ECLI:NL:RBROT:2010:BN7878
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Mr. Van Zelm van Eldik
- Rechtspraak.nl
Verplichting tot zekerheidstelling voor buitenlandse vennootschappen in civiele procedures
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 28 juli 2010 een vonnis gewezen in de zaak tussen Jaro Holdings Limited, gevestigd te Guernsey, en I.T. Go c.s., een groep van gedaagden waaronder I.T. Go Limited en andere natuurlijke personen. De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of Jaro verplicht was om zekerheid te stellen voor de proceskosten in het kader van een vordering van I.T. Go c.s. De rechtbank heeft in haar eerdere vonnis van 19 mei 2010 reeds aangegeven dat op basis van het Aanvullend Verdrag tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk, Jaro niet verplicht is om zekerheid te stellen voor de proceskosten, omdat de onderdanen van een der partijen in de gebieden van de andere partij niet verplicht zijn om zekerheid te stellen in gevallen waarin een onderdaan van die partij dat onder gelijke omstandigheden niet hoeft te doen. Dit verdrag is van kracht en is niet vervangen door latere Europese verordeningen, zoals de EEX-verordening.
De rechtbank heeft de vordering van I.T. Go c.s. om Jaro te veroordelen tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten afgewezen. Tevens is de vordering tot zekerheidstelling voor schadevergoeding in het kader van een reconventionele vordering wegens onrechtmatige beslaglegging door Jaro afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de in artikel 224 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geregelde zekerheidstelling enkel betrekking heeft op schade die het directe gevolg is van het aanspannen van de procedure door de eisende partij. De rechtbank heeft de zaak vervolgens verwezen naar de rol voor een conclusie van antwoord aan de zijde van I.T. Go c.s. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en de kosten zijn aan de zijde van Jaro begroot op nihil aan verschotten en € 1.130,- aan salaris van de advocaat.