ECLI:NL:RBROT:2010:BM2062

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
349975 /KG ZA 10-214
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendom en pandrecht op machines in kort geding tussen Ferrarini en KBC

In deze zaak, die op 22 april 2010 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, stond de eigendom van drie machines centraal. De eiseres, Ferrarini & Benelli S.R.L., had deze machines in consignatie gegeven aan Drent Goebel B.V. en vorderde in kort geding dat KBC Bank N.V., die een pandrecht op de machines claimde, zou meewerken aan de afgifte van de machines aan Ferrarini. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van natrekking of zaaksvorming, zoals KBC betoogde. De machines konden eenvoudig worden losgekoppeld van de printmachine en waren volgens verkeersopvatting geen onderdeel van de hoofdzaak geworden. De rechter concludeerde dat Ferrarini nog steeds eigenaar was van de machines, waardoor KBC geen recht had om deze te veilen. De vordering van Ferrarini werd toegewezen, en KBC werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van duidelijke eigendomsdocumentatie en de voorwaarden waaronder machines in consignatie kunnen worden gegeven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 349975 /KG ZA 10-214
Uitspraak: 22 april 2010
VONNIS in kort geding in de zaak van:
de vennootschap naar Italiaans recht
FERRARINI & BENELLI S.R.L.,
gevestigd te Romanengo CR (Italië),
eiseres,
advocaat mr. I.A. van Rooij,
- tegen -
de vennootschap naar Belgisch recht
KBC BANK N.V.,
gevestigd te Brussel (België),
gedaagde,
advocaat mr. C.F.W.A. Hamm.
Partijen worden hierna aangeduid als “Ferrarini” respectievelijk “KBC”.
1 Het verloop van het geding
De voorzieningenrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 4 maart 2010 met producties;
- pleitnotities en producties van mr. van Rooij;
- pleitnotities en producties van mr. Hamm.
De raadslieden van partijen hebben de respectieve standpunten toegelicht ter zitting van 8 april 2010.
2 Vaststaande feiten
2.1
Ferrarini verkoopt en exploiteert machines die worden gebruikt voor het bedrukken van flexibele verpakkingen voor onder meer de levensmiddelenindustrie.
2.2
Ferrarini heeft in 2007 drie machines aan Drent Goebel B.V. (hierna: “Drent”) toegezonden. Het betroffen een zogenoemde “Corona Treating Unit”, een “IBGT Generator” en een “Ozone destruction system, model Ozo-No!” (hierna: “de drie machines”). De drie machi-nes zijn in combinatie met een printmachine (van het merk VSOP) van Drent gebruikt.
2.3
Ferrarini schrijft bij e-mail van 18 september 2007 aan Drent, voor zover van belang:
“(…) You will have the goods “in vision” for testing, demonstration, trials at your plant or at Drupa show for 6 months after the date op shipment.
You will not have to insert the goods in your storehouse.
After these 6 months we will issue an invoice with payment terms after 6 months.
(…)”
2.4
Bij e-mail van 21 januari 2009 schrijft Ferrarini aan Drent, voor zover van belang:
“(…) 2) The treating unit that has been delivered for your Demo line V-9239 at Drupa2008 (your order 809426 dated 31/07/2007 delivered on 29/10/2007) has been delivered to you in vision and has not be invoiced yet. Considered that more than one year has passed we’re now obliged to make you the invoice. I can agree a payment at 30 days. Please send me an e-mail with your confirmation.”
2.5
Bij e-mail van 26 januari 2009 schrijft Drent aan Ferrarini, voor zover van belang:
“(…) 2) We are in the middle of closing a deal where we sell the whole demo machine (including your equipment). Can we wait for another two weeks before we answer you? (…)”
2.6
Bij e-mail van 11 maart 2009 van Ferrarini aan Drent luidt, voor zover van belang:
“(…) We have not settled the situation with the demo machine. I guess you have not closed the deal yet. In consideration of the fact that the goods have not been invoiced but they have been delivered in vision (so they have not been registered in the VAT intra-european register), we need to settle the situation because it is not possible to suspend the registration for more than one year. I propose the following: you write and send me a delivery note in which you say that you send us back the goods. Then, taking the occasion of your forwarding agent that will come to pick up CCL goods, we’ll simu-late that we send the demo machine again to you in vision for demonstration (we can add two coils on the CMR for example, if you take agreements with mr Bosman). In this way, the machine will still be in your demo center, it will still be F&B’s property (so you don’t have to pay it now), and papers will be correct. Do you agree? (…)”
2.7
Bij e-mail van 23 juni 2009 schrijft Drent aan Ferrarini, voor zover van belang:
“(…) Currently we are closing to selling the demo press (including your unit) here in Eerbeek. The way it looks now we have to go down in price with our press and therefore also with your unit. Can you tell us how much discount we can get?
In case we can’t sell the press the unit will stay yours and DG will ship it back to Italy. I do believe that the unit is here ‘in vision’.
Please revert. (…)”
2.8
Bij e-mail van 24 juni 2009 schrijft Ferrarini aan Drent, voor zover van belang:
“(…) The unit (treating station + generator + ozone destruction system) is at DG in vision for dem-onstration. Can you tell me if I have to include the ozone destruction system in the proposal or if I have to consider only the treating unit and generator? In this case you will send me back the ozone destruction unit. (…)”
2.9
Bij e-mail van 24 juni 2009 schrijft Ferrarini aan Drent, voor zover van belang:
“(…) Please include. But offer it as an option. If we decide later on not to use/sell it we remove it from your offer and send it back. (…)”
2.1
Tussen KBC, die krediet heeft verstrekt aan Drent, en Drent is op 8 juni 2000 een ‘pandakte roerende zaken (stil pand door derde)’ opgemaakt. In deze pandakte staat vermeld, voor zo-ver van belang:
“(…) KOMEN OVEREEN ALS VOLGT:
1. De pandgevers verpanden bij deze aan de bank die dit aanvaardt de navolgende roerende zaken (hierna te noemen “de zaken”):
- voorraden (…)
- inventaris: alle huidige en toekomstige tot de inventaris behorende zaken, waaronder begrepen ma-chines, werktuigen, gereedschappen, meubilair, instrumentarium, apparatuur, al dan niet motorisch voortbewogen voertuigen en vervoermiddelen.
Zich thans bevindend in het (de) pand(en) of op het (de) terrein(en) van de pandgevers of elders, al dan niet onder derden, zijnde de zaken overigens bij partijen voldoende bekend, als gevolg waarvan zij ten dezen geen nadere omschrijving verlangen.”
2.11
Drent is op 6 juli 2009 in staat van faillissement verklaard. Ferrarini heeft om teruggave van de drie machines verzocht. De bij het faillissement betrokken curatoren, alsmede KBC, heb-ben geweigerd de drie machines aan Ferrarini terug te geven.
2.12
KBC heeft een aanzienlijke vordering op Drent en is voornemens de VSOP-machine van Drent met de drie machines op korte termijn te doen veilen.
2.13
Curatoren in het faillissement van Drent hebben aan de advocaat van Ferrarini kenbaar ge-maakt zich ten aanzien van de eigendom van de drie machines te refereren aan het oordeel van de voorzieningenrechter.
3 Het geschil
3.1
Ferrarini heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
KBC te gelasten binnen drie dagen na betekening van het vonnis mee te werken aan de af-gifte van de drie machines aan Ferrarini, te weten de door Ferrarini aan Drent Goebel B.V. in consignatie gegeven machines, meer bepaald de bedoelde Corona Treating Unit, de gene-rator met toebehoren en de Ozone Destruction System, die zijn opgeslagen in de magazijnen van gefailleerde Drent Goebel B.V. te Hall aan de Haalseweg 21, althans ergens in Neder-land, althans deze afgifte aan Ferrarini te gehengen en te gedogen, zulks onder verbeurte van een direct opeisbare dwangsom van € 10.000,- per dag voor elke dag dat KBC weigert uit-voering te geven aan het te wijzen vonnis;
subsidiair
te bepalen dat KBC gehouden is binnen vijf dagen na betekening van het vonnis, meer sub-sidiair binnen vijf dagen nadat bedoelde machines verkocht zijn, ten behoeve van Ferrarini een bankgarantie te verstrekken respectievelijk te stellen ter hoogte van een bedrag van
€ 60.000,- zulks ten titel van voorschot op een door de bodemrechter te bepalen bedrag aan schadevergoeding onder de voorwaarde dat Ferrarini eerst aanspraak kan maken op uitbeta-ling van het bedrag van deze bankgarantie indien en voor zover in een kracht van gewijsde gegane beslissing van de rechter is bepaald dat Ferrarini gerechtigd is tot dit bedrag, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- voor elk dag dat KBC weigert uit-voering te geven aan het vonnis;
met veroordeling van KBC in de kosten van de procedure.
3.2
Ferrarini heeft -naast voornoemde feiten- het navolgende aan haar vordering ten grondslag gelegd.
3.2.1
De aan Drent in gebruik gegeven Corona Treating Unit, generator met toebehoren en Ozone Destruction System zijn op tijdelijke basis als demomodellen op proef aan Drent in gebruik gegeven. De machines waren bij Drent slechts “in vision” en zijn te allen tijde in eigendom van Ferrarini gebleven. Zowel Ferrarini als Drent zijn hier altijd van uitgegaan. Er is geen sprake van een koopovereenkomst tussen Ferrarini en Drent. De machines zijn ook nooit door Ferrarini aan Drent gefactureerd.
3.2.2
Er is geen sprake van eigendomsverlies door natrekking of zaaksvorming. Het is onjuist dat de drie machines tezamen met de VSOP-machine van Drent een geheel nieuwe machine vormen en de eigendom daardoor teniet is gegaan. De machines betreffen drie onafhankelij-ke, apart van elkaar functionerende apparaten, die als optie kunnen worden ingezet of geïn-stalleerd (en weer probleemloos kunnen worden gedemonteerd). Drent diende geen enkele modificatie op haar VSOP-machine uit te voeren om gebruik te kunnen maken van deze machines. Er is geen sprake van een incomplete VSOP-machine zonder de drie machines. Ook naar verkeersopvatting zijn de drie machines geen deel gaan uitmaken van de VSOP-machine. Dat de VSOP-machine onder bepaalde omstandigheden en bij een bepaald gebruik mogelijk betere resultaten geeft dan zonder de drie machines betekent nog niet dat er sprake is van natrekking of zaaksvorming. Dit geldt met name voor de generator en het Ozone de-struction system.
3.2.3
Ferrarini beroept zich -subsidiar- op grond van artikel 4.1 van haar algemene voorwaarden op een eigendomsvoorbehoud.
3.2.4
Ferrarini betwist dat KBC een pandrecht heeft en gerechtigd is de drie machines openbaar te veilen.
3.3
KBC heeft de vorderingen van Ferrarini gemotiveerd weersproken. Hierop zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
4 De beoordeling
4.1
Op het onderhavige geschil is Nederlands recht van toepassing. Tussen partijen bestaat hier-over ook geen verschil van mening.
4.2
Uit de overgelegde stukken, waaronder in het bijzonder de e-mailwisseling tussen Ferrarini en Drent, is naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet voldoende aannemelijk geworden dat ter zake van de drie machines een (onvoorwaardelijke) koopovereenkomst tussen Ferrarini en Drent tot stand is gekomen op basis waarvan de machines aan Drent ge-leverd zouden zijn. Weliswaar zijn er aan de levering van de drie machines aan Drent een kooporder d.d. 31 juli 2007 van Drent en een orderbevestiging d.d. 29 augustus 2007 van Ferrarini voorafgegaan waarin onder meer betalingscondities staan opgenomen, maar vol-doende aannemelijk is geworden dat partijen de bedoeling hebben gehad dat Drent de drie machines “in vision for demonstration” onder zich zou houden en dat de drie machines dien-tengevolge (in ieder geval voorlopig) eigendom van Ferrarini zouden blijven. Voorts is vol-doende aannemelijk geworden dat Drent voor de drie machines ook nooit een koopprijs aan Ferrarini heeft betaald. De voorzieningenrechter verwijst hiervoor naar de e-mail van 11 maart 2009 als geciteerd onder 2.6 waarin Ferrarini onder meer aangeeft: “(…), it will still be F&B’s [Ferrarini: toevoeging voorzieningenrechter] property (so you don’t have to pay it now), (…)”. Ook uit de latere correspondentie, als geciteerd onder 2.7-2.9, komt naar voren dat de bij de transactie betrokken partijen ervan uit zijn gegaan dat de drie machines nog immer uitsluitend “in vision” bij Drent aanwezig waren. Uit deze correspondentie blijkt bo-vendien dat Drent medio 2009 -met goedvinden van Ferrarini- voornemens was haar VSOP-printer met de drie machines van Ferrarini aan een derde te verkopen en dat zij, indien zij daarin niet zou slagen, de drie machines van Ferrarini aan Ferrarini zou terugsturen. Gelet hierop is vooralsnog onvoldoende aannemelijk dat Drent op grond van een overeenkomst van koop eigenaar van de drie machines is geworden. De door KBC aangehaalde artikelen 3:109 en 3:119 Burgerlijk Wetboek (BW) doen daaraan niet af.
4.3
Nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat er tussen Ferrarini en Drent een koopover-eenkomst tot stand is gekomen, behoeft de vraag of Ferrarini op grond van haar algemene voorwaarden ter zake van de drie machines een eigendomsvoorbehoud heeft gemaakt, geen bespreking, zodat aan deze -subsidiaire- stelling voorbij wordt gegaan.
4.4
Naar voorlopig oordeel is Drent evenmin op basis van natrekking ex artikel 5:14 BW eige-naar van de drie machines geworden. Hiervoor is het volgende van belang.
Artikel 5:14 BW bepaalt dat de eigendom van een roerende zaak die een bestanddeel wordt van een andere roerende zaak die als hoofdzaak is aan te merken, overgaat op de eigenaar van deze hoofdzaak. Voor het aannemen van natrekking is van belang dat de nagetrokken zaak volgens verkeersopvatting onderdeel van de hoofdzaak uitmaakt of zodanig met de hoofdzaak is verbonden dat ze daarvan niet kan worden afgescheiden zonder schade van betekenis te berokkenen aan een van de zaken. Tussen partijen is niet in geschil dat de drie van Ferrarini afkomstige machines op vrij eenvoudige wijze en schadevrij kunnen worden aan-/losgekoppeld van de VSOP-machine. Aan dit criterium voor natrekking is derhalve niet voldaan. Thans ligt nog de vraag voor of de drie machines volgens verkeersopvatting onder-deel van de hoofdzaak zijn gaan uitmaken. Naar voorlopig oordeel dient deze vraag ontken-nend te worden beantwoord. Daaraan ligt ten grondslag dat voorshands onvoldoende aan-nemelijk is geworden dat de drie machines een zo’n essentieel onderdeel van de VSOP-machine vormen dat de VSOP-machine zonder deze drie machines niet langer aan haar doel kan beantwoorden, dan wel dat de VSOP-machine, mede gelet op het gebruik waarvoor zij bestemd is, in het economisch verkeer als een incompleet geheel zou worden beschouwd. Voldoende aannemelijk is geworden dat de drie machines weliswaar een aanvulling vormen op de VSOP-machine, echter ook voldoende aannemelijk is dat de VSOP-machine ook zon-der deze machines in bruikbare staat verkeert en dat, naar gelang hetgeen met de VSOP-machine wordt beoogd, ook andere machines -met alternatieve applicaties- op de VSOP-machine kunnen worden aangesloten. De drie machines worden vooralsnog dan ook be-schouwd als optionele randapparatuur die onderling uitwisselbaar zijn en die hun eigen zelf-standigheid hebben behouden. Bovendien gaat de voorzieningenrechter er van uit dat het onderscheid tussen de VSOP-machine en de randapparatuur voor deskundigen op het gebied van dergelijke machines kenbaar is, althans kenbaar zou moeten kunnen zijn, zodat op dat punt geen misverstanden te verwachten zijn. Dat de VSOP-machine in het bijzonder ge-schikt is voor het drukken op vaste en flexibele ondergrond en dat daarvoor de aansluiting van een Corono-systeem wenselijk is, is voldoende aannemelijk. Het is dan ook goed voor-stelbaar dat de VSOP-machine in het economisch verkeer meer zal opbrengen indien ook de drie machines daarbij worden geveild, maar uitsluitend een financiële/economische samen-hang is onvoldoende om van natrekking uit te gaan.
4.5
De voorzieningenrechter acht voorshands ook niet gebleken dat Drent eigenaar is geworden van de drie machines op basis van zaaksvorming.
Van zaaksvorming ex art 5:16 BW is sprake indien iemand uit een of meer roerende zaken een nieuwe zaak vormt. In dat geval wordt de nieuwe zaak eigendom van de eigenaar van de oorspronkelijke zaken. Indien iemand voor zichzelf een zaak vormt of doet vormen uit of mede uit een of meer hem niet toekomende roerende zaken -zoals in deze kwestie- wordt hij eigenaar van de nieuwe zaak, tenzij de kosten van de vorming dit wegens hun geringe om-vang niet rechtvaardigen. Voor de beantwoording van de vraag of van zaaksvorming sprake is, is een belangrijk criterium of er door menselijke arbeid zaken zijn ontstaan die naar ver-keersopvatting een eigen, van de oorspronkelijke zaak te onderscheiden, identiteit hebben. Naar voorlopig oordeel is hiervan in het onderhavige geval geen sprake. Hoewel voldoende gebleken is dat de toepassingsmogelijkheden van de VSOP-machine in samenhang met de drie machines zijn gewijzigd, kan niet worden aangenomen dat daarmee ook de identiteit van de VSOP-machine is veranderd. Voorshands staat dan ook onvoldoende vast dat met de installatie van de drie machines een nieuwe zaak -een nieuwe printer- is ontstaan. Daarnaast heeft Ferrarini onweersproken gesteld dat Drent de drie machines op eenvoudige wijze kon aansluiten op de VSOP-machine en dat Drent geen relevante modificatie op haar VSOP-machine heeft moeten uitvoeren om gebruik te kunnen maken van de drie machines. Voor zover al zou moeten worden aangenomen dat Drent door het aansluiten van de drie machi-nes een nieuwe machine heeft gevormd, rechtvaardigt de geringe omvang van de kosten van de vorming dan ook niet dat Drent de eigendom van de nieuwe printer (met de drie machi-nes) heeft verworven.
4.6
Gelet op het hiervoor overwogene wordt ervan uitgegaan dat Ferrarini nog immer eigenaar van de drie machines is, zodat KBC geen pandrecht op deze machines heeft verkregen. Er bestaat voor KBC dan ook geen rechtsgrond om tot veiling van deze drie machines over te gaan. Het -primair- gevorderde zal worden toegewezen op na te melden wijze. Het
-subsidiair- gevorderde behoeft daarom geen bespreking.
4.7
Nu voorshands wordt aangenomen dat Ferrarini eigenaar van de drie machines is en zo-doende in beginsel het recht heeft vrij over de machines te beschikken, bestaat geen rechts-grond om Ferrarini te verbieden de machines in afwachting van de uitkomst van een eventu-ele bodemprocedure of hoger beroepprocedure uit Nederland te vervoeren. Ook een belan-genafweging leidt niet tot het opleggen van een dergelijk verbod, nu enerzijds voldoende aannemelijk is geworden dat Ferrarini op dit moment een koper voor de drie machines heeft en dat zij voor het doen slagen van de verkoop over de drie machines moet kunnen beschik-ken en anderzijds onvoldoende is gebleken dat de VSOP-machine zonder de drie machines onverkoopbaar is. In die omstandigheden prevaleren de belangen van Ferrarini boven de belangen van KBC.
4.8
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd.
4.9
KBC zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de pro-cedure.
5 De beslissing
De voorzieningenrechter,
veroordeelt KBC binnen veertien dagen na betekening van het vonnis mee te werken aan de afgifte van de Corona Treating Unit, de generator met toebehoren en het Ozone destruction system aan Ferrarini, althans deze afgifte aan Ferrarini te gehengen en te gedogen, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 1.500,- per dag voor elke dag dat KBC weigert uitvoering te geven aan het vonnis, met een maximum van € 60.000,-;
veroordeelt KBC in de kosten van dit kort geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Ferrarini bepaald op € 361,93 aan verschotten en op € 816,- aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L. van Gulick, griffier.
Uitgesproken in het openbaar.
2021/676