ECLI:NL:RBROT:2010:BM1578

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
320435 / HA ZA 08-3030
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Koopovereenkomst en aansprakelijkheid bij non-conformiteit van een tweedehands motortankschip

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een geschil tussen de vennootschap onder firma V.O.F. Jade en de gedaagde partij, h.o.d.n. Chamisa D Tankvaart, over de koop van een tweedehands motortankschip genaamd "Deja" (voorheen "Chamisa D"). De rechtbank heeft op 7 april 2010 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, waarin Jade vorderingen heeft ingesteld op basis van non-conformiteit en dwaling. Jade stelt dat het schip niet voldeed aan de verwachtingen die zij op basis van de koopovereenkomst had, omdat er gebreken waren die niet waren verholpen door de gedaagde partij, ondanks toezeggingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Jade het schip heeft gekocht na een inspectie, waarbij gebreken zijn geconstateerd, maar dat de gedaagde partij niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan om deze gebreken voor de overdracht te verhelpen. Jade heeft schade geleden door de niet-nakoming van de overeenkomst en vordert onder andere herstelkosten, bedrijfsschade en expertisekosten. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere bewijslevering door Jade, waarbij zij moet aantonen dat de gedaagde partij bekend was met de gebreken en dat deze niet zijn verholpen. De rechtbank heeft ook de vorderingen in reconventie van de gedaagde partij behandeld, die schadevergoeding eist van Jade wegens onterecht beslag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 320435 / HA ZA 08-3030
Uitspraak: 7 april 2010
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de vennootschap onder firma V.O.F. JADE,
gevestigd te Barendrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.E. van Dam,
- tegen -
[gedaagde],
h.o.d.n. “CHAMISA D TANKVAART”,
wonende te Rozenburg,
gedaagde,
eiser in reconventie,
advocaat mr. R.C.A. van ‘t Zelfde.
Partij V.o.f. Jade wordt hierna ook aangeduid als “Jade”, partij [gedaagde] ook als “[gedaagde]”.
1 Het verdere verloop van de procedure
1.1
De rechtbank verwijst naar haar tussenvonnis van 23 september 2009.
1.2
Ingevolge dat tussenvonnis heeft op 11 februari 2010 een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
Bij gelegenheid van de comparitie van partijen heeft Jade een conclusie van antwoord in reconventie genomen en producties 25 en 26 in het geding gebracht.
1.3
De rechtbank heeft kennis genomen van de processtukken die leidden tot dat tussenvonnis en van de hierboven genoemde processtukken.
1.4
Bij vonnis in incident van 17 juni 2009 heeft de rechtbank [gedaagde] toegestaan om Lyaemer II B.V., gevestigd te Lemmer, en Breko Nieuwbouw B.V. en Breko Reparatie B.V., beide gevestigd te Papendrecht in vrijwaring te dagvaarden. Bij het wijzen van dit vonnis is zodanige vrijwaringszaak nog niet aangebracht bij de rechtbank.
2 De vorderingen en het verweer in conventie
2.1
Jade vordert na wijziging van eis – kort gezegd – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] zal veroordelen om aan haar te betalen de bedragen van € 184.095,23, € 1.051,83 en € 2.842,-, al deze bedragen te vermeerderen met rente, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
Jade voert daartoe – samengevat weergegeven – het volgende aan.
2.2
Jade heeft bij koopovereenkomst van 23 april 2008 (hierna: het Koopcontract) van [gedaagde] gekocht het gebruikte, omstreeks vier jaar oude motortankschip “Chamisa D”. Na een aankoopinspectie bij Scheepswerf De Schroef B.V. (hierna: De Schroef) op 3 juli 2008 is het schip bij notariële akte van 9 juli 2008 (hierna: de Leveringsakte) aan Jade overgedragen. Jade heeft het schip “Deja” vernoemd.
2.3
Bij die aankoopinspectie zijn gebreken geconstateerd aan onder meer de schroefas, de roeren en de generatorsets van de boegschroefinstallatie, een en ander gespecificeerd onder nummer 21 van de dagvaarding. Bovendien zijn toen vochtsporen geconstateerd bij een gaatje in het plafond van de machinekamer. [gedaagde] deelde mede dat die vochtsporen ontstaan waren door lekkage langs de badrand in de daarboven gelegen schipperswoning. Tussen partijen is bij die gelegenheid overeengekomen dat [gedaagde] zowel die gebreken als de oorzaak van die vochtsporen voor zijn rekening vóór de overdracht van het schip zou verhelpen.
2.4
Na de overdracht bleken de geconstateerde gebreken niet te zijn verholpen. Jade heeft [gedaagde] gesommeerd om dat alsnog te doen, maar tevergeefs. Jade heeft dat uiteindelijk zelf moeten doen. Jade houdt [gedaagde] aansprakelijk voor de herstelkosten ten bedrage van € 17.541,59.
2.5
Omstreeks 13 augustus 2008 heeft Jade gemerkt dat de lekkage, die kennelijk de bij de aankoopinspectie geconstateerde vochtsporen veroorzaakte, niet door [gedaagde] was verholpen. Jade heeft onderzoek door een expert laten doen. Daaruit bleek dat de airco-installatie in de schipperswoning lekkage vertoonde, waardoor de vochtsporen aan het plafond van de daaronder gesitueerde machinekamer zijn ontstaan. Omdat [gedaagde] ondanks sommatie weigerde die lekkage te verhelpen, heeft Jade daartoe opdracht gegeven. De kosten van herstel beliepen € 76.521,16.
2.6
Wegens de noodzakelijke reparaties heeft Jade de “Deja” van 29 september 2008 tot en met 20 oktober 2008 niet kunnen exploiteren. De daardoor door Jade geleden bedrijfsschade beloopt € 90.200,-.
2.7
De door Jade opgelopen expertisekosten bedragen € 3.038,50.
2.8
Jade heeft een deel van haar schade verrekend met een door haar aan [gedaagde] verschuldigd bedrag van € 3.206,02.
2.9
De “Deja” beantwoordde door de niet verholpen lekkage en gebreken niet aan hetgeen Jade op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten.
Bovendien is [gedaagde] de bij de aankoopinspectie gesloten overeenkomst, ondanks ingebrekestellingen, niet nagekomen. Hij is aansprakelijk tot vergoeding van de door zijn wanprestatie ontstane schade.
2.1
[gedaagde] heeft Jade over de oorzaak van de vochtsporen onjuist en onvolledig ingelicht en daarmee niet aan zijn mededelingsplicht voldaan. Daardoor is Jade in dwaling gebracht. [gedaagde] heeft ermee bekend moeten zijn dat de airco-installatie in de schipperswoning telkens lekte, met de vochtsporen als gevolg. Zou [gedaagde] Jade wel juist en volledig hebben ingelicht, dan zou Jade de koopovereenkomst niet, althans voor een € 184.095,23 lagere koopprijs gesloten hebben. Het door de dwaling veroorzaakte nadeel beloopt € 184.095,23. Jade verlangt dat de rechtbank de gevolgen van de koopovereenkomst wijzigt ter opheffing van dat nadeel door [gedaagde] te veroordelen tot betaling van genoemd bedrag.
2.11
Jade vordert vergoeding van de door haar opgelopen kosten van buitengerechtelijke werkzaamheden tot het bedrag van € 2.842,-.
Jade vordert vergoeding van kosten wegens beslaglegging tot het beloop van € 1.051,83.
2.12
De conclusie van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van Jade in de proceskosten, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Daartoe voert hij – kort gezegd – het volgende aan.
2.13
Het gaat om de koop en verkoop van een gebruikt motortankschip, dat Jade heeft aanvaard na een bezichtiging en een aankoopinspectie. Jade, waarvan de vennoten ervaren kopers en verkopers van binnenschepen zijn, anders dan [gedaagde], heeft niet aan haar onderzoeksplicht voldaan doordat zij ermee heeft volstaan het schip snel en oppervlakkig te bezichtigen.
2.14
[gedaagde] betwist dat het schip niet beantwoordde aan de koopovereenkomst. [gedaagde] heeft het schip voetstoots, “as is where is” aan Jade verkocht. Dat blijkt uit het bepaalde in artikel 5.1 van het Koopcontract. Bovendien is in artikel 14 Koopcontract bepaald dat de aansprakelijkheid van [gedaagde] is beperkt tot € 35.000,-. Ingevolge artikel 5.1 van het Koopcontract komen de gevolgen van (verborgen) gebreken niet ten laste van de verkoper, [gedaagde]. Het Koopcontract noch de Leveringsakte bevat een (impliciete) garantie voor (zichtbare of verborgen) gebreken.
2.15
[gedaagde] heeft Jade bij de aankoopinspectie naar waarheid en volledig medegedeeld dat hij nooit last had gehad van vochtschade en van het gaatje in het plafond van de machinekamer. Het was niet [gedaagde], maar Jade die suggereerde dat de vochtsporen op een kapotte kitrand van de douche of het bad terug te voeren zouden zijn. Daarom heeft [gedaagde] een matroos de rand van het bad en andere randen in de badkamer opnieuw laten afkitten.
Bij onderzoek door experts op 1 september 2008 is achteraf gebleken dat een van de airco-units in de schipperswoning niet was voorzien van een afvoerleiding en dat een sifon in de afvoerleiding van de andere airco-units in de schipperswoning ondeugdelijk was geïnstalleerd, waardoor lekkage was ontstaan. Die lekkage was wegens de aftimmering niet zichtbaar. [gedaagde] was met de ondeugdelijke installatie van de airco-units noch met de lekkage op de hoogte.
2.16
[gedaagde] heeft naar aanleiding van de aankoopinspectie een werflijst van De Schroef ontvangen waarop enerzijds voor zijn rekening en anderzijds voor rekening van Jade aan het schip uit te voeren werkzaamheden stonden vermeld. [gedaagde] heeft de voor zijn rekening uit te voeren werkzaamheden, die omstreeks € 17.000,- beliepen, laten uitvoeren en de betreffende factuur van De Schroef betaald. [gedaagde] betwist dat hij heeft toegezegd ook andere werkzaamheden voor zijn rekening te (laten) verrichten.
2.17
[gedaagde] betwist de omvang van de gestelde herstelkosten. Voorts betwist [gedaagde] dat Jade wegens (het herstel van) de gebreken bedrijfsschade heeft geleden, alsmede de omvang daarvan.
3 De vorderingen en het verweer in reconventie
3.1
[gedaagde] vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Jade zal veroordelen om aan hem te betalen de bedragen van € 95.000,-, € 3.102,- per jaar ingaande 25 november 2008, € 130,90 en een nader te specificeren bedrag aan expertisekosten, een en ander te vermeerderen met rente, met veroordeling van Jade in de proceskosten.
Daartoe voert [gedaagde] – in het kort – het volgende aan.
3.2
Jade heeft ten onrechte beslagen doen leggen ten laste van [gedaagde]. Indien de vorderingen van Jade in conventie worden afgewezen, dan is Jade aansprakelijk voor de ten gevolge van die beslagen door [gedaagde] geleden schade.
Doordat Jade derdenbeslag onder zijn bank had gelegd, heeft [gedaagde] een door hem verschuldigde bouwtermijn niet kunnen betalen en is hij daardoor een boete van € 95.000,- verschuldigd geworden.
Ter opheffing van de beslagen heeft [gedaagde] zijn bank een garantie doen stellen. De kosten daarvan bedragen € 3.102,- per jaar, alsmede een eenmalig bedrag van € 130,90.
3.3
Jade heeft [gedaagde] gesommeerd om mee te werken aan onderzoek door experts van de door Jade gestelde gebreken aan de “Deja”. Daardoor heeft [gedaagde] nader te specificeren expertisekosten opgelopen, die in geval de vordering in conventie wordt afgewezen, voor rekening van Jade dienen te komen.
3.4
De conclusie van Jade strekt tot afwijzig van de vorderingen met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
3.5
Jade betwist dat zij ten onrechte beslagen ten laste van [gedaagde] heeft gelegd.
3.6
Voorts betwist Jade dat enige boete, indien door [gedaagde] al verschuldigd geworden, ten gevolge van het derdenbeslag verschuldigd is geworden.
3.7
Ten slotte betwist Jade de omvang van de door [gedaagde] gestelde schade en kosten.
4 De beoordeling
in conventie
4.1
Jade spreekt [gedaagde] primair aan met een beroep op het bepaalde in artikel 7:17 lid 1 en lid 2 BW en stelt dat het gekochte motortankschip “Deja” (ex “Chamisa D”) wegens gebreken niet beantwoordde aan de koopovereenkomst tussen partijen van 23 april 2008.
4.2
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] komt erop neer dat hij ingevolge artikel 5.1 van het Koopcontract niet verplicht is om de gestelde gebreken te herstellen c.q. de daardoor ontstane schade te vergoeden.
Jade bestrijdt de door [gedaagde] gegeven uitleg van het Koopcontract en stelt dat [gedaagde] met de clausule in de Leveringsakte “hierna ook te noemen: “het verkochte”, door koper te gebruiken als motortankschip voor de binnenvaart” heeft gegarandeerd dat het schip vrij is van dergelijke gebreken, althans dat daarmee de uitsluiting van aansprakelijkheid voor zichtbare en verborgen gebreken in artikel 5.1 van het Koopcontract is komen te vervallen.
Daarover overweegt de rechtbank het volgende.
4.3
De artikelen 5 en 14 van het Koopcontract luiden – voor zover in dezen van belang – als volgt:
“artikel 5 Staat van het schip
5.1 Het schip zal aan koper in eigendom worden overgedragen in de staat waarin deze zich bij het tot stand komen van deze overeenkomst bevindt met alle daarbij behorende rechten en aanspraken, zichtbare en onzichtbare gebreken [..].
5.2 Koper heeft het recht voor het passeren van de akte van levering het gekochte van binnen en van buiten te inspecteren. Eventuele aanpassingen door de koper dienen na verkoop te geschieden.
[..].
artikel 14 Ontbindende voorwaarden koper en verkoper
Deze overeenkomst kan door koper worden ontbonden indien uiterlijk:
[..]
b) Indien koper geen beroep meer toekomt op bovengenoemde ontbindende voorwaarden dan is het koper toegestaan het schip op een nader in onderling overleg te bepalen datum, doch uiterlijk 31 juli 2008 nader te inspecteren ten aanzien van de toestand van het onderwaterschip, dikte van het vlak, kimmen en huid, de toestand van roeren, schroef en as.
Verkoper zal het schip ter inspectie ter beschikking stellen in week 27 2008 op een nader te bepalen locatie alwaar het schip kan worden droog gezet. Koper zal een expert instrueren die de inspectie zal uitvoeren. Direct na afloop van de inspectie zal de expert in een rapport zijn constateringen vastleggen. [..]
Voor inspectie van het onderwaterschip en meting van diktes van vlak, kimmen en huid zal het schip worden droog gezet. De diktes van vlak, kimmen en huid dienen te voldoen aan de eisen van 1 mm boven de afkeurmaat van het Ministerie van Verkeer & Waterstaat, Directoraat Generaal Goederenvervoer, Inspectie Verkeer en Waterstaat, Divisie Scheepvaart [..]
Indien blijkens het rapport van de expert(s) sprake is van gebreken die op grond van deze overeenkomst voor reparatie in aanmerking komen zal de reparatie op kosten van verkoper dienen te worden hersteld.
Indien de door experts begrote reparatiekosten, voor zover deze niet onder een verzekering van verkoper zijn gedekt, meer zullen bedragen dan € 35.000,= [..] zal verkoper de ontbinding van deze koopovereenkomst mogen inroepen zonder daarbij verder schadeplichtig te zijn [..], tenzij koper zich bereid verklaart het meerdere boven € 35.000,= [..] voor eigen rekening te nemen [..].”
In de Leveringsakte is onder meer bepaald:
“LEVERING
[..]
De verschenen persoon [..]
verklaarde te hebben verkocht en bij deze te leveren aan [..] [Jade] [..] zulks op grond van de tussen partijen aangegane schriftelijke koopovereenkomst, gedateerd drie en twintig april tweeduizend acht, de eigendom van: het [..] motortankschip bestemd voor de binnenvaart, genaamd “Chamisa D”, (te noemen DEJA) [..] hierna ook te noemen: “het verkochte”, door koper te gebruiken als motortankschip voor de binnenvaart. [..]
[..]
Artikel 6
Voor zover daarvan bij deze akte niet uitdrukkelijk is afgeweken, blijft tussen partijen van kracht hetgeen zij met betrekking tot het verkochte schriftelijk dan wel mondeling eerder zijn overeengekomen.
DEPOT
[..]
Verkoper en koper zijn overeengekomen dat ten behoeve van de eventuele reparaties welke voortvloeien uit de inspectie van de schroefas, de roeren en de generatorsets van de boegschroefinstallatie van de koopsom een bedrag van [..] (€ 35.000,00) in depot blijft bij de notaris. [..]”
4.4
Zoals gezegd, verschillen partijen van mening over de strekking van artikel 5.1 van het Koopcontract in het licht van andere bepalingen in het Koopcontract en van de Leveringsakte.
Het gaat hier om de uitleg van geschriften waarin de verhouding tussen partijen is geregeld. Die uitleg kan niet alleen worden gegeven op grond van een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen ervan, maar daarbij komt het tevens aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkanders verklaringen en gedragingen en aan de bepalingen van dat geschrift mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635 - Haviltex). Voorts volgt uit HR 20 februari 2004 NJ 2005, 493 - DSM / Fox dat bij de uitleg van een dergelijk geschrift telkens van beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, alsmede dat in praktisch opzicht vaak van groot belang is de taalkundige betekenis van de bewoordingen van het geschrift, gelezen in de context ervan als geheel, die deze in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben.
4.5
Bij de uitlegging neemt de rechtbank de volgende tussen partijen vaststaande feiten als uitgangspunt:
- Het betreft de koop en verkoop van een omstreeks vier jaar oud, gebruikt motortankschip voor de binnenvaart.
- Zowel [gedaagde] als Jade zijn professionele exploitanten van binnenschepen.
- De koopovereenkomst is gesloten door bemiddeling van een makelaar. Die makelaar heeft het Koopcontract op zijn papier opgesteld.
- Ingevolge het bepaalde in artikel 14 van het Koopcontract heeft [gedaagde] het schip bij De Schroef laten droogzetten.
- De afspraak om een bedrag van € 35.000,- uit de koopprijs bij de notaris in depot te laten is gemaakt in het licht van het bepaalde in artikel 14 van het Koopcontract.
4.6
Ingevolge het bepaalde in artikel 7:17 lid 2, tweede volzin BW mag een koper verwachten dat de verkochte zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien. Deze bepalingen zijn van regelend recht, partijen kunnen daarvan bij overeenkomst afwijken.
Gesteld noch gebleken is dat het in de tweede volzin van artikel 7:17 lid 2 BW bedoelde bijzonder gebruik van de “Deja” tussen partijen bij de koopovereenkomst is voorzien.
4.7
Tussen partijen is in geschil of met de in rov. 4.3 aangehaalde bewoordingen van het Koopcontract en de Leveringsakte is afgeweken van de wettelijke regeling.
Tussen partijen is niet in geschil dat het [gedaagde] bekend was dat Jade de “Deja” kocht om het te exploiteren als motortankschip voor de binnenvaart. Daarvan gaat de rechtbank dan ook uit. Met de in 4.3 aangehaalde clausule in de Leveringsakte ““het verkochte”, door koper te gebruiken als motortankschip voor de binnenvaart” wordt die bekendheid bevestigd. Maar die bewoordingen voegen in het onderhavige geval ook niets toe, nu gesteld noch gebleken is dat Jade het schip niet kon exploiteren wegens de gestelde gebreken.
Echter, met de bewoordingen in artikel 5.1 van het Koopcontract, gelezen in normaal spraakgebruik, “Het schip zal aan koper in eigendom worden overgedragen in de staat waarin deze zich bij het tot stand komen van deze overeenkomst bevindt met alle daarbij behorende rechten en aanspraken, zichtbare en onzichtbare gebreken” is duidelijk afgeweken van het bepaalde in artikel 7:17 lid 2, tweede volzin BW. In die bepaling is immers de toestand waarin de verkoper het schip dient af te leveren nader bepaald op de feitelijke staat van het schip per de datum van het Koopcontract, 23 april 2008, en worden eventuele zichtbare of onzichtbare gebreken op de koop toe genomen. Daardoor zijn (zichtbare of onzichtbare) gebreken die het normaal gebruik van het schip kunnen beïnvloeden voor risico van de koper gebracht.
Vervolgens dient onderzocht te worden of deze uitleg van artikel 5.1 van het Koopcontract spoort met de overige bepalingen daarvan.
Uit het bepaalde in artikel 5.2 en artikel 14 blijkt dat tussen partijen is overeengekomen dat Jade het schip nader mag inspecteren. Geen van de (hierboven in 4.3 aangehaalde) bepalingen van het Koopcontract houdt een maatstaf in voor afkeuring van het schip bij zodanige inspectie, met uitzondering van de bepaling in artikel 14 “De diktes van vlak, kimmen en huid dienen te voldoen aan de eisen van 1 mm boven de afkeurmaat van het Ministerie van Verkeer & Waterstaat, Directoraat generaal Goederenvervoer, Inspectie Verkeer en Waterstaat, Divisie Scheepvaart”. Laatstgenoemde bepaling vormt daarmee een beperking op artikel 5.1 van het Koopcontract in die zin dat de koper Jade (wel) mag verlangen dat het schip aan die diktemaat voldoet. Het complement van die bepaling is te vinden verderop in artikel 14 in de bewoordingen “Indien blijkens het rapport van de expert(s) sprake is van gebreken die op grond van deze overeenkomst voor reparatie in aanmerking komen zal de reparatie op kosten van verkoper dienen te worden hersteld.”. Vervolgens is die herstelverplichting van de verkoper gemaximeerd met de bewoordingen “Indien de door experts begrote reparatiekosten, voor zover deze niet onder een verzekering van verkoper zijn gedekt, meer zullen bedragen dan € 35.000,= [..] zal verkoper de ontbinding van deze koopovereenkomst mogen inroepen zonder daarbij verder schadeplichtig te zijn”. De overige bepalingen doen aan artikel 5.1 van het Koopcontract geen afbreuk.
De rechtbank komt daarom tot de uitleg dat uit de bepalingen van het Koopcontract voortvloeit dat [gedaagde] geen verplichtingen had ten aanzien van de toestand van het schip, behoudens een tot € 35.000,- beperkte – over door verzekering gedekte herstelkosten is niets gesteld – verplichting om, ingeval bij de aankoopkeuring van het onderwaterschip door een expert zou worden vastgesteld dat de dikte van het onderwaterschip geringer was dan 1 mm boven de afkeurmaat van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, Divisie Scheepvaart, die afwijking voor zijn rekening te herstellen. Deze uitleg spoort met de omstandigheden dat het hier de koop van een gebruikt motortankschip betreft en dat de koper van een gebruikt schip een ruime onderzoeksplicht heeft. Deze uitleg had daarom ook voor partijen, beide professionele exploitanten van binnenschepen, duidelijk moeten zijn.
4.8
Is, zoals Jade betoogt, dat gedeelte van artikel 5.1 van het Koopcontract in de Leveringsakte – een recentere en daarom prevalerende overeenkomst tussen partijen – terzijde gesteld door de bewoordingen ““het verkochte”, door koper te gebruiken als motortankschip voor de binnenvaart”?
Het antwoord moet ontkennend luiden gelet op de bewoordingen van die clausule als geheel en artikel 6 van de Leveringsakte: “Voor zover daarvan bij deze akte niet uitdrukkelijk is afgeweken, blijft tussen partijen van kracht hetgeen zij met betrekking tot het verkochte schriftelijk dan wel mondeling eerder zijn overeengekomen.”. De enkele bevestiging in de Leveringsakte dat het schip bestemd was om te worden gebruikt als binnenvaart motortankschip, houdt geen uitdrukkelijke afwijking in de zin van artikel 6 van de Leveringsakte in van de specifieke regeling over de toestand van het schip en over (zichtbare of onzichtbare) gebreken in artikel 5.1 van het Koopcontract.
De omstandigheid dat partijen in het licht van het bepaalde in artikel 14 van het Koopcontract bij de levering zijn overeengekomen om een bedrag van € 35.000,- uit de koopprijs bij de notaris in depot te laten, spoort met de hiervoor gegeven uitleg dat de verantwoordelijkheid van [gedaagde] als verkoper tot dat bedrag was beperkt, nu [gedaagde] kennelijk geen beroep op ontbinding in de zin van die paragraaf van artikel 14 van het Koopcontract heeft gedaan. Ook die omstandigheid duidt er daarom op dat bij de Leveringsakte het bepaalde in artikel 5.1 van het Koopcontract is gehandhaafd.
4.9
In het licht van deze uitleg van het Koopcontract en de Leveringsakte dient vervolgens onderzocht te worden de stelling van Jade dat het schip niet aan de koopovereenkomst beantwoordde.
Jade heeft niet gesteld dat [gedaagde] het schip in een slechtere toestand heeft afgeleverd dan waarin het zich bevond ten tijde van het ondertekenen van het Koopcontract, 23 april 2008.
Daargelaten dat gesteld noch gebleken is dat een expert als bedoeld in artikel 14 van het Koopcontract heeft vastgesteld dat de dikte van het onderwaterschip geringer was dan 1 mm boven de afkeurmaat van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, Divisie Scheepvaart – [gedaagde] voert aan dat hem slechts een werflijst van De Schroef is voorgelegd –, blijkt uit de beschrijving van de gestelde gebreken in de dagvaarding dat geen van de gebreken zodanige geringere dikte betreft.
De primaire rechtsgrond kan de vorderingen dus niet dragen.
4.1
Voorts stelt Jade dat [gedaagde] bij gelegenheid van de aankoopinspectie heeft toegezegd om de bij die inspectie vastgestelde, in punt 21 van de dagvaarding genoemde gebreken en de oorzaak van de bij die aankoopinspectie geconstateerde vochtsporen, naar achteraf is gebleken de onjuiste installatie (van de afvoerleidingen) van de airco-units in de schipperswoning, voor zijn rekening vóór de overdracht van het schip te verhelpen, maar dat hij die toezegging niet is nagekomen.
Met [gedaagde] begrijpt de rechtbank die stelling aldus, dat tussen partijen een nadere mondelinge overeenkomst, in afwijking van de koopovereenkomst is gesloten. [gedaagde] betwist de totstandkoming van zodanige overeenkomst gemotiveerd.
Ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv rust de bewijslast van de totstandkoming van de gestelde overeenkomst op Jade. De rechtbank zal Jade dat bewijs opdragen.
4.11
Levert Jade dat bewijs, dan staat de wanprestatie van [gedaagde] vast, omdat hij klaarblijkelijk niet behoorlijk gevolg heeft gegeven aan de ingebrekestellingen vanwege Jade van 14 juli en 23 september 2008.
Derhalve resteert dan de gestelde, maar gemotiveerd betwiste stelling dat Jade ten gevolge van die wanprestatie schade heeft geleden in de vorm van € 76.521,16 aan herstelkosten, € 90.200,- aan bedrijfsschade en € 3.038,50 aan expertisekosten. Ook het bewijs daarvan zal de rechtbank aan Jade opdragen.
4.12
Nu [gedaagde] niet het verweer voert dat de door Jade gestelde (maar door [gedaagde] betwiste) nadere overeenkomst tot herstel voor zijn rekening, door de in artikel 5.1 c.q. artikel 14 van de Koopovereenkomst vervatte uitsluiting van aansprakelijkheid voor gebreken terzijde is gesteld, behoeft het beroep van Jade op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid van artikel 6:248 lid 2 BW geen bespreking.
4.13
Subsidiair stelt Jade (a) dat [gedaagde] op de hoogte was, althans behoorde te zijn met de werkelijke oorzaak van de bij de aankoopinspectie waargenomen vochtsporen, maar ten onrechte, onjuist en onvolledig, heeft medegedeeld dat die sporen terug te voeren waren op lekkage langs de badrand in de schipperswoning, waardoor Jade bij het aangaan van de koopovereenkomst in dwaling is geraakt en (b) dat Jade, indien zij kennis zou hebben gehad van die oorzaak en de lekkage, de koopovereenkomst niet voor deze prijs, maar voor een lagere prijs zou hebben gesloten.
[gedaagde] bestrijdt dat hij die mededeling heeft gedaan en dat hij ten tijde van het aangaan van de koopovereenkomst c.q. van de aflevering van het schip bekend was met de lekkage vanwege de onjuiste installatie van de airco-units in de schipperswoning, welke achteraf bij onderzoek door experts de vochtsporen bleek te veroorzaken.
4.14
Ingevolge artikel 6:228 BW is een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet of onder andere voorwaarden zou zijn gesloten, vernietigbaar indien:
- de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten;
- de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten de dwalende had behoren in te lichten (schending van een mededelingsplicht);
- de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende is uitgegaan, tenzij zij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden (wederzijdse dwaling).
Feiten of omstandigheden die duiden op wederzijdse dwaling zijn gesteld noch gebleken. Onderzocht dient te worden of Jade in dwaling is gebracht door een inlichting van [gedaagde], dan wel dat [gedaagde] zijn mededelingsplicht heeft geschonden.
4.15
Indien [gedaagde] bekend was met de werkelijke oorzaak van de vochtsporen, namelijk de onjuiste installatie (van de afvoerleidingen) van de airco-units in de schipperswoning, diende hij Jade daarover naar waarheid en volledig in te lichten. Immers, ook al heeft de koper van een gebruikt schip een grote onderzoeksplicht, die onderzoeksplicht zet de mededelingsplicht van de verkoper niet terzijde.
Feiten of omstandigheden die erop duiden dat [gedaagde] ten tijde van het aangaan van de koopovereenkomst c.q. de aflevering van het schip bekend was, of bekend heeft moeten zijn met de oorzaak van de vochtsporen zijn gesteld noch gebleken.
Gelet op de betwisting door [gedaagde] en de hoofdregel van artikel 150 Rv, rust op Jade de bewijslast van feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat [gedaagde] ten tijde van het aangaan van de koopovereenkomst c.q. de aflevering van het schip bekend was, of bekend heeft moeten zijn geweest met lekkage wegens de onjuiste installatie (van de afvoerleidingen) van de airco-units in de schipperswoning. De rechtbank zal Jade dat bewijs opdragen.
4.16
Levert Jade dat bewijs, dan ligt wegens de betwisting door [gedaagde] ook de bewijslast van de omvang van het door Jade gestelde nadeel in de zin van artikel 6: 230 BW bij haar. Ook dat bewijs zal de rechtbank Jade opdragen.
4.17
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen opdat Jade zich bij akte zal uitlaten op welke wijze zij voornemens is aan de bewijsopdrachten te voldoen.
4.18
De beoordeling van alle overige onderwerpen zal de rechtbank aanhouden.
in reconventie
4.19
Hoewel de vordering onvoorwaardelijk is ingesteld, is het lot daarvan afhankelijk van de uitkomst van de zaak in conventie.
Daarom zal de rechtbank elke nadere beoordeling aanhouden.
5 De beslissing
De rechtbank,
draagt eiseres op het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt:
(a) dat tussen eiseres en gedaagde bij gelegenheid van de aankoopinspectie nader is overeengekomen dat gedaagde de in punt 21 van de dagvaarding genoemde gebreken en de oorzaak van de bij die aankoopinspectie geconstateerde vochtsporen, namelijk de onjuiste installatie (van de afvoerleidingen) van de airco-units in de schipperswoning, voor zijn rekening zou verhelpen (rov. 4.10); en
(b) dat eiseres ten gevolge van het niet verhelpen van die gebreken schade heeft geleden in de vorm van € 76.521,16 aan herstelkosten, € 90.200,- aan bedrijfsschade en € 3.038,50 aan expertisekosten (rov. 4.11);
althans feiten of omstandigheden waaruit blijkt:
(c) dat gedaagde ten tijde van het aangaan van de koopovereenkomst c.q. de aflevering van het schip bekend was, of bekend heeft moeten zijn met de lekkage wegens onjuiste installatie (van de afvoerleidingen) van de airco-units in de schipperswoning (rov. 4.15); en
(d) dat eiseres daardoor nadeel in de zin van artikel 6:230 BW heeft geleden ten bedrage van € 184.095,23 (rov. 4.16);
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 19 mei 2010 voor uitlating door eiseres bij akte over de wijze waarop zij voornemens is aan die bewijsopdrachten te voldoen;
bepaalt dat voor zover eiseres dat bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen:
(a) deze getuigen zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. W.P. Sprenger; en
(b) eiseres in de genoemde akte opgave moet doen van de voor te brengen getuigen, hun verhinderdata en de verhinderdata van beide partijen en hun raadslieden in de maanden juni tot en met augustus 2010, opdat aan de hand daarvan dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
houdt elke verdere beslissing aan;
in reconventie:
houdt elke beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger.
Uitgesproken in het openbaar.
1928