Zaak-/rolnummer: 293944 / HA ZA 07-2617
Uitspraak: 20 januari 2010
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LAKENHOF HOLDING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SJAANTJUH B.V.,
gevestigd te Leiden,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. P. van Riesen,
1. [gedaagde sub 1],
wonende te Alblasserdam,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te Ridderkerk,
3. [gedaagde sub 3]
wonende te Mijnsheerenland,
4. [gedaagde sub 4],
wonende te Rotterdam,
5. de maatschap [gedaagde sub 5],
gevestigd te Rotterdam,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
THE WEBDOOR B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. L. Vos.
Partijen worden hierna aangeduid als: Lakenhof, Sjaantjuh, [ gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3], [gedaagde sub 4], de maatschap en Webdoor. Eisers in conventie worden aangeduid als: Lakenhof c.s. en gedaagden in conventie worden gezamenlijk aangeduid als: [gedaagden] [ gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] worden gezamenlijk aangeduid als: de maten.
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- de dagvaardingen d.d. 3 en 4 oktober 2007, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
- het tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 16 januari 2008, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 19 maart 2008;
- de conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie;
- de conclusie van dupliek in reconventie.
2 De vaststaande feiten in conventie en in reconventie
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weer¬sproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1 De maten vormen gezamenlijk de maatschap. De maatschap danwel [gedaagde sub 4] is zich op enig moment bezig gaan houden met de ontwikkeling en exploitatie van de website www.starteenonderneming.nl (hierna: de website). De start¬pagina van de website toont een kaart van Nederland en een alfabetische lijst van Neder¬landse plaatsnamen. Na het aanklikken van een plaatsnaam, verschijnt een pagina met een groot aantal afbeeldingen van voordeuren, door partijen aangeduid als “deurtjes”. Op iedere deur staat een aanduiding van een branche. Het aanklikken van de deur leidt naar de website van één specifiek bedrijf binnen de betreffende branche, die voor deze (exclusieve) doorver¬wijzing een abonnements¬vergoeding betaalt.
2.2 Op 2 januari 2006 is Webdoor opgericht, toen nog genaamd Newcomp IT B.V. De naam van de vennootschap is per 20 maart 2006 gewijzigd in de huidige naam.
2.3 Op 18 mei 2006 zijn Newcomp IT Holding B.V. (hierna: Newcomp Holding) en Newcomp IT Nederland (hierna: Newcomp Nederland) opgericht. Webdoor was in eerste instantie enig aandeel¬houder in Newcomp Holding (zie hierna onder 2.9 en 2.13) en Newcomp Holding was en is enig aandeelhouder in Newcomp Nederland. De activiteiten van Webdoor zijn voor 100% overgedragen c.q. ingebracht in Newcomp Nederland.
2.4 De aandelen in Lakenhof worden gehouden door [X] (hierna: [X]).
2.5 Begin februari 2006 hebben [X] en [gedaagde sub 4] een aantal besprekingen gevoerd over een eventuele participatie van [X] in de website. Na een laatste bespreking op 10 februari 2006 hebben de maten en [X] een handgeschreven overeenkomst / intentieverklaring gesloten (hierna: de intentieverklaring). Bij de bespreking van 10 februari 2006 was de accountant van [X], de heer [accountant], aanwezig; bij de ondertekening van de intentieverklaring was hij niet aanwezig.
2.6 De maten worden in de intentieverklaring aangeduid als de verkopers, [X] als de koper. De intentieverklaring bepaalt, voor zover thans van belang, het volgende:
- de maten verkopen 20% van de aandelen in Webdoor (toen nog Newcomp IT B.V. geheten) aan [X] per balans¬datum 10 februari 2006. In Webdoor zullen alle internetpagina’s van de maatschap worden geëxploiteerd;
- iedere maand krijgt de maatschap 30% van de wereldwijde omzet als vergoeding voor het idee en het gebruiksrecht van alle geregistreerde en nog te registeren sites van de maatschap;
- de waarde van het 20% aandelenbelang wordt gesteld op € 333.000,-- en zal in termijnen worden voldaan, € 125.000,-- te betalen op 10 februari 2006 via Nouwen Notarissen (hierna: de notaris) en € 208.000,-- op de privébankrekeningen van de maten.
2.7 [X] / Lakenhof heeft € 125.000,-- op 10 februari 2006 betaald aan de notaris.
2.8 Partijen hebben de intentieverklaring later gewijzigd. De bepaling dat de maatschap 30% van de omzet zou krijgen, is geschrapt en de koopprijs is veranderd van € 333.000,-- in € 350.000,--.
2.9 Webdoor heeft bij notariële akte d.d. 18 mei 2006 20% van de geplaatste aandelen in Newcomp Holding overgedragen aan Lakenhof. Lakenhof heeft nogmaals € 125.000,-- betaald.
2.10 Op 21 juli 2006 heeft Lakenhof € 10.000,-- aan Newcomp Holding betaald.
2.11 De aandelen in Sjaantjuh worden gehouden door [Y] (hierna: [Y]).
2.12 [gedaagde sub 4] en [Y] hebben in mei 2006 gesproken over een participatie van [Y] in de website. Uiteindelijk zijn zij mondeling overeen¬gekomen dat [Y] voor 16% van de aandelen een koopprijs van € 80.000,-- zou betalen; van dit bedrag zou € 30.000,-- als werkkapitaal in de nieuwe vennootschap worden gestort.
2.13 Bij notariële akte is op 14 juli 2006 16% van de aandelen in Newcomp Holding overgedragen door Webdoor aan [Y], handelend namens Sjaantjuh B.V. i.o. [Y] / Sjaantjuh B.V. i.o. heeft € 50.000,-- aan de notaris betaald en € 30.000,-- aan Newcomp Holding.
2.14 Sjaantjuh heeft na haar oprichting alle in haar oprichtingsfase verrichte rechtshan¬delingen bekrachtigd.
2.15 De raadsman van Lakenhof c.s. heeft bij brief d.d. 20 april 2007 jegens de maten de vernietiging ingeroepen van de overeenkomsten op grond waarvan Lakenhof en Sjaantjuh € 350.000,-- respectievelijk € 80.000,-- hebben geïnvesteerd in Webdoor en de maten gesommeerd tot terugbetaling van € 260.000,-- aan Lakenhof en € 80.000,-- aan Sjaantjuh. In een latere brief is deze vernietiging en sommatie tevens gericht tegen Webdoor.
3 Het geschil in conventie
3.1 Lakenhof vordert - verkort weergegeven - om voor zover mogelijk bij vonnis uitvoer¬baar bij voorraad:
a. voor recht te verklaren dat de met gedaagden gesloten overeenkomst inhoudende dat Lakenhof voor een bedrag van € 350.000,-- participeert in het kapitaal van Newcomp Holding rechtsgeldig is vernietigd wegens bedrog althans dwaling;
b. (primair) gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 260.000,--, althans (subsidiair) ieder van de maten elk te veroordelen tot betaling van € 65.000,--, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente;
c. gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2 Sjaantjuh vordert - verkort weergegeven - om voor zover mogelijk bij vonnis uitvoer¬baar bij voorraad:
a. voor recht te verklaren dat de met gedaagden gesloten overeenkomst inhoudende dat Sjaantjuh voor een bedrag van € 80.000,-- participeert in het kapitaal van Newcomp Holding rechtsgeldig is vernietigd wegens bedrog althans dwaling;
b. (primair) gedaagden hoofdelijk te veroordelen, primair tot betaling van € 80.000,--, althans (subsidiair) ieder van de maten elk te veroordelen tot betaling van € 20.000,--, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente;
c. gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.3 Het verweer van [gedaagden] strekt tot afwijzing van de vorderingen van Lakenhof c.s., met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Lakenhof c.s. in de proceskosten.
3.4 Op de stellingen van partijen wordt, voor zover nodig, ingegaan bij de beoordeling.
4 Het geschil in reconventie
4.1 Webdoor vordert - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Laken¬hof te veroordelen tot betaling van € 90.000,--, vermeerderd met wettelijke handelsrente.
4.2 Webdoor en de maten vorderen - verkort weergegeven - om bij von¬nis uitvoerbaar bij voorraad Lakenhof en Sjaantjuh te veroordelen tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat.
4.3 Het verweer van Lakenhof strekt tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van [gedaagden] in de kosten van het geding.
4.4 Sjaantjuh heeft gesteld dat de vordering haar niet regardeert nu deze pas bij conclusie van repliek in reconventie tegen haar is ingesteld.
4.5 Op de stellingen van partijen wordt, voor zover nodig, ingegaan bij de beoordeling.
in conventie en reconventie
5.1 In de kern kunnen de vorderingen over en weer in belangrijke mate worden teruggebracht tot de stelling van Lakenhof c.s. dat zij zijn misleid door [gedaagden] Hoewel Lakenhof en Sjaantjuh in deze procedure hebben opgetrokken als ware zij één partij, gaat de procedure in conventie om twee vorderingen: een vordering van Lakenhof op [gedaagden] en een vordering van Sjaantjuh tegen [gedaagden] Deze twee vorderingen worden hierna in § B en C separaat behandeld. Vervolgens zal in § D tot en met F worden ingegaan op de verschillende in reconventie ingestelde vorderin¬gen.
B Vordering van Lakenhof op [gedaagden]
5.2 De verwijten die Lakenhof aan [gedaagden] maakt, kunnen worden opgesplitst in twee delen. Het belangrijkste verwijt van Lakenhof aan [gedaagden] is dat zij [X] / Lakenhof hebben bewogen om voor € 350.000,-- te participeren in Newcomp Holding door het doen van onjuiste mededelingen en het verzwijgen van feiten die zij hadden moeten melden, te weten:
a. [gedaagden] heeft [X] / Lakenhof voorgehouden dat de investering van [X] / Lakenhof (ernstig benodigd) werkkapitaal zou vormen voor de verdere uitwerking en exploitatie van de website. In werkelijkheid kwam de investering alleen ten goede aan de maten en/of Webdoor. Als [gedaagden] van aanvang af hadden gezegd dat Lakenhof € 350.000,-- betaalde voor een minderheidsbelang in een nieuw op te richten vennootschap zonder enig actief en zonder startkapitaal, dan had Lakenhof niet geparticipeerd.
b. [gedaagde sub 4] had duidelijk moeten maken dat de vennootschap al bij oprichting zou worden belast met een schuld aan de maatschap terzake van de ontwikkelingskosten en [gedaagde sub 4] had concrete bedragen moeten noemen, wat hij heeft nagelaten. De schuld was zo hoog dat de vennootschap bij oprichting al direct een negatief eigen vermogen had.
c. [gedaagde sub 4] heeft de indruk gewekt dat de investering van [X] / Lakenhof geen uitstel kon leiden, terwijl later bleek dat het geld niet acuut nodig was en er geen andere gegadigden waren.
Lakenhof stelt dat er op grond van deze omstandigheden sprake is van bedrog danwel dwaling. Verder lijkt Lakenhof aan [gedaagden] te verwijten dat er is geschoven met vennoot¬schappen. [gedaagden] betwisten de stellingen van Lakenhof.
5.3 De rechtbank oordeelt als volgt over het beroep op bedrog en dwaling. Lakenhof heeft aandelen in Newcomp Holding gekocht van Webdoor voor een koop¬som van € 350.000,--, waarvan - naar inmiddels niet meer in geschil is - € 100.000,-- in de vorm van een lening die pas opeisbaar zou zijn wanneer er dividend uitgekeerd zou kunnen worden. Naar zijn aard is een koopsom bedoeld als betaling aan de verkoper en vormt het geen werk¬kapitaal voor de verkochte vennootschap. [X] (en daarmee Lakenhof) wist althans behoorde ook te weten dat de maten (een aanzienlijk deel van) de betaling wilden ontvangen. De intentie¬verklaring vermeldt immers expliciet dat een bedrag van € 208.000,-- betaald zou worden op de privé-bankrekeningen van de maten, naast een betaling van € 125.000,-- (als koopsom voor de aandelen) via de notaris. Ook als met Lakenhof wordt aangenomen dat tijdens de initiële onderhandelingen voorafgaand aan het sluiten van de intentie¬verklaring de nadruk sterk lag op benodigde financiering voor de vennootschap en niet op de wens van de maten om betaald te worden, geldt dat na het sluiten van de intentieverklaring door partijen is verder onderhandeld. Dit heeft uiteindelijk uitgemond in de notariële akte van levering d.d. 18 mei 2006, waarbij Webdoor aan Lakenhof aandelen in Newcomp Holding verkocht en leverde. Als gevolg van die onderhandelingen is de koopprijs verhoogd van € 333.000,-- naar € 350.000,-- (waarvan € 100.000,-- voor¬waardelijk). Verder is de bepaling dat 30% van de omzet van de vennootschap ten goede zou komen aan de maten als vergoeding voor het idee en het gebruik van de website, komen te vervallen. [X] en Lakenhof hadden dus de tijd en de gelegenheid om zich te realiseren wat er in de intentieverklaring stond over de wijze van betaling en dat de intentieverklaring en de notariële akte van levering niet voorzagen in het realiseren van werkkapitaal.
5.4 [X] en Lakenhof hebben vervolgens ingestemd met de levering van aandelen in Newcomp Holding, zonder dat daarbij expliciet eisen zijn gesteld om zeker te stellen waar het geld terecht zou komen. Anders dan Lakenhof is de rechtbank van oordeel dat [gedaagden] niet gehouden waren om [X] / Lakenhof er op te wijzen dat dergelijke waarborgen ontbraken en dat het geld werd betaald voor aandelen en niet als werkkapitaal. Hierbij wordt tevens meegewogen dat het hier gaat om een commerciële transactie tussen gelijkwaardig te achten partijen, waarbij [X] zich in ieder geval tijdens de bespreking van 10 februari 2006 heeft laten bijstaan door een terzake deskundige accountant. Dat hij deze accountant daarna niet meer heeft laten kijken naar de verschillende stukken - zoals Lakenhof stelt en [gedaagden] deels betwisten - is een omstandigheid die voor zijn rekening en risico komt.
5.5 Ten aanzien van het verwijt dat Newcomp Holding vanaf de oprichtingsdatum een negatief eigen vermogen had en een aanzienlijke schuld, geldt dat dit niet slaagt, alleen al omdat het onvoldoende onderbouwd is. [gedaagden] hebben bij conclusie van antwoord in conventie gesteld dat ten tijde van het bereiken van wilsovereenstemming deze situatie zich niet voordeed: er was toen sprake van een actief, er was een startkapitaal en er waren geen forse schulden. Eerst later zijn er schulden ontstaan. Lakenhof heeft hierop niet meer inhoudelijk gereageerd. Nu het wel op haar weg had gelegen om nader te onderbouwen dat Newcomp Holding vanaf de oprichtingsdatum een negatief eigen vermogen en een aanzienlijke schuld had en om dit af te zetten tegen de verwachtingen die Lakenhof had op het moment dat wilsovereenstemming werd bereikt, gaat de rechtbank aan dit verwijt voorbij. Wat betreft het verwijt dat [X] onder tijdsdruk is gezet, geldt dat uit het voorgaande blijkt dat hij voldoende tijd heeft gehad.
5.6 Tenslotte wordt als volgt overwogen over het verwijt dat ‘er is geschoven met vennoot¬schappen’. Op zich heeft Lakenhof gelijk dat dit is gebeurd. De rechtbank is echter van oordeel dat daaraan geen rechtsgevolgen kunnen worden verbonden voor wat betreft de geldigheid van de overname van de aandelen Newcomp Holding door Lakenhof. In de intentie¬verklaring is afgesproken dat de maten aan [X] 20% van de aandelen in Webdoor zouden verkopen. Het is niet in geschil dat [X] ten aanzien van Webdoor voor ogen stond dat dit de exploitant van de website was en dat het een nieuw opgerichte vennootschap betrof. Op 18 mei 2006 richtte Webdoor Newcomp Holding op, die op haar beurt Newcomp Nederland oprichtte. [gedaagden] stellen onbetwist dat de activiteiten van Webdoor zijn ingebracht in Newcomp Nederland. Eveneens op 18 mei 2006 verkreeg Lakenhof 20% van de aandelen in Newcomp Holding. Feitelijk heeft Lakenhof dus 20% gekregen van de aandelen in een nieuw opgerichte vennootschap, die op haar beurt alle aandelen hield in een (eveneens nieuw opgerichte) vennootschap die de website zou exploiteren. Dit komt neer op een iets andere vennootschappelijke structuur, maar de essentie is nog steeds dat [X] en de maten deelnemen in de exploitant van de website. [X] heeft hieraan medewerking verleend door een volmacht te verlenen aan de notaris voor het passeren van de akte van levering van aandelen Newcomp Holding. Ook als hij de betreffende stukken niet heeft gelezen, geldt dat hij hiermee de schijn heeft gewekt dat hij er mee instemde dat hij via Lakenhof participeerde in Newcomp Holding in plaats van een persoonlijke investering in Webdoor: als hij daar niet mee instemde, had het op zijn weg gelegen om de volmacht niet te verlenen en/of om opheldering te vragen.
5.7 Over de betaling van € 10.000,-- op 21 juli 2006 heeft Lakenhof gesteld dat zij dit bedrag overmaakte nadat [gedaagde sub 4] haar had medegedeeld dat Newcomp Holding in acute liquiditeitsnood verkeerde. De rechtbank ziet niet in hoe dit misleiding oplevert, nu Laken¬hof niet heeft betwist dat de vennootschap het geld nodig had en het geld bij de vennootschap terecht is gekomen, zodat ook ten aanzien van deze betaling Lakenhof geen beroep op dwaling of bedrog toekomt.
5.8 De overige stellingen van partijen behoeven in het licht van het voorgaande geen nadere bespreking.
5.9 Lakenhof zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van gedaagden.
C Vordering van Sjaantjuh op [gedaagden]
5.10 Sjaantjuh verwijt [gedaagden] dat [gedaagden] [Y] / Sjaantjuh hebben bewogen om voor € 80.000,-- te participeren in Newcomp Holding door het doen van onjuiste mededelingen en het verzwijgen van feiten die zij hadden moeten melden, te weten:
a. [gedaagde sub 4] heeft tegen [Y] gezegd dat Lakenhof reeds € 250.000,-- in de vennootschap had geïnvesteerd en nog eens € 100.000,-- zou bijstorten en dat de liquiditeitspositie van de vennootschap daarmee voorlopig verzekerd was. Dit is feitelijk niet gebeurd: het geld is bij de aandeelhouders terecht gekomen en [X] is niet gehouden tot betaling van € 100.000,--. Als [Y] dit had geweten, dan was hij niet in Newcomp Holding gestapt, want het was hem duidelijk dat het geld nodig was als werkkapitaal.
b. Sjaantjuh en [Y] waren niet bekend met de financiële positie van Newcomp Holding ten tijde van de aandelenlevering (14 juli 2006). Deze financiële positie was echter desastreus, zoals Sjaantjuh later bleek uit een door [gedaagden] opgestelde balans. Daaruit bleek dat de vennootschap een negatief eigen vermogen en een substantiële schuld had, waartegen maar één belangrijke activa tegenover stond en dat was een post immateriële vaste activa van € 166.442,--. Deze post betrof het idee van www.starteen¬onderneming.nl, de website en de domeinnamen. Een week na de aandelenoverdracht bleek al dat de vennootschap niet aan lopende verplichtingen kon voldoen.
5.11 [gedaagden] hebben deze stellingen gemotiveerd betwist.
5.12 De rechtbank overweegt als volgt. Sjaantjuh zal allereerst toegelaten worden tot het bewijs dat [gedaagde sub 4] tegen [Y] heeft verklaard dat Lakenhof reeds een bedrag van € 250.000,-- in de vennootschap had geïnvesteerd en nog een bedrag van € 100.000,-- zou bijstorten en dat de liquiditeitspositie van de vennootschap daarmee voorlopig verzekerd was. Als vast komt te staan dat deze mededeling is gedaan, dan geldt het volgende. Allereerst moet vastgesteld worden dat de door Sjaantjuh gestelde mede¬deling feitelijk onjuist of in ieder geval misleidend is. De strekking van de mededeling is immers dat Lakenhof € 250.000,-- had betaald aan de vennootschap en niet dat Lakenhof € 250.000,-- had betaald aan Webdoor. Hetzelfde geldt voor het gestelde bijstorten van € 100.000,--, waarbij nog komt dat dit deel van de koopprijs pas opeisbaar is als de vennootschap in staat is om dividend uit te keren. Dat de van Lakenhof ontvangen koopsom mogelijk door [gedaagden] aan de vennootschap is geleend - zoals [gedaagden] stellen en Sjaantjuh betwist - doet hier niet aan af, omdat een dergelijke lening weliswaar leidt tot liquiditeit, maar dat daar een betalings¬verplichting tegenover staat. Verder geldt - als de mededeling komt vast te staan - dat aangenomen moet worden dat Sjaantjuh als gevolg van die mededeling een onjuiste voor¬stelling van zaken had. Gesteld noch gebleken is dat Sjaantjuh op andere wijze bekend was met de wijze waarop Lakenhof participeerde in de vennootschap en er zijn geen feiten en omstandigheden gesteld die maken dat Sjaantjuh niet op bedoelde mededeling (als die komt vast te staan) mocht vertrouwen. Tenslotte geldt dat Sjaantjuh onbetwist stelt dat zij niet zou hebben geïnvesteerd bij een juiste voorstelling van zaken. De slotsom is dan ook dat als voornoemde mededeling komt vast te staan, het beroep op dwaling slaagt. De uitzonderingsgronden uit artikel 6:228 lid 2 BW doen zich niet voor.
5.13 Over de stelling van Sjaantjuh dat zij ten tijde van de aandelen¬overdracht niet bekend was met de financiële situatie van Newcomp Holding, wordt het volgende overwogen. Sjaantjuh stelt onbetwist dat de financiële situatie desastreus was. Vooropgesteld wordt dat de verkoper van een minderheidsbelang van de aandelen in een BV de koper in het algemeen niet ongevraagd hoeft in te lichten over alle details van de financiële situatie van de vennoot¬schap. Echter, wanneer een verkoper kennis heeft van het bestaan van een desastreuze financiële situatie en hij weet of behoort te weten dat de koper hiermee onbekend is, dan dient hij hiervan mededeling te doen. Dit geldt ook indien de koper niet om financiële informatie vraagt. Immers, een verkoper die weet dat de financiële situatie slecht is, behoort te begrijpen dat dit voor een potentiële investeerder relevant is en naar verkeersopvattingen dient hij de investeerder hiervan tijdig op de hoogte te stellen. Dit geldt te meer bij een vennootschap die pas kort geleden is opgericht, omdat een koper niet, althans niet zonder meer, hoeft te verwachten dat de financiële situatie van de BV kort na oprichting al desastreus is.
5.14 [gedaagden] betwisten gemotiveerd dat Sjaantjuh met de slechte financiële situatie on¬bekend was. Zij voeren in dit verband aan dat [gedaagde sub 4] de als productie 8, bijlage 15, bij dagvaarding overgelegde balans per 30 juni 2006 (hierna: de balans) aan [Y] heeft overhandigd. Het is niet in geschil dat deze balans blijk geeft van een slechte finan¬ciële situatie. Gelet op deze gemotiveerde betwis¬ting door [gedaagden] rust de bewijslast van de gestelde onbekendheid met de financiële situatie op Sjaantjuh nu zij daaraan het rechtsgevolg verbindt dat haar een beroep op vernietigbaarheid toekomt. Sjaantjuh zal daarom worden toegelaten tot het bewijs dat zij ten tijde van het verlijden van de notariële akte d.d. 14 juli 2006 - welke akte tevens de koopovereenkomst tussen Sjaantjuh en Web¬door belichaamt - niet bekend was met de balans doordat deze niet was toegezonden aan [Y]. Indien zij in dit bewijs slaagt, dan slaagt (in ieder geval) haar beroep op dwaling. Immers, gesteld noch gebleken is dat - afgezien van de gestelde kennis van de balans - Sjaantjuh anderszins wist van de slechte financiële situatie ten tijde van de koopovereenkomst met Webdoor, terwijl niet in geschil is dat Webdoor wel wist van de financiële situatie. In dat geval geldt dat Webdoor er rekening mee moest houden dat Sjaantjuh een onjuiste voorstelling van zaken had. Verder geldt dat Sjaantjuh heeft gesteld dat als zij wel op de hoogte was geweest van deze situatie, zij de aandelen niet had gekocht. Nu gedaagden deze stelling onbesproken hebben gelaten, gaat de rechtbank van de juistheid daarvan uit. Hiermee staat het voor dwaling vereiste causale verband vast. Ook in dit geval geldt dat de uitzonderingsgronden uit artikel 6:228 lid 2 BW zich niet voordoen.
5.15 De overige beslissingen omtrent de vordering van Sjaantjuh - waaronder de beslissing welke gedaagden aansprakelijk kunnen worden gehouden in geval de dwaling wordt bewezen - worden aangehouden.
D De vordering van Webdoor op Lakenhof i.v.m. onbetaalde koopprijs
5.16 Webdoor vordert van Lakenhof het resterende bedrag van de koopprijs voor de aandelen in Newcomp Holding, te weten € 90.000,--. Deze vordering zal worden af¬gewezen. Lakenhof heeft gesteld dat het niet betaalde gedeelte van de koopprijs als lening gold en dat die lening alleen opeisbaar zou zijn als er voldoende dividend zou zijn en dat de lening en het dividend dan zouden worden verrekend. Webdoor heeft op de comparitie van partijen verklaard dat de oorspronkelijke bedoeling van partijen was dat het dividend en de lening zouden worden verrekend. Webdoor heeft daarmee niet gemotiveerd betwist dat de lening alleen opeisbaar is wanneer er dividend is. Nu niet in geschil is dat er nog geen dividend uitgekeerd is of kan worden, is de lening dan ook niet opeisbaar.
E De vordering van Webdoor en de maten op Lakenhof c.s. tot schadevergoeding
5.17 Bij conclusie van eis in reconventie is aangegeven door Webdoor en de maten dat Lakenhof c.s. onrechtmatig hebben gehandeld door de vernietiging van hun investeringen. Daarbij is een vordering in reconventie ingesteld die naar de letterlijke bewoording zich alleen richt tegen Lakenhof. Echter, uit de inhoud van de conclusie van eis in reconventie blijkt dat bedoeld is een vordering in te stellen tegen Lakenhof en Sjaantjuh, zoals ook later bij conclusie van repliek in reconventie is aangegeven. Het verweer van Sjaantjuh dat de eis in reconventie jegens haar te laat is ingesteld, slaagt dan ook niet. Zij wordt door deze uitleg van de processtukken niet onredelijk in haar verdediging geschaad.
5.18 Webdoor en de maten vorderen dat Lakenhof c.s. veroordeeld worden tot vergoeding van door Newcomp Holding geleden schade. Zij stellen dat Lakenhof c.s. op oneigenlijke gronden de vernietiging hebben ingeroepen, wat volgens hen een toerekenbare tekortkoming is althans onrechtmatig is jegens Webdoor, en dat Lakenhof c.s. hiermee ernstige schade toebrengen aan Newcomp Holding en aan de belanghebbenden in deze vennootschap. Deze vordering zal worden afgewezen, alleen al omdat Webdoor en de maten nalaten om op enige wijze concreet aan te geven welke schade ‘Newcomp Holding en de belanghebbenden in deze vennootschap’ hebben geleden. De enige kostenpost die zij concreet stellen, zijn de kosten van deze procedure en daarvoor geldt dat er een proceskostenveroordeling zal volgen voor de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij(en). Het kan dan ook in het midden blijven of Lakenhof c.s. onrechtmatig hebben gehandeld jegens de achterliggende aandeelhouders.
F Proceskostenveroordeling in reconventie
5.19 Webdoor en de maten zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in reconventie.
alvorens verder te beslissen,
a. laat Sjaantjuh toe tot het bewijs dat:
- [gedaagde sub 4] haar heeft medegedeeld dat Lakenhof een bedrag van € 250.000,-- in de vennootschap had geïnvesteerd en nog een bedrag van € 100.000,-- zou bijstorten, zodat de liquiditeit van de vennootschap in orde was;
- zij ten tijde van de aandelenoverdracht niet bekend was met de balans doordat deze niet was toegezonden aan [Y];
b. bepaalt dat indien Sjaantjuh dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. N. Doorduijn;
c. bepaalt dat de advocaat van Sjaantjuh binnen twee weken na vonnisdatum aan de rechtbank - sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam - opgave moet doen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van de betrokkenen aan haar zijde in de maanden februari tot en met april 2010 en dat de advocaat van gedaagden binnen dezelfde termijn opgave moet doen van de verhinderdata van de betrokkenen aan hun zijde in dezelfde periode, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
d. bepaalt dat het aan de hand van de opgaven vastgestelde tijdstip, behoudens dringende redenen, niet zal worden gewijzigd;
e. houdt alle beslissingen aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn.
Uitgesproken in het openbaar.
1411/1876