ECLI:NL:RBROT:2010:BL3506
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.F.L.M. van der Grinten
- M.C. van der Kolk
- H. van Lokven-van der Meer
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek tegen rechters in strafzaak
In deze zaak heeft verzoekster op 24 december 2009 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Rotterdam, met het doel haar voorlopige hechtenis te schorsen. Dit verzoek werd op 19 januari 2010 behandeld door een meervoudige kamer van rechters, die het verzoek afwezen. Kort na deze beslissing, op 20 januari 2010, heeft de advocaat van verzoekster de rechters gewraakt. De wrakingsprocedure vond plaats op 29 januari 2010, waarbij de rechters in de gelegenheid werden gesteld om schriftelijk te reageren op het wrakingsverzoek. De oudste gewraakte rechter heeft hierop gereageerd via een e-mailbericht, waarin zij ook namens de andere gewraakte rechters sprak.
De rechtbank heeft in haar beslissing op het wrakingsverzoek geoordeeld dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoek tot wraking. De rechtbank stelde vast dat de behandeling van de zaak door de gewraakte rechters al was geëindigd op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend. Dit betekent dat de rechters niet meer betrokken waren bij de zaak, waardoor het wrakingsverzoek niet ontvankelijk kon worden verklaard. De rechtbank benadrukte dat wraking alleen mogelijk is zolang de zaak nog in behandeling is bij de betreffende rechters.
De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en werd ter openbare terechtzitting uitgesproken. De rechtbank concludeerde dat er geen gronden waren om het verzoek tot wraking te honoreren, en dat verzoekster niet kon worden ontvangen in haar verzoek. De rechtbank gaf aan dat de enkele omstandigheid dat een eerder verzoek tot wraking was afgewezen, niet voldoende aanleiding vormde voor een nieuwe beoordeling van de zaak.