ECLI:NL:RBROT:2010:BN4475

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
305878 / HA ZA 08-1046
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsverweer en niet-ontvankelijkheidsverweer in faillissement van INOVARA B.V. tegen KPN B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam diende, was de curator van de failliete vennootschap INOVARA B.V. in een geschil verwikkeld met KPN B.V. De curator, vertegenwoordigd door mr. E.J. Rietema, vorderde een verklaring voor recht dat KPN onrechtmatig had gehandeld door de overdracht van overeenkomsten met betrekking tot 80 collocaties aan andere aanbieders te verhinderen. KPN, vertegenwoordigd door mr. J. Kneppelhout, voerde aan dat de rechtbank onbevoegd was en dat de curator niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat het geschil volgens hen door de OPTA beslecht diende te worden, gezien de kostenoriëntatie die aan de vordering ten grondslag lag.

De rechtbank oordeelde dat het verweer van KPN als een exceptie moest worden behandeld, maar dat de bevoegdheid van de rechtbank was gegeven op basis van de onrechtmatige daad die door de curator was ingeroepen. De rechtbank stelde vast dat de curator zijn vorderingen had gegrond op onrechtmatig handelen van KPN, wat betekende dat de rechtbank bevoegd was om van het geschil kennis te nemen. De rechtbank verwierp het verweer van KPN dat de curator niet-ontvankelijk was, en benadrukte dat de contractsvrijheid tussen partijen voorop staat. De rechtbank hield rekening met de afspraken die tussen partijen waren gemaakt en concludeerde dat er geen strijd was met de Telecommunicatiewet.

De rechtbank besloot de procedure naar de rol te verwijzen, zodat partijen de gelegenheid kregen om te re- en dupliceren. De zaak werd verwezen naar de rol van 21 juli 2010 voor conclusie van repliek, waarbij de rechtbank iedere verdere beslissing aanhield. Het vonnis werd op 9 juni 2010 uitgesproken door mr. L.J. Sarlemijn.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 305878 / HA ZA 08-1046
Vonnis van 9 juni 2010
in de zaak van
Mr. Paul Johan PETERS, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INOVARA B.V.,
kantoorhoudende te Rotterdam,
eiser,
advocaat mr. E.J. Rietema,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KPN B.V.,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. J. Kneppelhout.
Partijen zullen hierna de curator en KPN genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 maart 2010;
- het proces-verbaal van comparitie van 26 april 2010.
1.2. Ter comparitie is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. Bij de conclusie van antwoord heeft KPN zich beroepen op de onbevoegdheid van de rechtbank, althans op de niet-ontvankelijkheid van de curator. De rechtbank heeft dit verweer aangemerkt als een exceptie die tegelijkertijd met de verdediging ten principale is ingesteld en zal het beroep op onbevoegdheid/niet-ontvankelijkheid beoordelen alvorens verder te beslissen. Voor de weergave van het geschil en de grondslag daarvan, verwijst de rechtbank naar voormeld tussenvonnis.
2.2. Volgens KPN dient op grond van artikel 6.3 lid 2 Tw (oud) een geschil als het onderhavige te worden beslecht door de OPTA, kort gezegd nu de vraag of op KPN een (terug)betalingsverplichting rust niet los kan worden gezien van de uitleg van de norm tot kostenoriëntatie waarop de curator zich beroept. De curator heeft dit gemotiveerd betwist.
2.3. De rechtbank stelt voorop dat de curator zijn vorderingen heeft gegrond op onrechtmatig handelen van KPN, uit hoofde waarvan KPN de door de curator geleden schade dient te vergoeden. Met die grondslag is de bevoegdheid van de rechtbank gegeven.
2.4. KPN heeft de primaire vordering van de curator – de verklaring voor recht dat KPN onrechtmatig heeft gehandeld door te verhinderen dat Inovara de overeenkomsten ter zake de 80 collocaties kon overdragen aan andere aanbieders – betwist. Alvorens de rechtbank toekomt aan de beoordeling van die vordering, dient zij te beoordelen wat in het voorjaar van 2003 de status was van de individuele overeenkomsten en de raamovereenkomst (van kracht, ontbonden dan wel anderszins beëindigd), nu partijen ook daarover twisten. Vervolgens dient te worden gekeken naar de gevolgen van die beoordeling. Daarbij is van belang wat tussen partijen had te gelden op grond van de overeenkomsten en de mogelijke (aanvullende) afspraken die ten aanzien van de 80 collocaties zijn gemaakt ten tijde van de onderhandelingen tussen partijen in en na september 2002. Het vereiste van kostenoriëntatie speelt in die beoordeling vooralsnog geen rol. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat, zoals ook KPN heeft aangevoerd, de contractsvrijheid tussen partijen voorop staat en gesteld noch gebleken is dat de door partijen gemaakte afspraken in strijd zijn met (het vereiste van kostenoriëntatie als bedoeld in) de Telecommunicatiewet (oud). Niet OPTA, maar de rechtbank dient over voormelde vragen te beslissen, zodat het verweer van KPN dat strekt tot niet-ontvankelijkheid van de curator zal worden verworpen.
2.5. De rechtbank zal de procedure naar de rol verwijzen teneinde partijen in de gelegenheid te stellen te re- en dupliceren. Zij verwijst daarbij naar hetgeen daarover is opgenomen aan het slot van het proces-verbaal van comparitie.
3. De beslissing
De rechtbank
verklaart zich bevoegd van het geschil kennis te nemen en verklaart de curator ontvankelijk in zijn vorderingen;
verwijst de zaak naar de rol van 21 juli 2010 voor conclusie van repliek;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Sarlemijn en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2010.?
625/1624