ECLI:NL:RBROT:2010:BM4274

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/1444
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling functiewaardering van een beleidscoördinator bij de Gemeentelijke Gezondheidsdienst Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 mei 2010 uitspraak gedaan in een geschil over de functiewaardering van eiser, die werkzaam is als beleidscoördinator bij de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) Rotterdam. Eiser was van mening dat zijn functie op salarisschaal 13 gewaardeerd moest worden, terwijl verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, de functie had gewaardeerd op salarisschaal 12. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was, omdat verweerder in zijn besluit niet adequaat inging op de bezwaren van eiser en de onderbouwing van de functiewaardering niet voldoende was toegelicht. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar heeft tegelijkertijd bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Dit betekent dat de eerder toegekende functiewaardering op salarisschaal 12 gehandhaafd blijft, ondanks de vernietiging van het besluit. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, maar heeft wel bepaald dat de gemeente Rotterdam het griffierecht aan eiser moet vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering bij functiewaarderingen en de rol van de rechtbank in het toetsen van dergelijke besluiten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nr.: AWB 09/1444 AW
Uitspraak in het geding tussen
, wonende te Leersum, eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder.
gemachtigde mr. M.E. Kleiweg de Zwaan.
1 Ontstaan en loop van de procedure
1.1 Bij besluit van 28 april 2009 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 21 januari 2009 (hierna: het primaire besluit) ongegrond verklaard. Het primaire besluit strekte tot vaststelling van de waardering van de functie Beleidscoördinator van de staf/cluster Bestuur & Beleid op het niveau van salarisschaal 12.
1.2 Tegen het bestreden besluit heeft eiser bij brief van 4 mei 2009 beroep ingesteld.
1.3 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2009. Eiser was aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door V.M. Ronteltap. Ter zitting is de behandeling van de zaak geschorst.
Op 11 februari 2010 heeft een nadere zitting plaatsgevonden, waarna het onderzoek is gesloten.
2 Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 29, aanhef en onder b, van het Ambtenarenreglement van de gemeente Rotterdam, stellen burgemeester en wethouders regels over de uitvoering van het functiewaarderingsonderzoek en de daarbij te hanteren methode. Deze bepaling biedt de grondslag voor de Rotterdamse Functiewaarderings¬methode.
2.2 Eiser is sinds 1 november 2005 aangesteld als beleidscoördinator bij de staf Bestuur en Beleid van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD). Eiser is ingeschaald op basis van de conceptfunctieomschrijving beleidscoördinator in salarisschaal 12. De functie van eiser bestaat - kort weergegeven - enerzijds uit werkzaamheden ten behoeve van het Subsidieadviesplatform en het Contracteerplatform Jeugdgezondheidszorg en anderzijds uit een juridische adviestaak ten behoeve van de directie. Bij brief van 26 maart 2008 heeft verweerder eiser medegedeeld dat een traject is uitgezet om de functie van eiser definitief vast te stellen en te waarderen. Bij besluit van 12 augustus 2008 zijn de functiebeschrijving (senior) beleidscoördinator en de - voor eiser opgestelde - functiegebonden bijlage, waarin de door eiser ten opzichte van de reguliere functie van beleidscoördinator uitgevoerde ‘af -
wijkende taken’ zijn beschreven, vastgesteld. Bij het primaire besluit van 21 januari 2009 is de functie van eiser gewaardeerd in salarisschaal 12. Dit besluit is bij het bestreden besluit gehandhaafd.
2.3 Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartoe – samengevat – het volgende aan. Het bestreden besluit is onvoldoende gemotiveerd doordat in het advies van de Algemene bezwaarschriftencommissie (hierna: de commissie) dat aan het besluit ten grondslag ligt niet op alle gronden van het bezwaar is ingegaan en het door eiser in bezwaar overgelegde schema onjuist is geïnterpreteerd. Eiser heeft voorts op een tiental aspecten van de functie gronden aangevoerd tegen de waardering van zijn functie.
3 De rechtbank oordeelt als volgt.
3.1.1 De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is gemotiveerd door te verwijzen naar het advies van de commissie van 21 april 2009. Verweerder onderschrijft in het bestreden besluit dit advies en neemt de overwegingen in zijn geheel over. In dit advies wordt evenwel vrijwel uitsluitend verwezen naar de reactie van de dienst van 19 februari 2009. In deze reactie verwijst verweerder voor de onderbouwing naar adviezen die niet zijn bijgevoegd of toegelicht. Aldus ontbeert het bestreden besluit een deugdelijke motivering. Bovendien stelt de commissie ten onrechte, gelet op de door eiser ingediende schriftelijke reactie, dat eiser de reactie van de dienst onderschrijft. Gelet hierop dient het beroep wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gegrond te worden verklaard.
3.1.2 Verweerder heeft ter zitting van 19 november 2009 een overzicht overgelegd met de toegekende waardering per onderdeel van de functie en een onderbouwing van dit, met behulp van de Rotterdamse functiewaarderingsmethode vastgestelde, puntenaantal gegeven.
De rechtbank heeft na overleg met partijen de behandeling ter zitting geschorst teneinde eiser in staat te stellen om de onderbouwing van verweerder te bestuderen en in overleg met verweerder te bezien of een oplossing van het geschil kon worden bereikt. Dit heeft evenwel niet geleid tot overeenstemming tussen partijen.
Gelet op de door verweerder in beroep gegeven motivering en de reactie van eiser daarop, zal de rechtbank in het navolgende bezien of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb in stand kunnen blijven.
3.2 Partijen zijn verdeeld over de vraag wat de status is van de ‘functiegebonden bijlage’ bij de functiebeschrijving beleidscoördinator die op 12 augustus 2008 is vastgesteld. Verweerder stelt dat de functiegebonden bijlage de gehele functie beschrijft die eiser vervult, terwijl eiser stelt dat de bijlage moet worden beschouwd als een aanvulling op de reguliere functiebeschrijving van beleidscoördinator.
De rechtbank is op basis van de stukken en de toelichting van verweerder ter zitting van oordeel dat verweerder heeft beoogd met deze - overigens door eiser zelf opgestelde - functiegebonden bijlage de functie van eiser in zijn totaliteit weer te geven. Hoewel de gebruikte benamingen, zoals ‘aanvullingsblad’ en ‘bijlage’ de indruk wekken dat sprake is van taken ‘bovenop’ de reguliere functie van beleidscoördinator, is de rechtbank uit de toelichting door eiser op zijn feitelijke werkzaamheden niet gebleken dat eiser naast de werkzaamheden die in de bijlage staan vermeld, nog andere taken heeft vervuld. Verweerder heeft ter zitting onweersproken gesteld dat de werkzaamheden van eiser met betrekking tot het Contracteerplatform jeugdgezondheidszorg, waaronder de (regiobrede) subsidiecoördinatie, vier dagen per week in beslag namen en de juridische adviestaak een dag per week. Deze werkzaamheden zijn alle terug te vinden in de functiegebonden bijlage van 12 augustus 2008. De rechtbank neemt dan ook de functiegebonden bijlage van
12 augustus 2008 als de basis voor de waardering.
3.3.1 Ter zake van functiewaardering heeft verweerder een discretionaire bevoegdheid, zodat de recht¬bank de door verweerder toegekende waardering slechts terughoudend kan toetsen. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is de toetsing van de inhoud van de functiewaardering beperkt tot de vraag of gezegd moet worden dat deze op onvoldoende gronden berust. De enkele omstandigheid dat een andere waardering op zichzelf verdedigbaar is, is daarbij ontoereikend voor het oordeel dat sprake is van een onhoudbare waardering. In het navolgende zal de rechtbank per bestreden gezichtspunt en waarderingskenmerk een beoordeling geven.
3.3.2 Gezichtspunt 1.1, Structuur: diepgang van het werk
De score die verweerder heeft toegekend is band 7, eiser heeft band 8a bepleit.
Blijkens de Rotterdamse Functiewaarderings¬methode bestaat voor een score in band 8a aanleiding als gevraagd wordt: ‘het analyseren van gegevens en verschijnselen en het vinden van nieuwe oplossingen die gericht zijn op het bereiken van geformuleerde doelstellingen van de dienst/bedrijf of grote secretarieafdeling’. Blijkens de toelichting op deze omschrijving zijn de problemen die zich in band 8a voordoen zodanig dat door verweerder of hogere bestuurinstanties maatregelen moeten worden getroffen.
Uit de functiegebonden bijlage blijkt niet dat van eiser wordt verwacht dat hij problemen op dit niveau oplost. Veeleer wordt van hem verwacht dat hij problemen oplost ‘in samenspel met andere specifieke afdelingen/bureaus’ zoals staat genoemd in band 7. De recht¬bank is dan ook van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat mocht worden volstaan met toekenning van band 7.
3.3.3 Gezichtspunt 1.2, Structuur: breedte van het werkterrein
De score die verweerder heeft toegekend is band 1, eiser heeft band 3 bepleit.
Blijkens de Rotterdamse Functiewaarderings¬methode bestaat in band 1 de functie uit één taakdeel, bij band 3 bestaat de functie uit meerdere taakdelen die geen onderlinge verwantschap vertonen. Uit de toelichting bij band 3 volgt dat het moet gaan om verschillende geaarde taakdelen die aparte scholing vergen en dat een score in band 3 slechts mogelijk is wanneer sprake is van een organisatorisch ongewenste maar onvermijdbare combinatie van taakdelen die geen onderlinge verwantschap vertonen.
Eiser onderscheidt als verschillende taakdelen beleidscoördinatie en juridisch advies. Naar het oordeel van de rechtbank is door verweerder onvoldoende onderbouwd dat sprake is van slechts één taakdeel, dat geen aparte scholing vergt. Onweersproken is immers dat de functie van eiser in twee delen uiteenvalt, en dat eiser voor beide onderdelen specifiek op dat taakdeel gerichte cursussen heeft gevolgd. Niet is de rechtbank evenwel gebleken dat sprake is van een organisatorisch ongewenste maar onvermijdbare combinatie van taakdelen die geen onderlinge verwantschap vertonen, welke toekenning van band 3 rechtvaardigt. De vraag of de functie kan worden gewaardeerd met band 2 kan in het midden blijven, nu dit niet door eiser is gesteld en met de toekenning van extra punten op dit gezichtspunt alleen eiser niet het noodzakelijke puntenaantal kan bereiken dat schaal 13 zou betekenen, terwijl eiser de functie al sinds begin 2009 niet meer vervult.
3.3.4 Gezichtspunt 2.2, Beslissingsruimte: de aard van de voorkomende problemen
Eiser heeft aangevoerd dat de toegekende score van 2 op een vergissing moet berusten, nu die score lager is dan de aan de reguliere beleidscoördinator toegekende score 3.
Uit de omschrijving van band 2 blijkt dat de beslissingen in band 2 betrekking hebben op de eigen werkzaamheden en voortvloeien uit de beheersing en de voortgang van werkzaamheden van anderen. Voor een score in band 3 is vereist dat de beslissingen worden beïnvloed door factoren vanuit andere werkterreinen, dan wel betrekking hebben op het besturen van een afdeling.
Verweerder heeft betoogd dat daarvan in het werk van eiser geen sprake is. De taken van eiser hebben volgens verweerder uitsluitend betrekking op zijn eigen werkterrein, in tegenstelling tot het werk van de reguliere beleidscoördinator, dat een helikopterview vereist omdat in die functie voor alle clusters moet worden gewerkt.
Eiser heeft gesteld dat hij in zijn contacten met besturen in de regio ook over een helikopterview dient te beschikken. Daarmee doelt eiser op de contacten die hij heeft met de regiogemeenten die voortvloeien uit zijn coördinatietaken met betrekking tot subsidieverlening.
Blijkens de functiegebonden bijlage zijn die taken beperkt tot de terreinen waarvoor de GGD een taak heeft toegewezen gekregen als onafhankelijk Subsidieadviesplatform. Deze werkzaamheden liggen derhalve op het eigen werkterrein van eiser. Niet aannemelijk is gemaakt dat de beslissingen van eiser zich uitstrekken tot buiten het eigen werkterrein of beïnvloed wordt door factoren die vanuit andere werkterreinen worden ingebracht. De recht¬bank is dan ook van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen volstaan met toekenning van band 2.
3.3.5 Gezichtspunt 3.1, Verantwoordelijkheid: de moeilijkheidsgraad van de werkzaamheden
De score die verweerder heeft toegekend is band 6, eiser heeft band 7 bepleit.
De score op dit gezichtspunt houdt rechtstreeks verband met de som van de scores op de gezichtspunten 1.1, 1.2 en 1.3. De recht¬bank stelt vast dat verweerder, gelet op hetgeen hiervoor omtrent de gezichtspunten 1.1 en 1.2 is overwogen, terecht band 6 heeft toegekend.
3.3.6 Gezichtspunt 4.1, Inbreng: de aard van de inbreng
De score die verweerder heeft toegekend is band 4, eiser heeft band 5 bepleit.
De rechtbank stelt vast dat band 4 en band 5 ieder voor zich zijn verdeeld in vier aparte typeringen. De te onderscheiden kenmerken houden verband met de omvang van de werkingssfeer, de moeilijkheidsgraad en kennis van de materie en de aard van de invloed die de inbreng heeft.
Verweerder heeft de aard van de inbreng van eiser met betrekking tot de subsidietaken getypeerd als voornamelijk adviserend. De gemeenten waren volgens verweerder uiteindelijk zelf verantwoordelijk of zij al dan niet de adviezen overnamen. Het Contracteerplatform is daarbij aangemerkt als een klein project vanwege het beperkte beleidsveld. De juridische adviestaak van eiser is omschreven als veelal casuïstisch en niet zozeer beleidsmatig.
Eiser heeft in dit kader aangevoerd dat zowel het bij het Contracteerplatform als in de juridische adviesfunctie zwaar wordt geleund op zijn analyse van de beleidsdoelen, verordeningen en werkwijzen van de aangesloten gemeenten en op de voorstellen van eiser voor het bereiken danwel verbeteren daarvan. Bij de juridische adviestaak noemt eiser zijn agendaposten voor het directieoverleg meldingen aan clustermanagers en memoranda aan regionale besturen belangrijke instrumenten, die een band 5c rechtvaardigen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de omschrijving en voorbeelden die eiser zelf geeft van zijn inbreng kan worden afgeleid dat die inbreng veeleer adviserend en verklarend is dan beslissend of overdragend. Verweerder heeft dan ook in redelijkheid kunnen volstaan met toekenning van band 4.
3.3.7 Gezichtspunt 5.1, Contacten: de aard van het contact
De score die verweerder heeft toegekend is band 3, eiser heeft band 4 bepleit.
In band 3 hebben de contacten tot doel het maken van vaktechnische werkafspraken binnen of buiten de gemeente. Band 4 is van toepassing bij contacten die gericht zijn om door middel van overleg tot overeenstemming of samenwerking te komen tussen meerdere personen of instanties binnen dan wel buiten de gemeente. Het gaat daarbij om overlegsituaties waarin een oplossing moet worden gevonden voor problemen waarbij verschillende diensten of derden zijn betrokken. Het resultaat zal veelal gevolgen hebben voor verschillende afdelingen binnen de eigen dienst.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet zozeer een oplossingsgerichte taak heeft in zijn contacten zoals in band 4 is vereist, maar dat de aard van zijn contacten meer wordt gekenmerkt door het maken van vaktechnische werkafspraken.
In de functiegebonden bijlage zijn de werkzaamheden van eiser ten behoeve van jeugdgezondheidszorg beschreven als het ‘coördineren’, ‘afstemmen’ en ‘zorgen voor aansluiten op de wetgeving’ en ‘planning van de agendering’. Ook de taken van eiser op het gebied van de juridische advisering zijn beschreven in termen als ‘coördineren’, ‘adviseren’ en ‘begeleiden’. Verweerder heeft de aard van de contacten bij deze werkzaamheden kunnen typeren als ‘gericht op het maken van vaktechnische werkafspraken’ zoals bij band 3 staat vermeld. De recht¬bank is dan ook van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen volstaan met toekenning van band 3.
3.3.8 Gezichtspunt 5.2, Contacten: de condities waaronder het contact plaatsvindt
De score die verweerder heeft toegekend is band 2, eiser heeft band 3 bepleit.
Dit gezichtspunt ziet op de sfeer tijdens de contacten, de mate dat het contact wordt bemoeilijkt door spanningen of druk. Uit de omschrijving en de toelichting stelt de rechtbank vast dat het onderscheid tussen tussen band 2 en band 3 wordt bepaald door de mate waarin de betrokken functionaris te maken krijgt met belangentegenstellingen. In band 2 zijn vrijwel geen belangentegenstellingen. In band 2 is voorts nog geen sprake van onderhandelingscontacten.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat in de functie van eiser geen sprake is van belangentegenstellingen. In zijn optreden bij de bezwaarschriftencommissie vertegenwoordigt eiser de dienst, maar in die hoedanigheid draagt hij het standpunt van de dienst uit en de contacten met de burgers vinden plaats in de gecontroleerde omstandigheden.
Eiser stelt dat hij bij het Contracteerplatform te maken heeft met belangentegenstellingen tussen gemeenten en instellingen. In zijn werk voor de bezwaarschriftencommissie en in bezwaarzaken kanaliseert hij op basis van zijn ondermandaat gecompliceerde juridische kwesties.
De rechtbank overweegt dat in de functieomschrijving onder punt 4 staat vermeld dat eiser de relatie tussen de GGD en de regiogemeenten operationaliseert door per individuele regiogemeente aansturend op te treden op sleutelmomenten in de subsidiecyclus, zoals het vaststellen van subsidiebeschikkingen, het voeren van subsidieoverleg met instellingen en regiobestuurders, het monitoren van tussentijdse resultaten en het eventueel stellen van aanvullende eisen en het beoordelen van de (financiële) vastlegging. Uit deze omschrijving kan niet zonder meer worden afgeleid dat sprake is van zodanige strijdige belangen dat de contacten daardoor worden bemoeilijkt of dat eiser onder druk moet onderhandelen. Bij eisers werkzaamheden bij de bezwaarschriftencommissie treedt eiser op in mandaat binnen de daartoe gestelde kaders. Daarbij draagt eiser het standpunt van de dienst uit, volgens procedureel bepaalde regels. Ook in deze situatie is niet aannemelijk gemaakt dat eiser daadwerkelijk te maken heeft met belangentegenstellingen die ertoe leiden dat de contacten, danwel de onderhandelingen, moeizaam verlopen. Samenvattend is de recht¬bank van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft mogen volstaan met toekenning van band 2.
3.3.9 Gezichtspunt 6, Leidinggeven
Volgens de inleiding bij dit gezichtspunt gaat het om de chef-positie: het ingrijpen op het werk van de medewerkers waarbij de functionaris verantwoordelijk is voor de kwaliteit en de voortgang van het werk van de medewerkers. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser geen leiding geeft.
Eiser stelt dat het Contracteerplatform kan worden beschouwd als een projectorganisatie waarbij de coördinator leidinggevend mag optreden tegenover de betrokken medewerkers. Eiser heeft gesteld dat de medewerkers zijn adviezen volgen en dat de hiërarchisch leidinggevenden zich afzijdig houden. Zijn adviezen op juridisch terrein worden als leidend beschouwd. Eiser stelt dat hij op basis van zijn ondermandaat sturend kan optreden.
De rechtbank overweegt dat de functiegebonden bijlage geen leidinggevende taken bevat. De taken met betrekking tot het Contracteerplatform zijn omschreven als coördinerende taken. Daarbij is niet ondenkbaar dat een zekere sturing wordt gegeven aan medewerkers, of een taakverdeling, maar daarmee is nog geen sprake van leidinggeven. De omstandigheid dat de medewerkers eisers adviezen opvolgen en de hiërarchisch leidinggevenden zich afzijdig houden is daarvoor niet voldoende. Evenmin is gebleken dat de bevoegdheid tot ingrijpen bij eiser ligt. Voor zover eiser in ondermandaat over dergelijke bevoegdheid beschikt, is dit een afgeleide bevoegdheid van de mandaatgever, die zelf ook bevoegd blijft en regels kan stellen omtrent de wijze waarop van het mandaat moet worden gebruik gemaakt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser geen leiding geeft en voor dit gezichtspunt geen punten scoort.
3.3.10 Gezichtspunt 7.2, Vaardigheden: aanvullende scholing en opleidingen
De score die verweerder heeft toegekend is band 2, eiser heeft band 3 bepleit.
Blijkens de tekst en de toelichting is band 2 bedoeld voor werkzaamheden die een dermate specialistische karakter dragen, dat daarvoor een vakgerichte of specialistische opleiding is vereist van minder dan 2 jaar. In band 3 bedraagt de opleidingtijd 2 tot 4 jaar. De tijdsduur die in de banden wordt genoemd is gebaseerd op een dagopleiding. Bij een aanvullende opleiding moet worden bezien hoelang de opleiding zou duren als het een dagopleiding betrof.
Eiser heeft in dit verband gesteld dat de steeds veranderende wet- en regelgeving voortdurende aanvullende scholing vereist. Eiser noemt als voorbeeld de invoering van de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht en de Wet dwangsom en beroep niet tijdig beslissen, alsmede het monitoren van de regelgeving op het terrein van de jeugdgezondheidszorg.
Verweerder heeft gesteld dat de scholing die eiser noemt behoort tot de permanente educatie die een jurist behoort te volgen. Omgerekend bedraagt de opleidingtijd minder dan 2 jaar. Eiser heeft dit niet weersproken.
Gesteld noch gebleken is dat eiser (dag)opleidingen heeft gevolgd die tussen de
2 en de 4 jaar in beslag namen. Verweerder heeft dan ook met een score van band 2 kunnen volstaan.
3.3.11 Gezichtspunt 7.3, Vaardigheden: ervaring en vorming
De score die verweerder heeft toegekend is band 3, eiser heeft band 4 bepleit.
De rechtbank stelt vast dat het onderscheid tussen band 3 en band 4 zit in het aantal jaren ervaring en vorming. In band 3 is een voorafgaande opleiding/vorming tot 2 jaar noodzakelijk en in band 4 is een voorafgaande ervaring/vorming langer dan 5 jaar noodzakelijk. Blijkens de toelichting is bij de keuze van de banden van belang welk beroep er op ervaring wordt gedaan, dat wil zeggen welk soort ervaring specifiek voor de functie noodzakelijk is. Daarna kan worden vastgesteld hoe en in welk tijd deze ervaring normaliter kan worden verkregen. Die tijd is dan maatgevend voor de te kiezen band. Verweerder heeft gesteld dat eiser een academisch werk- en denkniveau heeft, en dat voor het vervullen van zijn functie een aanvullende ervaring/opleiding van 2 jaar voldoende is. De rechtbank overweegt dat eiser heeft gesteld dat hij acht jaar ervaring heeft, maar daarmee is niet gegeven dat acht jaar ervaring noodzakelijk is voor vervulling van de door eiser uitgeoefende functie. Verweerder heeft dan ook in redelijkheid kunnen volstaan met band 2.
3.4 Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het aan de functie van eiser toegekende puntenaantal in rechte niet onhoudbaar is. De rechtbank zal dan ook met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb bepalen dat de rechtgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven.
3.5 Nu niet is gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen, zal de rechtbank geen proceskostenveroordeling bepalen. De gemeente Rotterdam zal wel het griffierecht dienen te vergoeden aan eiser. Van overige kosten waarop een veroordeling in de proces¬kosten betrekking kan hebben, is de recht¬bank niet gebleken.
3. Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
1 verklaart het beroep gegrond;
2 vernietigt het bestreden besluit;
3 bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
4 bepaalt dat de gemeente Rotterdam aan eiser het betaalde griffierecht van
€ 150, vergoedt.
Aldus gedaan door mr. E.A. Poppe-Gielesen, voorzitter, mr. J. de Gans en
mr. F.H.J.G. Brekelmans, leden, en door deze en mr. I.M.J.L. Spierings, griffier, ondertekend.
De griffier: De rechter:
Uitgesproken in het openbaar op: 6 mei 2010.
Afschrift verzonden op:
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiser wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.