Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 313060 / HA ZA 08-1992
Vonnis van 12 mei 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UNIMILLS B.V.,
gevestigd te Zwijndrecht,
eiseres,
advocaat mr. J. Kneppelhout,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENECO UTILITIES B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. H.D.L.M. Schruer.
Partijen zullen hierna Unimills en Eneco genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 augustus 2008, met productie 1,
- de conclusie van antwoord, met producties 1A tot en met 15,
- de conclusie van repliek, met productie 2,
- de conclusie van dupliek, met producties 16A tot en met 19.
2. De feiten
De rechtbank gaat uit van de navolgende vaststaande feiten.
2.1. Unimills exploiteert sinds 1913 in Zwijndrecht een fabriek waarin oliën en vetten worden verwerkt. Op het fabrieksterrein zijn energie-installaties gebouwd, met behulp waarvan Unimills deels in haar behoefte aan elektriciteit, stoom, onthard water en perslucht kan voorzien. Deze installaties zijn tot de hierna te noemen overeenkomst eigendom geweest van Unimills.
2.2. Partijen hebben op 30 maart 1998 een schriftelijke overeenkomst gesloten "inzake de overname en vervanging alsmede de exploitatie van een energiecentrum op het terrein van Unimills B.V." (hierna: de overeenkomst). In de overeenkomst wordt Unimills aangeduid als UMZ en Eneco als EU. De omzetting van een energiedrager in een (andere) energievorm wordt in de overeenkomst conversie genoemd.
2.3. Als onderdeel van de overeenkomst heeft Eneco op zich genomen enkele nieuwe installaties te leveren voor het energiecentrum, waaronder met name de warmtekrachtinstallatie (ook aangeduid als: de wkk-centrale), bestaande uit een generator / gasturbine met toebehoren.
2.4. De generator is door Eneco nieuw ingekocht en is in 2000 geïnstalleerd in het energiecentrum. Eneco heeft met de leverancier onderhoudscontracten gesloten.
2.5. In 2004 zijn metingen uitgevoerd aan de generator. Daarna heeft vervolgonderzoek plaatsgevonden. Geconcludeerd is dat de toestand van de generator slecht is en dat sprake is van een versnelde veroudering, waardoor reparatie / revisie noodzakelijk is geworden, in het bijzonder van de wikkelingen van de generator.
2.6. Normaliter gaan de wikkelingen 30 tot 40 jaar mee en in elk geval langer dan 15 jaar. Vervanging of revisie van wikkelingen maakt geen onderdeel uit van het reguliere periodieke onderhoud.
2.7. De noodzakelijk geachte revisie is tussen partijen besproken. In augustus en september 2006 is de revisie uitgevoerd voor rekening van Eneco (€ 103.195 exclusief BTW).
2.8. Unimills heeft vervolgens aanspraak gemaakt op schadevergoeding door Eneco.
2.9. De overeenkomst houdt, voor zover hier van belang, in:
"(…)
ARTIKEL 1 DEFINITIES
(…)
1.10 N1ET OVEREENGEKOMEN ONDERBREKING
Een onvoorziene al dan niet gedeeltelijke onderbreking van de levering van enig Product dan wel een onvoorziene levering van een gebrekkig Product, als gevolg waarvan een productieproces van UMZ geheel of gedeeltelijk wordt onderbroken en als gevolg waarvan UMZ schade heeft, tenzij bedoelde onderbreking of levering het gevolg is van een tekortkoming van EU, die niet aan EU kan worden toegerekend. Onder Product wordt in dit verband mede verstaan de doorlevering van elektriciteit uit het openbare net volgens Artikel 12 juncto 20.1, tweede zin.
(…)
IV CONVERSIEBEPALINGEN EN ONDERHOUD
ARTIKEL 20 CONVERSIEBEPALINGEN
20.1 EU zal vanaf de Overnamedatum Conversie verrichten ten behoeve van de Producten, met de daarbij vanaf de Overgangsdatum WKK behorende conversierendementen voor elektriciteit en stoom volgens Bijlage 9. (…)
Voor vergoedingen in verband met conversierendementen wordt verwezen naar Bijlage 9. Eventuele perioden, met inbegrip van conversierendementen ten aanzien van gas- en elektriciteitsverbruik in deze perioden, waarin enig conversierendement afwijkt ten gevolge van overmacht, waaronder in dit verband mede begrepen de in Artikel 30 lid 1.1, 1.2, 1.4 en 1.8 bedoelde omstandigheden, worden niet meegerekend.
(…).
ARTIKEL 21 ONDERHOUD
21.1 EU zal de Installaties onderhouden op zodanige wijze dat de Conversie plaats kan vinden zoals omschreven in het vorige Artikel. Het onderhoud zal in principe overeenkomstig het desbetreffende, van de leverancier afkomstige, onderhoudsschema plaatsvinden. Eventuele afwijkingen van de voor de desbetreffende Installaties gebruikelijke onderhoudsschema’s, zullen in overleg tussen EU en UMZ worden vastgesteld. UMZ zal niet op onredelijke gronden haar instemming onthouden, ter zake van de door EU voorgestelde afwijkingen.
21.2 Partijen zullen in overleg vaststellen het tijdstip en de duur van het door EU gepland onderhoud van de Installaties, zulks uiterlijk voor 1 november van elk daaraan voorafgaand kalenderjaar. Gepland onderhoud als hiervoor bedoeld, zal zo veel mogelijk samenvallen met de bedrijfsstop van UMZ. Voor inspecties van overheidswege geldt dat EU de werkzaamheden in een zo kort mogelijke tijd afrondt, zoveel mogelijk samenvallend met de bedrijfsstop van UMZ. Een geplande onderbreking van de levering van instrumentenlucht en/of stoom ten behoeve van onderhoud gedurende de bedrijfsstops zal ten hoogste 24 uur mogen bedragen en een geplande onderbreking van de levering van elektriciteit, ten behoeve van onderhoud gedurende de bedrijfsstops zal ten hoogste 12 uur mogen bedragen, een en ander tenzij UMZ van een eventuele langere onderbreking geen nadeel ondervindt.
21.3 UMZ zal zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk voor 1 oktober van elk kalenderjaar, aan EU een schema doen toekomen waarop de geplande bedrijfsstops en onderhoudsstops voor het komende kalenderjaar zijn aangegeven.
(…)
21.4 Indien EU aantoont dat het noodzakelijk is onderhoud te verrichten, waarbij de Conversie niet kan plaatsvinden, zal EU in overleg treden met UMZ teneinde de duur en omvang van de gehele of gedeeltelijke onderbreking van de Conversie en enig Product zoveel mogelijk te beperken. Voorzover Partijen niet uitdrukkelijk schriftelijk anders overeenkomen, blijft een onderbreking als hiervoor bedoeld gelden als een Niet Overeengekomen Onderbreking.
(…)
ARTIKEL 24 VERGOEDING VOOR DE EXPLOITATIE VAN DE INSTALLATIES EN OVERIGE VERGOEDINGEN
24.1 Voor de onder Artikel 2.3 bedoelde exploitatie van de Installaties, zal UMZ aan EU een vergoeding betalen conform het bepaalde in Bijlage 10, onverminderd het bepaalde in Artikel 20.1. Deze vergoedingen zijn ook verschuldigd in geval van overmacht.
(…)
24.2 BESCHIKBAARHEID
EU garandeert voor het Product elektriciteit, opgewekt door de gasturbine, een Beschikbaarheid van 94,7 % per kalenderjaar, eventuele perioden waarin de Beschikbaarheid afwijkt ten gevolge van overmacht, waaronder in dit verband mede begrepen de in Artikel 30 lid 1.1,1.2, 1.4 en 1.9 bedoelde omstandigheden, worden niet meegerekend, met uitzondering van de eerste twaalf maanden na de Overgangsdatum WKK, overeenkomstig de formule C = A * B, waarin A de Minimale Stoomvraag is, B het beschikbaarheidspercentage en C het aantal uren dat de hier bedoelde Beschikbaarheid beloopt. (…)
Indien het beschikbaarheidspercentage hoger of lager is dan 94,7 %, komen de daaruit voortvloeiende minder- of meerkosten, als weergegeven in Bijlage 11, ten gunste respectievelijk ten laste van EU.
(…)
ARTIKEL 30 AANSPRAKELIJKHEID
30.1 Als gevolg van een Niet Overeengekomen Onderbreking zullen door EU aan UMZ de volgende schadevergoedingen worden betaald, met inachtneming van het volgende:
1. De oorzaak van de Niet Overeengekomen Onderbreking van het Product elektriciteit is gelegen in de WKK en niet in een verstoring in het openbare net en niet in een onderbreking van de levering van elektriciteit uit het openbare net op het desbetreffende Scheidingspunt.
(…)
6.Onderbrekingen voorvloeiende uit het bepaalde in Artikel 21.2 en 21.3, zullen niet worden beschouwd als een Niet Overeengekomen Onderbreking.
(…)
8.De periode waarin sprake is van een Niet Overeengekomen Onderbreking wordt buiten beschouwing gelaten bij de vaststelling van de conversierendementen, zoals bedoeld in Bijlage 9.
9.De periode waarin sprake is van een Niet Overeengekomen Onderbreking van het Product Electriciteit wordt in mindering gebracht op de gegarandeerde beschikbaarheidsduur aIs bedoeld in Artikel 24.2.
De schadevergoedingen zijn als volgt bepaald:
Elektriciteit
Niet Overeengekomen Onderbreking van de levering van elektriciteit is toegestaan gedurende maximaal vier uur per kalenderjaar met een maximum frequentie van vier maal per kalenderjaar. Ter zake van de in enig kalenderjaar opgetreden Niet Overeengekomen Onderbrekingen zal EU derhalve een schadevergoeding aan UMZ zijn verschuldigd gelijk aan de hoogste schadevergoeding ingevolge A of B:
A. Het totaal aantal minuten dat de Niet Overeengekomen Onderbrekingen hebben geduurd, verminderd met 240 en vervolgens vermenigvuldigd met NLG 167,--.
B. Het totaal aantal malen Niet Overeengekomen Onderbrekingen, verminderd met vier en vervolgens vermenigvuldigd met NLG 10.000,--.
(…)
10. Partijen aanvaarden jegens elkander geen verdere of andere aansprakelijkheid en schadevergoeding dan uit het bepaalde in deze overeenkomst voortvloeit (…) ."
(…)
ARTIKEL 31 OVERMACHT
31.1 Een partij is niet in verzuim en is jegens de andere partij niet gehouden tot vergoeding van schade en kosten, indien en voorzover nakoming van contractuele verplichtingen vertraagd, belemmerd of verhinderd wordt door overmacht waaronder met name, maar niet uitsluitend, te verstaan is oorlog of vijandelijkheden, stakingen of bedrijfsbezettingen, oproer, burgerlijke onlusten, explosie, brand, machinery breakdown van de gasturbine of de generator behorende tot de WKK, storingen in het openbare net, overstromingen dan wel andere natuurrampen, kernrampen en andere soortgelijke van buiten komende onheilen, een en ander voorzover deze niet aan de desbetreffende partij toe te rekenen zijn.
EU verplicht zich bij machinery breakdown van de gasturbine of de generator voor herstel of gelijkwaardige vervanging zorg te dragen. Indien, ten gevolge van overmacht, na een maand nog steeds geen herstel heeft plaatsgevonden dan wel gelijkwaardige vervanging beschikbaar is, is EU jegens UMZ vanaf dan niettemin aansprakelijk voor de helft van de extra energiekosten (elektriciteit en gas) van UMZ. Op de berekening van deze kosten is Bijlage 11 overeenkomstig van toepassing.
Ter zake van civiele werkzaamheden in de Bouwfase gelden niet werkbare dagen als gevolg van vorst, die gevolg hebben voor de levertijd, ook als overmacht.
31.2 De door overmacht getroffen partij dient de andere partij onverwijld op de hoogte te brengen van de situatie van overmacht. Verder dient de door overmacht getroffen partij de ander partij schriftelijk in kennis te stellen uiterlijk drie dagen nadat de situatie van overmacht is ingetreden. Terstond na het intreden van de overmachtstoestand dienen Partijen overleg te plegen over maatregelen om de effecten van de situatie van overmacht te beperken.
(…) .
3. Het geschil
3.1. Unimills vordert Eneco te veroordelen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad - tot betaling van € 188.804, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2. Eneco voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring, althans tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Unimills - uitvoerbaar bij voorraad - in de kosten van de procedure, daarin begrepen de nakosten en daarover verschuldigde rente.
4. De beoordeling
4.1. Unimills legt aan haar vordering tot schadevergoeding ten grondslag dat Eneco toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen die voor haar voortvloeien uit de tussen partijen op 30 maart 1998 gesloten overeenkomst (zie hiervoor onder 2.2). Ter feitelijke onderbouwing hiervan stelt Unimills dat de installatie in de periode van 21 augustus 2006 (00.00 uur) tot 25 september 2006 (15.00 uur) gedurende in totaal 854 uren door Eneco buiten gebruik is gesteld voor onderhoud.
4.1.1. Unimills beroept zich er op dat de overeenkomst in artikel 30 (in samenhang met artikel 1.10 en artikel 21.4) een regeling bevat voor schadevergoeding ingeval van onderbreking (langer dan 12 uur) van de opwekking en levering van elektriciteit, de zogenoemde "niet overeengekomen onderbreking".
Volgens Unimills is Eneco tekortgeschoten in haar verplichting tot productie van elektriciteit (conversie), zoals geregeld en gegarandeerd in de artikelen 20.1 en 24.2.
Verder voert Unimills aan dat Eneco is tekortgeschoten in haar verplichting zodanig onderhoud te verrichten (zie artikel 21.1) dat conversie overeenkomstig artikel 20.1 kan plaatsvinden en de onderbrekingen van de conversie ten behoeve van het onderhoud niet langer dan 12 uur duren (artikel 21.2).
4.1.2. Unimills becijfert haar schade over genoemde periode, met name vanwege de hogere kosten voor inkoop van elektriciteit, op € 188.804 (exclusief BTW). Voorts stelt Unimills buitengerechtelijke incassokosten te hebben gemaakt.
4.2. Eneco voert als verweer in eerste plaats aan dat zij zich heeft gehouden aan de onderhoudsverplichting van artikel 21.1, nu zij zich heeft gehouden aan de onderhoudsschema's en zij adequaat heeft gereageerd op de constatering dat sprake was van versnelde veroudering van de generator, dit door onderzoek te doen, overleg met Unimills te voeren en vervolgens de revisie van de generator - voor haar eigen rekening (€ 103.195 exclusief BTW) - uit te voeren.
In de tweede plaats is volgens Eneco geen sprake van een niet overeengekomen onderbreking, omdat in de desbetreffende definitiebepaling zelf (artikel 1.10) is voorzien in een uitzondering ingeval de onderbreking het gevolg is van een tekortkoming van Eneco die haar niet kan worden toegerekend. Deze uitzondering is, aldus Eneco, verder uitgewerkt in artikel 31, betreffende "overmacht". In deze bepaling wordt onder overmacht onder andere verstaan een "machinery breakdown van de gasturbine of de generator behorende tot de WKK" . Eneco betoogt dat de onderhavige situatie overmacht oplevert omdat door de revisie een machinery breakdown is voorkomen. Verder voert Eneco aan dat de versnelde slijtage van de generator valt onder "soortgelijke van buiten komende onheilen" in de zin van artikel 31, nu de versnelde slijtage niet aan Eneco is toe te rekenen maar aan de wijze van gebruik van de generator en aan omgevingsfactoren.
Subsidiair voert Eneco als verweer aan dat sprake is van onvoorziene omstandigheden in de zin van artikel 6:258 BW, op grond waarvan Unimills ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten en deze dient te worden gewijzigd door de rechtbank. Verder beroept Eneco zich op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 6:248 BW. Tot slot betwist Eneco de (hoogte van de) schadeposten.
4.3. Tussen partijen is niet in geschil dat de generator, in het bijzonder de wikkelingen daarvan, op technisch niet verklaarde wijze - dus zonder vaststelling van de oorzaak - veel sneller dan bij het sluiten van de overeenkomst verwacht en te verwachten was, aan het einde van de technische levensduur was gekomen. Eneco heeft (bij conclusie van antwoord) gemotiveerd aangevoerd dat de generator moest worden gereviseerd ter voorkoming van (plotselinge) uitval en dat achteraf is geconcludeerd dat de revisie in 2006 niet veel langer had kunnen worden uitgesteld. Unimills heeft dit niet betwist, zodat dit als vaststaand moet worden aangenomen. Aan deze vaststellingen doet niet af dat partijen een aantal mogelijke oorzaken van de problemen met de generator hebben genoemd (kwaliteit en uitvoering van het ontwerp, de wijze van gebruik van de turbine en omgevingsinvloeden).
Verder is niet in discussie dat de onderbreking in de opwekking en levering van elektriciteit in de door Unimills genoemde periode - van 21 augustus 2006 tot 25 september 2006, gedurende in totaal 854 uren - geheel is toe te rekenen aan de revisie van de generator.
Tegen deze achtergrond valt zonder nadere toelichting - die niet is gegeven - niet in te zien dat Eneco zou zijn tekortgeschoten in haar contractuele verplichtingen tot onderhoud. Unimills heeft geen feiten of omstandigheden gesteld voor de conclusie dat Eneco te laat en/of op onjuiste wijze onderhoud heeft uitgevoerd. Uit de enkele constatering dat de opwekking en levering van elektriciteit (te lang) onderbroken is geweest (in de zin van artikelen 20.1 en 21.2) kan dit in elk geval niet worden afgeleid.
4.4. Dit laat onverlet dat moet worden vastgesteld dat de onderbreking in genoemde periode een tekortkoming van Eneco oplevert betreffende de verplichting tot opwekking en levering van elektriciteit zonder onderbrekingen van meer dan 12 uur voor onderhoud, zoals deze verplichting voortvloeit uit met name de artikelen 20.1, 21.2 en 24.2. Het verweer van Eneco dat zij zich aan het voorgeschreven onderhoud heeft gehouden en adequaat heeft gereageerd op de constatering dat sprake was van versnelde veroudering van de generator, staat aan deze vastsstelling niet in de weg.
Genoemde tekortkoming van Eneco leidt in beginsel tot schadeplichtigheid in de zin van artikel 6:74 BW en artikel 30 van de overeenkomst.
4.5. Dit is anders indien Eneco een beroep toekomt op overmacht in de zin van artikel 6:75 BW, zoals contractueel uitgewerkt in artikel 31 van de overeenkomst.
De stelplicht en - bij voldoende betwisting - de bewijslast voor het bestaan van omstandigheden die een beroep op overmacht rechtvaardigen, rusten op Eneco.
4.5.1. Verder stelt de rechtbank voorop dat artikel 31 bij de opsomming van tot overmacht leidende factoren bepaalt dat deze niet limitatief is ("... waaronder met name, maar niet uitsluitend, te verstaan is ..."). Ook anderszins levert artikel 31 bij een beroep op overmacht geen beperking op ten opzichte van de algemene norm van artikel 6:75 BW.
4.5.2. Niet in geschil is dat de tekortkoming door Eneco het gevolg is van een omstandigheid die Eneco redelijkerwijs niet heeft kunnen en moeten voorzien en/of voorkomen (zie hiervoor, onder 4.3). Van (subjectieve) schuld aan de zijde van Eneco is geen sprake. Het gaat dan ook om de vraag of de tekortkoming voor risico van Eneco dient te worden gebracht. Bij de beantwoording van deze vraag kunnen alle omstandigheden van het geval een rol spelen.
4.5.3. Hiertoe behoort de omstandigheid dat de overeenkomst een gedetailleerde regeling bevat omtrent het onderhoud van de installatie. Daaruit kan worden afgeleid dat is beoogd op dat punt een zware verplichting op Eneco te leggen en voor Unimills dienaangaande waarborgen te scheppen. Dit betekent echter nog niet dat het risico van redelijkerwijs onvoorzienbare problemen met de generator geheel bij Eneco als onderhoudsplichtige is komen te rusten.
Ook de omstandigheden dat Eneco ingevolge de overeenkomst de eigendom (/recht van opstal) heeft verkregen van de installatie, deze heeft gemoderniseerd en vervolgens is gaan exploiteren, leiden niet tot die conclusie. Deze omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank niet dat gesteld kan worden dat elk risico ter zake van de installatie naar maatschappelijke opvatting geheel bij Eneco is komen te rusten.
4.5.4. Uit artikel 31 volgt het tegendeel. Uit deze bepaling blijkt dat partijen - mits een en ander niet aan Eneco is toe te rekenen - problemen met de installatie bestaande in een "machinery breakdown van de gasturbine of de generator behorende tot de WKK" niet voor risico van Eneco hebben willen brengen. Dit is onderdeel van een niet-limitatieve opsomming (zie hiervoor, onder 4.5.1).
Een redelijke uitleg van deze overmachtsbepaling brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich mee dat hieronder niet alleen een breakdown in de zin van een plotselinge uitval dient te worden verstaan, maar ook uitval als gevolg van onvoorzien en op korte termijn ter voorkoming van plotselinge uitval noodzakelijk geworden groot onderhoud, zoals hier aan de orde. Dit laatste is in wezen niet een andersoortig, noch een groter risico te achten dan het risico van machinery breakdown in de zin van plotselinge uitval.
Dit leidt ook tot een redelijke toepassing van de overmachtsbepaling, temeer omdat Eneco als eigenares en exploitante van de installatie al de aanzienlijke kosten voor het extra onderhoud voor haar rekening heeft genomen.
4.6. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank het beroep van Eneco op de overmachtsregeling van artikel 31 honoreert. Nu dit oordeel is gebaseerd op een gelijkstelling van de onderhavige situatie met een "machinery breakdown van de gasturbine of de generator behorende tot de WKK" dient in redelijkheid door partijen ook uitvoering te worden gegeven aan de bijzondere regeling in artikel 31 voor het geval na een maand nog steeds geen herstel heeft plaatsgevonden dan wel gelijkwaardige vervanging beschikbaar is gekomen. In dat geval, zo bepaalt artikel 31, is Eneco jegens Unimills vanaf dan aansprakelijk voor de helft van de extra energiekosten (elektriciteit en gas) van Unimills, ter zake waarvan bijlage 11 bij de overeenkomst van overeenkomstige toepassing wordt verklaard (niet in de procedure overgelegd). Er van uitgaande dat een maand na 21 augustus 2006 nog geen vervanging beschikbaar was gekomen voor de uitgevallen installatie, dient Eneco over de periode van 22 september tot en met 25 september 2006 (15.00 uur) de helft van de extra energiekosten aan Unimills te vergoeden.
4.6.1. De zaak zal naar de rol worden verwezen om Unimills in de gelegenheid te stellen bij conclusie na tussenvonnis een gemotiveerde onderbouwing te verstrekken van de hoogte van de schadevergoeding zoals hiervoor aangegeven. De rechtbank verwacht overlegging van bijlage 11 bij de overeenkomst en een daarop gebaseerde berekening met toelichting. Eneco is vervolgens in de gelegenheid een antwoordconclusie na tussenvonnis te nemen.
4.6.2. De rechtbank neemt vooralsnog aan dat de schaderegeling van artikel 31 een bijzondere regeling is ten opzichte van die van artikel 30. Indien Unimills van mening is dat voor de berekening van de schadevergoeding niet artikel 31 maar artikel 30 bepalend is, ligt het op haar weg dat standpunt gemotiveerd te onderbouwen en ook een daarop gebaseerde schadeberekening te presenteren (dus naast een schadeberekening op de voet van artikel 31).
4.7. Indien beide partijen dit wensen zal op hun (eensluidend) verzoek (bij brief aan de griffier van de rechtbank) een comparitie van partijen worden gelast met als doel de nadere onderbouwing en toelichting door Unimills (evenals de reactie daarop van Eneco) niet bij conclusie te verstrekken maar bij brieven aan de comparitierechter en ter comparitie een en ander nader te bespreken. Ook kan dan de mogelijkheid van een schikking aan de orde komen.
4.8. In afwachting van de nadere conclusiewisseling wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verwijst de zaak naar de rol van woensdag 23 juni 2010 voor conclusie na tussenvonnis van Unimills om haar in de gelegenheid te stellen zich uit te laten als hiervoor aangegeven, waarna Eneco in de gelegenheid is een antwoordconclusie na tussenvonnis te nemen;
5.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2010.?
[1694 / 1980]