ECLI:NL:RBROT:2010:BM0825

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
207629 / HA ZA 03-2984
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medische aansprakelijkheid en verlies van een kans in de zorg

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, gaat het om een geschil over medische aansprakelijkheid en het verlies van een kans. De eisers, beiden wonende te Gouda, hebben Erasmus Medisch Centrum (Erasmus MC) aangeklaagd wegens vermeende tekortkomingen in de medische zorg die zij hebben ontvangen. De zaak betreft een kind dat lijdt aan retinopathie van prematuriteit (ROP). De rechtbank heeft eerder tussenvonnissen gewezen waarin werd overwogen dat de behandelend artsen van het Erasmus MC onzorgvuldig hebben gehandeld door pas op 9 juli 1996 een eerste oogheelkundig onderzoek uit te voeren. De rechtbank concludeerde dat Erasmus MC tekort is geschoten in de zorg voor het kind, maar dat er ook bewijs moest worden geleverd door Erasmus MC om aan te tonen dat er geen causaal verband was tussen de tekortkomingen en de schade die het kind heeft geleden.

Tijdens de procedure heeft Erasmus MC een oogarts als getuige laten horen, die verklaarde dat de situatie van het kind zeer ernstig was en dat de classificatie van de aandoening tekort schoot. De rechtbank heeft de verklaring van de oogarts als overtuigend beschouwd en geconcludeerd dat Erasmus MC in het tegenbewijs is geslaagd. De rechtbank heeft echter ook vastgesteld dat het kind wel degelijk de kans op een beter behandelingsresultaat is ontnomen door de late controle. Dit leidde tot de vraag of hier juridische consequenties aan verbonden moesten worden. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten en heeft de zaak naar de rol verwezen voor een conclusie na tussenvonnis aan de zijde van de eisers. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgerond.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 207629 / HA ZA 03-2984
Uitspraak: 31 maart 2010
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
1. [eiser sub 1],
2. [eiser sub 2],
beiden wonende te Gouda,
eisers,
advocaat mr. A.J.G. Jukema,
- tegen -
ERASMUS MEDISCH CENTRUM,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. W.J. Hengeveld.
Partijen blijven verder aangeduid als "[eisers]" respectievelijk "Erasmus MC".
1 Het verdere verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het tussenvonnis van 17 juni 2009 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- het proces-verbaal van het op 28 september 2009 gehouden getuigenverhoor;
- de conclusie na getuigenverhoor van 28 oktober 2009 van Erasmus MC;
- de antwoordconclusie na getuigenverhoor, tevens akte houdende overleggen producties van 25 november 2009 van [eisers];
- de akte uitlating producties van Erasmus MC.
1.2 De rechter ten overstaan van wie de getuige is gehoord, is niet meer werkzaam in deze sector van de rechtbank en daarom niet in staat om dit vonnis te wijzen.
2 De verdere beoordeling
2.1 Bij tussenvonnis van 11 februari 2009 heeft de rechtbank - onder 2.8 - overwogen dat zij van oordeel is dat uit het deskundigenrapport volgt dat de behandelend artsen van [E] onzorgvuldig hebben gehandeld door pas op 9 juli 1996 een eerste (geslaagd) oogheelkundige onderzoek bij [E] uit te voeren en dat Erasmus MC derhalve in zoverre tekort is geschoten jegens [E]. Voorts heeft de rechtbank bij dat tussenvonnis - onder 2.9 - overwogen dat tussen partijen niet in geschil is dat in 1996 eerst tot behandeling van ROP werd overgegaan indien sprake was van stadium 3. Hieruit heeft rechtbank afgeleid dat indien, zoals Erasmus MC had gesteld, op 9 juli 1996 nog geen sprake was van stadium 3, er ook bij een eerdere controle dan op 9 juli 1996 geen eerdere behandeling had plaatsgevonden dan thans het geval is geweest. In dat geval zou Erasmus MC niet aansprakelijk kunnen worden gehouden voor de door [E] geleden schade omdat dan geen oorzakelijk verband zou bestaan tussen de tekortkoming van Erasmus MC (het niet eerder dan op 9 juli 1996 uitvoeren van de controle) en de schade.
2.2 De rechtbank was van oordeel dat [eisers] voorshands het bewijs hadden geleverd voor hun stelling dat de ROP van [E] zich tijdens de controle op 9 juli 1996 in stadium 3 bevond. Bij tussenvonnis van 17 juni 2009 heeft de rechtbank Erasmus MC desverzocht toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen die voorshands bewezen geachte stelling.
2.3 Erasmus MC heeft als getuige doen horen de heer prof. dr. [S.], de oogarts die de controle op 9 juli 1996 heeft verricht. Omtrent de op die datum door hem gemaakte consultaantekeningen heeft [S] als volgt verklaard:
"In onderstaande verklaring betekent ROP retinopathy of the prematurity, vasodilatatie vaatverwijding en neovascularisatie vaatwoekering ofwel vaatnieuwvorming. De rechter heeft mij medegedeeld in mijn verklaring de transcriptie van deze woorden op te nemen ook als ik de medische term heb gebruikt.
Consultaantekeningen van 9 juli 1996
Op deze aantekeningen staat mijn handschrift. Achter reden consult staat "19/5 - 7/6 F1O2 met 80%". In genoemde periode is op grond van het lijden van het kind extra zuurstof gegeven.
Bij bevindingen en adviezen staat na mijn naam en de datum "wal rondom: bloedingen". De woorden wal rondom duiden op ROP stadium 2. Als je zuurstof geeft in hoge concentraties zoals bij [E] het geval was, dan wordt in die periode de stof vegf niet afgescheiden. Hierbij stoppen de bloedvaten met groeien en komen ze vast te zitten aan het netvlies. Als het kind vervolgens uit een couveuse komt en je stelt het bloot aan een normale concentratie zuurstof komt er een grote hoeveelheid vrij van de stof vegf. De bloedvaten proberen dan weer door te groeien. Maar omdat zij al vast waren gaan zitten krijg je een plooi (dit wordt ook een wal genoemd). Het netvlies wordt als het ware in een plooi getrokken. De situatie van [E] was uitzonderlijk omdat door de grote hoeveelheid benodigde zuurstof (80%) met name in de periode van 19 mei tot 7 juni 1996, de bloedvaten niet verder over het netvlies zijn uitgegroeid (de bloedvaten zaten alleen achter in het oog) en de plooi dientengevolge helemaal van achteren komt. Omdat de bloedvaten willen doorgroeien maar dat niet kunnen proberen ze over de wal heen te groeien. Op dat moment liggen de bloedvaten niet meer op het netvlies maar in het glasvocht. Dan is sprake van vaatwoekering. Pas als sprake is van vaatwoekering, is er sprake van ROP stadium 3. Door de vaatverwijding zetten de bloedvaten op. Hierdoor wordt de wand dunner en kan deze kapot gaan. Bij [E] zag je bloedingen op de wal terwijl er nog geen vaatwoekering was. Dit is uitzonderlijk.
Op de tekeningen zie je de achterkant van de ogen. Het rechter oog is links getekend en het linker oog rechts. Het rondje in het midden is het einde van de oogzenuw. Het sterretje is de gele vlek, de plaats van het scherpe zien. De rechte (radiaire) lijnen zijn de bloedvaten. De cirkelvormige lijnen zijn de wallen. De bloedvaten heb ik dikker getekend dan normaal, dat duidt op vaatverwijding. Dat is één van de plus-signs. Een andere plus-sign is bloedingen. Als er een plus-sign aanwezig is, wordt er een "B" of een "+" toegevoegd aan het cijfer van het ROP stadium. Opvallend is de uitzonderlijk korte afstand tussen de gele vlek en de wal. Dit duidt op een sterk achtergebleven groei van de bloedvaten. Er was sprake van een zeer explosieve situatie op de tekening.
U vraagt mij hoe ik op de tekening zou hebben aangegeven dat er sprake was van vaatwoekering als dit zo zou zijn geweest. Dan zou ik aan het einde van de bloedvaten een soort vertakkingen/boompjes hebben getekend en daaronder hebben geschreven neovascularisatie. Ik heb dit desgevraagd getekend. Deze tekening is aan deze verklaring gehecht.
Omdat er nog geen vaatwoekering was, is mijn vermelding "3B/3B" formeel gezien onjuist. Ik heb iets anders opgeschreven dan de feitelijke situatie op dat moment omdat de overgang van fase 2 naar fase 3 bliksemsnel (binnen enkele dagen) te verwachten was, het door deze vermelding voor behandelaars en verpleging duidelijk was dat de situatie zeer ernstig was en het [E] het meest gebaat was bij onmiddellijke behandeling. Voor de situatie als bij [E] aan de orde schoot de classificatie eigenlijk tekort. De situatie was heel ernstig en ik heb haar daarom behandeld alsof het al ROP stadium 3B was. Ik moet eerlijk zeggen dat het mogelijk is dat als ik de vaatverwijding en de wal bij [E] enkele dagen eerder had gezien, ik dan al een spoedcrio had laten uitvoeren. Het valt niet te ontkennen dat de kansen van [E] beter zouden zijn geweest bij eerdere behandeling, wat betreft het op zijn plaats leggen van het netvlies. Ik heb opgeschreven morgen spoedcrio", omdat de situatie een operatie binnen enkele dagen noodzakelijk maakte en alleen door de toevoeging spoed een operatie ook binnen enkele dagen plaatsvindt. Ik heb ook opgeschreven "prognose niet goed", omdat er al een wal rondom was, en er derhalve snel ook vaatwoekering rondom zou zijn en er vooral weinig bloedvaten in het oog waren gegroeid."
2.4 Erasmus MC concludeert op grond van de hiervoor weergegeven verklaring dat zij is geslaagd in het tegenbewijs. [eisers] zijn van oordeel dat Erasmus MC niet in het tegenbewijs is geslaagd. Naar het oordeel van [eisers] is de door [S] afgelegde verklaring een interpretatie 13 jaar na dato, welke niet is gebaseerd op de destijds plaatsgevonden hebbende feiten. In dit verband beroepen [eisers] zich onder meer op enkele door hen overgelegde producties.
2.5 De rechtbank is van oordeel dat Erasmus MC is geslaagd in het tegenbewijs. De door [eisers] overgelegde nadere producties doen daar niet aan af. Niet aannemelijk is dat die producties een juister beeld van de feiten bieden dan de verklaring die [S] onder ede heeft afgelegd omtrent de consultaantekeningen die hij destijds heeft gemaakt. Dat destijds in diverse schriftelijke stukken een onjuist beeld van de feiten is geschetst, is logisch te verklaren uit de inhoud van de destijds - achteraf bezien feitelijk niet geheel juist - gemaakte consultaantekeningen.
2.6 De rechtbank moet thans echter ook constateren dat onjuist is gebleken het door haar in het tussenvonnis van 11 februari 2009 onder 2.9 genoemde uitgangspunt dat in 1996 eerst tot behandeling van ROP werd overgegaan indien sprake was van stadium 3. Hieromtrent heeft [S] immers verklaard dat voor de situatie zoals bij [E] aan de orde was de classificatie eigenlijk tekort schoot. Omdat de situatie heel ernstig was, heeft [S] [E] behandeld alsof er al ROP stadium 3B was, terwijl er formeel ROP stadium 2 was. [S] heeft daaraan toegevoegd dat het mogelijk is dat als hij de vaatverwijding en de wal bij [E] enkele dagen eerder had gezien, hij dan al een spoedcrio had laten uitvoeren. In zijn visie valt niet te ontkennen dat de kansen van [E] beter zouden zijn geweest bij eerdere behandeling, wat betreft het op zijn plaats leggen van het netvlies.
2.7 Hoewel Erasmus MC is geslaagd in het tegenbewijs, volgt uit de inhoud van de verklaring van de behandelend oogarts dat [E] wel degelijk de kans op een beter behandelingsresultaat is ontnomen doordat de controle door de oogarts niet eerder dan op 9 juli 1996 heeft plaatsgevonden. De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen om zich uit te laten over de vraag of hieruit juridische consequenties dienen voort te vloeien, en zo ja welke dat zijn. Wellicht ten overvloede wijst de rechtbank erop dat het vanuit procedureel oogpunt noodzakelijk is dat zij partijen in de gelegenheid stelt zich hieromtrent uit te laten, nu de rechtbank op grond van nieuw gebleken feiten een eerder aanvaard feitelijk uitgangspunt dient te heroverwegen.
2.8 Denkbaar is dat de rechtbank behoefte zal hebben aan nadere voorlichting door een deskundige met betrekking tot de kwantificering en/of de waardering van de kans op een beter behandelingsresultaat die is verloren gegaan. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich - bij voorkeur eenparig - uit te laten omtrent de modaliteiten van het eventuele aanvullend deskundigenonderzoek.
2.9 De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor een door [eisers] te nemen conclusie na tussenvonnis. Erasmus MC zal bij antwoordconclusie na tussenvonnis kunnen reageren.
2.10 De rechtbank zal iedere verdere beslissing aan houden.
3 De beslissing
De rechtbank,
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 28 april 2010 voor een conclusie na tussenvonnis aan de zijde van [eisers], waarin [eisers] zich kunnen uitlaten zoals onder 2.7 en 2.8 hiervoor is overwogen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman.
Uitgesproken in het openbaar.
1729/336