ECLI:NL:RBROT:2010:BN4541

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
347204 / HA ZA 10-322
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van een auto en de bewijslast bij verzekering

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 7 juli 2010 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] en Achmea Schadeverzekeringen N.V. De zaak betreft een geschil over de diefstal van een BMW 520i, die door [eiseres] was verzekerd bij Achmea. Na de aangifte van diefstal door de echtgenoot van [eiseres] op 11 mei 2009, heeft Achmea een onderzoek ingesteld naar de omstandigheden van de diefstal. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat er twijfels bestonden over de juistheid van de verklaringen van [eiseres] met betrekking tot het gebruik van de auto en de sleutel. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast voor de diefstal bij [eiseres] ligt, en dat de enkele aangifte bij de politie niet voldoende is om de diefstal te bewijzen, vooral gezien de tegenstrijdige informatie die door Achmea werd gepresenteerd. De rechtbank concludeerde dat Achmea niet verplicht was om de schadevergoeding uit te keren zolang [eiseres] de diefstal niet overtuigend kon aantonen. De rechtbank hield de verdere beslissing aan en verwees de zaak naar de rol voor een conclusie na tussenvonnis, waarbij [eiseres] aanvullende bewijsvoering diende te leveren.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer 347204 / HA ZA 10-322
Uitspraak: 7 juli 2010
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiseres]
wonende te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. A.J. Verhagen,
- tegen -
de naamloze vennootschap ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V., h.o.d.n. CENTRAAL BEHEER ACHMEA,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. J. Schep.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiseres]” respectievelijk “Achmea”.
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 19 januari 2010, met producties;
- conclusie van antwoord, met producties;
- tussenvonnis d.d. 24 maart 2010, waarbij een comparitie is gelast;
- brief d.d. 3 mei 2010 van mr. Verhagen, met producties;
- brief d.d. 5 mei 2010 van mr. Schep, met producties;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 18 mei 2010, met de daaraan gehechte brieven van mr. Schep d.d. 28 mei 2010 en van mr. Verhagen d.d. 8 juni 2010.
2 De vaststaande feiten
2.1 [eiseres] is eigenaar van een BMW, type 520i (hierna: de auto). Bij de aankoop van de auto heeft [eiseres] één op de auto passende sleutel overhandigd gekregen (hierna: de sleutel).
2.2 [eiseres] heeft de auto tegen diefstal verzekerd bij Achmea.
2.3 Op 6 april 2009 heeft [eiseres] de auto laten keuren voor de APK. Bij die gelegenheid heeft de keurmeester op het keuringsrapport een kilometerstand van 96.093 vermeld.
2.4 Op 11 mei 2009 heeft de echtgenoot van [eiseres] bij de politie aangifte gedaan van diefstal van de auto.
2.5 [eiseres] heeft bij Achmea aanspraak gemaakt op uitkering van het verzekerde bedrag. In dat kader heeft Achmea onderzoek gedaan naar de toedracht van de diefstal. Het onderzoek is uitgevoerd door haar medewerke[X].
2.6 Op 17 juni 2009 heeft een medewerker van BMW klanteninformatieservice per mail aan [eiseres] onder meer het volgende bericht:
“Op de sleutel wordt NIET bijgehouden wanneer er voor het laatst is gereden, enkel wanneer deze voor het laatst is uitgelezen (oa met onderhoud)”
2.7 In het kader van zijn onderzoek heeft [X] de sleutel laten “uitlezen” bij een BMW-dealer. In zijn rapport van 18 juni 2009 meldt hij daaromtrent het volgende:
“[De sleutel] blijkt volgens het key reader systeem vsn BMW voor het laatst gebruikt te zijn op 28 februari 2009 te 23:00 uur, waarbij de kilometerstand op dat moment 96.830 bedroeg.”
2.8 Bij brief van 22 juni 2009 heeft Achmea aan [eiseres] laten weten dat zij wegens het verstrekken van onjuiste informatie niet tot uitkering van de geclaimde schade zal overgaan. De brief luidt overigens voor zover relevant als volgt:
“Uit het onderzoek van de heer [X] bij BMW blijkt dat deze sleutel voor het laatst is gebruikt op 28 februari 2009 om 23:00 uur. Volgens [u] is er na 28 februari wel degelijk met de auto gereden. En er zou gebruik zijn gemaakt van bovengenoemde sleutel. Dat er met de auto zou zijn gereden, wordt door ons niet betwist. Wel dat hierbij gebruik is gemaakt van deze sleutel.
[…] Op de sleutel wordt wel degelijk bijgehouden wanneer deze voor het laatst is gebruikt.”
2.9 Achmea heeft de sleutel doen onderzoeken door BMW Group te München. Bij brief van 5 november 2009 heeft zij onder meer als volgt bericht (volgens de vertaling van een beëdigde vertaler):
“Er is geen sprake van nabestellingen.
[…]
Vastgesteld aantal kilometers bij sleutel 1 = 96.830 km, laatste ingevoerde actualisering op 01-03-2009 (steeds wordt de hoogste kilometerstand in de telkens het laatst gebruikte sleutel opgeslagen.”
2.10 Op 14 november 2009 heeft ook de sleuteldeskundige [Y] op verzoek van Achmea rapport uitgebracht. In zijn rapport bevestigt hij de bevindingen van BMW Group. Voorts schrijft hij onder meer het volgende:
“Als de sleutel van deze [auto] uit het contactslot wordt genomen, dan worden onder meer technische storingen datum en tijd vanuit het motormanagement systeem naar de transponder /chip in de sleutel geschreven.
In Nederland kunnen de BMW dealers deze informatie vanuit de sleutel met hun sleutel uitleesunit (KeyReader) op hun computerscherm aflezen en deze lijst eventueel afdrukken. Op deze lijst met sleutelgegevens staat de datum en de tijd van het uitnemen van de sleutel vermeld achter de tekst “Laatste update”. Dat is het moment, dat het motormanagement van deze BMW de laatste update naar de sleutel heeft gestuurd. Dus het moment dat met deze sleutel voor het laatst in deze auto is gereden. Tevens wordt daarbij de kilometerstand uit de sleutel gelezen.”
2.11 Op 28 april 2010 heeft de in 2.6 bedoelde medewerker van BMW klanteninformatieservice zijn eerdere bericht bevestigd.
2.12 Per e-mail van 30 april 2010 heeft de heer [Z] van BMW Group München uiteen gezet onder welke omstandigheden “die CBS-Daten im Fahrzeugschlüssel […] neu eingeschrieben” worden. Dat is onder meer het geval als met de auto tien kilometer is gereden. In dat geval wordt volgens Pletsch “auch das (im Fahrzeug eingestellte) Datum mit Uhrzeit übernommen”.
2.13 De auto beschikt over een zogenaamd alarmsysteem van “SCM klasse 3”. Dat wil zeggen dat de auto beschikt over onder meer een startonderbreker, blokkering van de startmotor en optische en akoestische signalering.
3 De vordering
De vordering luidt – verkort weergegeven – om voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Achmea te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van € 26.190,= (met wettelijke rente) en van € 1.000,= en een rente van € 500,= per kwartaal, met proceskostenveroordeling.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiseres] aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 De auto is gestolen, terwijl deze – tijdens een verblijf van [eiseres] buitenslands – in de straat van haar woning geparkeerd stond. [eiseres] heeft aanspraak op vergoeding van de schade onder de desbetreffende verzekering, en wel tot de dagwaarde inclusief de meeverzekerde accessoires. Die waarde beloopt in totaal € 25.000,= (waarvan € 2.500,= voor de meeverzekerde accessoires).
3.2 Omdat Achmea heeft geweigerd tot uitkering over te gaan, heeft [eiseres] € 25.000,= moeten lenen tegen een rente van 2% per kwartaal. Deze verschuldigde rente is schade. Tot 1 januari 2010 gaat het om € 1.000,=. Achmea dient die schade te vergoeden.
3.3 [eiseres] heeft buitengerechtelijke incassokosten moeten maken die tot € 1.000,= exclusief BTW voor vergoeding in aanmerking komen.
4 Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van [eiseres] in de (na)kosten van het geding. Achmea heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1 Er bestaat gerechtvaardigde twijfel over de mededelingen van [eiseres] ter zake het gebruik van de auto en de sleutel. Uit de gegevens van de BMW-fabriek en van de door Achmea ingeschakelde deskundige volgt dat met de sleutel voor het laatst is gereden op 28 februari of 1 maart 2009, terwijl vast staat dat [eiseres] nadien nog met de auto gereden heeft. In technische zin is het (vanwege het alarmsysteem) bovendien onmogelijk dat met de auto is gereden zonder een sleutel die op deze specifieke auto is geprogrammeerd. De conclusie moet dus zijn dat er nog een andere sleutel is, terwijl [eiseres] heeft verklaard dat de sleutel de enige is waarover zij beschikt. Gelet hierop behoeft Achmea niet reeds op basis van de aangifte tot uitkering over te gaan. Zolang [eiseres] de diefstal niet (nader) bewijst, is Achmea niet tot uitkering gehouden.
4.2 Subsidiair geldt dat slechts € 22.500,= voor uitkering in aanmerking komt. De accessoires zijn weliswaar meeverzekerd, maar dragen niet bij aan de waarde van de auto. Voorts geldt dat [eiseres] de gestelde lening tegen een rente van 2% per kwartaal niet aannemelijk heeft gemaakt.
4.3 De vordering inzake buitengerechtelijke kosten is onvoldoende onderbouwd.
5 De beoordeling
5.1 [eiseres] maakt aanspraak op uitkering op grond van de met Achmea gesloten verzekering. Niet ter discussie staat dat zij op uitkering aanspraak heeft als (in deze procedure) komt vast te staan dat de auto gestolen is, zoals [eiseres] heeft gesteld. Uit de stellingen van Achmea moet worden afgeleid dat zij die diefstal betwist. De rechtbank overweegt als volgt.
5.2 Bij de beoordeling van de stellingen van partijen moet uitgangspunt zijn dat op [eiseres] de stelplicht en bewijslast rusten van de gestelde diefstal. Zij beroept zich immers op het rechtsgevolg van die stelling, te weten uitkering onder de verzekering. Bij dit uitgangspunt geldt als kanttekening dat aan dat bewijs in een geval als hier aan de orde – diefstal van een geparkeerde auto – geen al te zware eisen mogen worden gesteld. Het bewijs kan in beginsel geleverd worden door de enkele aangifte van de diefstal bij de politie. Dat wordt anders als de betwisting door de verzekeraar zodanig is dat reden bestaat aan de gestelde diefstal te twijfelen.
5.3 Vast staat dat [eiseres] aangifte heeft gedaan van de gestelde diefstal. Aldus is de diefstal in beginsel bewezen.
5.4 Achmea heeft evenwel aangevoerd dat gerechtvaardigde twijfel bestaat aan de juistheid van de mededelingen van [eiseres], en daarmee – zo begrijpt de rechtbank – aan de diefstal zelf. Het debat van partijen spitst zich in dit verband toe op de vraag welke conclusies kunnen worden getrokken uit de gegevens die in de sleutel zijn opgeslagen. Bij conclusie van antwoord heeft Achmea ook nog aangevoerd dat [eiseres] uiteenlopende verklaringen heeft afgelegd over het tijdstip waarop zij de auto voor het laatst langs de straat heeft geparkeerd. Voor zover Achmea meent dat ook die omstandigheden bijdragen aan de twijfel aan de mededelingen van [eiseres], deelt de rechtbank dat standpunt niet. Die verklaringen zijn daarvoor van onvoldoende gewicht.
5.5 Niet ter discussie staat dat op de sleutel als laatste update staat vermeld de datum van 28 februari 2009 (23.00 uur) of 1 maart 2009 (0.00 uur). Achmea stelt zich op het standpunt dat daarmee het laatste moment wordt aangegeven waarop de sleutel is gebruikt. Zij onderbouwt deze stelling met verklaringen van deze strekking van haar eigen medewerker [X], de door haar ingeschakelde sleuteldeskundige [A] en mededelingen van BMW Group München. Nu [eiseres] zelf heeft verklaard dat zij na 1 maart 2009 nog met de auto heeft gereden, is het volgens Achmea aannemelijk dat er nog een tweede sleutel voor de auto bestaat terwijl [eiseres] slechts één sleutel aan Achmea ter beschikking heeft gesteld en heeft verklaard dat er maar één sleutel is.
5.6 Het in 5.5 overwogene brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat Achmea op zichzelf voldoende heeft aangevoerd ter betwisting van de gestelde diefstal. Daarbij komt met name gewicht toe aan de door Achmea geboden onderbouwing. De sleuteldeskundige [A] (die weliswaar eenzijdig door Achmea is benaderd, maar wiens deskundigheid [eiseres] op zichzelf niet in twijfel heeft getrokken) heeft in stellige bewoordingen verklaard dat de als laatste update vermelde gegevens dateren van het moment waarop de sleutel voor het laatst is gebruikt (zie 2.10). De zegsman van BMW Group te München heeft zich in vergelijkbare zin uitgelaten (zie 2.12). Aldus bestaat in beginsel aanleiding van de gestelde diefstal meer bewijs te verlangen dan de enkele aangifte.
5.7 De vraag rijst evenwel of hetgeen [eiseres] heeft aangevoerd in reactie op de betwisting door Achmea de overtuigingskracht van die betwisting weer teniet doet. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Daarbij moet worden bedacht dat het er niet om gaat dat Achmea bewijst dat de diefstal niet heeft plaatsgevonden. Het gaat erom dat Achmea haar betwisting zodanig inhoud geeft dat reden bestaat aan de mededelingen van [eiseres] te twijfelen, zodat niet volstaan kan worden met de enkele aangifte als bewijs van de diefstal. Ter toelichting op het hier bedoelde ontkennende antwoord wijst de rechtbank op het volgende.
5.8 [eiseres] heeft onder meer gewezen op de berichten van BMW Klanteninformatieservice (2.6 en 2.11). Die berichten zijn onmiskenbaar in tegenspraak met de berichten van [A] en van BMW Group. De rechtbank is echter van oordeel dat aan laatstgenoemde berichten meer gewicht toekomt nu deze, anders dan die van BMW Klanteninformatieservice, zijn gemotiveerd. Bovendien is met de informatie van BMW Klanteninformatieservice op zichzelf niet te begrijpen waarom als laatste update in de sleutel nog steeds het moment van 28 februari 2009/1 maart 2009 staat vermeld. Na dat moment is de sleutel immers meerdere malen uitgelezen (onder andere door BMW Group), zodat niet logisch dat het moment van de laatste update zou worden bepaald door het laatste moment waarop de sleutel is uitgelezen (zoals BMW Klanteninformatieservice meent). Ter comparitie kon [eiseres] hiervoor geen verklaring geven, terwijl de rechtbank deze vraag al uitdrukkelijk in het tussenvonnis van 24 maart 2010 had opgenomen.
5.9 Verder heeft [eiseres] gewezen op de kilometerstand die bij gelegenheid van de APK-keuring van 6 april 2009 is genoteerd (zie 2.3). Die stand is lager dan de stand die is opgeslagen in de sleutel, terwijl die laatste stand volgens Achmea zou dateren van 1 maart 2009. Ook dit gegeven legt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gewicht in de schaal. Anders dan de registratie van gegevens op de sleutel, geschiedt de notering bij de APK-keuring handmatig. Dat betekent dat het eerder voor de hand ligt dat op het keuringsrapport een fout is gemaakt dan dat de in de sleutel opgeslagen datum niet klopt. Dat geldt te meer nu het bij de APK-keuring niet primair gaat om de kilometerstand, maar om veiligheidsaspecten, zodat niet uitgesloten kan worden dat bij het opschrijven van de stand minder oplettendheid is betracht.
5.10 Ook heeft [eiseres] gesteld dat het denkbaar is dat de tijdsinstelling in de auto foutief was, zodat de als laatste update vermelde datum niet correct is. Op zichzelf is dat mogelijk, zoals ook blijkt uit de verklaring ter comparitie van [A]. Hij heeft echter ook verklaard dat een eventuele foutieve tijdsinstelling automatisch zou zijn gecorrigeerd bij gelegenheid van een zogenoemde diagnose van de auto in verband met het alarmsysteem. [eiseres] heeft verklaard dat een zodanige diagnose laatstelijk op 10 februari 2009 heeft plaatsgevonden. Gelet op deze verklaringen over en weer, is de rechtbank van oordeel dat de enkele geopperde mogelijkheid van een foutieve tijdsinstelling onvoldoende is om de door Achmea gezaaide twijfel aan de diefstal teniet te doen.
5.11 Ten slotte heeft [eiseres] gewezen op de verklaring van Achmea dat niet goed denkbaar is dat zonder officieel geprogrammeerde sleutel met deze auto is gereden. De rechtbank begrijpt deze verklaring aldus dat [eiseres] bedoelt te wijzen op een tegenstelling tussen enerzijds de stelling van Achmea dat na 1 maart 2009 niet met de sleutel is gereden en anderzijds de stelling dat zonder officiële sleutel niet met de auto kan zijn gereden, in het licht van de vaststaande feiten dát er na genoemde datum met de auto is gereden en er bij BMW geen sleutels voor de auto zijn bijbesteld. Voor deze tegenstelling heeft Achmea ter comparitie naar het oordeel van de rechtbank geen afdoende verklaring kunnen geven. Het lijkt immers van tweeën één: ofwel er is een tweede sleutel, maar dan zou deze bij BMW moeten zijn nabesteld (hetgeen niet het geval is); ofwel er is geen tweede sleutel, maar dan kan na 1 maart 2009 niet met de auto zijn gereden (hetgeen wel het geval is). In het licht van het overwogene in 5.7 kan deze tegenstelling evenwel op zichzelf niet meebrengen dat niet langer belang zou toekomen aan de (goed onderbouwde) stellingen van Achmea ter zake de conclusies die kunnen worden afgeleid uit de op de sleutel opgeslagen gegevens. Wel kan dit punt te zijner tijd een rol spelen bij het uiteindelijke oordeel omtrent de vraag of [eiseres] voldoende aanvullend bewijs heeft aangedragen voor de gestelde diefstal.
5.12 Het voorgaande brengt mee dat van [eiseres] kan worden verwacht aanvullend bewijs te leveren van de gestelde diefstal. De rechtbank zal haar in de gelegenheid stellen zich bij conclusie na tussenvonnis uit te laten over de wijze waarop zij dat bewijs wil bijbrengen. Het komt de rechtbank voor dat een deskundigenbericht nodig zal kunnen zijn. Aan een deskundige zouden de volgende onderwerpen kunnen worden voorgelegd:
- de betekenis van de gegevens opgeslagen in de sleutel als “laatste update”;
- de mogelijkheid van fouten bij de tijdregistratie, oftewel de tijdsinstelling van het motormanagement;
- de gang van zaken bij een door partijen bedoelde “diagnose” van de auto, met name ter zake eventuele correctie van een foutieve tijdsinstelling;
- de mogelijkheid (in technische en praktische zin) van diefstal van een auto met een alarmsysteem als in de auto en zonder te beschikken over een officieel bij BMW nabestelde sleutel;
- de vraag wie in staat is/zijn een sleutel voor een auto als de onderhavige in de auto te programmeren en of dergelijke programmeringen (centraal) worden geregistreerd.
Bij conclusie na tussenvonnis kan [eiseres] zich uitlaten over deze en mogelijk andere aan een eventueel te benoemen deskundige voor te leggen vragen. Voorts kan [eiseres] zich (bij voorkeur na overleg en met instemming van Achmea) uitlaten over de persoon van de te benoemen deskundige. Bij conclusie na tussenvonnis kan [eiseres] ook eventuele nadere stukken in het geding brengen, bijvoorbeeld stukken die betrekking hebben op de laatste diagnose. Op een en ander kan Achmea bij antwoordconclusie reageren.
5.13 Komt de diefstal in rechte vast te staan, dan heeft [eiseres] aanspraak op vergoeding van de dagwaarde. Uit de stellingen van partijen leidt de rechtbank af dat alleen discussie bestaat over de waarde van de (meeverzekerde) accessoires. Het debat hierover is echter nog in onvoldoende mate gevoerd. Enerzijds zal [eiseres] haar vordering op dit punt beter moeten onderbouwen, bijvoorbeeld door overlegging van stukken waaruit de waarde van de accessoires kan worden afgeleid. Anderzijds ligt het op de weg van Achmea haar betwisting meer inhoud te geven. Zij heeft gesteld dat de accessoires weliswaar zijn meeverzekerd – de rechtbank neemt aan dat de door [eiseres] verschuldigde premie daaraan is aangepast – maar dat dit niet leidt tot een hoger uit te keren bedrag. Dat standpunt komt de rechtbank voorshands inherent onlogisch voor, nu daarvan het gevolg lijkt te zijn dat [eiseres] een hogere premie heeft betaald terwijl dat voor haar geen zin heeft gehad. Achmea zal op dit punt opheldering moeten geven. Een en ander kan bij conclusies na tussenvonnis plaatsvinden.
5.14 Komt de diefstal vast te staan en dus de gehoudenheid van Achmea tot uitkering, dan staat tevens vast dat zij ten onrechte de uitkering aan [eiseres] heeft achtergehouden. In zoverre is dan sprake van wanprestatie. Achmea is in dat geval gehouden de daardoor geleden schade van [eiseres] te vergoeden. Ten aanzien daarvan geldt het volgende.
5.15 [eiseres] vordert bij wijze van schadevergoeding betaling van de rente die zij stelt verschuldigd te zijn aan haar schoonvader van wie zij ten behoeve van de aanschaf van een andere auto € 25.000,= heeft geleend. Ter onderbouwing heeft zij een “verklaring” van haarzelf, haar echtgenoot en haar schoonvader overgelegd, waarin deze geldlening en de daarbij afgesproken rente van 2% per kwartaal tot uitdrukking komt. Bij conclusie van antwoord heeft Achmea het bestaan van de geldlening betwist. Deze betwisting heeft zij niet onderbouwd, anders dan door erop te wijzen dat de volgens [eiseres] afgesproken rente “veel te hoog” is in vergelijking met hetgeen gebruikelijk is voor autofinancieringen. Volgens Achmea is 7 à 8% op jaarbasis gebruikelijk. Een nadere onderbouwing heeft Achmea niet gegeven, ook niet nadat [eiseres] haar stelling ter comparitie had toegelicht. De rechtbank is van oordeel dat Achmea haar betwisting aldus onvoldoende heeft onderbouwd. De volgens [eiseres] afgesproken rente komt exact overeen met de rente die volgens Achmea gebruikelijk is. Kennelijk heeft zij de stelling van [eiseres] abusievelijk gelezen als een verschuldigde rente van 2% per maand, terwijl het gaat om een rente per kwartaal. Dit heeft tot gevolg dat de vordering van [eiseres] op dit punt toewijsbaar is, onder het in 5.14 omschreven voorbehoud.
5.16 [eiseres] vordert ook een bedrag ter zake van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank begrijpt het petitum van de dagvaarding op dit punt aldus dat daarmee een bedrag van € 1.190,= is bedoeld. Achmea heeft op zichzelf niet betwist dat [eiseres] buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt, maar zij meent dat [eiseres] onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt welke werkzaamheden wel of niet als buitengerechtelijk moeten worden beschouwd. Met Achmea is de rechtbank van oordeel dat [eiseres] dat inzicht niet heeft gegeven. Waar Achmea evenwel op zichzelf niet heeft betwist dat [eiseres] buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt, bestaat geen aanleiding het partijdebat op dit punt voort te zetten. Een vergoeding voor buitengerechtelijke incassowerkzaamheden wordt in het algemeen beperkt tot twee punten van het toepasselijke liquidatietarief. In het onderhavige geval zou dat neerkomen op een bedrag van (2x579=) € 1.158,=. Onder het in 5.14 omschreven voorbehoud is de vordering tot dit bedrag toewijsbaar.
5.17 In afwachting van de conclusiewisseling zal de rechtbank iedere verdere beslissing aanhouden.
6 De beslissing
De rechtbank,
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 18 augustus 2010 voor een conclusie na tussenvonnis als bedoeld in 5.12 en 5.13 aan de zijde van [eiseres], waarna Achmea bij antwoordconclusie kan reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling.