Parketnummer: 10/650254-09
Datum uitspraak: 28 juni 2010
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats], ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres: [adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond, locatie De Schie,
raadsman: mr. R.B. Schmidt, advocaat te Amsterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2010.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
Het ten laste gelegde komt er op neer dat de verdachte op 16 november 2009:
1. heeft geprobeerd de eigenaar van een juwelierszaak te doden, welk feit zou zijn gevolgd, vergezeld of voorafgegaan van een gewapende overval op die juwelier;
2. heeft geprobeerd de eigenaar van die juwelierszaak te vermoorden dan wel te doden en
3. primair een overval op die juwelier heeft gepleegd en 3. subsidiair heeft geprobeerd die juwelier te overvallen.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie, mr. Van Solingen, heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1, 2 impliciet primair en 3 primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren met aftrek van voorarrest.
BEWIJSMOTIVERING EN BEWEZENVERKLARING
Van het volgende wordt uitgegaan.
Op 16 november 2009 omstreeks 14:40 uur hebben drie personen de juwelierswinkel van het echtpaar [slachtoffer A] en [slachtoffer B], te Rotterdam, overvallen. Daarbij is in een tijdsbestek van 32 seconden het volgende gebeurd :
- dader 1 opende de naar aanleiding van zijn aanbellen ontsloten toegangsdeur van de winkel en hield deze, nadat hij naar binnen was gestapt, open. Dader 2 rende daarop naar binnen. Hij haalde daarbij een vuurwapen uit zijn rechter vestzak en hij hield dit gericht op de in de winkel aanwezige eigenaar [slachtoffer A]. Dader 3 liep daarna ook de winkel binnen. Tijdens het rennen haalde hij uit de binnenzijde van zijn vest een hamer en vervolgens maakte hij daarmee slaande bewegingen in de richting van een vitrine met sieraden. De bovenliggende glasplaat werd daarbij verbroken;
- in hetzelfde tijdsbestek ontstond een worsteling tussen [slachtoffer A] en dader 2, rende dader 3 met een sieradentableau en met de hamer in zijn handen in de richting van de toegangsdeur en opende dader 1 de toegangsdeur door op een daartoe bestemde knop te drukken. Aangekomen bij de deur liet dader 3 het tableau met sieraden op de grond vallen. [slachtoffer A] rende ondertussen achter dader 1 en dader 3 aan en werd van achteren beschoten door dader 2. [slachtoffer A] pakte vervolgens dader 1 en dader 3 van achteren vast. Zij wisten zich echter met geweld los te rukken waardoor [slachtoffer A] ten val kwam en hij in het portiek van de winkel kwam te liggen. Dader 1 en dader 3 hebben zich vervolgens uit de voeten gemaakt;
- dader 2 rende ook in de richting van de toegangsdeur en richtte daarbij zijn vuurwapen op de toegangsdeur, alwaar [slachtoffer A] in het portiek voor het pand op de grond lag. Op dat moment schoot dader 2 in de richting van het lichaam van de eigenaar. Hij probeerde vervolgens over [slachtoffer A] heen te springen, maar die pakte zijn benen vast. Dader 2 probeerde zich van hem los te rukken en hij schoot vervolgens nogmaals op het lichaam van [slachtoffer A]. Daarna is dader 2 weggerend.
[slachtoffer A] heeft naar aanleiding hiervan potentieel dodelijk letsel opgelopen. Er waren schotwonden op zijn linker borstkas en op zijn buik en naderhand zijn kogels verwijderd die zich op de linkerborstkas onder de oksel, rechts van de navel en in de buik bevonden. Daarnaast zijn 4 gaten in de dunne darm geconstateerd, waarvan een deel moest worden verwijderd en waardoor veel bloed in de buikholte terecht was gekomen. [slachtoffer A] heeft het niettemin overleefd, er is sprake van blijvende littekens, de wondgenezing is voltooid.
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij degene is die hiervoor wordt aangeduid als dader 2.
Op grond van al het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat de verdachte kan worden aangemerkt als degene die hiervoor wordt aangemerkt als dader 2.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat de verdachte opzettelijk samen met zijn mededaders op basis van een vooropgezet plan en met opzet [slachtoffer A] heeft getracht van het leven te beroven met als doel de juwelier te beroven. Ten aanzien van de gestelde opzet heeft zij aangevoerd dat de verdachte met een vuurwapen de juwelierszaak is binnengegaan en vervolgens in die kleine ruimte meermalen van zeer korte afstand en gericht op de juwelier heeft geschoten. Verdachte heeft daarmee de kans op het overlijden van [slachtoffer A] op de koop toegenomen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade heeft geprobeerd [slachtoffer A] te vermoorden, nu de verdachte toen hij al buiten de winkel was over de aldaar op de grond liggende [slachtoffer A] heen is gesprongen, zich bewust heeft omgedraaid en vervolgens doelbewust van zeer korte afstand een (genade)schot heeft gelost om [slachtoffer A] uit te schakelen. De verdachte zou daarbij in voldoende mate de gelegenheid hebben gehad om over de betekenis en de gevolgen van zijn besluit tot schieten na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.
Tot slot heeft de officier van justitie ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde feit aangevoerd dat naast het gepleegde geweld bewezen kan worden dat de verdachte en zijn mededaders zich schuldig hebben gemaakt aan de diefstal nu één van de daders ten tijde van de overval korte tijd de beschikking heeft gehad over een tableau met sieraden.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde bepleit dat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken, omdat hij niet de intentie – en ten tijde van het onder 2 ten laste gelegde moment evenmin voorbedachte raad – heeft gehad om [slachtoffer A] van het leven te beroven. De verdachte zou volgens de raadsman in een opwelling en zonder voldoende tijd voor enige bezinning hebben gereageerd en daarbij niet bewust hebben gericht op vitale delen van het lichaam van [slachtoffer A]. Van (voorwaardelijk) opzet op diens dood en van handelen met voorbedachten rade voor zover het daarbij het onder 2 ten laste gelegde betreft, zou dan ook geen sprake zijn geweest.
De raadsman heeft daarnaast aangevoerd dat de verdachte van het onder 3 primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat volgens hem niet is komen vast te staan dat goederen zijn meegenomen.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De rechtbank acht voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer A] aanwezig, nu de verdachte met het door hem voor de overval geregelde vuurwapen de juwelierszaak binnen is gegaan en vervolgens in die kleine ruimte meermalen van zeer korte afstand gericht op het lichaam van de juwelier heeft geschoten. Hiermee heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer A] door zijn handelen zou kunnen komen te overlijden. Dat de verdachte, zoals zijn raadsman stelt, niet de intentie heeft gehad om [slachtoffer A] van het leven te beroven, doet aan het voorgaande niet af. De rechtbank passeert derhalve dit verweer.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 2 impliciet primair ten laste gelegde, poging moord:
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte tijdens het buiten de winkel afvuren van zijn laatste schot op [slachtoffer A] met voorbedachten rade heeft geprobeerd hem van het leven te beroven en spreekt hem daarvan vrij. Van voldoende gelegenheid om zich op het betreffende moment rekenschap te kunnen geven van de betekenis en gevolgen van het daartoe genomen besluit is, gelet op het korte tijdsbestek en de chaotische setting waarin de gebeurtenissen na verzet van [slachtoffer A] direct achter elkaar hebben plaatsgevonden, alsmede gelet op de paniek die daaruit ontstond , geen sprake geweest.
De rechtbank spreekt de verdachte dan ook vrij van het onder 2 impliciet primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 2 impliciet subsidiair ten laste gelegde, poging doodslag:
Wel bewezen wordt geacht dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer A], op het moment dat hij zeer snel volgend op zijn in de winkel verrichte handelingen wederom van zeer korte afstand met een vuurwapen op het bovenlichaam van de juwelier heeft geschoten en daarmee dus ook toen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer A] daardoor zou kunnen komen te overlijden.
Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde:
Uit de hiervoor besproken bewijsmiddelen blijkt dat verdachtes mededader, dader 3, in de winkel een tableau met sieraden heeft gepakt en daarmee richting de deur is gelopen. Daarmee heeft hij de sieraden, zij het voor korte tijd, aan de heerschappij van de eigenaar onttrokken en is sprake van een voltooide diefstal. Dat die persoon het tableau naderhand heeft laten vallen en dat de daarmee gemoeide sieraden de winkel niet hebben verlaten, doet daaraan niet af. Dat sprake is geweest van een vrijwillige terugtred is gesteld noch gebleken.
Gelet op het bovenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1,
2 impliciet subsidiair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 16 november 2009 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk één persoon genaamd [slachtoffer A] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen kogels heeft afgevuurd op het lichaam van die [slachtoffer A], welk vorenomschreven misdrijf werd vergezeld van enig strafbaar feit, te weten diefstal met geweld en braak, en welke geweldshandelingen werden gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 16 november 2009 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer A] van het leven te beroven, met dat opzet een kogel heeft afgevuurd op het bovenlichaam van die [slachtoffer A], terwijl deze [slachtoffer A] in het portiek op de grond lag, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
hij op 16 november 2009 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen sieraden, toebehorende aan [slachtoffer A], waarbij verdachte en zijn mededaders die sieraden onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen,
- een vuurwapen heeft gericht op die [slachtoffer A] en
- met een hamer op/tegen een vitrine heeft geslagen en
- meerdere malen die [slachtoffer A] met een vuurwapen in het (boven)lichaam heeft geschoten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De onder 1, 2 impliciet subsidiair en 3 primair bewezen feiten leveren op:
De voortgezette handeling van
A
de eendaadse samenloop van
1. medeplegen van poging tot doodslag, vergezeld van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken
3. diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en waarbij de schuldige het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
B.
2. poging tot doodslag.
De feiten zijn strafbaar.
De verdachte is strafbaar.
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige overval op een juwelierszaak. Hierbij is de aanwezige eigenaar [slachtoffer A] door de verdachte met een geladen vuurwapen bedreigd en meerdere keren beschoten, terwijl één van zijn twee mededaders met een hamer een vitrine met sieraden heeft stuk geslagen en sieraden heeft weggepakt. De derde dader heeft ervoor gezorgd dat de andere twee daders makkelijk de winkel konden betreden en weer verlaten. Toen de verdachte de benen probeerde te nemen en [slachtoffer A] hem probeerde tegen te houden, heeft de verdachte nogmaals van zeer korte afstand op [slachtoffer A] geschoten. De verdachte heeft het gebruikte vuurwapen voor de overval geregeld en ook meegenomen.
Door de door de verdachte afgevuurde kogels zijn (ook) vitale delen van [slachtoffer A] geraakt. Dat [slachtoffer A] het heeft overleefd, mag een wonder heten.
Het spreekt voor zich dat [slachtoffer A] en zijn ten tijde van de overval achterin de winkel aanwezige echtgenote zeer angstige momenten hebben gekend tijdens de overval, en in de periode daarna toen [slachtoffer A] in het ziekenhuis vocht voor zijn leven. Ook nu nog ondervinden zij dagelijks last van de gevolgen van de overval. Voor [slachtoffer A] zijn lang zitten en zware fysieke inspanning onmogelijk geworden. Bovendien hebben hij en zijn vrouw slaapproblemen en leven zij in voortdurende angst voor een herhaling van hetgeen op 16 november 2009 is voorgevallen. Die angst heeft er bovendien voor gezorgd dat de juwelierszaak vanaf medio 2011 zal ophouden te bestaan.
Aangezien de overval plaatsvond op klaarlichte dag in een druk bezochte winkelstraat heeft deze overval ook voor de nodige gevoelens van onrust en onveiligheid gezorgd onder het aanwezige winkelend publiek.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank heeft acht geslagen op het op verdachtes naam gesteld uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 31 december 2009, waaruit blijkt dat hij hier te lande niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
In het kader van de aan de verdachte op te leggen straf heeft zijn raadsman gepleit voor een voorwaardelijke straf en in dit verband gewezen op de beperkte rol die verdachte bij de totstandkoming van de overval heeft gehad. Aan de verdachte was gevraagd om mee te doen en hij zou zich daarbij onder druk hebben laten meeslepen, aldus de raadsman.
Voor zover de raadsman, met het noemen van ‘het zich laten meeslepen’ door de verdachte, een beroep heeft willen doen op de mogelijk beperkte geestelijke weerbaarheid van verdachte, vindt dit geen steun in de stukken. De rechtbank wijst er in dit verband bovendien op dat de verdachte alle medewerking aan psychologische en psychiatrische onderzoeken heeft geweigerd en hij ter verklaring daarvan ter terechtzitting heeft verklaard dat hij naar zijn eigen inzicht geestelijk gezond is.
Daarnaast doet de door de raadsman genoemde mogelijke beperkte rol van de verdachte bij het initiatief tot de overval niet af aan de uit de bewijsmiddelen gebleken nadrukkelijke rol die de verdachte ten tijde van de overval heeft gehad en de gevolgen die zijn handelingen daarbij voor het slachtoffer hebben gehad.
Het door de raadsman bepleite belang van speciale preventie weegt bovendien niet op tegen het algemene belang van bestraffing van de ernstige feiten waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt. Met betrekking tot die generale preventie acht de rechtbank in het bijzonder van belang dat jongvolwassenen, zoals de verdachte, er van doordrongen moeten worden dat het plegen van dit soort gewelddadige overvallen onverbiddelijk zal leiden tot langdurige gevangenisstraf.
In de omstandigheid dat de verdachte wordt vrijgesproken van de hem onder 2 impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord ziet de rechtbank wel aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de officier van jusitie is geëist.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL (1)
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer A], wonende te [plaats], terzake van alle ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 7.500,- en vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 6.993,31. De materiële schade is in het ter zake daarvan ingediende voegingsformulier als volgt omschreven:
- kleding/schoenen: € 575,00
- schade vitrines: € 1.315,00
- beschadigde sieraden: € 4.374,20
- vliegtickets: € 381,83
- telefoonkosten extra € 33,12
- reiskosten voor ziekenhuisbezoek: € 14,16
- ziekenhuis daggeldvergoeding: € 300,00.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van de onder 1, 2 impliciet subsidiair en 3 primair bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 7.500,-.
Tevens is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van de onder 1, 2 impliciet subsidiair en 3 primair bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht, te weten de schade aan de kleding en schoenen, de gemaakte kosten voor vliegtickets, de extra telefoonkosten, de gemaakte reiskosten voor ziekenhuisbezoek en de betaalde daggeldvergoeding van het ziekenhuis. Nu de daarvoor gevorderde schadevergoeding de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering voor die onderdelen worden toegewezen. Het totaalbedrag daarvan wordt vastgesteld op
€ 1.304,11.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de schade die is toegebracht aan de vitrines en de sieraden, is niet van zo eenvoudige aard, dat deze onderdelen van de vordering zich lenen voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal in zoverre niet ontvankelijk worden verklaard. Deze onderdelen van de vordering kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het voorgaande in aanmerking nemende, zal een bedrag van € 8.804,11 aan de benadeelde partij worden toegewezen. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente gerekend vanaf 16 november 2009.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend voornamelijk samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd. Het vorenstaande laat onverlet dat de verdachte en zijn mededaders onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij de billijkheid een andere verdeling vordert.
Nu de vordering van de benadeelde partij grotendeels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ (2)
Als benadeelde partij heeft zich tevens in het geding gevoegd: [slachtoffer B], wonende te [plaats], ter zake van alle ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 29,62 vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.750,-.
De vordering van de benadeelde partij is niet van zo eenvoudige aard, dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarin niet ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 9, 36f, 45, 47, 55, 56, 287, 288 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 2 impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 impliciet subsidiair en 3 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van acht (8) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer A], wonende te [plaats] toe tot een bedrag van € 8.804,11 (zegge: achtduizendachthonderdenvier euro en elf eurocent) en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 november 2009 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer A] voor het overige gedeelte niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 8.804,11 (zegge: achtduizendachthonderdenvier euro en elf eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 79 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer B] niet-ontvankelijk in de vordering en
bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Leinarts, voorzitter,
en mrs. Pit en Koekebakker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Ahmadali, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 juni 2010.
Bijlage bij vonnis van 28 juni 2010:
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 16 november 2009
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om opzettelijk
één of meer perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer A] van het leven te beroven, met
dat opzet met een vuurwapen drie, althans één of meer, kogels heeft afgevuurd
op en/of heeft geschoten naar, althans in de richting van, het lichaam van die
[slachtoffer A],
welk vorenomschreven misdrijf werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van
enig strafbaar feit, te weten (poging tot) diefstal met geweld en/of braak, en
welke geweldshandeling(en) werd(en) gepleegd met het oogmerk om de uitvoering
van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s)
straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te
verzekeren;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art. 288/287 jo 45/47 WvSr
hij
op of omstreeks 16 november 2009
te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer A] van het
leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na
kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, kogels heeft
afgevuurd op en/of heeft geschoten naar, althans in de richting van het
(boven)lichaam van die [slachtoffer A], terwijl deze [slachtoffer A] in het portiek op de
grond lag,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
hij
op of omstreeks 16 november 2009
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen sieraden, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die sieraden onder zijn/hun
bereik heeft/ hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer A], gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een vuurwapen heeft gericht (gehouden) op die [slachtoffer A] en/of
- (vervolgens) met een hamer, althans een hard voorwerp op/tegen een of
meerdere vitrine(s) heeft geslagen en/of
- (vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal die [slachtoffer A] met een vuurwapen
in het (boven)lichaam heeft geschoten.
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 16 november 2009
te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen sieraden,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen
diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer A], te plegen met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- een vuurwapen heeft gericht (gehouden) op die [slachtoffer A] en/of
- die [slachtoffer A] heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer A] op de rug, althans het lichaam heeft geschopt en/of getrapt
en/of
- (vervolgens) met een hamer, althans een hard voorwerp op/tegen een of
meerdere vitrine(s) heeft geslagen en/of
- (vervolgens) met een vuurwapen drie, althans één of meer, kogels heeft
afgevuurd op en/of heeft geschoten naar, althans in de richting van, het
lichaam van die [slachtoffer A],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;