ECLI:NL:RBROT:2010:BN9327
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheidsincident inzake aansprakelijkheid vervoerder bij schimmelschade aan goederen onder cognossement
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 13 januari 2010, betreft het een bevoegdheidsincident waarbij eiseressen, bestaande uit drie besloten vennootschappen, vorderingen hebben ingesteld tegen twee Chinese rederijen, Cosco Guangzhou en China Ocean Shipping Company, wegens schimmelschade aan goederen die per schip naar Nederland zijn vervoerd. De eiseressen hielden de gedaagden aansprakelijk op basis van de ondertekende cognossementen, waarin zij zich als vervoerder hadden verbonden. De gedaagden voerden echter aan dat de Nederlandse rechtbank onbevoegd was om van de vorderingen kennis te nemen, omdat in de cognossementen een jurisdictieclausule was opgenomen die de geschillen onderworpen zou moeten worden aan de Chinese wetgeving en de rechtbanken in de Volksrepubliek China.
De rechtbank overwoog dat, ingevolge artikel 5 van de IPR-wet, het Nederlands recht van toepassing is op de vraag wie als vervoerder moet worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat zowel Cosco Guangzhou als Cosco als vervoerder onder de cognossementen moeten worden aangemerkt, en dat zij zich op de bedingen van de vervoerovereenkomst kunnen beroepen. De rechtbank oordeelde dat het forumkeuzebeding in de cognossementen niet voldeed aan de vereisten van artikel 629 Rv, omdat het niet duidelijk was welke rechter in China bevoegd was. Hierdoor was het beding nietig, wat betekende dat de Nederlandse rechter bevoegd was.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank zich onbevoegd om van de vorderingen van eiseressen kennis te nemen, en veroordeelde zij eiseressen in de proceskosten aan de zijde van de gedaagden, die op dat moment waren vastgesteld op € 6.012,58 aan griffierecht en € 8.000,- aan advocaatkosten. Dit vonnis is uitgesproken door mr. W.P. Sprenger en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.