ECLI:NL:RBROT:2010:BN7629
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheidsincident betreffende de kwalificatie van binnenschepen als roerende lichamelijke zaken onder EEX-Vo
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, ging het om een bevoegdheidsincident in een civiele procedure. De eiseres, GP SHIPPING V.O.F., had een vordering ingesteld tegen de gedaagden, die gezamenlijk optraden in het incident. De rechtbank had eerder op 17 februari 2010 een tussenvonnis gewezen waarin de vraag werd opgeworpen of binnenschepen als roerende lichamelijke zaken moeten worden aangemerkt volgens artikel 5 aanhef en onder 1.a) en b) van de EEX-Vo. De rechtbank heeft de partijen de gelegenheid gegeven om hun standpunten hierover in een akte uiteen te zetten.
In de verdere beoordeling heeft de rechtbank vastgesteld dat een binnenschip voldoet aan de criteria voor roerende lichamelijke zaken, zoals bedoeld in de EEX-Vo. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de taalkundige betekenis van het begrip en de context van de EEX-Vo. De rechtbank concludeerde dat het binnenschip "Fellowship" onder deze definitie valt, ongeacht de inschrijving in het Nederlandse scheepsregister. De rechtbank oordeelde dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en dat deze rechtbank bevoegd is om de zaak te behandelen.
De rechtbank heeft de vordering van de gedaagden in het incident afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de eiseres, die zijn vastgesteld op nihil aan verschotten en € 904,- aan salaris voor de advocaat. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard voor zover het de proceskostenveroordeling betreft. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting van 25 augustus 2010 voor het nemen van een conclusie van antwoord. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2010.