Zaak-/rolnummer: 280798 / HA ZA 07-771
Uitspraak: 3 februari 2010
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CHANICE B.V., voorheen genaamd ENGELGEER ADVOCATEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. C.A. Busquet,
[gedaagde ],
wonende te Ouddorp (gemeente Goedereede),
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat voorheen mr. A.W.M. Roozeboom, thans niet langer in rechte vertegenwoordigd.
Partijen blijven hierna aangeduid als "Chanice" respectievelijk "[gedaagde ]".
1 Het verdere verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- tussenvonnis van deze rechtbank van 26 augustus 2009 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- akte na tussenvonnis aan de zijde van Chanice.
2 De verdere beoordeling
in conventie en in reconventie
2.1 Deze zaak handelt over een geschil omtrent de wijze waarop Chanice (althans via haar mr. Engelgeer) in de hoedanigheid van advocaat in het verleden [gedaagde ] heeft bijgestaan in een appelprocedure bij het Gerechtshof te Den Haag. In deze procedure vordert Chanice onder meer veroordeling van [gedaagde ] tot betaling van een openstaande declaratie. [gedaagde ] heeft de vordering bestreden en in reconventie terugbetaling gevorderd van het voorschot dat hij zou hebben betaald.
2.2 Bij tussenvonnis van 22 april 2009 heeft de rechtbank overwogen (in onderdeel 7.4) dat de vordering van Chanice voor een deel betrekking heeft op de hoogte van de declaratie als bedoeld in artikel 32 Wet tarieven in burgerlijke zaken (Wtbz), zodat in zoverre niet de rechtbank maar de Raad van Toezicht bevoegd is. Bij datzelfde tussenvonnis (onderdeel 7.5) heeft de rechtbank ook expliciet overwogen dat zij alsnog tot begroting van de declaratie zal overgaan indien zou blijken dat de Raad van Toezicht zich niet bevoegd acht. Bij tussenvonnis van 26 augustus 2009 heeft de rechtbank de onderhavige procedure aangehouden teneinde partijen gelegenheid te geven de procedure bij de Raad van Toezicht te doorlopen. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de rol van 25 november 2009, op welke datum beide partijen de rechtbank bij akte konden informeren omtrent de stand van zaken.
2.3 Op de rol van 25 november 2009 heeft Chanice een akte genomen. Zij heeft daarin aangevoerd dat het bureau van de Raad van Toezicht desgevraagd heeft doen weten dat de Wtbz-procedure in beginsel niet zal aanvangen indien de desbetreffende (ex-)cliënt van de advocaat niet op berichten reageert. Die situatie doet zich hier volgens Chanice voor, nu uit informatie van de voormalige advocaat van [gedaagde ] zou zijn gebleken dat deze met onbekende stemming naar het buitenland is vertrokken. Verder heeft Chanice aangevoerd dat volgens het bureau van de Raad van Toezicht op deze gang van zaken één uitzondering denkbaar is, namelijk indien de (ex-)cliënt reeds in de procedure bij de rechtbank concrete bezwaren tegen de declaratie heeft geuit. Daarvan is hier geen sprake, zo heeft Chanice (gemotiveerd) gesteld. Chanice verzoekt in dit verband de rechtbank de procedure te hervatten, met inbegrip – zo begrijpt de rechtbank dit verzoek – van de begroting van de declaratie.
2.4 Op de rol van 25 november 2009 was ook [gedaagde ] aan zet. Desalniettemin heeft hij ervoor gekozen niet alsnog advocaat te stellen en niet van de mogelijkheid tot het nemen van een akte gebruik te maken. Daarmee heeft hij dus ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid een andere weergave te geven van de visie van (het bureau van) de Raad van Toezicht. Als juist is de stelling van Chanice dat [gedaagde ] ook voor diens voormalige advocaat onvindbaar is, dan komt dat voor risico [gedaagde ]. Het is immers zijn eigen keuze geweest tijdens een lopende procedure uit Nederland te vertrekken, zonder achterlating van ordelijke gegevens of instructies.
2.5 Gelet op het voorgaande moet het ervoor worden gehouden dat de Raad van Toezicht niet in staat of voornemens is over te gaan tot begroting van de declaratie van Chanice. Bij die stand van zaken zal de rechtbank zelf tot deze begroting overgaan. De rechtbank ziet geen aanleiding [gedaagde ] gelegenheid te geven zich hieromtrent uit te laten. Al bij tussenvonnis van 22 april 2009 heeft de rechtbank immers opgemerkt dat zij zelf tot begroting zal overgaan indien mocht blijken dat de Raad van Toezicht zich onbevoegd acht. De onderhavige situatie moet met een dergelijke onbevoegdverklaring gelijk worden gesteld. Het gaat er immers om dat tot declaratie wordt overgegaan indien de Raad van Toezicht daartoe niet komt. Voor een andere beslissing zou mogelijk aanleiding hebben bestaan indien [gedaagde ] een andere visie op het standpunt van de Raad van Toezicht zou hebben kenbaar gemaakt. Dat zou hij hebben moeten doen bij akte van 25 november 2009. Die mogelijkheid heeft hij voorbij laten gaan.
2.6 De onderhavige declaratie behelst een bedrag van NLG 28.884,09 (€ 13.107,03). Bij tussenvonnis van 22 april 2009 heeft de rechtbank geoordeeld dat aan deze declaratie de tussen partijen overeengekomen werkzaamheden ten grondslag liggen, te weten het opstellen van een memorie van antwoord ten behoeve van een appelprocedure (zie onderdeel 7.2 van dat tussenvonnis). Blijkens de stellingen van partijen had deze procedure betrekking op het vaststellen van de letselschade van [gedaagde ] in verband met een hem overkomen ongeval. Chanice heeft onbetwist gesteld dat zij de belangenbehartiging van [gedaagde ] bij deze zaak pas ten behoeve van het hoger beroep op zich had genomen. Chanice heeft de desbetreffende memorie van antwoord al bij dagvaarding overgelegd. Dit stuk heeft een omvang van 53 pagina’s en bevat een bespreking van de (kennelijk) tien grieven van de wederpartij alsook de formulering en onderbouwing van zeven grieven in incidenteel appel. Bij conclusie genomen na het tussenvonnis van 22 april 2009 heeft Chanice gemotiveerd gesteld dat deze zaak bij het hof een gecompliceerde schadeberekening en –begroting betrof. Zij heeft daartoe gewezen op de in deze zaak uiteindelijk door het hof gewezen arresten. [gedaagde ] heeft tot tweemaal toe de gelegenheid voorbij laten gaan op deze nadere onderbouwing te reageren, zulks terwijl hij wist (of in elk geval moest weten) van de mogelijkheid dat de rechtbank zelf tot begroting van de declaratie zou overgaan en in dat geval gebruik zou (moeten) maken van de desbetreffende stellingen van partijen. Bij deze stand van zaken is onvoldoende het verweer van [gedaagde ] ter comparitie dat Chanice geweigerd zou hebben bepaalde gegevens in de memorie van antwoord op te nemen, welke stelling overigens door Chanice ter comparitie is weersproken.
2.7 Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de declaratie van Chanice niet onredelijk hoog is. Uitgaande van een uurtarief van NLG 300,= (zie onderdeel 7.1 van het tussenvonnis van 22 april 2009) en afgezien van bedragen gemoeid met kantoorkosten, verschotten en BTW, komt de declaratie neer op een besteding van 73 uren. Bij een complexe letselschadezaak die de desbetreffende advocaat voor het eerst in hoger beroep onder ogen komt, valt niet in te zien dat deze besteding onredelijk veel is. Dat betekent dat de declaratie van Chanice niet onjuist is. Uit hoofde van de destijds bestaande contractuele verhouding tussen partijen is [gedaagde ] het bedrag van die declaratie verschuldigd.
2.8 Op het bedrag van de declaratie komt een door [gedaagde ] betaald voorschot van NLG 3.000,= (€ 1.361,34) in mindering. Een hoger voorschot heeft [gedaagde ] niet voldaan, zo heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 26 augustus 2009 geoordeeld (onderdelen 2.4-2.6). De gevorderde hoofdsom is aldus toewijsbaar.
2.9 Bij tussenvonnis van 22 april 2009 heeft de rechtbank ook al beslist dat de wettelijke rente toewijsbaar is vanaf de vervaldatum van de desbetreffende declaratie (onderdeel 7.13). Die vervaldatum is gelegen veertien dagen na 13 november 2000. De wettelijke rente zal dus worden toegewezen vanaf 27 november 2000. Ook heeft de rechtbank bij genoemd tussenvonnis al beslist dat de vordering inzake buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 904,= toewijsbaar is (onderdeel 7.14), zodat per saldo een bedrag van € 12.649,68 zal worden toegewezen.
2.10 Bij tussenvonnis van 26 augustus 2009 heeft de rechtbank beslist dat de vordering in reconventie zal worden afgewezen.
2.11 Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde ] zowel in conventie als in reconventie worden veroordeeld in de proceskosten.
3 De beslissing
De rechtbank,
veroordeelt [gedaagde ] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Chanice te betalen het bedrag van € 12.649,68 (zegge: twaalfduizendzeshonderdnegenenveertig euro en achtenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 BW over € 11.745,68 vanaf 27 november 2000 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt [gedaagde ] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Chanice bepaald op € 303,= aan vast recht, op € 70,85 aan overige verschotten en op
€ 1.356,= aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af de vordering van [gedaagde ];
veroordeelt [gedaagde ] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Chanice bepaald op € 576,= aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling.
Uitgesproken in het openbaar.
1980/548