ECLI:NL:RBROT:2010:BN0773

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 09/3820
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete wegens overtreding van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 juli 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een kweker van rode bessen, en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Eiser had een boete van € 4.000,00 opgelegd gekregen wegens overtreding van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb). De boete was gebaseerd op de aanwezigheid van verboden stoffen in een monster dat was genomen van zijn perceel. Eiser betwistte de overtreding en voerde aan dat de stoffen mogelijk van een aangrenzend perceel waren overgewaaid. De rechtbank oordeelde dat de verweerder onvoldoende onderzoek had gedaan naar de mogelijkheid van overwaaien en dat de enkele mededeling van verweerder over deskundigen niet volstond. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit. Eiser kreeg het betaalde griffierecht van € 150,00 vergoed. De rechtbank benadrukte dat verweerder bij de voorbereiding van het besluit de nodige kennis omtrent relevante feiten en belangen had moeten vergaren, zoals vereist door de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nr.: AWB 09/3820
Uitspraak in het geding tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
en
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde mr. C.E.B. Haazen.
1 Ontstaan en loop van de procedure
1.1 Bij besluit van 2 juli 2009 heeft verweerder eiser een boete van € 4.000,00 opgelegd wegens overtreding van bij of krachtens de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (hierna: de Wgb) gestelde voorschriften. Tegen dit besluit heeft eiser op 27 juli 2009 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 2 oktober 2009 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
1.2 Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eiser op 6 november 2009 beroep ingesteld.
1.3 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2010. Eiser was aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2 Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 19 van de Wgb is het verboden een werkzame stof op de markt te brengen, voorhanden of in voorraad te hebben, binnen Nederland te brengen of, al dan niet in een gewasbeschermingsmiddel of biocide, te gebruiken.
Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de Wgb geldt het verbod, bedoeld in artikel 19, niet voor een werkzame stof die tot de samenstelling behoort van een ingevolge deze wet toegelaten gewasbeschermingsmiddel of een ingevolge deze wet toegelaten of geregistreerd biocide. Ingevolge het tweede lid gelden voor de toepassing van het eerste lid en de artikelen 19 en 20 als toegelaten of geregistreerd: gewasbeschermingsmiddelen of biociden, op de verpakking waarvan de naam van een toegelaten of geregistreerd middel en het nummer van de toelating of de registratie zijn vermeld en die zijn opgenomen in het in artikel 42, tweede lid, bedoelde register.
Ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Wgb, voor zover hier van belang, is het verboden te handelen in strijd met de voorschriften die krachtens artikel 29 bij de toelating worden vastgesteld (de zogenaamde gebruiksvoorschriften).
Ingevolge artikel 90, eerste lid, van de Wgb, voor zover hier van belang, kan een bestuurlijke boete worden opgelegd ter zake van overtreding van voornoemde artikelen, met uitzondering van artikel 21, van de Wgb.
Ingevolge artikel 9.6, eerste lid, van de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden (hierna: de Rgb) wordt de hoogte van de bestuurlijke boete die overeenkomstig artikel 90, eerste lid, van de Wgb kan worden opgelegd, vastgesteld overeenkomstig het bedrag dat in bijlage XIII voor de desbetreffende overtreding is vermeld. Ingevolge het tweede lid kan in voorkomend geval een ander boetebedrag worden opgelegd dan vermeld in bijlage XIII, indien de omstandigheden van het geval of de ernst van de overtreding daartoe aanleiding geven.
Volgens bijlage XIII van de Rgb, getiteld “beleidsregels bestuurlijke boete gewasbeschermingsmiddelen en biociden”, voor zover hier van belang, hanteert verweerder voor het gebruiken van een werkzame stof, al dan niet in een gewasbeschermingsmiddel of biocide, die niet tot de samenstelling behoort van een in Nederland toegelaten gewasbeschermingsmiddel of in Nederland toegelaten of geregistreerde biocide een standaardboete van € 2.000,00 en voor overtreding van een door het College bij de toelating van een gewasbeschermingsmiddel gesteld voorschrift als bedoeld in artikel 29, eerste en tweede lid, van de Wgb een standaardboete van € 2.000,00.
2.2 Op 7 augustus 2008 heeft de Algemene Inspectiedienst (hierna: de AID) van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op het erf van eiser, waarop een rode bessenkwekerij gevestigd is, een controle uitgevoerd in het kader van het project “nalevingsmeting houting kleinfruit 2008”. Eiser heeft aangegeven hoe de controle door de medewerkers van de AID is verlopen. De toezichthouders belden niet aan bij de woning van eiser, maar reden met hun auto het terrein van eiser op en passeerden hierbij een bord waarop verboden toegang stond vermeld. Eiser heeft de manier waarop de toezichthouders zich manifesteerden als zeer onprettig ervaren.
Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Wgb juncto artikel 9.1 van de Rgb zijn onder andere de ambtenaren van de AID belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wgb. In het kader van deze toezichthoudende taak hebben de toezichthouders de bevoegdheden zoals opgenomen in artikel 5:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Bij de uitoefening van hun wettelijke taken onder gebruikmaking van de aan hen toegekende bevoegdheden dienen toezichthouders zich in redelijkheid en volgens normale omgangsvormen te gedragen. Voor zover sprake is geweest van een door eiser gestelde wijze van bejegenen, merkt de rechtbank op dat toezichthouders dergelijk gedrag dienen te vermijden. Wat hiervan verder ook zij, dit leidt echter niet tot onrechtmatigheid van het bestreden besluit.
2.3 Tijdens de controle is door de toezichthouders een bladmonster genomen uit een perceelsgedeelte met rode bessen. Uit onderzoek is gebleken dat in het monster de werkzame stoffen tolyfluanid á 61 mg/kg en pirimiphos-methyl á 0.50 mg/kg zijn aangetroffen. Van deze bevindingen heeft de AID op 3 februari 2009 een boeterapport opgesteld. Bij besluit van 2 juli 2009 heeft verweerder eiser voor gebruik van de werkzame stof tolyfluanid wegens overtreding van artikel 19, juncto artikel 21, van de Wgb, een boete van € 2.000,00 opgelegd en voor het gebruik van de werkzame stof pirimiphos-methyl in de teelt van rode bessen wegens overtreding van artikel 22, eerste lid, van de Wgb, eveneens een boete van € 2.000,00 opgelegd.
Eiser is van mening dat de monsterneming niet overeenkomstig de voorschriften is verricht. Het gedeelte waar het monster is genomen is sinds 1 juli 2008 in gebruik als privégrond en maakt geen deel uit van het productiebedrijf. Dit was volgens eiser goed te zien doordat er oude en zeer zieke bomen stonden, waarvan de bessen duidelijk niet geoogst waren. Er zijn slechts van één boom bladeren geplukt voor het monster. Eiser stelt de middelen die uit de analyse van het monster naar voren zijn gekomen niet te hebben gebruikt en/of te hebben laten gebruiken. Er is alleen Pirimor gebruikt. Op de plek van de monsterneming is de coniferenhaag die eisers perceel afgrenst van het perceel van de buurman, waar bloembollen hebben gestaan, zeer laag, ongeveer één meter hoog, waardoor de kans op overwaaien volgens eiser zeer groot is, zeker nu er in de zomer van 2008 op diverse dagen sprake is geweest van oostenwind en de genoemde middelen toegelaten zijn (geweest) voor gebruik op bloembollen. Dat de middelen met name toegepast worden op bloembollen in een afgesloten ruimte, neemt niet weg dat de middelen op open veld wel enig effect kunnen hebben en met een vrij hoge dosering mogelijk nog meer effect hebben. Dit zou volgens eiser de hoge concentratie kunnen verklaren. Er is niet bekend welke voordelige of nadelige effecten de middelen voor de bessenteelt zouden hebben. Eiser heeft met een verfspuit de mogelijkheid van overwaaien onderzocht. Hieruit bleek volgens eiser dat overwaaien wel degelijk mogelijk is, terwijl verf, anders dan een gewasbeschermingsmiddel, de neiging heeft om neer te slaan en te hechten.
Verweerder stelt dat de vaststelling van de aanwezigheid van de stof in het monster voldoende is om gebruik aan te nemen. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat navraag bij deskundigen heeft uitgewezen dat overwaaien niet aannemelijk is. Verweerder kan niet aangeven welke deskundigen dit betreft, maar vermoedt dat het iemand van de AID of het Rikilt is geweest. De middelen waarin pirimiphos-methyl zit, zijn middelen die op bollen gebruikt worden, maar hoofdzakelijk in de schuur. Op het veld hebben deze middelen weinig effect. Bovendien maakt de hoogte van de haag en het feit dat de afstand tussen de bollen van de buurman en de rode bessen van eiser ongeveer 9 meter is, het volgens verweerder zeer onaannemelijk dat de aanwezige stof afkomstig is van een bespuiting door de buurman. Wat betreft de werkzame stof tolyfluanid zijn er geen in Nederland toegelaten gewasbeschermingsmiddelen waarvan tolyfluanid onderdeel uitmaakt. Ook de buurman mag deze stof dus niet meer gebruiken. Los van de vraag of de buurman de stof heeft gebruikt, geeft verweerder aan dat de concentratie van de werkzame stof op de rode bessen zodanig hoog is dat overwaaien sowieso uitgesloten lijkt.
Ingevolge artikel 1, tweede lid, van de Wgb wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder ‘gebruiken’ mede verstaan de aanwezigheid van een werkzame stof, al dan niet in een gewasbeschermingsmiddel of biocide, op of in gebouwen, plaatsen, voorwerpen, de grond dan wel op of in planten of plantaardige producten, met uitzondering van binnen Nederland gebracht uitgangsmateriaal waaronder stekken en zaaizaad, voor zover de werkzame stof in het land van herkomst op het uitgangsmateriaal is toegepast in overeenstemming met de wetgeving van dat land.
Gelet op deze definitie is de aanwezigheid van de stof voldoende om gebruik aan te nemen. Niet in geschil is dat uit de analyse van het monster volgt dat de werkzame stoffen tolyfluanid en pirimiphos-methyl aanwezig waren. Er is derhalve sprake van gebruiken in de zin van de Wgb. Ingevolge artikel 91 van de Wgb wordt echter geen bestuurlijke boete opgelegd voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten. Eiser heeft, zoals hierboven is weergegeven, verschillende argumenten genoemd waarom volgens hem sprake kan zijn geweest van overwaaien van de aangetroffen stoffen van het naastgelegen perceel zodat de overtreding niet aan hem kan worden verweten. Eiser heeft dit dusdanig gemotiveerd en uitgebreid gedaan dat verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet kon volstaan met de enkele mededeling dat navraag bij niet nader genoemde deskundigen heeft uitgewezen dat overwaaien niet aannemelijk is. Uit het dossier blijkt niet, en ook ter zitting heeft verweerder niet kunnen zeggen wie die deskundigen zijn en waarop hun mening is gebaseerd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder nader onderzoek had dienen te verrichten, alvorens het bestreden besluit te nemen. Bij dit oordeel weegt de rechtbank mee dat de door verweerder genoemde gewasbeschermingsmiddelen waarin de gevonden stoffen zitten blijkens het wettelijk gebruiksvoorschrift zijn dan wel waren toegestaan in de teelt van bloembollen, dat naast het perceel van eiser een bloembollenkwekerij is gevestigd en voorts dat slechts van één boom een monster is afgenomen; precies op de plek waar de coniferenhaag van eiser, die een afscheiding vormt met het perceel van de buurman, zeer laag is. Verweerder heeft geen nader onderzoek verricht naar de door eiser gebruikte gewasbeschermingsmiddelen door bijvoorbeeld de voorraad gewasbeschermingsmiddelen van eiser te bekijken. Ook heeft verweerder geen onderzoek verricht bij de buurman, door bijvoorbeeld zijn spuitadministratie op te vragen.
Nu verweerder niet kan aangeven wat een normale concentratie van de stof tolyfluanid bij toepassing op rode bes is, kan verweerder voorts niet gevolgd worden in zijn stelling dat de concentratie dusdanig hoog is, dat overwaaien sowieso uitgesloten lijkt.
2.4 Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het beroep gegrond dient te worden verklaard. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb, ingevolge welk artikel verweerder bij de voorbereiding van het besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen dient te vergaren. De overige beroepsgronden behoeven gelet hierop geen afzonderlijke bespreking. De rechtbank ziet tevens aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb het besluit van 2 juli 2009 te herroepen.
2.5 Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
3 Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt het bestreden besluit,
herroept het primaire besluit,
bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 150,00 vergoedt.
Aldus gedaan door mr.drs. H. van den Heuvel, voorzitter, mr. E.A. Poppe-Gielesen en
mr. J. de Gans, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Snel-van den Hout, griffier.
De griffier: De voorzitter:
Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2010.
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiser wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.
Afschrift verzonden op: