6] heeft uitgekeerd. Het formulier bevat daarbij tien handtekeningen naast de naam “[persoon 6].”
5.29 De Stichting heeft bij (antwoord)akte aangegeven de echtheid van de handtekeningen van de heer [persoon 6] op vorenbedoeld formulier niet te erkennen. Voorts heeft zij onder meer aangegeven dat de betalingen van € 1.500,= niet aansluiten op de kasoverzichten (zie productie 13a) en 13b) bij de conclusie van repliek).
5.30 De rechtbank begrijpt dat UDA het standpunt inneemt dat zij de heer [persoon 6] als “betaalloket” heeft gebruikt om bedragen te voldoen aan door UDA voor de promotiewerkzaamheden ingeschakelde personen, maar dat hij zulks (deels) heeft nagelaten. Hierbij past ook de stelling van UDA in sub 16 en 17 van haar akte dat, indien UDA geen gevolg zou hebben gegeven aan haar betalingsverplichting aan bedoelde personen, zulks de betalingsverplichting van de Stichting onverlet laat, kort gezegd omdat de betalingsverplichting van UDA in de richting van deze personen en daarmee de kosten zouden blijven bestaan.
5.31 Die stelling wordt echter pas relevant als vaststaat dat bedoelde personen in opdracht van UDA promotiewerkzaamheden hebben verricht. De Stichting heeft zulks -zoals uit het voorgaande volgt - bestreden.
5.32 Voor zover UDA zich wat betreft de gemaakte kosten voor extern personeel beroept op de uitbetalingsformulieren overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank begrijpt de stellingen van de Stichting ter zake van de handtekeningen op die formulieren aldus dat de Stichting de echtheid daarvan niet erkend. Voorts geldt dat UDA de stelling van de Stichting dat de handtekeningen op de uitbetalingsformulieren zijn vervalst niet heeft weersproken. De uitbetalingsformulieren kunnen naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet (voldoende) bewijs opleveren voor de juistheid van de stelling van UDA omtrent verrichte promotiewerkzaamheden en de daarmee verband houdende kosten voor extern personeel.
5.33 Voor zover UDA zich wat betreft de gemaakte kosten voor extern personeel beroept op het formulier waaruit de betalingen aan de heer [persoon 6] volgen geldt eveneens dat de Stichting de echtheid van de handtekening van de heer [persoon 6] niet heeft erkend. Ook dit formulier levert naar het oordeel van de rechtbank geen (voldoende) bewijs op van de juistheid van de stelling van UDA omtrent verrichte promotiewerkzaamheden en de daarmee verband houdende kosten voor extern personeel.
5.34 Tegenover de – op grond van het voorgaande voldoende gemotiveerde – betwisting door de Stichting zal UDA worden toegelaten tot het bewijs van haar stellingen dat personen in haar opdracht promotiewerkzaamheden hebben verricht ten behoeve van het UDC en dat UDA in verband met deze werkzaamheden voor een bedrag van € 10.460,98 aan kosten heeft gemaakt.
Kosten organisator [persoon 1]
5.35 De Stichting heeft bij conclusie van dupliek erkend een bedrag van € 10.279,12 verschuldigd te zijn aan UDA in verband met de kosten voor organisator [persoon 1]. Uit de akte van UDA blijkt overigens dat dit bedrag de beloning voor UDA vormt voor het organiseren van het UDC (zie sub 5 van de akte van UDA). De rechtbank neemt daarom als vaststaand aan dat UDA voor dit bedrag (interne) kosten heeft gemaakt en dat deze kosten ten laste kunnen worden gebracht van het budget.
5.36 Tot slot overweegt de rechtbank nog dat haar is gebleken dat in de eindafrekening nog andere kosten zijn opgenomen. In haar processtukken heeft UDA deze kosten echter niet opgevoerd, behoudens de post “Organisator [persoon 1]” (zie sub 5 van de akte van UDA). De rechtbank is daarom van oordeel dat, voor zover UDA deze kosten toch ten grondslag aan haar vordering heeft willen leggen, UDA ten aanzien van die kosten niet voldaan heeft aan haar stelplicht.
Tussenconclusie ten aanzien van gemaakte kosten door UDA
5.37 Uit het voorgaande volgt dat thans vaststaat dat UDA ten behoeve van het UDC voor een bedrag van € 43.189,45 aan kosten heeft gemaakt en dat indien UDA slaagt in het aan haar opgedragen bewijs deze kosten (maximaal) een bedrag van € 53.650,43 belopen
(€ 43.189,45 + € 10.460,98).
Gemaakte kosten door de Stichting
5.38 De Stichting heeft aangevoerd dat zij in verband met het UDC in totaal voor een bedrag van € 9.086,14 aan kosten rechtstreeks aan derden heeft voldaan, welk bedrag ten laste kan worden gebracht van het budget (zie de facturen die als productie 12a) tot en met 12n), die door UDA bij conclusie van repliek zijn overgelegd). UDA heeft erkend dat de Stichting een bedrag van € 7.334,16 ten laste van het budget kan brengen (€ 9.086,14 –
€ 1.751,98).
5.39 UDA heeft betwist dat de facturen die door haar als productie 12g) en 12i) tot en met n) zijn overgelegd zien op het UDC. Volgens UDA kunnen de kosten zoals deze volgen uit deze facturen niet ten laste van het beschikbare budget worden gebracht. UDA heeft toegelicht dat deze kosten, die volgens UDA in totaal het vorenbedoeld bedrag van
€ 1.751,98 belopen, zien op het zogenaamde natraject, een door de Stichting georganiseerde bijeenkomst om de verschillende danspodia en danscentra uit te nodigen en om debat te voeren met als aanleiding het UDC. UDA heeft gesteld dat deze bijeenkomst niet door haar is geproduceerd en dat deze bijeenkomst geen onderdeel uitmaakt van het UDC, althans dat de daarmee gepaard gaande kosten niet in het budget van het UDC waren inbegrepen.
5.40 Volgens de Stichting zit het belangrijkste verschil tussen het bedrag van € 7.334,16 en € 9.086,14 in de kosten voor juryleden voor de finale. De Stichting heeft verder toegelicht dat de rechtstreeks door haar betaalde bedragen aan derden “inkopen” betroffen die in onderling overleg zijn gedaan. Volgens de Stichting heeft UDA zelf per persoon de prijsafspraken gemaakt met de juryleden, waarbij zij verwijst naar producties 12i) tot en met 12n) bij de conclusie van repliek van UDA. Volgens de Stichting hebben deze kosten geen betrekking op het natraject en kunnen de kosten ten laste van het budget van het UDC worden gebracht.
5.41 Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt. Het verweer van de Stichting omtrent de mogelijkheid van verrekening van door haar rechtstreeks aan derden betaalde bedragen kwalificeert als bevrijdend verweer. Tegenover de - op grond van het voorgaande - voldoende gemotiveerde betwisting door UDA van de mogelijkheid voor de Stichting om het bedrag van € 1.751,98 te verrekenen, rust op de Stichting de bewijslast van haar stellingen. De rechtbank zal de Stichting echter niet toelaten tot bewijslevering, aangezien de Stichting heeft verzuimd in dit verband een onderbouwd bewijsaanbod te doen (en overigens evenmin een algemeen bewijsaanbod). De rechtbank zal om die reden als vaststaand aannemen dat de Stichting gerechtigd is om het door UDA erkende bedrag van
€ 7.334,16 ten laste te brengen van het budget.
Tussenconclusies totaal gemaakte kosten voor het UDC in relatie tot vordering UDA
5.42 Uit al het voorgaande volgt dat vaststaat dat UDA en de Stichting ten behoeve van het UDC in elk geval voor een bedrag van € 50.523,61 (€ 43.189,45 + € 7.334,16) aan kosten hebben gemaakt. In het geval dat UDA niet slaagt in het haar opgedragen bewijs, zal mitsdien komen vast te staan dat de totale kosten voor het UDC een bedrag van € 50.523,61 belopen. In dat geval zijn de totale kosten voor het UDC dus onder het budget van
€ 59.500,= gebleven.
5.43 Alsdan wordt de stelling van UDA relevant dat het verschil tussen de (externe) kosten (gemaakt door UDA en de Stichting voor het UDC) en het budget door haar in rekening zou kunnen worden gebracht als vergoeding voor het verzorgen van het UDC. De Stichting heeft betwist dat bij een besparing ten opzichte van het budget, dit bedrag aan UDA (of [persoon 1] of de Stichting) ten goede zou kunnen komen. Dienaangaande overweegt de rechtbank thans reeds als volgt.
5.44 Tegen de achtergrond van vorenbedoelde betwisting door de Stichting alsmede het feit dat UDA heeft verzuimd ook maar enige toelichting te geven op (de totstandkoming van) een afspraak omtrent het in rekening kunnen brengen van het verschil tussen de gemaakte (externe) kosten en het budget, is de rechtbank van oordeel dat UDA haar stelling ter zake onvoldoende heeft onderbouwd, te meer daar deze stelling in tegenspraak lijkt te zijn met hetgeen UDA in sub 5 van haar akte naar voren heeft gebracht. Daarin stelt UDA namelijk dat zij voor “projectleiding coördinatie” - een beloning voor UDA voor het organiseren van het UDC - een bedrag van € 10.279,12 in rekening heeft gebracht bij de Stichting (de post “Organisator [persoon 1]”, zie sub 5.35 van dit vonnis). Aangezien UDA op dit punt niet aan haar (gemotiveerde) stelplicht heeft voldaan, is de rechtbank dan ook van oordeel dat het bedrag dat UDA te vorderen heeft van de Stichting niet is te baseren op het budget van € 59.500,=. Anders gezegd, in het geval dat UDA niet slaagt in het haar opgedragen bewijs, dan beloopt het bedrag dat de Stichting in verband met voor het UDC gemaakte kosten nog aan UDA dient te betalen € 10.065,95
(€ 50.523,61 - € 7.334,16 - € 33.123,50 (laatstgenoemd bedrag is het bedrag dat al door de Stichting is voldaan, zie sub 2.7)).
5.45 Indien UDA wel slaagt in het aan haar opgedragen bewijs geldt dat de totale kosten voor het UDC het budget van € 59.500,= overschrijden, aangezien deze kosten in dat geval een bedrag belopen van (maximaal) € 60.984,59 (€ 53.650,43, zie sub 5.37 + € 7.334,16).
5.46 Alsdan wordt de vraag relevant voor wiens risico de overschrijding van het budget dient te komen. Dienaangaande overweegt de rechtbank thans reeds als volgt. De rechtbank is van oordeel dat dit risico bij UDA behoort te blijven, aangezien UDA zelf heeft gesteld dat zij binnen het budget diende te blijven (zie bijvoorbeeld sub 7 van haar conclusie van repliek). Bovendien heeft UDA erkend dat het bedrag van € 7.334,16 dat de Stichting rechtstreeks voldeed ten laste kan worden gebracht van het budget c.q. dat dit bedrag in mindering kan worden gebracht op haar vordering. Anders gezegd, in het geval dat UDA wel slaagt in het haar opgedragen bewijs, dan beloopt het bedrag dat de Stichting in verband met voor het UDC gemaakte kosten nog aan UDA dient te betalen (maximaal) € 19.042,34
(€ 59.500,= - € 7.334,16 - € 33.123,50 (laatstgenoemd bedrag is het bedrag dat al door de Stichting is voldaan, zie sub 2.7)).
5.47 Aangezien (thans) vast staat dat de Stichting aan UDA in verband met door UDA gemaakte kosten voor diensten en leveringen van materialen voor het UDC ten minste nog een bedrag van € 10.065,95 verschuldigd is, zal de rechtbank nu ook reeds het beroep van de Stichting op een haar toekomend opschortingsrecht beoordelen.
5.48 In verband met dit opschortingsrecht heeft de Stichting toegelicht dat UDA in strijd met gemaakte afspraken geen sluitende eindfactuur heeft verstrekt, dat UDA heeft verzuimd alle onderliggende stukken (facturen) te verstrekken en dat deze stukken nodig zijn om uitbetaling door haar subsidieverstrekkers te verkrijgen.
5.49 Voor wat betreft bedoelde afspraken heeft de Stichting onder meer verwezen naar een e-mail van 6 februari 2008 (zie sub 2.5). Ter comparitie heeft [persoon 2] van de Stichting voorts toegelicht dat de Stichting voor het verkrijgen van uitbetaling door haar subsidieverstrekkers een accountantsverklaring nodig heeft, inhoudende dat de gemaakte kosten voldoende zijn verantwoord: de accountant zou volgens [persoon 2] geen goedkeuring hebben willen verlenen, omdat onvoldoende duidelijk was waarop bepaalde kosten betrekking hadden, met name de kostenposten DTP en personeelskosten.
5.50 UDA heeft in reactie op het door de Stichting gedane beroep op een opschortingsrecht onder meer aangevoerd dat de Stichting steeds volledig op de hoogte is gehouden van het verloop van de kosten van het UDC, dat de Stichting pas na afloop van het UDC vragen is gaan stellen en dat partijen geen specifieke voorwaarden zijn overeengekomen waaraan de facturatie zou dienen te voldoen. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
5.51 De rechtbank begrijpt het verweer van de Stichting dat UDA heeft verzuimd een sluitende eindfactuur te verstrekken aldus dat zij zich op het standpunt stelt dat de eindafrekening gepaard dient te gaan met daarop aansluitende onderliggende facturen. Zulks volgt naar het oordeel van de rechtbank ook uit de e-mail van 6 februari 2008, waarin [persoon 2] onder meer heeft geschreven “De overige 20% wordt betaald na afloop. Ik heb daarvoor wel een goed financieel overzicht met onderliggende facturen nodig die overeenkomt met de begroting.” Nu UDA de inhoud van deze e-mail niet (gemotiveerd) heeft betwist, neemt de rechtbank als vaststaand aan dat UDA gehouden is (geweest) een financieel overzicht (eindfactuur) met onderliggende facturen te verstrekken. Voor zover de Stichting heeft bedoeld te stellen dat UDA gehouden is geweest een zodanige eindfactuur te verstrekken dat de totale kosten van het UDC hierdoor binnen het budget bleven, geldt die stelling overigens als onvoldoende gemotiveerd, nog afgezien van het feit dat het de rechtbank niet duidelijk is geworden waarom zulks voor subsidieverstrekkers dan van belang is (geweest).
5.52 In het verlengde van het voorgaande overweegt de rechtbank dat UDA het financieel overzicht (eindfactuur) door middel van de eindafrekening geacht moet worden te hebben verstrekt. Ten aanzien van de onderliggende facturen ligt dit evenwel anders. UDA heeft niet betwist dat zij bijvoorbeeld de facturen voor DTP-art en de facturen in verband met de inhuur van extern personeel niet heeft verstrekt, althans de rechtbank neemt aan dat UDA deze facturen eerst bij conclusie van repliek aan de Stichting ter beschikking heeft gesteld, te meer daar de rechtbank verder ook niet is gebleken dat deze facturen reeds eerder aan de Stichting ter beschikking zijn gesteld.
5.53 De rechtbank is evenwel niettemin van oordeel dat het niet direct verstrekken van alle onderliggende stukken (facturen) door UDA niet het niet nakomen van resterende betalingsverplichtingen door de Stichting jegens UDA rechtvaardigt, te meer daar de Stichting blijkens de hiervoor in sub 2.10 en 2.15 weergegeven e-mail correspondentie aanvankelijk louter een eindfactuur voor respectievelijk € 22.395,31 respectievelijk
€ 13.604,31 voldoende vond om tot betaling over te gaan. Daarbij komt dat de Stichting door haar verwijzing naar de subsidieverstrekkers weliswaar heeft gesteld dat zij een bijzonder belang heeft bij de (onderliggende) stukken waarop zij aanspraak maakt, doch niet is gebleken dat zij UDA, toen deze om betaling verzocht (of eerder), erop heeft gewezen dat deze stukken (direct) aan haar moesten worden verstrekt in verband met door haar te ontvangen betalingen van subsidieverstrekkers. Het in vorenbedoelde e-mail correspondentie gedane verzoek om een “goede factuur” c.q. een “sluitende eindafrekening” van de Stichting (zie sub 2.15) acht de rechtbank in dit verband onvoldoende duidelijk om te kunnen worden opgevat als een verzoek om (alle) onderliggende facturen, zou het al zo zijn bedoeld door de Stichting.
5.54 Het door de Stichting gedane beroep op een opschortingsrecht wordt op grond van het voorgaande dan ook verworpen. Echter, de rechtbank is wel van oordeel dat, nu UDA de facturen voor DTP-art en de facturen in verband met de inhuur van extern personeel eerst bij conclusie van repliek (rolzitting van 11 november 2009) heeft verstrekt, het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat UDA aanspraak zou kunnen maken op wettelijke (handels)rente vanaf 31 juli 2008. De rechtbank zal over een uiteindelijk toe te wijzen hoofdsom daarom de wettelijke (handels)rente toewijzen, te rekenen vanaf de dag volgende op 11 november 2009, 12 november 2009 derhalve.
Buitengerechtelijke (incasso-)kosten
5.55 Ten slotte overweegt de rechtbank thans reeds dat de door UDA gevorderde buitengerechtelijke (incasso-)kosten, welke kosten zijn inbegrepen in de door UDA gevorderde hoofdsom, - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voorwerk II - niet voor toewijzing in aanmerking zullen kunnen komen. Uit de door UDA gegeven omschrijving van de verrichte werkzaamheden blijkt niet dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan UDA vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
5.56 In afwachting van de bewijslevering houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.
5. De beslissing
De rechtbank,
alvorens verder te beslissen,
draagt UDA op tot het bewijs van haar stellingen dat personen in haar opdracht promotiewerkzaamheden hebben verricht ten behoeve van het UDC en dat UDA in verband met deze werkzaamheden voor een bedrag van € 10.460,98 aan kosten heeft gemaakt;
bepaalt dat indien UDA dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor een nader te noemen rechter;
bepaalt dat de advocaat van UDA binnen twee weken na vonnisdatum aan de rechtbank – sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam – opgave moet doen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van de betrokkenen aan beide zijden in de maanden oktober tot en met december 2010, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
bepaalt dat het aan de hand van de opgaven vastgestelde tijdstip, behoudens dringende redenen, niet zal worden gewijzigd;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Stalenberg en in het openbaar uitgesproken op
1 september 2010.?
2166/1728