ECLI:NL:RBROT:2010:BM6009

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/2596
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom opgelegd voor gebruik perceel als start- en landingsbaan voor ultra lichte vliegtuigjes

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 mei 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers en het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Westvoorne. De zaak betreft de opgelegde last onder dwangsom aan eisers om te voorkomen dat een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt als start- en landingsbaan voor ultra lichte vliegtuigjes. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verweerder, bij afweging van alle betrokken belangen, in redelijkheid heeft kunnen besluiten om geen vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een verzoek van eisers om de last onder dwangsom op te heffen, omdat het perceel sinds 2006 niet meer voor het opstijgen en landen van ultra lichte vliegtuigjes werd gebruikt. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het gebruik van het perceel is geëindigd na het opleggen van de last onder dwangsom, en dat dit niet leidt tot een andere conclusie. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers ongegrond en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 21 mei 2010, en belanghebbenden hebben de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nr.: AWB 09/2596
Uitspraak in het geding tussen
[…] en […], wonende te Rockanje, eisers,
gemachtigde mr. drs. J. de Visser,
en
het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Westvoorne, verweerder.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Bij brief van 23 juni 2008 hebben eisers onder meer verzocht om opheffing van de aan hen opgelegde last onder dwangsom.
Bij besluit van 21 januari 2009 heeft verweerder afwijzend beslist op het verzoek tot opheffing van de last onder dwangsom. Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 20 februari 2009 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 23 juni 2009 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) hebben eisers bij brief van 27 juli 2009 beroep ingesteld. Bij brief van 28 september 2009 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 april 2010. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M.J.J. de Winter.
2 Overwegingen
2.1 Wettelijke bepalingen
Op grond van artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), zoals die bepaling gold ten tijde van het bestreden besluit, wordt onder bestuursdwang verstaan: het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten.
Ingevolge artikel 5:32, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen. Op grond van het tweede lid, zoals het gold ten tijde van het bestreden besluit, strekt een last onder dwangsom ertoe de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel een herhaling van de overtreding te voorkomen.
Uit artikel 125, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet vloeit voort dat de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang dan wel een last onder dwangsom in dit geval wordt uitgeoefend door verweerder.
2.2 Gronden van beroep
In beroep hebben eisers verwezen naar de gronden die zijn aangevoerd in de eveneens bij de rechtbank aanhangige procedure tegen de weigering vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan. Als het beroep gericht tegen dat besluit gegrond wordt verklaard, dan zal de last onder dwangsom moeten worden opgeheven. De last onder dwangsom is immers opgelegd om te voorkomen dat het perceel […] te Rockanje in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan wordt gebruikt als start- en landingsbaan voor ultra lichte vliegtuigjes. Om die reden wordt het perceel sinds 2006 niet meer voor dat doel gebruikt.
2.3 Beoordeling
Aan de weigering tot opheffing van de last onder dwangsom heeft verweerder ten grondslag gelegd dat het opstijgen en landen van ultra lichte vliegtuigjes niet in overeenstemming is met de bestemming van het perceel, zodat vrijstelling nodig is van het geldende bestemmingsplan. Nu de rechtbank bij uitspraak van heden in het beroep gericht tegen de weigering vrijstelling te verlenen (AWB 09/2597) tot het oordeel is gekomen dat verweerder bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid heeft kunnen besluiten geen gebruik te maken van zijn vrijstellingsbevoegdheid, bestaat geen aanleiding de aan eisers opgelegde last onder dwangsom op te heffen. Dat het perceel sinds 2006 niet meer wordt gebruikt voor het opstijgen en landen van ultra lichte vliegtuigjes leidt niet tot een ander oordeel, nu het gebruik is geëindigd na het opleggen van de last onder dwangsom.
Gelet op het vorenstaande bestaat geen aanleiding voor vernietiging van het bestreden besluit. Het beroep is ongegrond.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
3 Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. P. Vrolijk, voorzitter, en mr. A. van ’t Laar en
mr. drs. C.H.M. Pastoors, leden, in tegenwoordigheid van S.L. Mehlbaum, griffier.
De griffier: De voorzitter:
Uitgesproken in het openbaar op: 21 mei 2010.
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eisers worden begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA ’s-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.
Afschrift verzonden op: