ECLI:NL:RBROT:2010:BN4441
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aanneming van werk na bemiddeling door een derde
In deze zaak vordert een zzp’er (eiser) betaling van een opdrachtgever (gedaagde) voor werkzaamheden die hij heeft verricht na bemiddeling door een derde partij, Bouwflex. De opdrachtgever heeft de urenspecificatie van de zzp’er niet goedgekeurd, waardoor het bemiddelingsbureau de zzp’er niet heeft uitbetaald. Aanvankelijk baseert de zzp’er zijn vordering op een bemiddelingsovereenkomst tussen de opdrachtgever en het bemiddelingsbureau, maar later stelt hij dat er een overeenkomst tot aanneming van werk is ontstaan tussen hem en de opdrachtgever. De opdrachtgever betwist de contractuele relatie met de zzp’er en stelt dat zij geen betaling verschuldigd is.
De kantonrechter oordeelt dat, hoewel er geen directe overeenkomst van aanneming tussen de zzp’er en de opdrachtgever is, er wel degelijk een contractuele relatie bestaat op basis van de feitelijke situatie en de bemiddeling door Bouwflex. De opdrachtgever heeft niet betwist dat zij ook een bemiddelingsovereenkomst met Bouwflex heeft gesloten, wat de basis vormt voor de aanneming van werk. De rechter concludeert dat de opdrachtgever in verzuim is met haar betalingsverplichting, omdat zij geen verweer heeft gevoerd dat de vordering van de zzp’er zou kunnen weerleggen.
De vordering van de zzp’er wordt toegewezen, inclusief de wettelijke handelsrente over het verschuldigde bedrag. De rechter wijst ook de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten af, omdat deze onvoldoende onderbouwd is. De gedaagde partij wordt veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken door mr. P. Vlaswinkel op 13 augustus 2010.