ECLI:NL:RBROT:2010:BN2496

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/2336 VHOREC-T2
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Damsteegt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende intrekking Drank- en Horecavergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2010 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bestuursrechtelijke procedure. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.W. Dolphijn, had beroep ingesteld tegen een besluit van het dagelijks bestuur van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek, waarbij zijn Drank- en Horecavergunning was ingetrokken. Dit besluit was genomen op 28 januari 2010 en het bezwaar daartegen was op 4 mei 2010 ongegrond verklaard.

Verzoeker had op 16 juni 2010 een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, nadat eerder een vergelijkend verzoek tijdens de bezwaarprocedure was afgewezen. De voorzieningenrechter, mr. T. Damsteegt, heeft op 15 juli 2010 de zitting gehouden, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. E. Ossel. Tijdens de zitting is het standpunt van verweerder niet gewijzigd, wat de voorzieningenrechter noopte tot de conclusie dat er geen aanleiding was om het eerder gegeven oordeel over de uitkomst van de bodemprocedure opnieuw te bezien.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden of nieuwe aspecten waren die niet eerder naar voren konden worden gebracht. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
Reg.nr.: AWB 10/2336 VHOREC-T2
Uitspraak naar aanleiding van het verzoek om voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht
in het geding tussen
[naam] handelende onder de naam café [naam], wonende te [plaats], verzoeker,
gemachtigde mr. A.W. Dolphijn, advocaat te Rotterdam,
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek, verweerder.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 4 mei 2010 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker tegen het besluit van 28 januari 2010 waarbij verweerder de Drank- en Horecavergunning voor de horeca-inrichting [naam] heeft ingetrokken, ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft verzoeker bij brief van 16 juni 2010 beroep ingesteld.
Voorts heeft verzoeker bij brief van 16 juni 2010 de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juli 2010. Aanwezig waren verzoeker en zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E. Ossel.
2 Overwegingen
2.1 Bij uitspraak van 4 maart 2010 heeft de voorzieningenrechter de door verzoeker gevraagde voorlopige voorziening tijdens de bezwaarprocedure afgewezen.
2.2 Bij het bestreden besluit heeft verweerders standpunt na heroverweging geen wijziging ondergaan.
2.3 De beslissing op een verzoek om een voorlopige voorziening tijdens de bezwaarprocedure is in beginsel bedoeld om te gelden totdat op het bezwaar is beslist en – wanneer vervolgens beroep wordt ingesteld – de rechtbank op dat beroep heeft beslist. Als hangende dat beroep opnieuw om een voorlopige voorziening wordt verzocht, terwijl verweerders standpunt bij de beslissing op bezwaar ongewijzigd is gebleven, is er in beginsel geen aanleiding het eerder gegeven voorlopig oordeel over de uitkomst van de bodemprocedure opnieuw te bezien. Dit leidt slechts uitzondering als er sprake is van bijzondere omstandigheden dan wel van nieuwe aspecten, die niet eerder naar voren konden worden gebracht.
2.4 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn bijzondere omstandigheden noch nieuwe aspecten, die bij de eerdere behandeling niet naar voren hadden kunnen worden gebracht, aan de orde
2.5 Uit het voorgaande volgt dat het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen.
2.6 Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.
3 Beslissing
De voorzieningenrechter,
recht doende:
wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Aldus gedaan door mr. T. Damsteegt, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.P. Meijer, griffier.
De griffier: De voorzieningenrechter:
Uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2010.
Afschrift verzonden op: