ECLI:NL:RBROT:2010:BL9493

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
337468 / HA ZA 09-2364
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vorderingen in incident tot niet-ontvankelijk verklaring en onbevoegd verklaring in civiele zaak

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft eiseres Welvreugd Agro B.V. een vordering ingesteld tegen gedaagde, die mede optreedt onder de naam [gedaagde]. De zaak betreft een incident waarin gedaagde verzoekt om niet-ontvankelijk verklaring van Welvreugd, subsidiair om onbevoegd verklaring van de rechtbank. De rechtbank heeft op 24 maart 2010 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 337468 / HA ZA 09-2364.

Welvreugd vordert betaling van een bedrag van € 16.382,54, met rente en kosten, voor werkzaamheden die zij in opdracht van gedaagde heeft verricht. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd voor een andere vennootschap, [Ltd], die in het Verenigd Koninkrijk is gevestigd. Gedaagde stelt dat hij niet de contractspartij is van Welvreugd en dat de Nederlandse rechter daarom niet bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.

De rechtbank overweegt dat de dagvaarding onmiskenbaar gericht is aan gedaagde en niet aan [Ltd]. Gedaagde heeft de dagvaarding ook zo begrepen. De rechtbank kan niet aanstonds beoordelen of gedaagde als contractuele wederpartij van Welvreugd moet worden aangemerkt, omdat dit een verweer ten gronde betreft dat in de conclusie van antwoord moet worden gevoerd. De rechtbank wijst de incidentele vordering van gedaagde af en veroordeelt hem in de proceskosten aan de zijde van Welvreugd, die tot dat moment op nihil aan verschotten en € 452,- aan salaris van de advocaat zijn vastgesteld. De zaak zal opnieuw worden uitgeroepen voor conclusie van antwoord aan de zijde van gedaagde op 21 april 2010.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak- / rolnummer: 337468 / HA ZA 09-2364
Uitspraak: 24 maart 2010
Vonnis van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WELVERUGD AGRO B.V.,
gevestigd te Maasland,
eiseres,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. W.J.H. Dingemanse,
- tegen -
[gedaagde],
mede h.o.d.n. [Ltd].,
wonende te Brielle,
gedaagde,
eiser in het incident,
advocaat: mr. J.Ph. van der Veen.
Eiseres wordt hierna aangeduid als “Welvreugd” en gedaagde als “[gedaagde]”.
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- dagvaarding van 31 juli 2009, met zes producties;
- “incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid tevens houdende exceptie van niet-ontvankelijkheid”, met twee producties;
- “incidentele conclusie van antwoord tot oproeping in vrijwaring”, met één productie.
2 De vordering in de hoofdzaak
2.1
Welvreugd vordert – kort gezegd – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen om aan Welvreugd te betalen € 16.382,54, met rente en kosten.
Daartoe stelt Welvreugd het volgende.
2.2
Welvreugd heeft in opdracht en voor rekening van [gedaagde] werkzaamheden verricht. Welvreugd heeft deze werkzaamheden aan [gedaagde] in rekening gebracht bij facturen van 25 november 2008 en 3 december 2008, belopende in totaal € 13.490,-.
2.3
Ondanks sommaties laat [gedaagde] die facturen onbetaald. Welvreugd heeft diverse incassowerkzaamheden verricht en laten verrichten, maar tevergeefs. Bovendien heeft Welvreugd conservatoir beslag ten laste van [gedaagde] laten leggen.
2.4
Ingevolge de toepasselijke algemene voorwaarden is [gedaagde] buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. [gedaagde] is de wettelijke rente verschuldigd geworden.
2.5
Welvreugd heeft de facturen uitgesteld op naam van [Ltd]. Dat is niet een bestaande rechtspersoon, maar een handelsnaam waaronder [gedaagde] handelt.
3 De vorderingen en het verweer in incident
3.1
Anders dan het hoofd van haar conclusie doet vermoeden, vordert [gedaagde] primair dat de rechtbank Welvreugd niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering, subsidiair dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren om van de vordering van Welvreugd kennis te nemen.
Daartoe stelt [gedaagde] – samengevat weergegeven – het volgende.
3.2
De werkzaamheden waarvan Welvreugd betaling vordert zijn haar niet door [gedaagde], maar door en voor rekening van [Ltd] opgedragen. Die opdracht betrof grondverzet- en aanverwante werkzaamheden op een aan [Ltd] in eigendom toebehorend perceel grond in Birchington, Kent, Verenigd Koninkrijk. Die vennootschap bestaat wel degelijk. Welvreugd heeft haar facturen ook aan die vennootschap gericht. Derhalve is niet [gedaagde], maar [Ltd] de contractspartij c.q. schuldenaar van Welvreugd, zodat laatstgenoemde in haar vordering tegen [gedaagde] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
3.3
Indien, echter, [Ltd] als gedaagde dient te worden aangemerkt, mist de Nederlandse rechter bevoegdheid. In dat geval is de rechter in het Verenigd Koninkrijk bevoegd ingevolge hetzij artikel 2 lid 1 Brussel I-Vo wegens de vestigingsplaats van [Ltd], hetzij artikel 5 aanhef en onder 1.a) Brussel I-Vo omdat de grondverzetwerkzaamheden in het Verenigd Koninkrijk zijn verricht.
3.4
De opdracht is mondeling aan Welvreugd gegeven. Op de rechtsverhouding zijn geen algemene voorwaarden van toepassing.
3.5
[gedaagde] behoudt zich het recht voor alsnog ten gronde verweer te voeren voor het geval de rechtbank de beide vorderingen in incident afwijst.
3.6
De conclusie van Welvreugd strekt – anders dan uit het hoofd van haar conclusie lijkt te volgen – tot afwijzing van de vorderingen in incident met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Welvreugd voert daartoe – kort gezegd – het volgende aan.
3.7
Welvreugd heeft al jaren in opdracht van [gedaagde] diverse werkzaamheden uitgevoerd. Ook de onderhavige opdracht is haar door [gedaagde] gegeven, zonder dat daarbij werd aangegeven dat de opdracht in dit geval door of voor rekening van [Ltd] werd gegeven. Op verzoek van [gedaagde] zijn de facturen uitgesteld op naam van [Ltd]. De enkele omstandigheid dat [gedaagde] heeft gevraagd de facturen aan een derde te factureren brengt niet mee dat [gedaagde] niet meer als opdrachtgever valt aan te merken.
Anders dan [gedaagde] stelt, is [Ltd] kennelijk pas half oktober 2008 opgericht, derhalve nadat Welvreugd de werkzaamheden in opdracht van [gedaagde] had uitgevoerd.
3.8
De algemene voorwaarden van Welvreugd zijn weldegelijk van toepassing. Welvreugd verrichtte al jaren werkzaamheden in opdracht van [gedaagde] en bracht die door middel van haar facturen in rekening. Op de facturen staan die algemene voorwaarden. Ingevolge artikel 11 van de algemene voorwaarden is de rechtbank bevoegd.
4 De beoordeling van de vorderingen in incident
4.1
De primaire en de subsidiaire vorderingen in incident laten zich gezamenlijk beoordelen.
4.2
De enkele omstandigheid dat een gedaagde zijn processtuk betitelt als een incidentele conclusie of zijn conclusie tot afwijzing van de vordering formuleert als een incidentele vordering, brengt niet zonder meer mee dat zodanig processtuk als een conclusie die een incidentele vordering bevat dient te worden aangemerkt. Het gaat om het antwoord op de vraag of de strekking van dat processtuk meebrengt dat de rechter op het betreffende verweer (dan wel de vordering bij wijze van verweer) eerst en vooraf dient te beslissen. De gedaagde kan derhalve niet zelfstandig bepalen of op een door hem ingediend processtuk eerst en vooraf dient te worden behandeld, maar het gaat om de strekking van dat processtuk, derhalve om uitleg ervan.
Ingevolge artikel 3:59 BW zijn de artikelen 3:33 en 3:35 BW op deze uitleg van overeenkomstige toepassing (zie Hoge Raad 14 december 2007, LJN: BB4765 – Doeland; HR 22 oktober 2004, LJN: AP1435 – ABNAmro).
4.3
Zoals onmiskenbaar blijkt uit de bewoordingen in de dagvaarding “GEDAGVAARD: [gedaagde] mede h.o.d.n. [Ltd]., wonende te [adres]” en uit de punten 2 en 4 van het lichaam van de dagvaarding, heeft Welvreugd de natuurlijke persoon [gedaagde] in rechte betrokken en niet enige rechtspersoon. [gedaagde] heeft dat ook zo begrepen, zoals blijkt uit zijn stelling dat hij niet de contractuele wederpartij van Welvreugd is en zijn daarop gegronde vordering om Welvreugd niet-ontvankelijk te verklaren.
4.4
Omdat [gedaagde] de gedaagde is (en niet [Ltd]) gaat het beroep op onbevoegdheid in de zin van het ontbreken van rechtsmacht ingevolge de Brussel I-Vo wegens de vestigingsplaats van [Ltd] niet op.
Voor zover de Brussel I-Vo van toepassing is, heeft de Nederlandse rechter ingevolge artikel 2 daarvan rechtsmacht ten aanzien van [gedaagde], ook indien de werkzaamheden in het Verenigd Koninkrijk zijn verricht. Daarom kan het beroep van Welvreugd op rechtsmacht c.q. bevoegdheid ingevolge een forumkeuze voor deze rechtbank in haar algemene voorwaarden onbehandeld blijven.
4.5
De incidentele vordering tot niet-ontvankelijk-verklaring is, zoals gezegd, gegrond op de stelling dat [gedaagde] niet de contractspartij van Welvreugd is. In feite vormt die incidentele vordering een verweer ten gronde. Ingevolge de leer van de concentratie van het verweer, die ook aan het derde lid van artikel 128 Rv ten grondslag ligt, behoorde dat verweer in de conclusie van antwoord te worden gevoerd.
De rechtbank kan, gelet op hetgeen Welvreugd bij dagvaarding en conclusie van antwoord in incident heeft gesteld en de betwistingen van enige van die stellingen door [gedaagde], niet aanstonds beoordelen of [gedaagde] als contractuele wederpartij van Welvreugd dient te worden aangemerkt. De rechtbank beperkt zich in dit kader tot de overweging dat de enkele omstandigheden dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd in het Verenigd Koninkrijk en op een perceel grond dat in eigendom toebehoort aan [Ltd] niet meebrengen dat daarom is uitgesloten dat [gedaagde] gehouden is de facturen betreffende die werkzaamheden te betalen.
Weliswaar verlangt [gedaagde] dat hem na de afhandeling van de vordering tot niet-ontvankelijk-verklaring de gelegenheid zal worden geboden om van antwoord te concluderen, maar het zou niet in overeenstemming zijn met een goede procesorde, indien het verweer ten gronde dat [gedaagde] niet de contractspartij is van Welvreugd eerst volledig zou worden onderzocht en beoordeeld – met bewijsverrichtingen en al – en bij afwijzing van dat verweer vervolgens aan [gedaagde] de gelegenheid zou worden geboden zijn overige verweren bij conclusie van antwoord aan te voeren. In het kader van een goede procesorde dient [gedaagde] al zijn verweren ten gronde, met inbegrip van het verweer betreffende de identiteit van de wederpartij van Welvreugd, in zijn conclusie van antwoord aan te voeren. De rechtbank zal [gedaagde] daartoe de gelegenheid bieden.
Op het vorenstaande stuit de incidentele vordering tot niet-ontvankelijk-verklaring af.
4.6
De rechtbank zal [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in het incident veroordelen.
5 De beslissing
De rechtbank,
in het incident
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [gedaagde] in de aan de zijde van Welvreugd in het incident gevallen proceskosten, tot deze uitspraak bepaald op nihil aan verschotten en € 452,- aan salaris van de advocaat;
verklaart dit vonnis voor zover het de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
bepaalt dat deze zaak wederom zal worden uitgeroepen op de rolzitting van woensdag 21 april 2010 voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde].
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger.
Uitgesproken in het openbaar.
1928