ECLI:NL:RBROT:2010:BN8400
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wraking van kantonrechter buiten behandeling gesteld vanwege kennelijke niet-ontvankelijkheid
In deze zaak heeft de meervoudige kamer voor wrakingszaken van de Rechtbank Rotterdam op 2 september 2010 een verzoek tot wraking van een kantonrechter buiten behandeling gesteld. Het verzoeker, die in een eerdere procedure een sanctie had opgelegd gekregen voor een verkeersovertreding, had op 14 december 2009 beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter verklaarde dit beroep op 16 juli 2010 ongegrond. Vervolgens heeft verzoeker op 22 augustus 2010 de kantonrechter gewraakt. De wrakingskamer heeft het griffiedossier van de beroepsprocedure en de brief van verzoeker van 30 augustus 2010 bestudeerd.
De wrakingskamer heeft beoordeeld of het verzoek tot wraking ontvankelijk was. Volgens de wet kan een kantonrechter gewraakt worden zolang de zaak nog bij die kantonrechter in behandeling is. Aangezien de kantonrechter op 16 juli 2010 een eindbeslissing had genomen, was de behandeling van de zaak beëindigd. Hierdoor was verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat de overige stellingen van verzoeker geen bespreking behoeven, omdat de ontvankelijkheid al niet aanwezig was.
De beslissing om het verzoek buiten behandeling te stellen is genomen in overeenstemming met de relevante wetsartikelen en het Wrakingsprotocol van de rechtbank Rotterdam. De wrakingskamer heeft ook opgemerkt dat verzoeker in zijn brief van 22 augustus 2010 aanvullende verzoeken had gedaan, maar deze vallen buiten de bevoegdheid van de wrakingskamer.