ECLI:NL:RBROT:2010:BL4365

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
322248 / HA ZA 09-124
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident inzake arbeidsongeschiktheidspensioen en verwijzing naar sector kanton

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is er sprake van een bevoegdheidsincident. De eiser, wonende te Bergen op Zoom, heeft een vordering ingesteld tegen het Pensioenfonds, waarbij hij onder meer verzoekt om betaling van een bedrag van € 75.047,49, alsook een maandelijkse uitkering van het WAO-hiaat en WAO-excedent pensioen, vermeerderd met rente en kosten. De eiser stelt dat hij recht heeft op een hogere uitkering op basis van het Reglement Aanvullend Arbeidsongeschiktheidspensioen.

Het Pensioenfonds heeft in het kader van het bevoegdheidsincident gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de rol van de sector kanton, omdat volgens hen de kantonrechter bevoegd is om van vorderingen met betrekking tot pensioen kennis te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van de eiser betrekking heeft op een arbeidsongeschiktheidspensioen in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet. Dit betekent dat de sector kanton bevoegd is om deze zaak te behandelen.

De rechtbank heeft de zaak dan ook verwezen naar de rol van de sector kanton van de rechtbank Rotterdam en heeft de eiser veroordeeld in de kosten van het incident, die zijn begroot op € 452,- aan salaris voor de advocaat van het Pensioenfonds. Dit vonnis is uitgesproken door mr. Th. Veling op 20 januari 2010 en is uitvoerbaar bij voorraad voor zover het de veroordeling betreft.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 322248 / HA ZA 09-124
Uitspraak: 20 januari 2010
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiser],
wonende te Bergen op Zoom,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het bevoegdheidsincident,
advocaat mr. J. Kneppelhout,
- tegen -
de stichting STICHTING PENSIOENFONDS DELOITTE,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het bevoegdheidsincident,
advocaat mr. S. Boer-Koeberg.
Partijen worden hierna aangeduid als "[eiser]" respectievelijk "het Pensioenfonds".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 30 december 2008 en de door [eiser] overgelegde producties;
- incidentele conclusie tot verwijzing, tevens inhoudende conclusie van antwoord in de hoofdzaak, met producties;
- incidentele conclusie van antwoord.
2 Het geschil en de beoordeling in het incident
2.1 In de hoofdzaak vordert [eiser] onder meer – kort en zakelijk weergegeven – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad het Pensioenfonds veroordeelt tot betaling van het bedrag van € 75.047,49 en vanaf 1 januari 2009 maandelijks te voldoen het WAO-hiaat en WAO-excedent pensioen, vermeerderd met rente en kosten. [eiser] heeft daartoe gesteld dat op grond van het Reglement Aanvullend Arbeidsongeschiktheidspensioen hij recht heeft op een hogere uitkering.
2.2 Het Pensioenfonds heeft in het bevoegdheidsincident gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de rol van de rechtbank Rotterdam sector kanton, locatie Rotterdam alsmede [eiser] te veroordelen in de kosten van het incident. Het Pensioenfonds heeft daartoe gesteld dat op grond van artikel 216 Pensioenwet de kantonrechter bevoegd is om van vorderingen met betrekking tot pensioen kennis te nemen en dat van een dergelijke vordering hier sprake is.
2.3 [eiser] heeft de rechtbank verzocht de incidentele vordering van het Pensioenfonds af te wijzen met veroordeling van het Pensioenfonds in de kosten van het incident. [eiser] heeft het volgende daartoe gesteld. De Pensioenwet is niet van toepassing het onderhavige geschil. De litigieuze uitkeringen vallen niet onder de definitie van artikel 1 Pensioenwet, omdat deze niet alleen zien op een dekking voor de arbeidsongeschiktheid, maar ook op een dekking voor het werkloosheidsrisico.
2.4 [eiser] heeft aan zijn vorderingen in de hoofdzaak het Pensioenreglement van het Pensioenfonds alsook het Reglement Aanvullend Arbeidsongeschiktheidspensioen ten grondslag gelegd. Uit die stukken en uit de stellingen van [eiser] bij dagvaarding blijkt dat hij als deelnemer aanspraak heeft op aanvulling van zijn wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, welke aanvulling afhankelijk is van de mate van arbeidsongeschiktheid. Slechts in geval van een arbeidsongeschiktheidsuitkering gebaseerd op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 of meer vindt kennelijk aanvulling tot
100 % van het salaris plaats. Deze omstandigheden wijzen erop dat de regelingen die aan de vordering ten grondslag liggen betrekking hebben op een arbeidsongeschiktheidspensioen in de zin van artikel 1 Pensioenwet en niet (mede) op de werkeloosheidscomponent. [eiser] heeft geen feiten gesteld die dat anders maken. In elk geval is onjuist de stelling dat – nu in zijn geval geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid – de aanvulling op zijn uitkering "derhalve" geen betrekking heeft op dekking voor die arbeidsongeschiktheid. Aldus heeft de vordering betrekking op een (arbeidsongeschiktheids)pensioen in de zin van artikel 1 Pensioenwet. De vordering heeft daarmee ook betrekking op een pensioenreglement in de zin van datzelfde artikel. Op grond van artikel 216 Pensioenwet dienen dergelijke zaken behandeld en beslist te worden door de kantonrechter. Derhalve zal de rechtbank overeenkomstig artikel 71 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de zaak in de stand waarin deze zich bevindt, verwijzen naar de rol van de sector kanton van deze rechtbank.
2.5 [eiser] zal, nu hij, door het Pensioenfonds voor de verkeerde sector van de rechtbank te dagvaarden, het Pensioenfonds heeft genoopt dit incident te openen, worden veroordeeld in de kosten van het incident, welke aan de zijde van het Pensioenfonds worden begroot op
€ 452,- aan salaris voor de advocaat.
3 De beslissing
De rechtbank,
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rol van de sector kanton van deze rechtbank, locatie Rotterdam, van vrijdag 19 februari 2010 te 10:00 uur, Wilhelminaplein 100/125, Postbus 50950, 3007 BL Rotterdam, waar partijen in persoon of bij gemachtigde dienen te verschijnen;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het incident aan de zijde van het Pensioenfonds, tot aan deze uitspraak begroot op € 452,- aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor zover het de veroordeling betreft.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling.
Uitgesproken in het openbaar.
1346/1980