ECLI:NL:RBROT:2010:BN8313

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/330 F en 10/65 F
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.W. Vogels
  • W.E. Merens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voordracht tot verzekerde inbewaringstelling van bestuurder in faillissement van Partrust Beheer en S.W.P. Holding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 augustus 2010 uitspraak gedaan over de voordracht tot verzekerde inbewaringstelling van de bestuurder van Partrust Beheer en S.W.P. Holding. De voordracht was gedaan door de rechter-commissaris mr. W.E. Merens op 5 augustus 2010, naar aanleiding van de weigering van de bestuurder, aangeduid als [x], om de gevraagde informatie te verstrekken aan de curatoren. De rechtbank heeft vastgesteld dat [x] buiten de boedel om handelingen verrichtte die nadelig waren voor de boedel, waaronder de verkoop van aandelen in Ecogarant aan derden, ondanks eerdere vonnissen die dit verboden. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de bestuurder een maandelijkse vergoeding van € 10.000 ontving van de kopers van de aandelen, wat de noodzaak voor controle door de curatoren vergrootte. Tijdens de zitting is overeengekomen dat de privé correspondentie van [x] in bewaring zou worden gegeven bij een notaris, zodat een onafhankelijk bureau op verzoek van de curator onderzoek kan doen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende aanleiding was om de voordracht tot verzekerde inbewaringstelling toe te wijzen, gezien de omstandigheden en de afspraken die waren gemaakt. De rechtbank benadrukte dat de curatoren recht hebben op informatie van gelieerde vennootschappen, maar dat er alternatieve manieren zijn om deze informatie te verkrijgen zonder het zware dwangmiddel van inbewaringstelling toe te passen. De rechtbank heeft de voordracht tot inbewaringstelling afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Insolventienummer: 09/330 F en 10/65 F
Uitspraak: 27 augustus 2010
Afwijzing voordracht tot verzekerde inbewaringstelling
in het faillissement van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PARTRUST BEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam (hierna: Partrust Beheer),
curator: mr. L.J.M. Luchtman,
en in het faillissement van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid S.W.P. HOLDING B.V.,
gevestigd te Breda (hierna: S.W.P. Holding),
curatoren: mr. L.B.A. van Logtestijn en mr. L.J.M. Luchtman,
heeft de rechtbank kennis genomen van de voordracht d.d. 5 augustus 2010 van
mr. W.E. Merens, waarnemend rechter-commissaris, strekkende tot het geven van een bevel tot verzekerde inbewaringstelling van de navolgende bestuurder van Partrust Beheer en S.W.P. Holding:
[x],
geboren op [geboortedatum] te Rotterdam,
wonende aan [adres] (hierna: [x]),
advocaat: mr. F.A.M. ‘t Hart.
1 Inleiding
1.1 Op 5 augustus 2009 heeft de (toenmalige) rechter-commissaris in het faillissement van Partrust Beheer voor het eerst een voordracht gedaan tot verzekerde inbewaringstelling van [x]. Nadat er met [x] tijdens de mondelinge behandeling afspraken waren gemaakt over de over te leggen stukken en [x] deze afspraken binnen de gestelde termijn is nagekomen, heeft de rechtbank bij beschikking van 12 augustus 2009 de voordracht afgewezen.
1.2 Op 22 december 2009 heeft de rechter-commissaris wederom een voordracht gedaan strekkende tot de verzekerde inbewaringstelling van [x]. De rechtbank heeft bij beschikking van 1 februari 2010 de voordracht toegewezen en [x] in verzekerde bewaring gesteld voor een termijn van ten hoogste dertig dagen.
Een verzoek van [x] om de verzekerde inbewaringstelling tussentijds te beëindigen, is bij beschikking van 16 februari 2010 afgewezen, omdat de curator nog geen toegang was verschaft tot de administratie van de buitenlandse vennootschappen.
1.3 Op 19 februari 2010 heeft [x] de rechtbank nogmaals verzocht de verzekerde inbewaringstelling te beëindigen. De rechter-commissaris en de curator hebben zich niet tegen beëindiging van de verzekerde inbewaringstelling verzet, in het vertrouwen dat [x] de ontbrekende bankafschriften binnen veertien dagen op het kantoor van de curator zal afgeven. Daarop heeft de rechtbank het verzoek toegewezen en het bevel van 1 februari 2010 tot verzekerde inbewaringstelling ingetrokken.
2 Verloop van het geding
2.1 De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- de voordracht van 5 augustus 2010 van de rechter-commissaris;
- de fax van 26 augustus 2010 van mr. F.A.M. ’t Hart, zonder de daarin genoemde bijlagen.
2.2 De mondelinge behandeling van de voordracht heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2010. Ter zitting zijn verschenen [x], zijn echtgenote, zijn advocaat mr. ’t Hart, rechter-commissaris mr. Merens en curator mr. Luchtman.
3 Het standpunt van de rechter-commissaris
3.1 In de voordracht van 5 augustus 2010, met als bijlagen een drietal faxen van mr. Luchtman van 28 juli, 29 juli en 5 augustus 2010, heeft de rechter-commissaris – kort gezegd – aangevoerd dat [x] weigert om de informatie te verschaffen die de curatoren aan hem hebben gevraagd en dat [x] daarmee de afwikkeling van het faillissement frustreert. Het gaat daarbij om de volgende stukken:
1) de e-mailcorrespondentie die gevoerd is tussen [x][A], [B], SFO, Scarlet, [C], Van Rijn en Vistra Netherlands B.V.;
2) de bankafschriften van Partrust Beheer van de ING Bank en de Fortis Bank;
3) de bankafschriften en e-mailcorrespondentie waaruit blijkt dat een deel van de financiering is gelopen via [Z] Holding B.V.;
4) de volledige administratie van S.W.P. Management B.V., een dochtervennootschap van S.W.P. Holding.
4 Het standpunt van [x]
4.1 [x] heeft – kort gezegd – aangevoerd dat hij aan zijn verplichtingen uit artikel 105 Fw heeft voldaan. [x] heeft reeds alle gevraagde informatie – voor zover het in zijn bezit was – verstrekt aan mr. Luchtman. Daarnaast heeft [x] aangevoerd dat het informatieverzoek met betrekking tot de administratie van S.W.P. Management B.V. niet onder artikel 105 Fw valt.
5 Het standpunt van de curatoren
5.1 De curatoren stellen zich op het standpunt dat [x] zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 105 Fw niet nakomt. Hij weigert de hiervoor genoemde informatie te verstrekken. Op het meest recente verzoek om informatie bij fax van 17 augustus 2010 is niet gereageerd. De fax luidt – voor zover relevant – als volgt:
“(…)
1. Ik heb u bij het verhoor op 9 juni ten overstaan van de rechter-commissaris gevraagd om mij alle e-mailcorrespondentie met de betrokken personen te weten [A], [B] en/of SFO en Scarlett, [C] en Van Rijn en Vistra, alsmede de bankafschriften. U hebt bij dat verhoor toegezegd alles te doen om die stukken alsnog bij mij te doen bezorgen. Dat hebt u niet gedaan. Ik verzoek nog eenmaal om dat te doen. Ik wil daarbij uiteraard een controle hebben op het feit dat ik inderdaad ook alle e-mailcorrespondentie en alle op die transacties betrekkinghebbende bankafschriften in bezit hebben.
Voor de goede orde voeg ik daaraan toe dat onder die bankafschriften natuurlijk ook begrepen zijn de betalingen die u hebt ontvangen, waarover uzelf vermeldt:
"Wel word ik min of meer van bestaansmiddelen voorzien door Scarlet/SFO omdat ik geen middelen van bestaan uit andere hoofde meer heb."
Ik wil dus met name ook van alle betalingen die daarop betrekking hebben een kopie bankafschrift van u ontvangen.
2. Zoals het Hof Den Haag al heeft opgemerkt doet u schimmig over de persoon van de investeerders. Dat duurt nu al een jaar zo. Ik wi1 van u alle schriftelijke documentatie, waaruit blijkt wie de uiteindelijke (natuurlijke) personen zijn, die als financiers zijn gekwalificeerd en met u de transactie van juli vorig jaar en 16 maart dit jaar hebben gesloten.
3. Ik wil van u alle documentatie die betrekking heeft op de vraag waarom en de wijze waarop de financier het rapport van Deloitte heeft betaald.
4. Ik wil van u alle concepten van de overeenkomsten, die samenhangen met de aandelenovereenkomst en de overdracht van vorderingen zoals op 15/16 maart 2010 is gerealiseerd.
5. Ik heb u gevraagd om de administratie van een aantal vennootschappen. U heeft daarop via uw advocaat geantwoord dat u zulks al 4 keer aan mijn mede curator, mr. Van Logtestijn zou hebben uitgelegd. Ik heb mr. Van Logtestijn met uw uitlating geconfronteerd. Mr. Van Logtestijn antwoord mij daarop volgens de fax van 13 augustus (…) waaruit blijkt dat er een afzonderlijke administratie van SWP Management moet bestaan. Ik verzoek u om ook die administratie op de kortste mogelijke termijn aan mij te overhandigen. Een en ander laat onverlet dat u ook de administratie van alle andere vennootschappen, voor zover die nog ontbreekt volgens de inventarisatie van Ernst & Young, nog deze week aan mijn overhandigt.
(…)”
Daardoor wordt het de curatoren onmogelijk gemaakt (i) te controleren waar het door de obligatiehouders van Partrust Beheer ingelegde geld is gebleven en (ii) na te gaan of, en zo ja, waar verhaal mogelijk is, aldus de curatoren.
6 De beoordeling
6.1 De verzekerde inbewaringstelling dient als dwangmiddel tegen verzuim van nakoming van de verplichtingen tot het verstrekken van inlichtingen die artikel 105 Fw op de bestuurder van een failliete vennootschap legt. De rechtbank dient daarbij de inbreuk op de persoonlijke vrijheid van de bestuurder af te wegen tegen het belang van de boedel bij het dwangmiddel.
6.2 Uit het faillissementsdossier en het verhandelde ter zitting is de rechtbank het volgende gebleken:
A. Deze rechtbank heeft op 10 april 2009 aan Partrust Beheer surseance van betaling verleend. De surseance is bij beschikking van 20 mei 2009 omgezet in faillissement. Tegen de faillietverklaring is door Partrust Beheer hoger beroep aangetekend. Het gerechtshof te Den Haag heeft op 18 augustus 2009 het vonnis tot faillietverklaring bekrachtigd. Daarbij heeft het hof overwogen:
“(…) dat als een rode draad door het dossier loopt dat zowel de voormalig bewindvoerder als de curatoren (maar ook de AFM) Partrust Beheer verwijten dat de administratie van de vennootschap niet op orde is en dat de bestuurders van Partrust Beheer onvoldoende medewerking verlenen bij het verstrekken van herhaaldelijk verzochte informatie (…)”.
B. S.W.P. Holding is de moedermaatschappij van Partrust Beheer. De rechtbank Breda heeft op 24 augustus 2009 aan S.W.P. Holding surseance van betaling verleend. De surseance is bij beschikking van 21 oktober 2009 omgezet in faillissement.
C. Bij vonnis van de voorzieningenrechter Breda van 14 januari 2010 zijn [x], [C] (ook bestuurder van Partrust Beheer), Van Rijn en Vistra Netherlands B.V. onder andere veroordeeld om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis mee te werken aan de door de curator gewenste levering van de onbezwaarde eigendom van de aandelen in Ecogarant Nederlandse Bosbouw Groep S.A., gevestigd te Costa Rica (hierna: Ecogarant). De voorzieningenrechter heeft daarbij overwogen:
“ 4.2. De curator legt aan de vorderingen sub 1 tegen [x] en [C] ten grondslag dat zij in de brief van 6 april 2009 een rechtens bindende toezegging hebben gedaan jegens de obligatiehouders om hun aandelen in Ecogarant voor een symbolisch bedrag van € 1,00 te verkopen aan Partrust Beheer, dat de curator thans recht en belang heeft de nakoming van die verplichting in rechte te vorderen, en vooruitlopend daarop, om als voorlopige voorziening die ordemaatregelen te vorderen die nodig zijn om de waarde van die aandelen en de onderliggende waarde van de daarmee verbonden ondernemingen te behouden.
4.3. Gedaagden [x] en [C] betwisten dat sprake is van een rechtens bindende toezegging. De mededeling in de brief zou slechts te duiden zijn als een niet bindende wens en voornemen.
4.4. De beoordeling dient plaats te vinden in de context waarin de mededeling werd gedaan. Er lag een buitengewoon kritisch rapport van de door Partrust Beheer zelf als representant voor haar beleggers in het leven geroepen “orgaan”, de RvA, dat een expliciete eis bevatte om de eigendom- en winstrechten in FEL op korte termijn integraal aan Partrust Beheer over te doen. De door de curator ingeroepen passage in de brief van 6 april 2009 was een directe reactie op deze eis. Deze reactie hield niet een wens in, maar, naar de letterlijke bewoordingen, een besluit van de aandeelhouders hoe zij dit vraagstuk wensten op te lossen. Terecht duidt de curator dit als een bindende toezegging naar de beleggers in Partrust Beheer, waaraan hij deze aandeelhouders kan vasthouden. De stelling van gedaagden dat de mededeling niets van doen had met buitenlandse participaties wordt weerlegd door de genoemde context.
Tegen deze achtergrond heeft de curator er ook recht en belang bij om als voorlopige voorziening passende ordemaatregelen te vragen die de belangen van de beleggers tegemoetkomen. Zijn vorderingen strekken ertoe om deze gedaagden in de zeggenschapsrechten die hen als aandeelhouder toekomen bindende beperkingen en aanwijzingen op te leggen, in afwachting van een rechterlijk oordeel over de overdracht van de aandelen zelf. Wettelijke beletselen hiertegen ziet de voorzieningenrechter niet. Het gevoerde verweer dat de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam als enige bevoegd zou zijn is niet toegelicht en onjuist. Deze vordering tot partiële nakoming van een obligatoire verplichting behoort tot de bevoegdheid van de normale voorzieningenrechter. Rechtsmacht is, anders dan aangevoerd, aanwezig omdat gedaagden [x] en [C] het in hun macht hebben om vanuit dit arrondissement, in ieder geval vanuit Nederland uitvoering te geven aan de voorlopige voorzieningen. Het tegendeel is niet aangevoerd en ook onaannemelijk. De gehele bedrijfsvoering van Partrust Beheer kon immers kennelijk vanuit Nederland plaatsvinden.”
D. Omdat de curatoren aanwijzingen hebben dat [x] en [C] in weerwil van voornoemd vonnis de aandelen in Ecogarant aan de boedel onttrekken, is een nieuw kort geding aanhangig gemaakt. De Voorzieningenrechter heeft in zijn vonnis van 12 april 2010 als volgt overwogen:
“4.9. De vordering van de curator tot het meewerken van [x] en [C] aan de levering van de aandelen in Ecogarant is enerzijds aan te merken als een vordering die strekt tot “betaling” van een voorschot op de door hen te betalen schadevergoeding, anderzijds als een voorziening die ertoe strekt om [x] en [C] te verplichten de huidige onrechtmatige situatie om te buigen in (de richting van) een rechtmatige. In zijn algemeenheid is in kort geding terughoudendheid geboden als het gaat om “betalingen” bij wijze van voorschot. In dit geval echter is gesteld noch gebleken dat [x] en [C] verhaal kunnen bieden anders dan met hun aandelen in Ecogarant. Daar komt bij dat [x] en [C] doende zijn die verhaalsmogelijkheden te frustreren, terwijl de curator groot belang heeft via Ecogarant zeggenschap in FEL te verkrijgen om aldus de belangen van de beleggers in Partrust Beheer te kunnen dienen.
Tenslotte overweegt de voorzieningenrechter nog dat het verweer van [x] en [C] dat zij als gevolg van recente transacties beiden geen aandeelhouder meer zijn van Ecogarant desgevraagd ter zitting van geen enkele feitelijke toelichting is voorzien. Dat verweer moet dan vanwege een onvoldoende feitelijke grondslag worden verworpen. In deze procedure geldt dan als vaststaand dat [x] en [C] die aandelen nog bezitten. De vordering (…) ligt dan ook voor toewijzing gereed.”
[x] is – evenals [C] – vervolgens veroordeeld om binnen 48 uur na betekening van het vonnis aan de curator schriftelijk mede te delen dat hij onvoorwaardelijk en onherroepelijk zal meewerken aan de verkoop en overdracht aan de curator voor het symbolische bedrag van € 1,= van alle door [x] (direct of indirect) gehouden aandelen in Ecogarant, zulks op straffe van een dwangsom.
E. Op 16 maart 2010 heeft [x] voor € 400.000,= de via PJMS Development S.A., gevestigd te Costa Rica, gehouden aandelen in Ecogarant verkocht aan SFO Investments Limited, gevestigd te Cyprus (hierna: SFO), welke vennootschap bij die transactie werd vertegenwoordigd door [B]. De koopprijs is in mindering gebracht op het verschuldigde onder de Secured Loan Agreement van 9 juli 2009.
F. Op 16 maart 2010 heeft [C] voor € 400.000,= de via [C] Enterprises S.A., gevestigd te Costa Rica, gehouden aandelen in Ecogarant verkocht aan Scarlet Carribean Investments N.V., gevestigd te Curaçao (hierna: Scarlet), welke vennootschap bij die transactie werd vertegenwoordigd door [B]. De koopprijs is in mindering gebracht op het verschuldigde onder de Secured Loan Agreement van 9 juli 2009.
G. Ter zitting heeft [x] verklaard dat er geen concepten van de overeenkomst van 16 maart 2010 zijn gewisseld; wel heeft hij “mogelijk” telefonisch overleg gehad over de overeenkomst. Mr. Verwiel haalde op 16 maart 2010 te Brussel de definitieve versie van de overeenkomst uit zijn tas en die heeft [x] getekend.
H. Ter zitting heeft [x] verklaard dat hij in 2010 geen enkele andere overeenkomst heeft ondertekend, noch namens zichzelf in privé, noch in hoedanigheid handelend, dan de onder E. genoemde overeenkomst en de hierna onder J. te noemen overeenkomst.
I. Ter zitting heeft [x] verklaard dat zowel hij als [C] maandelijks een bedrag van € 10.000,= ontvangen van Scarlet en SFO. Die betalingen lopen via de derdenrekening van accountant [Z].
J. [x] heeft 50% van zijn vordering van nominaal € 1.200.000,= op Ecogarant verkocht aan Scarlet en SFO voor € 25.000,=. Voor de resterende schuld aan Scarlet en SFO ad € 400.000,= heeft [x] een tweede hypotheek laten vestigen op het woonhuis van zijn echtgenote, [Y]. [x] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de hypotheek rente- en aflossingsvrij is, omdat hij geen inkomen meer heeft.
K. De bankafschriften als genoemd in de beschikking van 19 februari 2010 van deze rechtbank heeft [x] bij Fortis en ING opgevraagd. De curator heeft alleen de bankafschriften van Fortis ontvangen.
L. [x] heeft op de ochtend van de zitting bij de curator, de rechter-commissaris en de rechtbank twee ordners met stukken (genoemd in de fax van mr. ’t Hart van 26 augustus 2010) laten bezorgen. Geen van de betrokkenen heeft voorafgaand aan deze zitting daarvan kennis kunnen nemen. [x] stelt dat bijlage 12 daarvan alle correspondentie bevat die hij via zijn privé laptop heeft gevoerd sinds 9 december 2009, als toegezegd tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris op 9 juni 2010:
“Ik hoor de curator tot mijn verbazing vragen om e-mailcorrespondentie vanaf 9 december 2009 met betrekking tot [A], de Boer en/of SFO en Scarlet, [C] en Van Rijn en Vistra, en bankafschriften.
Volgens mij heb ik alles al ter beschikking gesteld maar ik zeg toe dat ik de vraag van de curator nog eens tot mij zal laten doordringen en alles zal doen om de stukken die hij kennelijk nog niet heeft alsnog bij hem te doen bezorgen.”
M. Ter zitting heeft [x] verklaard dat het rapport van Deloitte is betaald door Scarlet en SFO.
N. [x] heeft ter zitting verklaard niet te weten welke personen achter Scarlet en SFO zitten. [x] stelt steeds zaken te hebben gedaan via Van Rijn, Vistra Netherlands B.V. en [B], voornoemd. Tenslotte heeft [x] verklaard dat hij geen belang heeft in Scarlet of SFO, direct noch indirect.
6.3 Nu [x] de bankafschriften ten name van Partrust Beheer bij ING en Fortis heeft opgevraagd, heeft [x] ten aanzien van deze stukken aan zijn verplichtingen onder artikel 105 Fw voldaan.
6.4 Voorts heeft [x] ter terechtzitting een verklaring ondertekend (aangehecht) dat hij uiterlijk 3 september 2010 aan de curator alle (privé) bankafschriften zal overhandigen die betrekking hebben op de maandelijkse ontvangst van € 10.000,=, als hiervoor onder 6.2.I genoemd. Ook zal hij bij [Z] kopieën van de bankafschriften opvragen, waaruit de ontvangst van dat bedrag door [Z] (of zijn vennootschap) blijkt, en deze terstond aan de curator geven. De rechtbank is van oordeel dat [x] voldoet aan zijn verplichtingen onder artikel 105 Fw ten aanzien van deze stukken, indien hij deze toezegging nakomt.
6.5 De curatoren hebben nog verzocht om de administratie van S.W.P. Management B.V. [x] heeft dat geweigerd, nu het een separate vennootschap betreft. De rechtbank is van oordeel dat de curatoren op grond van artikel 105 juncto 106 Fw in beginsel aanspraak kunnen maken op informatie aangaande de gelieerde vennootschappen, voorzover nodig voor de vervulling van hun taken (als overwogen onder 5.6 in de beschikking van 12 augustus 2009 van deze rechtbank). Echter, omdat S.W.P. Management B.V. een volle dochter is van S.W.P. Holding, zijn er ook andere wegen voor de curatoren om die administratie te bemachtigen. Het dwangmiddel van verzekerde inbewaringstelling is met het oog op het voorgaande – in dit stadium – een te zwaar middel.
6.6 Tenslotte is de rechtbank van oordeel dat de curatoren voor de vervulling van hun taken niet alleen in het bezit moeten worden gesteld van de privé correspondentie van [x] vanaf 9 december 2009 tot heden, maar ook dat de curatoren moeten kunnen controleren of de aangeleverde gegevens correct en compleet zijn. Omdat [x] en de curator mr. Luchtman ter zitting zijn overeengekomen dat de computer(s) waarop de privé correspondentie is gevoerd in bewaring zal worden gegeven bij mr. Stricker, notaris te Rotterdam, zodat te zijner tijd door een onafhankelijk bureau op verzoek van de curator het nodige onderzoek kan worden gedaan, mede gelet op de hiervoor onder 6.2.L geciteerde toezegging van [x], is er vooralsnog onvoldoende aanleiding om de verzekerde inbewaringstelling te bevelen. Kopie van de overeenkomst is aan deze beschikking gehecht.
6.7 Hiervoor is reeds overwogen dat het noodzakelijk is dat de curatoren [x] kunnen controleren. Dit klemt te meer nu [x] buiten de boedel om rechtshandelingen verricht die ongunstig zijn voor de boedel. Zo heeft [x] in weerwil van de vonnissen van de voorzieningenrechter te Breda de aandelen in Ecogarant verkocht aan een ander dan de curator. [x] heeft nog aangevoerd dat hij de aandelen moest verkopen onder dwang van een executie, als gevolg waarvan de opbrengst niet € 400.000,=, maar slechts € 200.000,= zou zijn geweest. De rechtbank gaat hieraan voorbij, nu voor de stelling van [x] geen enkele aanknoping in de overeenkomst zelf is te vinden en [x] ook overigens niets heeft gesteld noch stukken heeft overgelegd waaruit een en ander zou blijken. [x] lijkt bij zijn handelen enkel gedreven door eigen belang zonder acht te slaan op het belang van de boedel. Hij weigert bovendien overleg te plegen met curatoren. Uit dit alles blijkt dat [x] niet bereid is mee te werken aan een voorspoedige afwikkeling van het faillissement.
6.8 Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank de voordracht tot verzekerde inbewaringstelling afwijzen.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst de voordracht d.d. 5 augustus 2010 tot verzekerde inbewaringstelling af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.W. Vogels, rechter, en in aanwezigheid van
mr. M.E. Hoogenraad, griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 augustus 2010.
Ondergetekende, [x], verklaart hierbij uiterlijk 3 september 2010 aan de curator te overhandigen kopieën van de bankafschriften waaruit blijkt dat hij maandelijks een bedrag van € 10.000,= via de derdenrekening van de accountant [Z] (of zijn vennootschap) heeft ontvangen. Tevens zal ondergetekende bij [Z] kopie van de bankafschriften waaruit blijkt dat [Z] die bedragen van SFO/Scarlett heeft ontvangen, opvragen en ter beschikking stellen aan de curator.
[x]
De curator, mr. L.J.M. Luchtman, en[x] komen als volgt overeen:
1. [x] zal zijn computer(s), waarop de correspondentie vanaf 9 december 2009 door of met hem is gevoerd, vandaag overhandigden aan mr. W.F.O. Stricker, notaris te Rotterdam, kantoorhoudende aan het Weena te Rotterdam bij Houthoff.
2. De voornoemde notaris zal de computer onder zich houden, zonder toegang daartoe te verstrekken, totdat er ofwel door middel van een onherroepelijke rechterlijke uitspraak (i) machtiging is verleend aan de curator om de computer te onderzoeken danwel (ii) het verzoek voor de machtiging om de computer te onderzoeken is afgewezen.
3. De curator verplicht zich zo spoedig mogelijk een procedure op de voet van artikel 93a Fw aanhangig te maken, teneinde machtiging te verkrijgen om onderzoek te doen aan de computer.
4. Zodra een onherroepelijke rechterlijke uitspraak beschikbaar is, zal de meest gerede partij kopie daarvan aan de notaris overleggen.
5. Indien de machtiging aan de curator is verleend, dan zal de notaris op eerste verzoek van de curator de computer aan de curator overhandigen. De curator zal het onderzoek aan de computer door een onafhankelijk bureau laten verrichten. De curator zal het bureau instrueren de uitkomsten van het onderzoek tegelijkertijd aan [x] en hemzelf ter beschikking te stellen.
6. Indien de machtiging niet aan de curator wordt verleend, dan de notaris op eerste verzoek van [x] de computer aan [x] overhandigen.
7. Ten blijke van zijn instemming met bovenvermelde gang van zaken ondertekent de rechter-commissaris mr. W.E. Merens deze overeenkomst mede.
Getekend te Rotterdam d.d. 27 augustus 2010.
Mr. L.J.M. Luchtman [x] Mr. W.E. Merens
Curator Rechter-Commissaris
1954/2120