ECLI:NL:RBROT:2010:BN7878

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
318025 / HA ZA 08-2684
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Mr. Van Zelm van Eldik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot zekerheidstelling voor buitenlandse vennootschappen in civiele procedures

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 28 juli 2010 een vonnis gewezen in de zaak tussen Jaro Holdings Limited, gevestigd te Guernsey, en I.T. Go c.s., een groep van gedaagden waaronder I.T. Go Limited en andere natuurlijke personen. De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of Jaro verplicht was om zekerheid te stellen voor de proceskosten in het kader van een vordering van I.T. Go c.s. De rechtbank heeft in haar eerdere vonnis van 19 mei 2010 reeds aangegeven dat op basis van het Aanvullend Verdrag tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk, Jaro niet verplicht is om zekerheid te stellen voor de proceskosten, omdat de onderdanen van een der partijen in de gebieden van de andere partij niet verplicht zijn om zekerheid te stellen in gevallen waarin een onderdaan van die partij dat onder gelijke omstandigheden niet hoeft te doen. Dit verdrag is van kracht en is niet vervangen door latere Europese verordeningen, zoals de EEX-verordening.

De rechtbank heeft de vordering van I.T. Go c.s. om Jaro te veroordelen tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten afgewezen. Tevens is de vordering tot zekerheidstelling voor schadevergoeding in het kader van een reconventionele vordering wegens onrechtmatige beslaglegging door Jaro afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de in artikel 224 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geregelde zekerheidstelling enkel betrekking heeft op schade die het directe gevolg is van het aanspannen van de procedure door de eisende partij. De rechtbank heeft de zaak vervolgens verwezen naar de rol voor een conclusie van antwoord aan de zijde van I.T. Go c.s. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en de kosten zijn aan de zijde van Jaro begroot op nihil aan verschotten en € 1.130,- aan salaris van de advocaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 318025 / HA ZA 08-2684
Uitspraak: 28 juli 2010
VONNIS van de enkelvoudige kamer
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JARO HOLDINGS LIMITED,
gevestigd te St. Peter Port, Guernsey,
eiseres,
verweerster in het incident,
advocaat mr J.H. Prins,
- tegen -
1. de vennootschap naar het recht van het Verenigd Koninkrijk
I.T. GO LIMITED,
gevestigd te Cleveland, Verenigd Koninkrijk,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te Delft,
3. [gedaagde sub 3],
wonende te Schiedam,
4. [gedaagde sub 4],
wonende te Rotterdam,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SMART HOLDING B.V.,
gevestigd te Schiedam,
gedaagden,
eisers in het incident,
advocaat mr R.A.W.J. van Eijck.
Eiseres wordt hierna aangeduid als "Jaro", gedaagden samen als "I.T. Go c.s." en gedaagden afzonderlijk als respectievelijk "I.T. Go", "[gedaagde sub 2]", "[gedaagde sub 3]", [gedaagde sub 4]" en "Smart".
1. Het verdere verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van het in deze zaak gewezen vonnis van 19 mei 2010 en van de daaraan ten grondslag liggende stukken.
Vervolgens heeft I.T. Go c.s. een akte uitlating tussenvonnis genomen en Jaro een antwoordakte na tussenvonnis.
2. De verdere beoordeling in het incident
2.1
Met betrekking tot de vordering van I.T. Go c.s. om Jaro, gevestigd te Guernsey, te veroordelen op de voet van art. 224 lid 1 Rv zekerheid te stellen voor betaling van kosten schaden en interessen in welke deze zou kunnen worden veroordeeld, heeft de rechtbank in het vonnis van 19 mei 2010 erop gewezen dat ingevolge art. III van het Aanvullend Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittanië en Noord-Ierland betreffende rechtsgedingen, gesloten op 17 november 1967 (Trb. 1967, 196), in werking getreden op 16 maart 1970, de onderdanen van een der partijen in de gebieden van de andere partij niet verplicht zijn zekerheid te stellen voor de proceskosten in de gevallen waarin een onderdaan van die partij daartoe onder gelijke omstandigheden niet gehouden is. Voorts is erop gewezen dat in overeenstemming met art. VII van dat verdrag de Britse regering aan de Nederlandse regering kennis heeft gegeven van de uitbreiding van de werking van het verdrag tot onder meer Guernsey, met inwerkingtreding op 22 april 1971.
2.2
Nu dat verdrag door geen van de partijen was genoemd, heeft de rechtbank, teneinde een verassingsbeslissing te voorkomen, de zaak verwezen naar de rol opdat partijen zich zich over de toepasselijkheid van de genoemde verdragsbepaling zouden kunnen uitlaten.
Partijen hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
2.3
I.T. Go c.s. brengt primair naar voren dat het Aanvullend Verdrag is vervangen door het EEX en vervolgens door de EEX-verordeningen 44/2001, 1346/2000 en 2201/2003 en dat Guernsey bij die verordeningen geen partij is.
2.4
Deze stellingen kunnen I.T. Go c.s. niet baten. Het Aanvullend Verdrag tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk betreffende rechtsgedingen is voor Nederland nog steeds van kracht en is niet vervangen bij de inwerkingtreding van het EEX-Verdrag van 1969 of de genoemde EEX-verordeningen (in het bijzonder EEX-Vo 44/2001 van 22 december 2000 met latere wijzigingen).
Ten aanzien van een te Guernsey gevestigde (rechts)persoon is art. III van het Aanvullend Verdrag derhalve nog steeds van toepassing, zodat Jaro niet verplicht is tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten.
2.5
I.T. Go c.s. voert subsidiair aan dat het Aanvullend Verdrag niets zegt over de vraag of zekerheid moet worden gesteld voor de schadevergoeding tot betaling waarvan Jaro veroordeeld kan worden als bedoeld in art. 224 lid 1 Rv, waarbij I.T. Go c.s. verwijst naar haar eerder ingenomen standpunt dat - kort samengevat - Jaro ook zekerheid dient te stellen voor de schadevergoeding waartoe Jaro kan worden veroordeeld omdat zij onrechtmatig derdenbeslag heeft doen leggen ten laste van Smart.
2.6
Ook deze stellingname moet van de hand worden gewezen. Bij "schadevergoeding" als bedoeld in art. 224 lid 1 Rv kan het alleen gaan om schade die het rechtstreeks gevolg is van het aanspannen van de procedure door de eisende partij. De in die bepaling geregelde zekerheidstelling heeft geen betrekking op een vordering tot schadevergoeding die de gedaagde partij in reconventie zou kunnen instellen uit hoofde van een onrechtmatige beslaglegging door de eisende partij voorafgaande aan het instellen van de vordering tegen gedaagde.
3. De beslissing
De rechtbank,
in het incident
wijst de vordering af;
veroordeelt I.T. Go c.s. in de kosten, tot op deze uitspraak aan de zijde van Jaro begroot op nihil aan verschotten en op € 1.130,- aan salaris van de advocaat;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 8 september 2010 voor conclusie van antwoord aan de zijde van I.T. Go c.s..
Dit vonnis is gewezen door mr Van Zelm van Eldik.
Uitgesproken in het openbaar.
10.