ECLI:NL:RBROT:2010:BL6929

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/1882 BELEI-T2
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van subsidie voor muziektheaterproductie door het Bestuur van de Stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 maart 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Intorno Ensemble en het Bestuur van de Stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten. De zaak betreft de weigering van een projectsubsidie van € 6.100,-- voor een muziektheaterproductie gericht op peuters en kleuters. De subsidieaanvraag werd afgewezen op basis van een advies van de adviescommissie muziektheater, die oordeelde dat de aanvraag onvoldoende inzicht bood in de artistieke kwaliteit van het project. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde en bestuursleden, heeft tegen het besluit van verweerder beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 27 november 2009 heeft de rechtbank de argumenten van eiseres en verweerder gehoord. Eiseres betoogde dat de adviescommissie ten onrechte de artistieke kwaliteit van het project had beoordeeld zonder rekening te houden met eerdere producties. De rechtbank overwoog dat de adviescommissie op basis van de aanvraag de artistieke kwaliteit moest beoordelen en dat er geen verplichting was om een voorstelling te bezoeken. De rechtbank concludeerde dat de adviescommissie haar advies op een deugdelijke wijze had uitgebracht en dat de afwijzing van de subsidieaanvraag terecht was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd gewezen op de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nr.: AWB 09/1882 BELEI-T2
Uitspraak in het geding tussen
Stichting Intorno Ensemble, gevestigd te Schiedam, eiseres,
gemachtigde [gemachtigde],
en
Het Bestuur van de Stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+, verweerder.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 23 oktober 2008 heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een projectsubsidie van € 6.100,-- voor het project “[project]” (hierna: het project) afgewezen.
Bij besluit van 23 januari 2009 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen het bestreden besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2009. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, vergezeld door [A], bestuurslid, en [B], artistiek leider van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.L. Batting, advocaat te Den Haag, vergezeld door [C], werkzaam bij verweerder.
2 Overwegingen
Eiseres heeft om verlening van subsidie gevraagd voor het project op grond van de Subsidieregeling van het Fonds voor Amateurkunst en Podiumkunsten (gepubliceerd in Stcrt. 8 februari 2007, nr. 28, pag. 19; hierna: de Regeling). Blijkens de subsidieaanvraag betreft het project een muziektheaterproductie voor peuters en kleuters, gebaseerd op zes liederen van de Vlaamse componist Geertruida van Vladeracker met teksten van Rie Cramer, aan te vullen met nieuw te componeren muziek door genoemde [B]. Gewerkt zal worden aan nieuw experimenteel, zogenoemd interactief gevoelstheater, waarbij de zintuigen het uitgangspunt zijn. Bij de kinderen wordt het gehoor (muziek), zicht (kleuren, vorm) en gevoel (meedoen) aangesproken. Er wordt met een verhaallijn gewerkt, net zoals bij de eerdere voorstelling “A is een aapje”. In de verhaallijn gaat het publiek samen met de spelers op zoek naar Wonderland. Gaandeweg de voorstelling blijkt dat zij daar eigenlijk al zijn. Kleine wondertjes ontstaan: er klinkt muziek, lichtjes gaan aan/uit. In de aanvraag staat verder vermeld dat eerst de nieuwe muziek zal worden gecomponeerd, waarna bij de repetities met een zangeres en muzikant de verhaallijn zal worden ontwikkeld.
Aan de bij het bestreden besluit gehandhaafde afwijzing van de subsidieaanvraag heeft verweerder het advies van de adviescommissie muziektheater (hierna: de adviescommissie) ten grondslag gelegd. Dit advies luidt, voor zover thans van belang:
“artistieke kwaliteit
De commissie is bekend met het werk van [B] en heeft vertrouwen in hem als componist. Hoewel hij blijk heeft gegeven van affiniteit met de beoogde doelgroep, kan de aanvraag voor Wonderland van het Intorno Ensemble de commissie niet overtuigen. De aanvraag biedt te weinig aanknopingspunten voor de commissie om zich een beeld te vormen van de voorstelling; het blijft met name gissen naar het verhaal of de dramaturgische lijn. Het plan heeft nog teveel het karakter van een plan van aanpak en ontbeert een coherente artistieke visie; zo sluit het vormgevingsconcept volgens de commissie niet logisch aan op de beschrijving van de inhoud, noch zijn de keuzen hierin sterk gemotiveerd. Daarbij krijgt het begrip “zintuiglijk theater” te weinig invulling.
In het muzikale concept wordt onvoldoende duidelijk gemaakt op welke wijze de bestaande liedjes van Geertruida van Vladeracken worden gebruikt en wat de toevoeging van de door Kalkman gecomponeerde muziek zal zijn. Bovendien wordt de keuze voor Van Vladeracken en Rie Cramer in de ogen van de commissie onvoldoende onderbouwd.
Concluderend heeft de commissie op basis van het artistieke plan te weinig argumenten om de aanvraag van het Intorno Ensemble ter honorering voor te dragen.”
Eiseres heeft betoogd dat verweerder aan de gehandhaafde afwijzing van haar subsidieaanvraag niet het advies ten grondslag heeft kunnen leggen.
Over de kritiek van eiseres op het advies van de adviescommissie overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de Regeling volgt dat de adviescommissie op grond van de aanvraag de artistieke kwaliteit van het project moet beoordelen in relatie tot de andere voor subsidie ingediende plannen. Gewezen wordt in dit verband op het bepaalde in met name de paragrafen 7 “Waarom honoreert het fonds een aanvraag?” en 8 “Hoe werkt het fonds?”. Eiseres kan dan ook niet staande houden dat de adviescommissie ten onrechte primair de artistieke kwaliteit van het project, zoals dit in de aanvraag is voorgesteld, heeft beoordeeld, en de voorgaande producties onder leiding van Kalkman niet als maatstaf heeft genomen voor haar beoordeling.
Voorts moet uit de in paragraaf 8 van de Regeling voorgeschreven werkwijze van de adviescommissie worden begrepen dat deze beoordeling mag plaatsvinden alleen op grond van de aanvraag. Anders dan eiseres meent, volgt uit de door haar vermelde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 juli 2009, gepubliceerd LJN BJ3416, ook niet dat er een algemene verplichting bestaat voor de adviescommissie om haar advies mede te baseren op een bezoek aan een voorstelling van het desbetreffende gezelschap. In die uitspraak betrof het overigens niet een geding over een projectsubsidie, zoals in dit geval, maar over een structurele subsidie.
In het bestreden besluit heeft verweerder vermeld dat beoordeling van de aanvragen geschiedt via een tendersysteem, waarbij voor het op een later tijdstip invullen en uitwerken van een aanvraag geen ruimte is. Naar verweerder ter zitting ook heeft erkend, is van een tendersysteem echter geen sprake. Dat doet er evenwel niet aan af dat uit die voorgeschreven werkwijze tevens volgt dat de aanvraag op zichzelf beschouwd de adviescommissie grondslag moet bieden voor een beoordeling van de artistieke kwaliteit van het project. De op grond van de Regeling te verlenen projectsubsidie is niet bedoeld voor het ontwikkelen en verder uitwerken van een plan, maar voor het uitvoeren van een concreet plan in de vorm van een voorstelling, zoals verweerder in zijn verweer terecht heeft aangegeven. De omstandigheid dat dit zich kennelijk niet verdraagt met de werkwijze van eiseres, waarin het project gaandeweg de voorbereiding gestalte krijgt, doet daaraan niet af. Dat de Regeling op dit punt volgens eiseres jegens haar onbillijk is, omdat deze haar, gelet op genoemde werkwijze en beschikbare financiële middelen feitelijk uitsluit van subsidie, betekent niet dat de Regeling daarom op dit punt buiten toepassing moet blijven. De Regeling is een algemeen verbindend voorschrift en de afwegingen die daaraan ten grondslag liggen, kunnen in dit geding niet ter toets staan.
Het vorenstaande brengt met zich dat niet geoordeeld kan worden dat de adviescommissie niet in overeenstemming met het bepaalde in de Regeling haar advies heeft uitgebracht.
De rechtbank ziet ook overigens in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het advies niet kan gelden als een deugdelijke motivering van de gehandhaafde afwijzing van de subsidieaanvraag. In aanmerking genomen dat het hier gaat om een objectivering van een naar haar aard intersubjectief oordeel dat zich niet makkelijk in woorden laat (samen)vatten, kunnen aan het advies slechts beperkte motiveringseisen worden gesteld. Het gaat erom dat aan eiseres enigermate inzicht wordt verschaft in de gedachtegang die eraan ten grondslag ligt. In dit verband acht de rechtbank het niet onbegrijpelijk dat de adviescommissie heeft verwoord dat de subsidieaanvraag onvoldoende inzicht biedt in de artistieke kwaliteit van het plan om een positief oordeel te kunnen geven, met name waar het de invulling van de dramaturgische lijn betreft en de verantwoording van de wél concreet gemaakte keuzes.
Gelet hierop ziet de rechtbank geen grond te oordelen dat het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat verweerder zich daarop niet mocht baseren voor de gehandhaafde afwijzing van de subsidieaanvraag van eiseres. Haar betoog faalt.
Dat, zoals eiseres overigens eerst ter zitting heeft aangevoerd, zij zich voor het opstellen van de subsidieaanvraag heeft laten adviseren door een medewerker van verweerder betekent niet dat zij er rechtens op mocht vertrouwen dat dit tot een positief oordeel van de adviescommissie zou leiden. Wat er zij van de hulp van de betrokken medewerker, eiseres moest begrijpen dat de adviescommissie onafhankelijk is in haar advisering. Voor zover eiseres een beroep op het vertrouwensbeginsel heeft willen doen, kan dit dan ook niet slagen.
Het bestreden besluit kan in rechte stand houden en het beroep van eiseres moet ongegrond worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
3 Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. D. Haan, voorzitter, en mr. P.C. Santema en mr. R.H.L. Dallinga, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.T. van de Erve, griffier.
De griffier: De voorzitter:
Uitgesproken in het openbaar op: 5 maart 2010.
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiseres wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.
Afschrift verzonden op: