ECLI:NL:RBROT:2010:BM2698

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/650131-09
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Kolk
  • A. Schreuder
  • J. van Russen Groen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en mishandeling met vuurwapen in Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 april 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot moord en mishandeling. De verdachte had op 19 juni 2009 in Rotterdam een vuurwapen aangeschaft en dit bij zich gedragen. Na een eerdere vechtpartij met het slachtoffer, heeft de verdachte het slachtoffer op een plein benaderd en meerdere keren op hem geschoten, waarbij het slachtoffer gewond raakte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet heeft meegewerkt aan psychologisch onderzoek, wat zijn strafbaarheid niet beïnvloedde. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, waaronder poging tot moord en mishandeling, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 1.000,00 als voorschot voor immateriële schade. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de rechtsorde en de samenleving in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/650131-09
Datum uitspraak: 27 april 2010
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte, raadsman mr. T.H.U. Hiddema, advocaat te Maastricht.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2010.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
Het ten laste gelegde komt er op neer dat de verdachte zich aan de volgende feiten heeft schuldig gemaakt.
1. op 19 juni 2009 te Rotterdam aan primair: poging tot moord danwel poging tot doodslag, subsidiair: zware mishandeling danwel zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad en meer subsidiair: poging zware mishandeling danwel poging zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad, door met een vuurwapen meerdere kogels af te vuren op [aangever], ten gevolge waarvan die Wondel twee maal door een kogel aan/in het lichaam is getroffen.
2. op 8 juni 2009 te Rotterdam aan: mishandeling van [aangever] door die [aangever] in het gezicht te stompen, in de wang te bijten, op de grond te gooien en op zijn bovenlichaam te gaan zitten.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van de onder 1 primair ten laste gelegde poging moord en bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van voorarrest.
BEWIJSMOTIVERING EN BEWEZENVERKLARING
Aangezien de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hierna bewezen verklaard, op de zitting heeft bekend, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
Feit 1 primair.
1. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting op 13 april 2010: “Ik droeg op 19 juni 2009 te Rotterdam een pistool bij mij. Ik kwam [aangever] op straat tegen. Ik heb mijn wapen gepakt en ik heb de trekker overgehaald”;
2. Een geschrift, te weten een medische informatie/letselbeschrijving van Forensisch Artsen Rotterdam Rijnmond, d.d. 7 juli 2009 opgemaakt door de forensisch arts (pagina 85 deel 2 van het proces-verbaal onderzoek “Meester”, met nummer 2009210530);
3. Een ambtsedig proces-verbaal van politie Rotterdam-Rijnmond, d.d. 20 juni 2009, genummerd 2009210530-1, aangifte;
4. Een ambtsedig proces-verbaal van politie Rotterdam-Rijnmond, d.d. 19 juni 2009, genummerd 2009210530-4, getuige [ ];
5. Een ambtsedig proces-verbaal van politie Rotterdam-Rijnmond, d.d. 19 juni 2009, genummerd 2009210530-5, getuige [ ];
6. Een ambtsedig proces-verbaal van politie Rotterdam-Rijnmond, d.d. 19 juni 2009, genummerd 2009210530-7, getuige [ ]
7. Een ambtsedig proces-verbaal van politie Rotterdam-Rijnmond, d.d. 19 juni 2009, genummerd 2009210530-8, getuige [ ];
8. Een ambtsedig proces-verbaal van politie Rotterdam-Rijnmond, d.d. 20 juni 2009, genummerd 2009210530-22, getuige [ ];
Feit 2.
1. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting op 13 april 2010: “Ik heb op 8 juni 2009 te Rotterdam gevochten met [aangever]. Over en weer vielen rake klappen. Het zou kunnen dat ik hem in zijn wang heb gebeten”;
2. Een ambtsedig proces-verbaal van politie Rotterdam-Rijnmond, d.d. 9 juni 2009, genummerd 2009196372-1, (aangifte) en de daarbij gevoegde fotobijlage;
3. Een ambtsedig proces-verbaal van politie Rotterdam-Rijnmond, d.d. 21 juni 2009, genummerd 2009210530-29, verhoor getuige [ ], voor zover inhoudende: “Melvin is in elkaar geslagen en gebeten door “Turko”;
4. Een geschrift, te weten een medische informatie/letselbeschrijving van Forensisch Artsen Rotterdam Rijnmond, d.d. 9 juni 2009 opgemaakt door de forensisch arts.
Ten aanzien van feit 1.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op de wijze waarop het feit is gepleegd, op klaarlichte dag, op een schoolplein en meerdere schoten afvurend, bij de verdachte sprake is geweest van kalm beraad en rustig overleg zodat wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachte rade heeft getracht [aangever] van het leven te beroven.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat de gedragingen van de verdachte, beschouwd naar hun uiterlijke verschijningsvorm en bezien in het licht van de door het slachtoffer opgelopen verwondingen niet vanzelfsprekend voorbedachte rade dan wel poging tot moord impliceren. De door het slachtoffer opgelopen verwondingen corresponderen niet met de verklaringen van de getuigen op basis waarvan sprake lijkt te zijn geweest van “jacht op het slachtoffer” en van het “met gestrekte arm, gericht schieten” en het “in koelen bloede afknallen”. Er lijkt eerder sprake van de omstandigheid dat de verdachte ergens door is “getriggerd” waarna hij “over de rooie” is gegaan en hij de trekker van het vuurwapen heeft overgehaald. Hierbij dient nog te worden opgemerkt dat de aard van het letsel -het slachtoffer is in zijn linkerzij getroffen- dwingt tot de gedachte dat in al in een eerder stadium is geschoten. Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde poging tot moord.
De beoordeling.
Dat de verdachte de tenlastegelegde handelingen heeft verricht staat niet ter discussie. Wel of de verdachte met voorbedachte rade heeft gehandeld. De veronderstelling van de raadsman dat kennelijk eerder is geschoten vindt geen steun in de inhoud van de bewijsmiddelen. Geen van de getuigen heeft verklaard dat eerder zou zijn geschoten en ook de verdachte zelf heeft dat niet verklaard. De stelling dat de verdachte zou zijn “getriggerd” om met een vuurwapen meerdere schoten op het slachtoffer af te vuren wordt niet gesteund door enig bewijsmiddel. De aard van het door het slachtoffer opgelopen letsel, te weten een wond in de linkerzij waarbij de kogel in de borstkast is terechtgekomen, vormt geen beletsel voor bewezenverklaring van poging tot moord, te meer daar uit de inhoud van proces-verbaal van bevindingen nummer 2009210530-59 onder andere blijkt dat: “voorzover de getuige [ ] zich kon herinneren het slachtoffer Wondel niet in een rechte lijn rende, maar iets zigzaggend en hier en daar bukkend, kennelijk met de bedoeling de afgevuurde kogels te ontwijken”.
Dat bij de verdachte sprake is geweest van een kalm beraad en rustig overleg wordt afgeleid uit de volgende omstandigheden.
De verdachte heeft twee weken voor het tenlastegelegde een vuurwapen gekocht en dat vuurwapen steeds bij zich gedragen tot de dag van het schietincident. Op die dag heeft de verdachte het slachtoffer zien zitten op een hek en heeft hij naar het slachtoffer gewenkt dat hij naar hem, verdachte, toe moest komen. Verdachte is richting het slachtoffer gelopen en heeft daarbij een vuurwapen uit zijn jas gehaald. Nadat het slachtoffer op de vlucht sloeg is de verdachte met gestrekte arm met in de hand daarvan het vuurwapen achter het slachtoffer aangerend en heeft hij meerdere schoten op het slachtoffer afgevuurd. Gelet op deze gedragingen is de verdachte na kalm beraad en rustig overleg gekomen tot het plegen van de onder 1 tenlastegelegde poging tot moord.
Het verweer wordt verworpen.
Gelet op het bovenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 19 juni 2009 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, een persoon genaamd [ ] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen kogels op die [ ] heeft afgevuurd, waarbij die [ ] werd getroffen aan de linkerarm en in de (linker)zij, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 08 juni 2009 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een
persoon te weten [ ]:
- tegen de (rechter)kaak heeft gestompt en
- op het gezicht, heeft gestompt en
- in de (rechter)wang heeft gebeten en
- heeft beetgepakt en op de grond heeft gegooid en (vervolgens) op zijn
borst/buik is gaan zitten,
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
STRAFBAARHEID FEITEN EN STRAFBAARHEID VERDACHTE
De bewezen feiten leveren op:
1 primair.
poging moord;
2.
mishandeling.
Beroep op noodweer ten aanzien van feit 2.
Het standpunt van de raadsman.
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte zich tijdens de vechtpartij op 8 juni 2009 met het slachtoffer op een bepaald moment dusdanig in het nauw gedreven heeft gevoeld dat hij als afweer, in paniek omdat hij werd gewurgd, het slachtoffer in zijn wang heeft gebeten. Op dat moment heeft hij zich verweerd tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. De verdachte dient ten aanzien van feit 2 te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aldus de raadsman.
De beoordeling.
Blijkens de aangifte is de verdachte de initiator geweest tot de geweldshandelingen die zijn uitgemond in een handgemeen waarbij over en weer klappen zijn uitgedeeld en de verdachte het slachtoffer in zijn wang heeft gebeten. Deze lezing wordt aannemelijk geacht. Anders dan de verdachte heeft de aangever consequent verklaard dat het geweld afkomstig was van de verdachte en dat de verdachte werd vergezeld door een ander. Zijn verklaringen op dit punt worden ondersteund door de verklaring van de getuige [ ]. De verdachte daarentegen heeft pas bij gelegenheid van de zitting op 13 april 2010 een verklaring afgelegd, inhoudende dat het geweld van de aangever is uitgegaan, dat híj alleen was en dat de aangever samen met een ander was. Deze door de verdachte geschetste situatie is gelet op het voorgaande niet geloofwaardig. Overigens is ook niet aannemelijk geworden dat de verdachte op geen andere wijze heeft kunnen reageren dan bewezen verklaard.
Het verweer wordt verworpen.
De feiten zijn strafbaar en de verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, met name het onder 1 primair bewezen geachte feit, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft het slachtoffer op 8 juni 2009 op straat naar het zich laat aanzien zonder enige aanleiding mishandeld, waarbij hij onder meer hard in de wang van het slachtoffer heeft gebeten. Verdachte heeft na dit incident een vuurwapen aangeschaft dat hij sindsdien bij zich droeg. Nadat hij het slachtoffer op 19 juni 2009 op een plein zag heeft hij het vuurwapen gepakt en is hij achter het wegrennende slachtoffer aangegaan, waarbij hij meerdere keren op hem heeft geschoten. Het slachtoffer heeft een schampschot aan zijn arm opgelopen en is geraakt in zijn zij, waarbij de kogel in zijn borstkas is terechtgekomen. Dit alles vond plaats op klaarlichte dag, in het openbaar en in aanwezigheid van andere personen waaronder ook jonge kinderen, die tijdens hun schoolpauze buiten aan het spelen waren.
Het is een feit van algemene bekendheid dat van korte afstand schieten op een persoon eenvoudig tot de dood van deze persoon kan leiden.
Verdachte’s handelen moet niet alleen voor het slachtoffer zeer beangstigend zijn geweest, maar ook voor de (jeugdige) getuigen. Dit blijkt ook uit de verklaringen die de getuigen bij de politie hebben afgelegd. Zij zijn geconfronteerd met het door de verdachte begane disproportionele geweld en de ervaring leert dat dit ook voor getuigen van een dergelijke feit psychisch nadelige gevolgen kan hebben. Door een delict als het onderhavige wordt de rechtsorde zeer ernstig geschokt. Het leidt vanwege het gewelddadig karakter tot maatschappelijke verontrusting en de algemeen bestaande gevoelens van onveiligheid in de samenleving worden hierdoor vergroot.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van het hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 juni 2009, waaruit blijkt dat de verdachte eerder terzake van geweldsdelicten is veroordeeld.
De verdachte heeft geweigerd mee te werken aan onderzoeken van het NIFP en het Pieter Baan Centrum. Ook heeft hij zijn medewerking geweigerd aan rapportage door de reclassering. Behalve dat een ernstige psychiatrische stoornis vrijwel zeker kan worden uitgesloten, heeft daarom onvoldoende onderzoek kunnen plaatsvinden om tot een conclusie te kunnen komen over de persoon en de persoonlijkheid van de verdachte.
Nu de verdachte niet heeft willen meewerken aan de onderzoeken is geen inzicht verkregen in de achtergrond van zijn handelen noch in een mogelijk gevaar voor herhaling. Op grond hiervan kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur met zich brengt.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [ ], wonende op het adres [ ] , terzake van de feiten. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade van € 850,96 ambulancekosten, € 100,00 kledingkosten, € 340,00 (feit 1), kosten vernielde mobiele telefoon (feit 2), alsmede immateriële schade tot een bedrag van € 2.500,00 ter zake van feit 1 en € 500,00 ter zake van feit 2.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00, als voorschot, en ten aanzien van het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie en heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van het tweede feit dient te worden afgewezen nu de verdachte voor dit feit moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging en er bovendien sprake is van een zekere mate van eigen schuld bij de door de aangever geleden schade.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van de bewezen verklaarde strafbare feiten en in het bijzonder het onder 1 bewezenverklaarde feit, rechtstreeks schade is toegebracht.
De hoogte van de gevorderde materiële schadevergoeding is echter niet eenvoudig vast te stellen zodat de benadeelde partij ten aanzien van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van de bewezen verklaarde strafbare feiten, en in het bijzonder het onder 1 bewezenverklaarde feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid en gelet op de algemene ervaringsregels op dit moment worden vastgesteld op € 1.000,00, als voorschot, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Voor het overige zal de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard. Ook dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De verdachte zal worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Behalve op het reeds genoemde artikel is gelet op de artikelen 45, 57, 289 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 8 (acht) jaren;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
- wijst de vordering van de benadeelde partij als voorschot toe tot een bedrag van
€ 1.000,00 (zegge: éénduizend euro), en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting te betalen aan [ ], wonende te Rotterdam;
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk wat betreft het overige deel van zijn vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoer¬legging nog te maken;
- legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 1.000,00 (zegge: éénduizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volle¬dig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hech¬tenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van der Kolk, voorzitter,
en mrs. Schreuder en Van Russen Groen, rechters,
in tegenwoordigheid van Wongsokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 april 2010.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bij vonnis van: 27 april 2010
TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 19 juni 2009 te Rotterdam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade,
althans opzettelijk, een persoon genaamd [ ] van het leven te
beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat
opzet, met een vuurwapen één of meer kogels op die [ ] heeft afgevuurd,
waarbij die [ ] werd getroffen in/aan de linkerarm en/of in de (linker)zij,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 289/287 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 juni 2009 te Rotterdam aan een persoon, te weten [ ], opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar
lichamelijk letsel, te weten (een) schotwond(en) aan/in de linkerarm en/of de
(linker)zij, heeft toegebracht, door opzettelijk en na kalm beraad en rustig
overleg, althans opzettelijk, met een vuurwapen één of meer kogels op die [ ]
af te vuren;
(artikel 303/302 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 juni 2009 te Rotterdam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade,
althans opzettelijk, een persoon genaamd [ ] zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
althans met dat opzet, met een vuurwapen één of meer kogels op die [ ]
heeft afgevuurd, waarbij die [ ] werd getroffen in/aan de linkerarm en/of
in de (linker)zij, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
(artikel 303/302 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 08 juni 2009 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [ ]), meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met
kracht):
- tegen de (rechter)kaak heeft geslagen en/of gestompt en/of
- op/tegen het gezicht, althans het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of
- tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of
- in de (rechter)wang heeft gebeten en/of
- heeft beetgepakt en op de grond heeft gegooid en/of (vervolgens) op zijn
borst/buik is gaan zitten,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)