ECLI:NL:RBROT:2010:BN1321

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
333796 / HA ZA 09-1789
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbinding van een gehomologeerd akkoord voor preferente schuldeisers in faillissement

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 2 juni 2010 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en de gemeente Emmen. De zaak betreft de vraag of de gemeente, ondanks de homologatie van een akkoord in het faillissement van [eiser], nog gerechtigd is om haar vorderingen uit hoofde van eerdere besluiten te incasseren. De gemeente had een bedrag van € 9.007,15 teruggevorderd van [eiser], die in 2005 failliet was verklaard. Na de homologatie van het akkoord in 2006, heeft de gemeente een bedrag van € 1.261,27 ontvangen op basis van dit akkoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente haar vorderingen als preferente vorderingen had ingediend, maar dat deze tijdens de verificatievergadering als concurrente vorderingen zijn geverifieerd. Dit roept de vraag op of de gemeente zich kan beroepen op haar recht van voorrang, nu het akkoord verbindend is voor alle schuldeisers zonder voorrang. De rechtbank heeft partijen uitgenodigd voor een comparitie om meer duidelijkheid te krijgen over de verificatie van de vorderingen en om hen in staat te stellen hun standpunten verder toe te lichten. De beslissing over de verdere procedure is aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 333796 / HA ZA 09-1789
Uitspraak: 2 juni 2010
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiser],
wonende te Capelle aan den IJssel,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. J. Dongelmans,
- tegen -
de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE EMMEN,
gevestigd te Emmen,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. M.J.J.M. van Roosmalen.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser] en de gemeente.
1 Het verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding d.d. 29 juni 2009, met producties;
- het vonnis van deze rechtbank d.d. 21 oktober 2009, waarbij de rechtbank zich bevoegd heeft verklaard met reservering van de kosten in het incident, en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek, met productie;
- de conclusie van dupliek.
1.2 Vervolgens is vonnis bepaald.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1 [eiser] heeft gedurende diverse periodes een bijstandsuitkering ontvangen van de gemeente. De gemeente heeft een deel van de uitkeringen teruggevorderd in besluiten d.d. 4 februari 2003, 24 juli 2003, 23 september 2003 en 21 februari 2006 (hierna: de besluiten). De vorderingen van de gemeente uit hoofde van de besluiten bedroegen in totaal € 9.007,15.
2.2 Op 19 april 2005 is het faillissement van [eiser] door de rechtbank Assen uitgesproken.
2.3 De gemeente heeft op 17 augustus 2005 haar vorderingen op [eiser] bij zijn curator aangemeld als preferente vorderingen (vorderingen met recht van voorrang). De curator heeft de gemeente bij brief van 22 augustus 2005 medegedeeld dat deze vorderingen waren toegevoegd aan de lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen met de aantekening dat de vorderingen een recht van voorrang hadden.
2.4 Bij brief van 13 juni 2006 is door Adviesbureau Van Zomeren & Partners (hierna: Van Zomeren) aan de schuldeisers van [eiser], waaronder de gemeente, een voorstel gedaan voor een akkoord. Bij brief van 16 juli 2006 heeft de gemeente laten weten met het voorstel niet in te stemmen en aangegeven dat haar vorderingen preferent waren.
2.5 Op 30 november 2006 vond de verificatievergadering plaats in het faillissement van [eiser]. De gemeente was hiervoor uitgenodigd, maar is niet verschenen. Tijdens de vergadering is een akkoord aangenomen.
2.6 Het akkoord is door de rechtbank Assen gehomologeerd en het faillissement van [eiser] is op 28 december 2006 geëindigd.
2.7 De gemeente heeft op basis van het akkoord een bedrag van € 1.261,27 ontvangen.
3 Het geschil in de hoofdzaak
3.1 [eiser] vordert een verklaring voor recht dat de gemeente de tenuitvoerlegging van de besluiten dient te staken en gestaakt te houden, met veroordeling van de gemeente in de kosten van deze procedure.
3.2 Het verweer van de gemeente strekt tot afwijzing van de vordering van [eiser], met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.
3.3 Op de stellingen van partijen zal, waar nodig, bij de beoordeling nader worden ingegaan.
4 De beoordeling in de hoofdzaak
4.1 Tussen partijen is in geschil of de gemeente ondanks de homologatie van het akkoord nog gerechtigd is haar vorderingen uit hoofde van de besluiten te incasseren. Voor de beant¬woording van deze vraag is van belang dat artikel 157 van de Faillissementswet (hierna: Fw) bepaalt dat een gehomologeerd akkoord verbindend is voor alle schuldeisers die geen voorrang hebben.
4.2 De gemeente stelt dat haar vorderingen uit hoofde van de besluiten voorrang hebben en dat zij het akkoord daarom niet tegen zich hoeft te laten werpen. In reactie op deze stelling heeft [eiser] diverse stellingen ingenomen waarom de gemeente toch aan het akkoord is gebonden. [eiser] heeft echter niet betwist dat de vorderingen van de gemeente uit hoofde van de besluiten, vorderingen zijn tot terugbetaling van bijstand en dat deze preferent zijn. Daarmee staat dit laatste als onvoldoende gemotiveerd betwist vast.
4.3 Op grond van artikel 157 Fw is het uitgangspunt dan ook dat [eiser] het akkoord niet kan inroepen tegen de gemeente voor wat betreft de vorderingen uit hoofde van de besluiten uit 2003 (op het besluit uit 2006 wordt hierna onder 4.7 nader ingegaan). [eiser] stelt echter dat de gemeente zich niet meer op haar recht van voorrang kan beroepen en voert daartoe het volgende aan:
- de gemeente heeft haar vorderingen ter verificatie ingediend als preferente vorderin¬gen;
- Van Zomeren heeft in de zomer van 2006 een voorstel voor een akkoord gedaan aan de schuldeisers van [eiser] dat de gemeente heeft verworpen;
- op een door [eiser] overlegde lijst van erkende vorderingen is de gemeente als schuldeiser vermeld voor een viertal vorderingen ten bedrage van € 10.268,42, € 651,29, € 224,42 en € 777,08, zonder vermelding van een recht van voorrang;
- er heeft een verificatievergadering plaatsgevonden waarvoor de gemeente was uitgenodigd, waarbij zij niet aanwezig was;
- tijdens de verificatievergadering is het akkoord aangenomen;
- de gemeente heeft vervolgens op basis van het akkoord een bedrag ontvangen en behouden;
- [eiser] betoogt dat hij er op mocht vertrouwen dat de gemeente alsnog had ingestemd met het akkoord.
De gemeente betwist dit. Zij stelt onder meer dat de vorderingen op de lijst van [eiser] andere vorderingen zijn dan de vorderingen uit hoofde van de besluiten.
4.4 De rechtbank overweegt hierover als volgt. Artikel 157 Fw gaat naar de letter genomen alleen over schuldeisers zonder voorrang. Echter, onder ‘de geen voorrang hebbende schuldeisers’ voor wie het akkoord verbindend is, is tevens begrepen de schuldeiser die als concurrent is geverifieerd, hoewel hij voorrang had op de baten van de boedel (HR 25 juni 1926, NJ 1926, 1233). De vraag is dan ook of de vorderingen van de gemeente uit hoofde van de besluiten uit 2003 als concurrente vorderingen zijn geverifieerd.
4.5 De standpunten van partijen over de verificatie van de vorderingen van de gemeente zijn niet geheel duidelijk. [eiser] stelt dat de vorderingen van de gemeente op de door hem overlegde lijst van erkende, concurrente schuldeisers, de vorderingen uit hoofde van de besluiten zijn. [eiser] stelt dat deze lijst is opgesteld door de curator en onderdeel is geworden van de faillissementsprocedure bij de rechtbank Assen. De rechtbank neemt aan dat [eiser] hiermee bedoeld te stellen dat de door hem overlegde lijst de lijst van voorlopig erkende schuldeisers is die de curator heeft gedeponeerd bij de rechtbank Assen voorafgaand aan de verificatievergadering. Omdat vaststaat dat er een verificatievergadering heeft plaatsgevonden, de gemeente hiervoor was uitgenodigd en de gemeente daar niet is verschenen, duidt dit er op - de lezing van [eiser] volgend - dat de vorderingen van de gemeente zijn geverifieerd als concurrente vorderingen.
4.6 De gemeente heeft zich over de status van de overlegde lijst niet uitgelaten. Ten aanzien van de vorderingen die op die lijst staan, neemt de gemeente verschillende standpunten in. Enerzijds stelt de gemeente dat de vorderingen die staan vermeld op de lijst, niet de vorderingen zijn waarover deze procedure gaat. De gemeente stelt dat zij andere, concurrente vorderingen had. Anderzijds stelt de gemeente dat er simpelweg geen rekening is gehouden met het feit dat haar vorderingen uit hoofde van de besluiten voorrang hadden. Zij verwijst in dit verband naar een door haar overlegde brief van de voormalige curator van [eiser]. In dit brief geeft de curator aan dat er ten onrechte geen rekening is gehouden met de preferentie van de vorderingen van de gemeente. Dit sluit aan bij de opmerking van de gemeente dat eventuele gemaakte fouten aan haar niet kunnen worden tegengeworpen. Dit wijst er op dat de gemeente rekening houdt met de mogelijkheid dat haar preferente vorderingen ten onrechte zijn geverifieerd als concurrente vorderingen.
4.7 Op grond van de overlegde stukken en de stellingen van partijen heeft de rechtbank de indruk dat de preferente vorderingen van de gemeente als concurrente vorderingen zijn geverifieerd, in ieder geval wat betreft de besluiten uit 2003. Voor het besluit d.d. 21 februari 2006 geldt dat dit eerst hangende het faillissement is genomen. Partijen zijn op dit gegeven in de processtukken tot dusver niet ingegaan en zullen in de gelegenheid worden gesteld om zich hierover alsnog uit te laten.
4.8 De rechtbank zal een comparitie van partijen gelasten om meer duidelijkheid te krijgen over de verificatie van de vorderingen en om partijen in staat te stellen zich over het voor¬gaande uit te laten. Ter voorbereiding op de zitting dient [eiser] een afschrift van het proces-verbaal van de verificatievergadering met bijlagen aan de rechtbank en de gemeente toe te zenden. De gemeente dient een overzicht, onderbouwd met stukken, aan te leveren van de verschillende vorderingen die zij ter verificatie heeft ingediend.
4.9 Alle overige beslissingen worden aangehouden.
5 De beslissing
De rechtbank,
alvorens verder te beslissen,
- beveelt partijen, [eiser] in persoon en de gemeente deugdelijk vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is, vergezeld door hun raadslieden te verschijnen in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. N. Doorduijn, op maandag 5 juli 2010 van 15.00 tot 16.00 uur teneinde een schikking te beproeven en tot het geven van inlichtingen;
- beveelt dat partijen de hiervoor bedoelde bescheiden uiterlijk twee weken vóór de zitting aan de rechtbank - sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam - en aan de wederpartij zullen toezenden.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn.
Uitgesproken in het openbaar.
2057/1876