Zaak- / rolnummer: 346285 / KG ZA 10-18
Uitspraak: 23 februari 2010
VONNIS in kort geding in de zaak van:
de Société par Actions Simplifiée (vereenvoudigde naamloze vennootschap)
ECLATEC SAS,
gevestigd te Maxeville, Frankrijk,
eiseres,
advocaat mr. A.H.C.M. Smeets,
de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE ROTTERDAM,
zetelende te Rotterdam,
gedaagde,
vrijwillig verschenen,
advocaat mr. W.M. Ritsema van Eck.
Partijen worden hierna aangeduid als “Eclatec” respectievelijk “de gemeente”.
1. Het verloop van het geding
De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 22 januari 2010;
- wijziging van eis;
- pleitnotities en producties van mr. Smeets;
- pleitnotities en producties van mr. Ritsema van Eck.
De raadslieden van partijen hebben de respectieve standpunten toegelicht ter zitting van 15 februari 2010. Op deze zitting is gelijktijdig behandeld de procedure van Industria Techni-sche Verlichting B.V. (hierna: Industria) tegen de gemeente.
De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
2.1
Op 9 oktober 2009 heeft de gemeente de opdracht aangekondigd van “Het op afroep en naar behoefte leveren van armaturen voor openbare verlichting in de gemeente Rotterdam.” Deze aankondiging vermeldt onder VI.4.2:
“Precieze aanduiding van de termijn(en) voor het instellen van een beroep:
Verwezen wordt naar artikel 55 van het Besluit Aanbestedingsregels voor Overheidsopdrachten (BAO).”
2.2
Het bestek luidt - voor zover relevant - :
“1. PRECONTRACTUELE BEPALINGEN
De Europese openbare aanbesteding geschiedt overeenkomstig het Besluit Aanbestedingsregels voor Overheidsopdrachten (BAO), op 20 november 2009 om 12.00 uur.
(…)”
(…)
4. De eisen waaraan een inschrijver als bedoeld in artikel 45 t/m 53 van het BAO moet voldoen zijn:
a. het voldoen aan de wettelijke verplichtingen, verbonden aan de uitoefening van een onder-neming;
b. niet in omstandigheden verkeren zoals bedoeld in artikel 45 lid 1 en 3 van het BAO;
c. het in de laatste drie jaren één of meer vergelijkbare leveringen te hebben uitgevoerd, elk aantoonbaar naar tevredenheid van de opdrachtgever(s), en tijdig te hebben geleverd, ver-leend uitstel daarin begrepen. De aannemingssom of het gefactureerde totaalbedrag van tenminste één vergelijkbare overeenkomst moet minimaal 30% van de huidige fictieve som zijn;
d. het stellen van een zekerheid in de vorm van een bankgarantie;
e. het hebben voldaan aan al zijn verplichtingen ten aanzien van de betaling van de sociale verzekeringsbijdragen en belastingen.
LET OP:
Indien de inschrijver niet voldoet aan de gestelde eisen van het bestek is de inschrijving ongeldig en kan de inschrijver worden uitgesloten van verdere deelname aan de aanbestedingsprocedure.
1.5 Inschrijvingsstaat en inschrijvingsbiljet
LET OP:
Indien de inschrijvingsstaat en/of het inschrijvingsbiljet niet volledig is ingevuld is de inschrijving ongeldig en uitgesloten van verdere deelname aan de aanbesteding.
Het gunningcriterium is de economisch meest voordelige inschrijving.
Hierbij kan alleen tot definitieve gunning worden overgegaan indien verder is voldaan aan de gestel-de eisen onder paragraaf 1.4 en 1.5 en indien is voldaan aan de gestelde eisen op het gebied van de beoordeling van esthetica en kwaliteit (paragraaf 1.6).
De aanbesteder stelt de inschrijver zo spoedig mogelijk gelijktijdig schriftelijk in kennis van de be-slissing inzake het voornemen tot gunning van de opdracht. Aan dit voornemen kunnen geen rechten worden ontleend. Indien binnen 15 dagen na dagtekening van deze mededeling een kort geding aan-hangig is gemaakt tegen het gunningsvoornemen dan zal niet worden overgegaan tot gunning van de opdracht, voordat in kort geding vonnis is gewezen, tenzij een zwaarwegend belang onverwijlde gun-ning gebiedt.
Voor het bepalen van de economisch meest voordelige inschrijving (EMVI) zullen de volgende sub-gunningcriteria worden gehanteerd:
- sub-gunningcriterium 1 (GC1): prijs
- sub-gunningcriterium 2 (GC2): monster/proefmodel
2. Beschrijving sub-gunningcriteria
De door de inschrijver vermelde fictieve inschrijvingssom
Zwaarte GC1 in de berekening voor de EMVI = 50%
Door de inschrijver aan te leveren met betrekking tot dit sub-gunningcriterium:
* het volledig ingevulde en rechtsgeldig ondertekende inschrijvingsbiljet.
b) Monster / Proefmodel (GC2)
De inschrijver dient een monster / proefmodel van het openbare verlichtingsarmatuur kosteloos ter beschikking te stellen (...)
Beoordelingsaspecten:
a. Uitwisselbaarheid
b. Functionaliteit
c. Vormgeving
d. Duurzaamheid
e. Toekomstvastheid
Ad a. Uitwisselbaarheid
LET OP: voldoende onderlinge uitwisselbaarheid van onderdelen van bestaande modellen is een gunningseis. Indien bij beproeving blijkt dat onderdelen voor minder dan 75% (in verhouding tot de huidige in gebruik zijnde modellen) uitwisselbaar zijn kan de inschrijver van verdere deelname wor-den uitgesloten. De beoordeling van gelijkwaardigheid en gelijkvormigheid ligt volledig bij de op-drachtgever.
Ad b. Functionaliteit
Wordt getoetst aan het technisch hoofdstuk.
Ad c. Vormgeving
2D en 3D tekeningen van de armatuur (zowel esthetische als constructieve tekeningen). Deze teke-ningen dienen de armatuur in verschillende toestanden weer te geven, waardoor zowel het interieur als het exterieur vanaf verschillende hoeken wordt weergegeven. Aanvullend mag ook een beschrij-ving van de vormgeving worden meegeleverd.
De vormgeving van de armatuur wordt gewogen aan de artist impression. Zie bijlage 1.
Ad d. Duurzaamheid
Een beschrijving hoe de te leveren armatuur bijdraagt aan een duurzamere openbare verlichting.
Ad e. Toekomstvastheid
Een beschrijving die aangeeft hoe toekomstvast de te leveren armatuur is. De armatuur wordt aan de hand van de voor het criterium “vormgeving” te leveren constructietekeningen getoetst op toekomst-vastheid. Onder toekomstvastheid wordt in dit verband verstaan in hoeverre bijvoorbeeld de arma-tuur is aan te passen op recente innovaties in de lichttechniek.
Zwaarte GC2 in de berekening voor de EMVI = 50%
3. Berekening economisch meest voordelige inschrijving (EMVI)
Alle inschrijvingen worden op elk sub-gunningscriterium beoordeeld.
Stap 1.
Per sub-gunningcriterium geldt dat aan de best beoordeelde/scorende inschrijver het maximum aan-tal te behalen punten wordt toegerekend. Alle overige inschrijvers ontvangen, elk op basis van hoe betreffende inschrijver zich verhoudt tot de best beoordeelde/scorende inschrijver, een x-aantal pun-ten. Op elk sub-gunningcriterium kunnen maximaal 100 punten worden verdiend (voor GC1 geldt dat de laagste inschrijvingssom 100 punten scoort). Voor GC2 geldt de volgende onderverdeling, zie lid 2 sub b:
a = max. 25 punten
b = max. 10 punten
c = max. 25 punten
d = max. 25 punten
e = max. 15 punten
Stap 2.
De punten die elke inschrijver heeft behaald op GC1 worden vermenigvuldigd met een factor 0,5.
De punten die elke inschrijver heeft behaald op GC2 worden vermenigvuldigd met een factor 0,5.
Stap 3.
Per inschrijver worden de scores op de sub-gunningcriteria getotaliseerd. De inschrijver met de hoogste totaalscore heeft de economisch meest voordelige inschrijving uitgebracht en komt in aan-merking voor het voornemen tot gunning.
Formule:
Totaal = (GC1x0,5) + (GC2x0,5)
Rekenvoorbeeld.
De genoemde inschrijvingssommen en behaalde punten zijn willekeurig gekozen en dienen enkel en alleen om de rekenmethode te verduidelijken.
Stap 1.
Inschrijvingssommen GC1
- inschrijver A heeft ingeschreven voor € 1.000.000 en scoort 75 punten
- inschrijver B heeft ingeschreven voor € 1.250.000 en scoort 43,75 punten
- inschrijver C heeft ingeschreven voor € 800.000 en scoort 100 punten
- inschrijver D heeft ingeschreven voor € 950.000 en scoort 81,25 punten
GC2
- inschrijver A scoort 90 punten
- inschrijver B scoort 85 punten
- inschrijver C scoort 60 punten
- inschrijver D scoort 100 punten
Stap 2 en 3.
Totaalscore inschrijver A : (75x0,5) + (90x0,5) = 82,5 punten
Totaalscore inschrijver B : (43,75x0,5) + (85x0,5) = 64,38 punten
Totaalscore inschrijver C : (100x0,5) + (60x0,5) = 80 punten
Totaalscore inschrijver D : (81,25x0,5) + (100x0,5) = 90,63 punten
In het rekenvoorbeeld komt inschrijver D in aanmerking voor gunning aangezien hij de hoogste to-taalscore heeft behaald.
3. NADERE BESCHRIJVING OPENBARE VERLICHTINGARMATUREN
3.4 Technische bepalingen
3.4.3 Levensduur
(…) De armatuur moet een minimale levensduur hebben van 15 jaar.
3.4.3.3 De lichtdoorlaatbaarheid van daarvoor bestemde onderdelen ten opzichte van de
initiële waarde mag gedurende de levensduur van de armatuur, nadat een onder-
houdsbeurt is uitgevoerd, niet zichtbaar afgenomen zijn.
3.4.3.4 Lichtdoorlatende delen mogen gedurende de levensduur niet zichtbaar verge-
len/verkleuren.
3.4.3.5 Aan de binnenkant van de armatuur moet een codering worden aangebracht, bij-
bijvoorbeeld door middel van een stichter, die de leeftijd van de armatuur aangeeft.
Deze codering moet ten minste de naam van de leverancier, het jaar en kwartaal
van levering en het typenummer bevatten.
(…)
3.4.4 Vormgeving, gebruik
3.4.4.1 Esthetiek
(…)
3.4.4.1.4 De lichtkap moet in zowel een vlakke als een half bolle uitvoering beschikbaar
zijn.
3.4.4.2 Vervaardiging
(…)
3.4.4.2.2 De bovenkap moet voorzien zijn van een poedercoating.
(…)
3.4.5 Constructie
(…)
3.4.5.2 De in de armatuur aanwezige optiek dient zodanig instelbaar/leverbaar te zijn dat
de richting en de uitstraalhoek van de lichtbundel gevarieerd kunnen worden in
minimaal 6 posities.
(…)
3.4.5.4 De armatuur moet bestand zijn tegen omgevingstemperaturen van -20 °C tot +
40 °C.
(…)
3.4.5.6 Er moet in de armatuur voldoende vrije ruimte aanwezig zijn om teleoperatieappa-
ratuur te herbergen van alle in Nederland gangbare merken en types.
(…)
3.4.5.12 Omdat het OV net van Rotterdam ongeaard is moet de armatuur minimaal isolatie-
klasse II hebben.
(…)
3.4.6 Voorschakelapparaat, lamp en regelaar
3.4.6.1 Er moet een elektronisch, regelbaar voorschakelapparaat in de armatuur aanwezig zijn en de piekspanningen in het net moeten opgevangen kunnen worden zonder defect te raken.
(…)”
2.3
Onder de inschrijvers bevonden zich Eclatec met de “Clip 28” en Industria met de “Airtra-ce”.
2.4
Volgens de “Technische Beoordelingslijst armaturen Impuls OV” van 26 november 2009 voldoet Eclatec met haar product niet aan de volgende technische bepalingen van het bestek en zijn daarbij door de beoordelaars de volgende opmerkingen gemaakt:
- 3.4.3.4 (codering door middel van een sticker) “Niet duurzaam, onvoldoende”
- 3.4.4.2.2 (bovenkap voorzien van poedercoating)
- 3.4.5.12 De armatuur moet minimaal een isolatieklasse II (veiligheidsklasse) heb-
ben. “Kabels van EVSA niet dubbel geïsoleerd”
De conclusie van de beoordelaars luidt:
- “Bekabeling niet dubbel geïsoleerd, geen isolatieklasse II
- Geen duurzame stickering
- Schakelaar aanwezig bij open kap
- Geen poedercoating, opgespoten conservering”
Het advies van de beoordelaars luidt:
- “Afkeuren, met name op de conservering van het armatuur. Niet duurzaam.”
De opmerkingen ”geen isolatieklasse II”, “opgespoten conservering” en ”met name op de conser-vering van het armatuur. Niet duurzaam.” zijn op 8 december 2009 handmatig door beoordelaar [X] op de beoordelingslijst geschreven.
2.5
Bij twee gelijkluidende brieven van 16 december 2010 aan Eclatec en aan Industria heeft de gemeente geschreven dat zij voornemens is om de overeenkomst te sluiten met Schréder B.V. (hierna: Schréder). Voorts heeft de gemeente Eclatec en Industria laten weten dat zij heeft geconstateerd dat hun inschrijvingen niet voldoen aan de gestelde (technische) eisen van het bestek, op grond waarvan de inschrijvingen ongeldig zijn en niet voor gunning in aanmerking komen. Bij deze brief was de hiervoorgenoemde beoordelingslijst gevoegd.
2.6
Bij dagvaarding van 30 december 2009 heeft Industria een kort geding aanhangig gemaakt, teneinde op te komen tegen voornoemd besluit van de gemeente.
2.7
Bij brief van 4 januari 2010 heeft Martin van Stigt Thans de gemeente gevraagd op welke technische eisen de beslissing berust dat de inschrijving van Eclatec niet voldoet aan de ge-stelde technische eisen van het bestek en daarom ongeldig is verklaard.
2.8
Bij e-mail van 6 januari 2010 heeft Eclatec de gemeente laten weten dat zij niet akkoord gaat met de ongeldigverklaring van haar aanbesteding. Volgens Eclatec in deze e-mail zijn de conclusies in de beoordelingslijst onjuist en wil zij deze weerleggen. Zij heeft de ge-meente ook in deze e-mail laten weten dat zij de volgende dag in contact zou treden met de rechtbank te Rotterdam.
2.9
Op 7 januari 2010 heeft de heer [contractbeoordelaar], contractbeoordelaar op de afdeling aanbestedings-zaken van de gemeente, telefonisch meegedeeld en per e-mail bevestigd aan Martin van Stigt Thans dat uiterlijk op 8 januari 2010 een kort geding aanhangig diende te zijn gemaakt om op te komen tegen het onder 2.3 genoemde besluit van de gemeente en dat het toezenden van een conceptdagvaarding aan het Bureau van de Voorzieningenrechter voldoende was om nog aan de termijn van 8 januari 2010 te voldoen.
2.1
Op 8 januari 2010 heeft de raadsvrouwe van Eclatec bij het Bureau Voorzieningenrechter van deze rechtbank een aanvraag ingediend voor een kort geding. Bij haar aanvraag heeft zij een concept-dagvaarding gevoegd, welke concept-dagvaarding zij op 8 januari 2010 ook aan de gemeente heeft verstuurd. Voor deze zaak is een zittingsdatum bepaald op 9 februari 2010.
2.11
Op 22 januari 2010 heeft Eclatec de gemeente gedagvaard om op 9 februari 2010, niet in persoon maar vertegenwoordigd door een advocaat, te verschijnen op de zitting van de rechtbank te Rotterdam.
2.12
Op 5 februari 2010 heeft de raadsvrouwe van Eclatec de voorzieningenrechter verzocht om de zittingsdatum in haar zaak te verplaatsen naar 15 februari 2010 omdat op die dag de zaak zou dienen in het geschil tussen Industria en de gemeente. De voorzieningenrechter is aan dit verzoek tegemoetgekomen.
2.13
Op 5 februari 2010 heeft de gemeente (de raadsvrouwe van) Eclatec bericht dat zij in het kader van het verweer van de gemeente een fictieve beoordeling heeft uitgevoerd van de inschrijving van Eclatec en dat uit deze fictieve beoordeling blijkt dat Eclatec op de vierde plek zou zijn geëindigd, zodat ook wanneer haar inschrijving als geldig zou moeten worden aangemerkt, zij nimmer voor gunning van de opdracht in aanmerking zou komen. Deze “fic-tieve beoordeling” ziet er als volgt uit.
1 Philips Nederland (licht) B.V.
2 Schréder B.V.
3 Industria Technische Verlichting B.V.
4 Eclatec SAS
5 EMJ Lighting Company
6 Lightronics B.V.
7 Industrielicht B.V.
ONDERWERP MAXIMUM 1 2 3 4 5 6 7
Philips Schréder Industr. Eclatec EMJ Lightr. Industr.
Uitwisselbaarheid 25 24 14 5 5
Functionaliteit 10 9 5 5 5
Vormgeving 25 19 11 16,25 11,25
Duurzaamheid 25 21 19 18,75 17,5
Toekomstvastheid 15 14 14 8,75 10
TOTAAL 100 87 63 53,76 48,75 0 0 0
Punten Punten Totaal
Inschr.som prijs Beoordelingsasp. Gunning
Philips Nederland (licht) B.V. 1.520.000 71,62 87 79,31
Schréder B.V. 1.198.000 98,82 63 80,91
Industria Technische Verlichting B.V. 1.184.000 100,00 53,75 76,68
Eclatec SAS 1.312.000 89,19 48,75 68,97
EMJ Lighting Company 896.750 0,00 0 0,00
Lightronics B.V. 1.300.000 0,00 0 0,00
Industrielicht B.V. 1.876.000 0,00 0 0,00
Gunning aan:
Schréder 80,91 pnt.
2.14
Bij brief van 11 februari 2010 van de raadsvrouwe van de gemeente heeft de gemeente nog ter toelichting het volgende geschreven:
“Uit het op vrijdag 5 februari jl. toegestuurde overzicht kan Eclatec afleiden dat zij op het aspect “uitwisselbaarheid” slecht heeft gescoord, waar Schréder gemiddeld heeft gescoord. Ten aanzien van het aspect “functionaliteit” is de gemeente coulant geweest in de beoordeling van Eclatec. Het fictief door Eclatec behaalde aantal punten op functionaliteit is gelijk aan dat van de winnende in-schrijver Schréder. Ten aanzien van “vormgeving” heeft Eclatec vergelijkbaar met Schréder ge-scoord. Ook op het aspect van “duurzaamheid” is de inschrijving van Eclatec vrijwel gelijk beoor-deeld als die van de winnende inschrijver Schréder. Op het aspect “toekomstvastheid” is Eclatec redelijk beoordeeld waar Schréder goed heeft gescoord. Vanwege haar lagere prijs heeft Schréder in de eindbeoordeling als beste gescoord.
Zoals ik u ook telefonisch heb toegelicht, is het puntenverschil tussen Eclatec en Schréder (bijna 12 punten) voor Eclatec niet te overbruggen, ook indien zij op het aspect “functionaliteit” de maximale 10 punten in plaats van de huidige 5 had gescoord. Ik heb u aangegeven dat bij de (fictieve) beoorde-ling op “functionaliteit” naast het proefmodel tevens alle door Eclatec bij haar inschrijving ter be-schikking gestelde informatie is meegenomen.”
3.1
De gewijzigde vordering luidt om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de gemeente
- te verbieden de opdracht te gunnen aan Schréder en
- primair te gebieden de gehele aanbestedingsprocedure opnieuw uit te voe-ren of
- subsidiair te gebieden een herbeoordeling van de inschrijvingen te maken en
- te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Eclatec heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de gemeente onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door haar inschrijving ongeldig te verklaren omdat haar product niet zou voldoen aan de technische aanbestedingsvereisten, terwijl haar product daar wel aan voldoet. Daar-naast heeft zij ten grondslag gelegd dat de aanbesteding onvoldoende transparant en objec-tief heeft plaatsgevonden.
3.2
De gemeente heeft de vordering gemotiveerd betwist. Waar nodig zal dit verweer hierna bij de beoordeling aan bod komen.
4.1
Alvorens in te gaan op de inhoudelijke kant van de zaak, behandelt de voorzieningenrechter eerst de drie formele verweren van de gemeente.
4.2
De voorzieningenrechter verwerpt het verweer van de gemeente dat de dagvaarding onjuist is omdat daarin niet is vermeld dat de gemeente ook in persoon kan verschijnen. In beginsel levert dit niet vermelden nietigheid op van de dagvaarding (art. 111 jº 120 Rv.). Nu echter de gemeente, zoals zij zelf heeft aangevoerd, vrijwillig is verschenen, daarbij niet expliciet een beroep heeft gedaan op de nietigheid van de dagvaarding en bovendien niet is gebleken - gezien het uitvoerig gemotiveerde verweer van de gemeente - dat zij onredelijk in haar belangen is geschaad, wordt de gebrekkige dagvaarding niet met nietigheid gesanctioneerd (art. 122 Rv.).
4.3
De voorzieningenrechter verwerpt eveneens het verweer van de gemeente dat Eclatec een herstelexploit had moeten uitbrengen om de gewijzigde zittingsdatum van 9 februari 2010 in 15 februari 2010 officieel aan de gemeente mee te delen. Voor het uitbrengen van een her-stelexploit in de situatie dat een zittingsdatum wijzigt nadat de zaak aanhangig is gemaakt, bestaat geen wettelijke grondslag. Zo al sprake zou zijn van een gebrek in de oproeping, heeft de gemeente geen belang bij een beroep daarop, nu het gebrek gedekt wordt door het verschijnen ter zitting door de gemeente.
4.4
Ten aanzien van het beroep van de gemeente op de niet-ontvankelijkheid van Eclatec in haar vordering in verband met het verstrijken van de “Alcatel-termijn” overweegt de voorzienin-genrechter als volgt.
4.4.1
Vast staat dat in de aankondiging noch in het bestek een termijn is opgenomen waarbinnen inschrijvers dienen te ageren tegen een door de gemeente genomen besluit in het kader van de onderhavige aanbestedingsprocedure op straffe van niet-ontvankelijkheid. De gemeente heeft in haar aankondiging slechts verwezen naar artikel 55 lid 2 Bao en in het bestek naar het Bao in zijn algemeenheid, waarbij zij onder het kopje “Gunning” nog heeft vermeld dat de aanbesteder de inschrijver zo spoedig mogelijk gelijktijdig schriftelijk in kennis stelt van de beslissing inzake het voornemen tot gunning van de opdracht, dat aan dit voornemen geen rechten kunnen worden ontleend en dat, indien binnen 15 dagen na dagtekening van deze mededeling een kort geding aanhangig is gemaakt tegen het gunningsvoornemen, dan niet zal worden overgegaan tot gunning van de opdracht, voordat in kort geding vonnis is gewezen, tenzij een zwaarwegend belang onverwijlde gunning gebiedt.
4.4.2
In het Bao zijn twee Europese rechtsbeschermingsrichtlijnen geïmplementeerd, waaronder richtlijn nr. 89/665/EEG inhoudende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken. Deze richtlijn ziet onder meer op verhoging van de doeltreffendheid van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten.
4.4.3
Volgens de considerans van richtlijn 2007/66/EG van 11 december 2007 tot wijziging van de richtlijnen 89/665/EEG en 92/13/EEG met betrekking tot de verhoging van de doeltref-fendheid van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten, dient een beroepsprocedure op zijn minst toegankelijk te zijn voor eenieder die belang heeft of heeft gehad bij de gunning van een bepaalde opdracht en die door een beweerde inbreuk is of dreigt te worden geschaad. Voorts is volgens de considerans een van de gebleken zwakke punten in de richtlijnen 89/665/EEG en 92/13/EEG het ontbreken van een termijn om een doeltreffend beroep in te stellen tussen het besluit tot gunning van een opdracht en het slui-ten van de desbetreffende overeenkomst, hetgeen soms leidt tot een zeer snelle onderteke-ning van de overeenkomst door aanbestedende diensten die de gevolgen van het betwiste gunningsbesluit onomkeerbaar willen maken. Om deze tekortkoming, die een ernstige be-lemmering vormt voor een doeltreffende rechtsbescherming van de betrokken inschrijvers te verhelpen, dient te worden voorzien in een opschortende minimumtermijn gedurende welke de sluiting van de desbetreffende overeenkomst wordt opgeschort, ongeacht of die sluiting al dan niet geschiedt ten tijde van de ondertekening van de overeenkomst, aldus voornoem-de considerans.
4.4.4
In Nederland is deze termijn neergelegd in artikel 55 lid 2 Bao. Dit artikel bepaalt dat de aanbestedende dienst niet eerder een raamovereenkomst sluit en niet eerder een opdracht op basis van een gunningsbeslissing gunt dan nadat een termijn van 15 dagen na verzending van de mededeling van die gunningsbeslissing is verstreken.
4.4.5
Volgens de nota van toelichting op artikel 55 Bao betreft de door de aanbestedende dienst in acht te nemen termijn van ten minste 15 dagen - de zogenaamde Alcatel-termijn - een “standstill-termijn”. De termijn van 15 dagen wordt voldoende geacht om te beoordelen of de regels van het voorgenomen gunningsbesluit zijn nageleefd en om een voorziening te vragen bij de rechter of Raad van Arbitrage. Een langere periode zou onevenredig zijn gelet op de belangen van de aanbestedende dienst en de beoogde opdrachtnemer bij het sluiten en uitvoeren van de overeenkomst.
4.4.6
Waar de (Europese) wetgever bepaalt dat sprake is van een “opschortende minimumter-mijn” of “standstill-termijn”, kan deze termijn van 15 dagen niet worden gehanteerd als ver-valtermijn, althans wanneer deze niet expliciet als zodanig is genoemd in de aanbestedings-stukken, temeer nu de termijn uit het oogpunt van rechtsbescherming tegen overheidsbeslui-ten tot stand is gekomen. Dat ook de gemeente daarvan uitgaat in het bestek blijkt wel uit hetgeen zij onder het kopje “Gunning” daarover heeft opgenomen. Daar is immers niet ver-meld dat de inschrijver binnen een termijn van 15 dagen moet opkomen tegen een voorge-nomen gunningsbeslissing, doch slechts dat de gemeente niet zal over gaan tot gunning in-dien binnen 15 dagen na dagtekening van de mededeling van het voornemen tot gunning een kort geding aanhangig is gemaakt, wat de gemeente ook niet heeft gedaan. Dat de heer [contractbeoordelaar] van de gemeente, contractbeoordelaar op de afdeling aanbestedingszaken, in de on-der 2.9 genoemde e-mail eenzijdig een uiterste termijn stelt voor het aanhangig maken van een kort geding, maakt dit niet anders, nu in de aanbestedingsstukken geen uiterlijke termijn daarvoor is opgenomen. Overschrijding van de termijn leidt dan ook in dit geval, in tegen-stelling tot hetgeen de gemeente heeft betoogd, niet “sowieso” tot niet-ontvankelijkheid.
4.4.7
Wel dient te worden beoordeeld of de gemeente door overschrijding van de Alcatel-termijn door Eclatec mogelijk onevenredig in haar belangen is geschaad, in welk geval het te laat dagvaarden toch voor rekening van Eclatec dient te komen. Het belang van de gemeente bij de Alcatel-termijn is dat spoedig duidelijkheid en zekerheid wordt verschaft omtrent de re-sultaten van de aanbestedingsprocedure. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrech-ter is dit belang van de gemeente niet geschaad. Immers staat vast dat Industria binnen de Alcatel-termijn een kort geding heeft geëntameerd inzake de voorlopige gunning van de op-dracht aan Schréder. Als gevolg daarvan is de aanbesteding stil komen te liggen. De ge-meente wist op dat moment dat zij in ieder geval tot de dag waarop de voorzieningenrechter uitspraak zou doen in de zaak van Industria tegen de gemeente, zij vooralsnog geen over-eenkomst met Schréder kan sluiten. Door het aanhangig maken van de zaak bij dagvaarding van 22 januari 2010 tussen Eclatec en de gemeente is de gemeente niet onevenredig in haar belang bij een spoedige zekerheid en duidelijkheid over de gunningsbeslissing geschaad. De gemeente wist immers al dat de voorlopige gunning nog niet in een definitieve gunning kon worden omgezet. Uit het Grossman-arrest (HvJ EG 12 februari 2004, zaak C-230/02) volgt dat van een inschrijver een proactieve houding mag worden verwacht en dat hij tegen on-duidelijkheden of onvolkomenheden in aanbestedingsstukken opkomt in een stadium waarin deze nog ongedaan kunnen worden gemaakt. Dat is hier het geval. De gemeente heeft de opdracht nog niet definitief aan Schréder gegund en wanneer zal blijken dat aan de aanbe-stedingsprocedure gebreken kleven, kunnen deze nog ongedaan worden gemaakt. Hoewel het de voorkeur verdient dat partijen zich houden aan de Alcatel-termijn, leidt het laat dag-vaarden van de gemeente door Eclatec in dit geval niet tot extra vertraging in de gunning van de opdracht - de zaak is immers gezamenlijk met die tussen Industria en de gemeente behandeld ter zitting en er zal gelijktijdig uitspraak worden gedaan - en is daarom niet in strijd met de strekking van artikel 55 lid 2 Bao. De stelling van de gemeente, dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat wanneer één partij bij een aanbesteding binnen de Alcatel-termijn een kort geding aanhangig maakt, de aanbestedende dienst en beoogde opdrachtnemer rekening moeten houden dat desondanks de rest ook nog kan klagen en de beoogde gunning kunnen aantasten, maakt dit oordeel niet anders. Ten eerste moet de gemeente er, vanaf de hiervoor onder 2.8 genoemde e-mail van Eclatec van 6 januari 2010 en het moment van het haar toesturen van de conceptdagvaarding op 8 januari 2010, rekening mee houden dat ook Eclatec in rechte bezwaar zou maken tegen het gun-ningsbesluit. Daarover is bovendien overleg geweest tussen de heer [contractbeoordelaar] en (namens) Eclatec, die nota bene heeft meegedeeld dat uiterlijk op 8 januari 2010 een kort geding aan-hangig diende te zijn gemaakt en dat het toezenden van een conceptdagvaarding aan het Bu-reau van de Voorzieningenrechter voldoende was om nog aan de termijn van 8 januari 2010 te voldoen. De gemeente mocht er dan ook niet zonder meer op vertrouwen dat Eclatec geen verdere stappen zou ondernemen. Ten tweede is het vaste praktijk dat na het verstrijken van de Alcatel-termijn nog partijen zich voegen of tussenkomen, zodat een aanbestedende dienst er niet zonder meer op kan vertrouwen dat het bij de partij blijft die binnen de Alcatel-termijn heeft gedagvaard.
de inhoudelijke kant van de zaak
4.5
Kern van het geschil is de vraag of de gemeente onrechtmatig jegens Eclatec heeft gehan-deld door de inschrijving van Eclatec ongeldig te verklaren en niet voor gunning in aanmer-king te nemen.
4.5.1
De gemeente meent van niet. De gemeente heeft Eclatec uitgesloten omdat zij van oordeel is dat de door haar aangeboden armatuur op een aantal aspecten van het technisch hoofdstuk zodanig tekort schoot, dat dit niet met punten kon worden uitgedrukt. Om die reden heeft de gemeente Eclatec bericht dat haar inschrijving niet voldoet aan de gestelde technische eisen van het bestek. Naast de door de beoordelaars opgegeven “minpunten” in de inschrijving van Eclatec, te weten:
- 3.4.3.5 dat geen duurzame “stickering” aanwezig is;
- 3.4.4.2.2 dat gewoon was gelakt, in plaats van gepoedercoat;
- 3.4.5.12 dat de bekabeling niet dubbel is geïsoleerd en derhalve niet voldoet aan iso-
latieklasse II;
heeft de gemeente in haar pleitnota nog aangevoerd met betrekking tot het proefmodel van Eclatec:
- 3.4.5.6 dat het binnenin te weinig ruimte biedt voor additionele apparatuur;
- 3.4.4.1.4 dat geen tweede (bol) glas is geleverd.
4.5.2
Eclatec heeft daar tegenin gebracht dat uit de stukken die Eclatec heeft ingediend bij haar inschrijving blijkt dat deze wel voldoet aan de technische eisen van het bestek. Zij heeft daartoe aangevoerd:
- 3.4.3.5 dat wel stickers zijn aangebracht in de producten van Eclatec met daarop
de vereiste informatie;
- 3.4.4.2.2 dat op elke armatuur van de Clip 28 een poedercoating aanwezig is;
- 3.4.5.12 dat de kabels wel dubbel geïsoleerd zijn en voldoen aan klasse II van de
standaard.
Ten aanzien van de door de gemeente later naar voren gebrachte punten heeft Eclatec aan-gevoerd dat de “kast best groot is en er wel wat in kan” en dat de mogelijkheid dat de arma-tuur kan worden uitgevoerd met bol glas wel staat vermeld in haar brochure.
4.5.3
Hoewel in zijn algemeenheid terughoudendheid van de voorzieningenrechter op zijn plaats is bij de beoordeling of de beoordelaars hun werk als een redelijk handelende beoordelaar hebben uitgevoerd, dient in dit geval de voorzieningenrechter daar wel met inachtneming van de vereiste terughoudendheid een oordeel over te geven, gezien de gemotiveerde weer-legging door Eclatec van de door de gemeente opgesomde gebreken in de technische beoor-delingslijst van 26 november 2009 en de gebrekkige motivering daarvan door de gemeente. Deze gebrekkige motivering is op zich al in strijd met het transparantiebeginsel, waarover hierna meer in 4.6.1. De voorzieningenrechter overweegt dan ook als volgt.
Dat er wel een sticker zit op de armatuur van Eclatec heeft de voorzieningenrechter zelf kunnen aanschouwen op het proefmodel dat hem is getoond ter zitting. Dat de sticker duur-zaam moet zijn is geen vereiste dat is terug te vinden in het bestek.
Om te kunnen vaststellen of de armatuur van de Clip 28 daadwerkelijk is “gepoedercoat” en of de kabels van de Clip 28 dubbel geïsoleerd zijn, is onafhankelijk onderzoek nodig van een deskundige, waarvoor in kort geding naar haar aard geen plaats is. In het licht van de onderbouwde stelling dat wel poedercoating aanwezig is en dat de kabels wel dubbel geïso-leerd zijn, mag van de gemeente worden verwacht dat zij haar oordeel op deze punten nader motiveert. Dat heeft zij niet gedaan, ook niet in de onderhavige procedure voor de voorzie-ningenrechter. De gemeente heeft in dat kader ter zitting slechts opgemerkt dat de beoorde-laars bij een visuele inspectie hebben bevonden dat “omdat het dikker was het eruit zag als gewone lak”, maar dat er verder geen onderzoek naar is gedaan. Dat niet is gepoedercoat en geen dubbel geïsoleerde kabels aanwezig zijn, is dan ook naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk geworden.
Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter op dat volgens de nota van inlichtingen van 11 november 2009 in het bestek de tekst onder 3.4.5.12 “Omdat het OV net van Rotterdam ongeaard is moet de armatuur minimaal isolatieklasse II hebben” is komen te vervallen en vervangen door “Omdat het OV net van Rotterdam ongeaard is moet de armatuur minimaal elektrische veiligheidsklasse II hebben”, terwijl de gemeente in haar pleitnota stelt dat de bekabeling moet voldoen aan isolatieklasse II. Dit maakt dat het in ieder geval voor de voorzieningenrechter thans onduidelijk aan welke eisen de bekabeling moet voldoen.
Met betrekking tot de in de pleitnota aangevoerde “minpunten” geldt allereerst dat Elcatec op deze punten volgens de onder 2.4 genoemde “Technische Beoordelingslijst armaturen Impuls OV” wel goed heeft gescoord.
Voorts heeft de gemeente, na het aanhoren van de weerlegging van Eclatec op dit punt, haar stelling dat de armatuur van Eclatec binnenin te weinig ruimte biedt voor additionele appa-ratuur, onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd.
Tot slot staat in het bestek onder 3.4.4.1.4 dat de lichtkap in zowel een vlakke als een half bolle uitvoering beschikbaar moet zijn. In het bestek is niet de eis terug te vinden dat de in-schrijver twee proefmodellen moet opsturen, één met vlak- en één met bol glas. Overigens blijkt uit de opmerkingen van de beoordelaars in de technische beoordelingslijst van 26 no-vember 2009 van zowel Eclatec als Industria dat de beoordelaars de bij de inschrijving mee-gestuurde documentatie hebben betrokken bij hun oordeel.
4.5.4
Het hiervooroverwogene brengt mee dat, aangezien Eclatec de door de gemeente aangege-ven “minpunten” ten aanzien van haar product dermate gemotiveerd heeft weerlegd, de ge-meente naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter de inschrijving van Eclatec niet ongeldig had mogen verklaren, maar zij deze inschrijving voor gunning in aanmerking had moeten nemen. Door de inschrijving als ongeldig terzijde te schuiven, heeft de gemeente onrechtmatig jegens Eclatec gehandeld.
4.5.5
Omdat de gemeente de mogelijkheid in ogenschouw heeft genomen dat zij wellicht iets te streng is geweest, heeft zij de inschrijving van Eclatec opnieuw beoordeeld. Deze onder 2.13 genoemde fictieve beoordeling van de inschrijving van Eclatec (volgens de gemeente ook om duidelijk te maken dat, ook wanneer de inschrijving van Eclatec wel meegenomen zou zijn in de beoordeling, zij op de vierde plaats zou eindigen) leidt niet tot een ander oor-deel.
De voorzieningenrechter verwerpt de stelling van de gemeente dat de bezwaren van Eclatec over de herbeoordeling tardief zijn. Immers die beoordeling dateert van 10 dagen voor het kort geding.
Volgens het bestek moet aan de best beoordeelde inschrijver het maximum aantal te behalen punten te worden toegerekend en wordt de rest daaraan gerelateerd. Deze manier van bere-kenen is volstrekt niet gevolgd. Volgens eigen stellingen van de gemeente heeft zij bij het aspect “functionaliteit” gebruik gemaakt van de bevindingen van de onder 2.4 genoemde technische beoordelingslijst waarin alle eisen stonden vermeld, heeft zij vervolgens deze bevindingen omgezet in punten door “te tellen bij hoeveel eisen zij een opmerking had of twijfels had” en heeft ieder “twijfelgeval” geleid tot een punt aftrek. Met deze manier van berekenen is de gemeente in zijn geheel afgeweken van de in het bestek voorgeschreven en op zich transparante en objectieve manier van berekenen. Achteraf afwijken van een (sub)gunningscriterium is in strijd met het transparantiebeginsel en derhalve ongeoorloofd (zie hierna onder 4.6.1).
Met Eclatec is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de fictieve beoordeling noch de toelichting daarop van de gemeente, inzichtelijk maakt hoe de waardering van de diverse inschrijvingen heeft plaatsgevonden. Zo is bijvoorbeeld onduidelijk of in de beoor-deling van de duurzaamheid nu wel of niet is meegewogen dat de armaturen waarmee Ecla-tec zich heeft ingeschreven zijn voorzien van een poedercoating. Dat klemt temeer nu de gemeente bij de fictieve beoordeling is uitgegaan van de aanvankelijke beoordeling waarin op 8 december 2009 de gemeente is geadviseerd om de inschrijving van Eclatec af te keu-ren, met name omdat de armatuur niet duurzaam zou zijn in verband met de afwezigheid van poedercoating, terwijl in deze procedure niet aannemelijk is geworden dat de armatuur niet is “gepoedercoat”. Alleen al om deze reden kan er niet zonder meer vanuit worden ge-gaan dat herbeoordelen niet tot een andere rangorde zal leiden, zoals de gemeente nog heeft aangevoerd.
4.5.6
Voor de vordering betekent een en ander dat, nu herstel van het gebrek in de beoordeling nog mogelijk is, de voorzieningenrechter de gemeente zal verbieden om vooralsnog tot gun-ning aan Schréder over te gaan en de subsidiaire vordering van Eclatec zal toewijzen, in die zin dat de geldige inschrijvers opnieuw beoordeeld moeten worden, uitdrukkelijk aan de hand van de berekening als opgenomen vanaf pagina 6 van het bestek (stap 1, 2 en 3). In het bestek staat immers duidelijk, precies en ondubbelzinnig onder 1.6 dat voor het bepalen van de meest voordelige inschrijving (het gunningscriterium) de subgunningscriteria “prijs” en “proefmodel” gehanteerd zullen worden en dat per subgunningscriterium aan de best beoor-deelde inschrijving het maximum aantal te behalen punten zal worden toegekend. Daarbij geldt voor subgunningscriterium “prijs” dat de laagste inschrijvingssom 100 punten scoort. Voor subgunningscriterium “proefmodel” geldt dat het proefmodel dat het best voldoet aan het beoordelingsaspect “uitwisselbaarheid” 25 punten scoort, met dien verstande dat wan-neer blijkt dat de onderdelen voor minder dan 75% uitwisselbaar zijn, de inschrijver van verdere deelname kan worden uitgesloten, het best voldoet aan het beoordelingsaspect “functionaliteit” 10 punten scoort, aan het beoordelingsaspect “vormgeving” 25 punten, “duurzaamheid” 25 punten en “toekomstvastheid” 15 punten.
4.5.7
De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de herbeoordeling zal geschieden door een ge-heel nieuwe commissie, waarbij het de voorkeur verdient dat één lid van de commissie niet aan de gemeente verbonden is. Van de gemeente wordt verwacht dat zij inschrijvers infor-meert over de samenstelling van de nieuwe commissie.
4.6
Eclatec heeft voorts gesteld dat niet alleen gebreken kleven aan de beoordeling, maar ook aan de gunningscriteria op zich. Zij heeft daartoe aangevoerd dat:
- het bestek op geen enkele inzicht geeft op de te behalen punten;
- de gunningseis “uitwisselbaarheid” dubieus is omdat het verschil tussen de verschillende armaturen niet zo groot is en in de praktijk de te verwisselen onderdelen, de lamp en het voorschakelapparaat, zeer sporadisch worden vervangen;
- de combinatie van vormgeving en toekomstige of recente innovaties twee andersoortige kwalificaties zijn die ten onrecht aan elkaar gekoppeld wor-den;
- de eis dat een armatuur zowel aan innovaties tegemoet moet komen als voor 75% op onderdelen gebruikt moet worden ter vervanging van onder-delen van bestaande armaturen innerlijk tegenstrijdig is en dus ongeschikt als gunningseis.
4.6.1
Bij zijn beoordeling of sprake is van voornoemde gebreken aan de gunningscriteria, stelt de voorzieningenrechter het volgende voorop.
Het HvJ heeft in zijn arrest van 29 april 2004, zaak C-496/99 (Succi di Frutta), met verwij-zing naar eerdere uitspraken uiteengezet wat de betekenis is van de aan het Europese aanbe-stedingsrecht ten grondslag liggende beginselen van gelijkheid en transparantie. Samengevat en voor zover voor het onderhavige geschil van belang, komt deze uiteenzetting neer op het volgende. Het beginsel van gelijke behandeling van de inschrijvers beoogt de ontwikkeling van een gezonde en daadwerkelijke mededinging tussen de aan de aanbestedingsprocedure voor een overheidsopdracht deelnemende ondernemingen te bevorderen en vereist dat alle inschrijvers bij het opstellen van het in hun offertes gedane voorstel dezelfde kansen krij-gen: voor alle mededingers moeten dezelfde voorwaarden gelden. Het transparantiebeginsel strekt, in samenhang daarmee, ertoe te waarborgen dat elk risico van favoritisme en wille-keur door de aanbestedende dienst wordt uitgebannen en impliceert dat alle voorwaarden en modaliteiten van de gunningsprocedure in het aanbestedingsbericht of in het bestek worden geformuleerd op een duidelijke, precieze en ondubbelzinnige wijze, opdat, enerzijds, alle behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers de juiste draagwijdte kunnen begrijpen en zij deze op dezelfde manier interpreteren, en, anderzijds, de aanbestedende dienst in staat is om metterdaad na te gaan of de offertes van de inschrijvers beantwoorden aan de gunningscriteria welke op de betrokken opdracht van toepassing zijn. Een en ander brengt niet alleen mee dat alle aanbieders gelijk worden behandeld, maar ook dat zij in ge-lijke mate, mede met het oog op een goede controle achteraf, een duidelijk inzicht moeten hebben in de voorwaarden waaronder de aanbesteding plaats heeft, zoals de selectiecriteria. (HR 4 november 2005, C04/178HR, NJ 2006, 204).
4.6.2
Zoals hiervoor overwogen is de manier van berekenen in het bestek transparant en objectief en voldoet het aan artikel 54 van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten (hierna: Bao), dat bepaalt dat in het bestek het relatieve gewicht van elk van de door hem gekozen criteria voor de bepaling van de economisch meest voordelige inschrijving door de aanbestedende dienst moet worden gespecificeerd en dat dit gewicht kan worden uitgedrukt door middel van een marge met een passend verschil tussen minimum en maximum. Stap 1, 2 en 3 op pagina 6 en 7 van het bestek zijn naar voorlopig oordeel van de voorzieningen-rechter voldoende duidelijk (alleen heeft de gemeente zich daar niet aan gehouden). Overi-gens heeft Eclatec vóór zij had ingeschreven, geen vragen gesteld over de gunningscriteria, zodat moet worden aangenomen dat deze ook voor haar helder en transparant waren.
4.6.3
Dat laatste geldt ook voor de beoordelingsaspecten “uitwisselbaarheid”, “vormgeving” en “toekomstvastheid”, zodat ook ten aanzien van deze aspecten aangenomen moet worden dat Eclatec, als behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver, wist wat er van haar werd verwacht. Eclatec heeft in dit kader heeft aangevoerd: 1) dat het verschil tussen de verschillende armaturen niet zo groot is en in de praktijk de te verwisselen onderdelen, de lamp en het voorschakelapparaat, zeer sporadisch worden vervangen, 2) dat de combinatie van vormgeving en toekomstige of recente innovaties twee andersoortige kwalificaties zijn die ten onrechte aan elkaar gekoppeld worden en 3) dat de eis dat een armatuur zowel aan innovaties tegemoet moet komen als voor 75% op onderdelen gebruikt moet worden ter vervanging van onderdelen van bestaande armaturen innerlijk tegenstrijdig is en dus onge-schikt is als gunningseis. Zonder nadere toelichting, welke ontbreekt, kan echter niet worden geoordeeld dat de gemeente, door deze beoordelingsaspecten op te nemen in haar bestek, in strijd heeft gehandeld met de aan het Europese aanbestedingsrecht ten grondslag liggende beginselen van gelijkheid en transparantie. Dat lampen en voorschakelapparaten slechts “zeer sporadisch” worden vervangen, neemt bijvoorbeeld niet weg dat het ook dan econo-misch kan zijn voor de gemeente om daarvoor haar reeds gekochte reserveonderdelen te gebruiken, zoals de gemeente heeft aangevoerd.
4.6.4
Een en ander brengt mee dat niet aannemelijk is geworden er gebreken kleven aan de gun-ningscriteria in het bestek, zodat de primaire vordering, om te gebieden dat de gehele aanbe-stedingsprocedure opnieuw moet worden uitgevoerd, zal worden afgewezen.
4.7
De gemeente zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
verbiedt de gemeente vooralsnog om tot gunning aan Schréder over te gaan;
gebiedt de gemeente om de inschrijving van Eclatec met de andere geldige inschrijvingen opnieuw te beoordelen, uitdrukkelijk aan de hand van de manier van berekenen die is opge-nomen vanaf pagina 6 van het bestek (stap 1, 2 en 3) en met inachtneming van hetgeen in punt 4.5.7 is overwogen;
veroordeelt de gemeente in de kosten van dit kort geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Eclatec bepaald op € 262,- aan verschotten en op € 816,- aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. V. Bouchla, griffier.
Uitgesproken in het openbaar.
615/676