ECLI:NL:RBROT:2010:BN0968

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
325420 / HA ZA 09-541
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Fiege
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van bindend advies in geschil over elektriciteitsaansluiting en aansluittarief

In deze zaak vordert Stedin B.V. de vernietiging van een bindend advies van de Geschillencommissie Energie en Water, dat betrekking heeft op een geschil over de kosten van een elektriciteitsaansluiting. Stedin, als regionale netbeheerder, had een factuur van € 21.249,83 aan Vogelaar B.V. gestuurd voor de aanleg van een elektriciteitsaansluiting. Vogelaar, exploitant van een tankstation, betwistte de hoogte van dit bedrag en stelde dat zij recht had op restitutie van een deel van de kosten. De Geschillencommissie oordeelde dat Stedin niet het volledige bedrag voor de meerlengte van de aansluiting in rekening mocht brengen en dat Vogelaar recht had op restitutie.

De rechtbank Rotterdam heeft de vorderingen van Stedin afgewezen. De rechtbank overwoog dat het bindend advies niet in strijd was met dwingend recht, zoals gesteld door Stedin. Artikel 7:902 BW, dat de geldigheid van een bindend advies regelt, is van toepassing, en de rechtbank concludeerde dat het advies niet in strijd was met de goede zeden of openbare orde. De rechtbank benadrukte dat de Geschillencommissie de feiten en omstandigheden van de zaak had gewogen en tot een gemotiveerd oordeel was gekomen. Stedin werd veroordeeld in de proceskosten, aangezien zij als in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.

De uitspraak van de rechtbank bevestigt dat bindende adviezen van geschillencommissies zorgvuldig moeten worden getoetst, maar dat de rechter slechts marginaal kan ingrijpen, tenzij er sprake is van ernstige gebreken in de totstandkoming van het advies. De zaak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de TarievenCode en de rol van de Geschillencommissie in geschillen over netbeheerkosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 325420 / HA ZA 09-541
Uitspraak: 28 april 2010
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEDIN B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. M.E. Brinkman,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TANKSTATION VOGELAAR B.V.,
gevestigd te Albrandswaard,
gedaagde,
advocaat mr. P. van der Mersch.
Partijen worden hierna aangeduid als Stedin respectievelijk Vogelaar.
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 20 februari 2009 en de door Stedin overgelegde producties;
- conclusie van antwoord;
- conclusie van repliek, met producties;
- conclusie van dupliek.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen – voor zover van belang - het volgende vast:
2.1 Stedin is de regionale netbeheerder in de zin van artikel 10, derde lid, Elektriciteitswet 1998 (hierna: E-wet) die het elektriciteitsnet beheert in de provincie Utrecht en in delen van de provincies Zuid-Holland, Noord-Holland, Limburg en Friesland.
2.2 Als netbeheerder is Stedin op grond van de E-wet onder andere verantwoordelijk voor het voorzien van derden van aansluitingen op het door haar beheerde net en voor een veilig en betrouwbaar transport van elektriciteit over dat net. Daarnaast is Stedin verantwoordelijk voor de aanleg, de uitbreiding en het onderhoud van het door haar beheerde elektriciteitsnet.
2.3 Vogelaar houdt zich bezig met de exploitatie van een tankstation aan de Koperhoek te Rhoon, gemeente Albrandswaard (hierna: het tankstation).
2.4 Vogelaar heeft in 2006 een aannemer opdracht gegeven voor haar het tankstation te bouwen. In verband met de bouw en exploitatie van dit tankstation heeft de aannemer in opdracht van Vogelaar per fax van 6 november 2006 een offerte aangevraagd bij Stedin voor het realiseren van een definitieve elektriciteitsaansluiting met een aansluitcapaciteit van 70 kVA.
2.5 Op 16 november 2006 heeft Stedin een offerte aan Vogelaar uitgebracht, waarin – voor zover thans van belang – het volgende is vermeld:
“(…)
Elektriciteitsaansluiting in categorie 3x100A t/m 3x125A op het LS-net
1 ST € 2.180,00 € 2.180,00
Meerlengte Elektriciteitsaansluiting > 25 meter
300 M € 50,59 € 15.177,00
Vergunningen elektriciteit 2 ST € 250,00 € 500,00
(…)”
2.6 Namens Vogelaar is de offerte op 29 november 2006 ondertekend en per fax teruggezonden aan Stedin. Daarbij is de volgende handgeschreven opmerking geplaatst:
“Hierbij delen wij U mede dat wij accoord gaan met de elektra aansl. op voorwaarden dat als het achterliggende terrein wordt ingedeeld wij een groot deel van de infra kosten terug krijgen, gaarne zien wij hiervoor een bevestiging van Uw kant tegemoet (…)”.
Stedin heeft Vogelaar laten weten niet akkoord te gaan met deze voorwaarde. Vervolgens is een blanco opdracht namens Vogelaar ondertekend en aan ENECO Energie Infra B.V. (hierna: Eneco Energie), die de werkzaamheden voor Stedin zou uitvoeren, teruggezonden.
2.7 Op de aldus tot stand gekomen overeenkomst tussen Stedin en Vogelaar (hierna: de overeenkomst) zijn de Algemene Voorwaarden Aansluiting en Transport (hierna: de Algemene Voorwaarden) en de Tarieven- en vergoedingsregeling Elektriciteit 2006 van Eneco Netbeheer B.V. (hierna: de Tarievenregeling) van toepassing.
Artikel 4.15 van de Tarievenregeling luidt als volgt:
“De netbeheerder kan besluiten de aansluiting te realiseren op een andere wijze dan de standaardaansluiting waarvoor de afnemer het aansluittarief betaalt. Een dergelijk besluit leidt niet tot wijziging van het aansluittarief en de maximale capaciteit en de kwaliteit van de aansluiting.”
Het voor Vogelaar geldende aansluittarief valt in de categorie laagspanning (LS), waardoor voor haar het zogenoemde LS-aansluittarief geldt.
2.8 Eneco Energie heeft op 12 december 2006 namens Stedin conform de bedragen vermeld in de offerte van 16 november 2006 een factuur aan Vogelaar gezonden ad € 21.249,83 (incl. BTW). Vogelaar heeft deze factuur voldaan.
2.9 In verband met te verwachten spanningsverlies dat bij transport van elektriciteit optreedt heeft Stedin besloten de elektriciteitsaansluiting niet te realiseren door middel van de aanleg van een kabel van 325 meter, doch in plaats daarvan voor eigen rekening een nieuw MS/LS-transformatorstation aan te brengen op het nabij gelegen MS-net. Stedin heeft Vogelaar op dit MS/LS-transformatorstation aangesloten.
2.10 Een brief van de raadsman van Vogelaar d.d. 9 mei 2007 aan Eneco Energie houdt – voor zover thans van belang – het volgende in:
“(…)
De elektriciteitsaansluiting is inmiddels aangelegd. Cliënte heeft moeten constateren dat door Eneco vlak bij het tankstation een transformator is geplaatst, welke tevens bestemd is voor andere, toekomstige gebruikers in het gebied. Cliënte moet derhalve constateren dat aan haar – zoals zij reeds vermoedde – ten onrechte een bedrag van € 15.177,- exclusief BTW aan meerlengte elektriciteitsaansluiting in rekening is gebracht. Zij heeft mij daarom opdracht gegeven over te gaan tot incasso van het onverschuldigd door haar betaalde bedrag van € 18.060,63 inclusief BTW. (…)”.
2.11 Bij brief van 14 juni 2007 heeft Stedin aan Vogelaar bericht dat zij van mening is dat Vogelaar geen recht heeft op terugbetaling van het bedrag dat gefactureerd is ter zake “Meerlengte Elektriciteitsaansluiting”. Stedin heeft daarbij verwezen naar artikel 2.3.2A en artikel 2.4.5 TarievenCode Elektriciteit (hierna: de TarievenCode). In reactie daarop heeft Vogelaar zich bij brief van 9 oktober 2007 op het standpunt gesteld dat zij op grond van artikel 2.4.5 sub b TarievenCode juist wel recht heeft op restitutie van bedoeld bedrag.
2.12. De TarievenCode luidt – voor zover thans van belang – als volgt:
“(…)
2.3.2.A Het eenmalige aansluittarief bestaat uit een bedrag dat is opgebouwd uit een vast bedrag voor de verbreking van het net van de desbetreffende netbeheerder om een fysieke verbinding van de installatie van een afnemer met dat net tot stand te brengen (de knip), een vast bedrag voor het installeren van voorzieningen om het net van de desbetreffende netbeheerder te beveiligen en beveiligd te houden (de beveiliging) en een vast bedrag voor het tot stand brengen van een verbinding met een maximale kabellengte van 25 meter tussen de plaats waar het net verbroken is en de voorzieningen om het net te beveiligen (de verbinding), aangevuld met een bedrag per meter voor elke meter meer dan die 25 meter.
(…)
2.3.3. Met inachtneming van de tabel genoemd in 2.3.3.C wordt het aansluittarief bepaald door de aansluitcapaciteit die de aangeslotene wenst.
(…)
2.4.5 In het geval dat op een bestaande aansluiting een nieuwe aansluiting wordt gemaakt, zodat een deel van de aansluitkabel in een net verandert, zal de netbeheerder onder de volgende voorwaarden overgaan tot restitutie van een deel van het door de “eerstaangeslotene” betaalde eenmalige aansluittarief:
a. de restitutie heeft slechts betrekking op het tarief dat is betaald voor de meerlengte van de verbinding boven de 25 meter;
b. de restitutie is van toepassing wanneer de afstand van de nieuwkomer hemelsbreed gemeten naar de aansluitkabel van de “eerstaangeslotene” korter is dan de afstand gemeten naar het voormalige net. De afstand wordt gemeten zoals bepaald is voor de standaardaansluiting;
(…)
e. onder “eerstaangeslotene” wordt iedere afnemer verstaan op wiens aansluitkabel een nieuwe aansluiting wordt gemaakt.
(…)”
2.13 Bepaling A.2 van bijlage A bij de TarievenCode luidt – voor zover thans van belang – als volgt:
“(…)
De lengte van de verbinding die wordt gehanteerd bij het berekenen van het aansluittarief is de afstand gemeten over het hart van de openbare weg van het overdrachtspunt tot de dichtstbijzijnde laagspanningskabel, die deel uitmaakt van het net van de netbeheerder.”
2.14 Vogelaar heeft het geschil tussen haar en Stedin bij schrijven van 10 januari 2008 voorgelegd aan de Geschillencommissie Energie en Water (hierna: de Geschillencommissie). Op de werkzaamheden van de Geschillencommissie is van toepassing het Reglement Geschillencommissie Energie en Water voor de zakelijke markt per 1 januari 2009 (hierna: het Reglement). Artikel 16 van het Reglement bepaalt dat de commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid, met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst en de daarvan deel uitmakende voorwaarden.
2.15 De Geschillencommissie heeft op 8 december 2008 een bindend advies uitgebracht, waarin – voor zover thans van belang – het volgende staat vermeld:
“(…)
Beoordeling
(…)
De commissie stelt vast, dat de aansluiting van de klager heeft plaatsgevonden door een transformator te plaatsen in het middenspanningsnet en daarvandaan een verbinding van 60 meter naar de klager aan te leggen. Geoffreerd was een verbinding van 325 meter tot aan het laagspanningsnet. Dat is ook de situatie waarop het bedrijf zijn rekening heeft gebaseerd en waartegen de klager zich verzet, nu hij meent dat de meerlengte niet uitsluitend voor zijn aansluiting dient.
De commissie stelt verder vast, dat de TarievenCode en de bijlage een regeling inhouden over de kosten die een netbeheerder in rekening mag brengen bij aansluiting en transport van elektriciteit. Er is een eenmalige vergoeding voorzien voor onderbreking van het net, de beveiliging en een gestandaardiseerde kabellengte (25 meter); ook is een periodieke instandhoudingvergoeding voorzien. De hoogte van het tarief is gebaseerd op de maximale aansluitcapaciteit die gewenst wordt door de aanvrager.
In de bijlage, waarop het bedrijf zich beroept, is voor de diverse aansluitcapaciteiten een zogeheten standaardaansluitmethode beschreven, als nadere omschrijving van de wettelijke elementen voor het aansluittarief. De bijlage is blijkens de tekst daarvan in het bijzonder erop gericht het begin en het einde van de aansluiting te benoemen, zodat het tarief juist bepaald kan worden.
Het bedrijf houdt vol, dat de aansluiting moet worden berekend zoals oorspronkelijk geoffreerd, dus vanaf het bestaande laagspanningsnet, een en ander conform bijlage A.2 van de TarievenCode. Het bedrijf stelt verder dat deze berekening onaantastbaar is en ook bij beroep bij de NMa goedgekeurd zou worden, nu deze berekening conform de TarievenCode zou zijn.
De commissie kan het bedrijf in deze redenering niet volgen.
De berekeningsmethode zoals de bijlage bij de TarievenCode vermeldt is blijkens de tekst gericht op een standaardaansluitmethode. Daarmee zijn, zoals ook al in de genoemde bijlage staat, wel de elementen van de berekening benoemd, maar is niet in detail geregeld welke kosten voor iedere aansluiting in rekening kunnen worden gebracht.
De berekening van het bedrijf voor de oorspronkelijk voorgestelde aansluiting voldoet qua methode wel aan de TarievenCode en de bijlage A.2 voor aansluiting op een laagspanningsnet. De werkelijkheid is echter, dat het bedrijf zelf is afgeweken van de geoffreerde aansluitwerkzaamheden. Daarbij is gekozen voor aansluiting op het middenspanningsnet via een transformator en is tevens een minder lange laagspanningsaanluitingslengte gerealiseerd. Het komt de commissie voor dat een en ander eerder onder A.3 van de genoemde bijlage valt. Dit lijkt ook beter aan te sluiten bij de aangevraagde capaciteit van 70 kVA. Partijen hebben zich over dit laatste punt niet uitgelaten.
Wat daarvan zij, in ieder geval is het naar het oordeel van de commissie niet redelijk om de niet gehanteerde aansluitingsmethode als basis voor het tarief te hanteren.
De klacht is daarmee gegrond.
(…)
De commissie oordeelt dat het bedrijf niet 300 maar 35 m (namelijk feitelijk 60 meter aansluiting minus 25 meter zoals in de TarievenCode voorzien) als meerlengte in rekening mag brengen, naar de tarieven zoals ten tijde van de offerte golden. Het reeds voldane bedrag voor de meerlengte dient te worden gerestitueerd. (…)
Beslissing
Het bedrijf brengt binnen 14 dagen na de verzending van deze uitspraak een creditnota uit voor 300 meter meerlengte; het bedrijf mag de feitelijke meerlengte (35 meer) in rekening brengen, een en ander tegen de tarieven ten tijde van de aanvraag.
Verder zal het bedrijf de kosten voor de raadsman van de klager vergoeden tot een hoogte van € 3.000,-- exclusief BTW.
Nu de klacht gegrond is zal de ondernemer conform het reglement van de commissie een bedrag van € 178,50 aan de klager vergoeden ter zake van het klachtengeld.
(…)”
3 Het geschil
De vordering luidt – verkort weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- het bindend advies te vernietigen;
- in onderhavige zaak een nieuwe beslissing te nemen ter vervanging van het bindend advies;
- voor recht te verklaren dat Vogelaar uit hoofde van onderhavig geschil dan wel anderszins in verband met de feiten die ten grondslag liggen aan het onderhavige geschil niets meer van Stedin te vorderen heeft;
- Vogelaar te veroordelen tot terugbetaling aan Stedin van het klachtengeld voor het geschil bij de Geschillencommissie te vermeerderen met de wettelijke rente;
- Vogelaar te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Stedin aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 Het bindend advies is in verband met de inhoud naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, nu dit advies in strijd is met de E-wet en de TarievenCode, het Tariefbesluit alsmede met de overeenkomst en het Reglement .
3.2 Het bindend advies is voorts in verband met de wijze van totstandkoming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, nu de Geschillencommissie haar bindend advies niet op deugdelijk onderzoek heeft gebaseerd en daarnaast gebrekkig heeft gemotiveerd.
Vogelaar heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, met veroordeling Stedin in de kosten van het geding. Op het gevoerde verweer zal in het kader van de beoordeling – voor zover nodig – worden ingegaan.
4 De beoordeling
4.1 Stedin vordert vernietiging van het bindend advies. Tussen partijen is niet in geschil dat dit bindend advies een vaststelling is als bedoeld in artikel 7:900 BW en dat mitsdien op dit advies titel 15 van boek 7 BW van toepassing is.
4.2 Krachtens artikel 7:904 BW is het bindend advies vernietigbaar indien gebondenheid aan dit advies in verband met de inhoud of wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De rechtbank stelt voorop dat gebondenheid regel is. Een vernietigingsprocedure is geen verkapt hoger beroep. De rechter dient de beslissing slechts marginaal te toetsen, waarbij uitsluitend ernstige gebreken aanleiding kunnen geven de beslissing aan te tasten. De beslissing is ontastbaar als de grenzen waarbinnen redelijk denkende mensen van mening kunnen verschillen, niet zijn overschreden.
4.3 Stedin heeft betoogd dat het bindend advies in verband met de inhoud daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Zij voert daartoe allereerst aan dat in het advies fundamenteel en verstrekkend is afgeweken van het systeem en de tekst van de E-wet en de TarievenCode – beide van dwingend recht – door te bepalen dat Stedin het aansluittarief voor Vogelaar dient te baseren op de feitelijke aansluitmethode in plaats van de virtuele standaardmethode. Vogelaar heeft dit betwist en daarnaast aangevoerd dat, gezien artikel 7:902 BW, dwingend recht geen toetsingsfactor is.
De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 7:902 BW is een vaststelling ter beëindiging van onzekerheid of geschil op vermogensrechtelijk gebied ook geldig als zij in strijd mocht blijken met dwingend recht, tenzij zij tevens naar inhoud of strekking in strijd komt met de goede zeden of de openbare orde. Het bindend advies is een vaststelling ter beëindiging van een geschil, zodat dit artikel op het bindend advies van toepassing is. Dit is tussen partijen ook niet in geschil. Stedin heeft echter betoogd dat artikel 7:902 BW niet van toepassing is op het bindend advies, nu dit advies niet betreft een geschil op vermogensrechtelijk gebied. Dit standpunt van Stedin is onjuist. Aan de Geschillencommissie is de vraag voorgelegd of Stedin terecht een bedrag voor meerlengte in rekening heeft gebracht en in haar beslissing heeft de Geschillencommissie vervolgens bepaald dat Stedin een creditnota dient uit te brengen. Dit betreft een beslissing van vermogensrechtelijke aard. Het geschil ziet immers op de vermogensrechtelijke positie die partijen ten opzichte van elkaar hebben. Het feit dat het geschil voortspruit uit een geschil omtrent de toepassing van de publiek- en dwingendrechtelijk voorgeschreven berekeningsmethode van het aansluittarief, zoals Stedin heeft gesteld, doet aan dit voorgaande niet af. Het zal vaker voorkomen dat vermogensrechtelijke geschillen voortspruiten uit rechtsfeiten van andere, bijvoorbeeld familierechtelijke, aard. Indien een dergelijk zaak zich tot het vermogensrechtelijke aspect beperkt, zoals in casu het geval is, dient deze beschouwd te worden als van vermogensrechtelijke aard.
Uit het voorgaande volgt dat ook indien het bindend advies in strijd zou zijn met de E-wet en de TarievenCode, dit ingevolge artikel 7:902 BW niet tot vernietiging van dit advies kan leiden, tenzij het advies naar inhoud of strekking in strijd zou zijn met de goede zeden of de openbare orde. Gesteld noch gebleken is echter dat dit het geval is.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat onderhavige stelling van Stedin niet tot toewijzing van de vordering kan leiden.
4.4 Stedin heeft voorts betoogd dat het bindend advies in verband met de inhoud daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is omdat dit advies in strijd is met artikel 15 van de Tarievenregeling, welke deel uitmaakt van de overeenkomst tussen partijen. Hierdoor heeft de Geschillencommissie beslist in strijd met artikel 16 van het Reglement.
De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 16 van het Reglement bepaalt dat de commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid, met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst en de daarvan deel uitmakende voorwaarden. Hieruit volgt dat de Geschillencommissie (overeenkomstig artikel 6:248 BW) kan beslissen dat een tussen partijen als gevolg van de overeenkomst geldende regel niet van toepassing is voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Indien het derhalve al juist zou zijn dat het advies in strijd is met artikel 15 van de Tarievenregeling, hetgeen door Vogelaar is betwist, kan dit op zichzelf geen grond opleveren voor vernietiging van het bindend advies. Ook onderhavige stelling kan mitsdien niet tot toewijzing van de vordering leiden.
4.5 Stedin heeft tevens betoogd dat het advies in verband met de wijze van totstandkoming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Zij heeft daartoe allereerst aangevoerd dat de Geschillencommissie haar advies niet op deugdelijk onderzoek heeft gebaseerd. De rechtbank gaat aan deze stelling voorbij. Uit het bindend advies blijkt dat de commissie kennis heeft genomen van de overgelegde stukken en partijen in de gelegenheid heeft gesteld hun standpunten zowel schriftelijk als mondeling toe te lichten. Nu gesteld noch gebleken is dat partijen onvoldoende gelegenheid hebben gehad hun standpunten naar voren te brengen, dient geoordeeld te worden dat de commissie deugdelijk onderzoek heeft gedaan. Ook onderhavige stelling van Stedin kan derhalve niet tot toewijzing van de vordering leiden.
4.6 Tot slot heeft Stedin aangevoerd dat het advies in verband met de wijze van totstandkoming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, omdat dit gebrekkig is gemotiveerd. Ook aan deze stelling gaat de rechtbank voorbij. Zoals onder 4.2 is aangegeven kan de rechtbank het bindend advies slechts marginaal toetsen. In het advies heeft de Geschillencommissie de omstandigheden van het geval geschetst en vervolgens geoordeeld dat het niet redelijk is de niet gehanteerde aansluitingsmethode als basis voor het tarief te hanteren. Hiermee heeft zij haar oordeel afdoende gemotiveerd. Onderhavige stelling van Stedin kan derhalve evenmin tot toewijzing van de vordering leiden.
4.7 Uit het voorgaande volgt dat hetgeen Stedin heeft aangevoerd geen vernietigingsgrond als bedoeld in artikel 7:904 BW oplevert. Haar vorderingen liggen mitsdien voor afwijzing gereed en de overige stellingen van partijen behoeven geen bespreking.
4.8 Stedin zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
5 De beslissing
De rechtbank,
wijst af de vorderingen van Stedin;
veroordeelt Stedin in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Vogelaar bepaald op € 262,- aan vast recht en op € 904,- aan salaris voor de advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. Fiege.
Uitgesproken in het openbaar.
204/106