2.3 Tijdens de controle is door de toezichthouders een bladmonster genomen uit een perceelsgedeelte met rode bessen. Uit onderzoek is gebleken dat in het monster de werkzame stoffen tolyfluanid á 61 mg/kg en pirimiphos-methyl á 0.50 mg/kg zijn aangetroffen. Van deze bevindingen heeft de AID op 3 februari 2009 een boeterapport opgesteld. Bij besluit van 2 juli 2009 heeft verweerder eiser voor gebruik van de werkzame stof tolyfluanid wegens overtreding van artikel 19, juncto artikel 21, van de Wgb, een boete van € 2.000,00 opgelegd en voor het gebruik van de werkzame stof pirimiphos-methyl in de teelt van rode bessen wegens overtreding van artikel 22, eerste lid, van de Wgb, eveneens een boete van € 2.000,00 opgelegd.
Eiser is van mening dat de monsterneming niet overeenkomstig de voorschriften is verricht. Het gedeelte waar het monster is genomen is sinds 1 juli 2008 in gebruik als privégrond en maakt geen deel uit van het productiebedrijf. Dit was volgens eiser goed te zien doordat er oude en zeer zieke bomen stonden, waarvan de bessen duidelijk niet geoogst waren. Er zijn slechts van één boom bladeren geplukt voor het monster. Eiser stelt de middelen die uit de analyse van het monster naar voren zijn gekomen niet te hebben gebruikt en/of te hebben laten gebruiken. Er is alleen Pirimor gebruikt. Op de plek van de monsterneming is de coniferenhaag die eisers perceel afgrenst van het perceel van de buurman, waar bloembollen hebben gestaan, zeer laag, ongeveer één meter hoog, waardoor de kans op overwaaien volgens eiser zeer groot is, zeker nu er in de zomer van 2008 op diverse dagen sprake is geweest van oostenwind en de genoemde middelen toegelaten zijn (geweest) voor gebruik op bloembollen. Dat de middelen met name toegepast worden op bloembollen in een afgesloten ruimte, neemt niet weg dat de middelen op open veld wel enig effect kunnen hebben en met een vrij hoge dosering mogelijk nog meer effect hebben. Dit zou volgens eiser de hoge concentratie kunnen verklaren. Er is niet bekend welke voordelige of nadelige effecten de middelen voor de bessenteelt zouden hebben. Eiser heeft met een verfspuit de mogelijkheid van overwaaien onderzocht. Hieruit bleek volgens eiser dat overwaaien wel degelijk mogelijk is, terwijl verf, anders dan een gewasbeschermingsmiddel, de neiging heeft om neer te slaan en te hechten.
Verweerder stelt dat de vaststelling van de aanwezigheid van de stof in het monster voldoende is om gebruik aan te nemen. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat navraag bij deskundigen heeft uitgewezen dat overwaaien niet aannemelijk is. Verweerder kan niet aangeven welke deskundigen dit betreft, maar vermoedt dat het iemand van de AID of het Rikilt is geweest. De middelen waarin pirimiphos-methyl zit, zijn middelen die op bollen gebruikt worden, maar hoofdzakelijk in de schuur. Op het veld hebben deze middelen weinig effect. Bovendien maakt de hoogte van de haag en het feit dat de afstand tussen de bollen van de buurman en de rode bessen van eiser ongeveer 9 meter is, het volgens verweerder zeer onaannemelijk dat de aanwezige stof afkomstig is van een bespuiting door de buurman. Wat betreft de werkzame stof tolyfluanid zijn er geen in Nederland toegelaten gewasbeschermingsmiddelen waarvan tolyfluanid onderdeel uitmaakt. Ook de buurman mag deze stof dus niet meer gebruiken. Los van de vraag of de buurman de stof heeft gebruikt, geeft verweerder aan dat de concentratie van de werkzame stof op de rode bessen zodanig hoog is dat overwaaien sowieso uitgesloten lijkt.
Ingevolge artikel 1, tweede lid, van de Wgb wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder ‘gebruiken’ mede verstaan de aanwezigheid van een werkzame stof, al dan niet in een gewasbeschermingsmiddel of biocide, op of in gebouwen, plaatsen, voorwerpen, de grond dan wel op of in planten of plantaardige producten, met uitzondering van binnen Nederland gebracht uitgangsmateriaal waaronder stekken en zaaizaad, voor zover de werkzame stof in het land van herkomst op het uitgangsmateriaal is toegepast in overeenstemming met de wetgeving van dat land.
Gelet op deze definitie is de aanwezigheid van de stof voldoende om gebruik aan te nemen. Niet in geschil is dat uit de analyse van het monster volgt dat de werkzame stoffen tolyfluanid en pirimiphos-methyl aanwezig waren. Er is derhalve sprake van gebruiken in de zin van de Wgb. Ingevolge artikel 91 van de Wgb wordt echter geen bestuurlijke boete opgelegd voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten. Eiser heeft, zoals hierboven is weergegeven, verschillende argumenten genoemd waarom volgens hem sprake kan zijn geweest van overwaaien van de aangetroffen stoffen van het naastgelegen perceel zodat de overtreding niet aan hem kan worden verweten. Eiser heeft dit dusdanig gemotiveerd en uitgebreid gedaan dat verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet kon volstaan met de enkele mededeling dat navraag bij niet nader genoemde deskundigen heeft uitgewezen dat overwaaien niet aannemelijk is. Uit het dossier blijkt niet, en ook ter zitting heeft verweerder niet kunnen zeggen wie die deskundigen zijn en waarop hun mening is gebaseerd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder nader onderzoek had dienen te verrichten, alvorens het bestreden besluit te nemen. Bij dit oordeel weegt de rechtbank mee dat de door verweerder genoemde gewasbeschermingsmiddelen waarin de gevonden stoffen zitten blijkens het wettelijk gebruiksvoorschrift zijn dan wel waren toegestaan in de teelt van bloembollen, dat naast het perceel van eiser een bloembollenkwekerij is gevestigd en voorts dat slechts van één boom een monster is afgenomen; precies op de plek waar de coniferenhaag van eiser, die een afscheiding vormt met het perceel van de buurman, zeer laag is. Verweerder heeft geen nader onderzoek verricht naar de door eiser gebruikte gewasbeschermingsmiddelen door bijvoorbeeld de voorraad gewasbeschermingsmiddelen van eiser te bekijken. Ook heeft verweerder geen onderzoek verricht bij de buurman, door bijvoorbeeld zijn spuitadministratie op te vragen.
Nu verweerder niet kan aangeven wat een normale concentratie van de stof tolyfluanid bij toepassing op rode bes is, kan verweerder voorts niet gevolgd worden in zijn stelling dat de concentratie dusdanig hoog is, dat overwaaien sowieso uitgesloten lijkt.