Parketnummer: 10/710154-09
Datum uitspraak: 29 januari 2010
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting gedetineerd in [Penitentiaire Inrichting],
raadsman mr. T. Sönmez, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 januari 2010.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
Het ten laste gelegde komt er op neer dat de verdachte samen met anderen opzettelijk geprobeerd heeft betaalpassen te vervalsen, terwijl de uitvoering van dit misdrijf niet is voltooid (onder 1 primair ten laste gelegd), danwel medeplichtig is geweest aan dit misdrijf door op de uitkijk te staan (onder 1 subsidiair ten laste gelegd). De verdachte wordt tevens verweten dat hij voorwerpen in zijn bezit heeft gehad die bestemd waren voor het vervalsen van betaalpassen (onder 2 ten laste gelegd).
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Van Wijk heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1 (primair) en 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest.
BEOORDELING VAN DE TENLASTELEGGING
Van het volgende wordt uitgegaan:
In de ochtend van 3 oktober 2009 is de verdachte samen met drie medeverdachten, te weten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in één auto op weg naar Spijkenisse. De verdachte en zijn medeverdachten hebben in de auto een paneel bij zich met daarin een camera en een leeskop. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij allemaal naar dit paneel hebben zitten kijken en dat waarschijnlijk van alle vier vingerafdrukken op het paneel zijn te vinden.
Desgevraagd heeft de [verdachte] tegen zijn medeverdachten gezegd dat hij zou fluiten als de politie langs zou komen. [medeverdachte 1] is met [medeverdachte 2] naar een pinautomaat van de Rabobank aan de Uitstraat in Spijkenisse gelopen. [verdachte] is in de buurt gebleven van deze pinautomaat. Verschillende getuigen verklaren vervolgens over wat zich bij en om die pinautomaat heeft afgespeeld.
[Getuige 1] heeft verklaard: “Ik zag (…) twee mannen staan bij de pinautomaat van de Rabobank aan de Uitstraat te Spijkenisse. Ik zag dat die twee mannen bezig waren met de pinautomaat. Ik zag namelijk dat de grootste van de twee een brede wat getinte man was met een driekwart jas. Deze man schermde de man af die bezig was met het pinapparaat. Ik zag dat deze man met een lichtbak van de pinautomaat van de Rabobank in zijn handen stond en deze lichtbak wilde verwisselen of wilde verwijderen of wilde terugplaatsen. Tevens heeft zij verklaard: “Nog voor ik bij de Rabobank was zag ik een kleine man staan die mij opviel. Ik zag dat het een man of jongen was van Roemeense of Bulgaarse afkomst. Ik zag dat hij een ronde kop had en kort zwart haar. Ik zag dat die man of jongen een zwart trainingspak had met een glimmende opdruk op de rug. Ik zag dat hij op zijn rug een opdruk had op het midden van zijn rug ter hoogte van de schouderbladen en daar stond een soort embleem in gouden opdruk. In het geheel had dat embleem een ronde gouden opdruk. Ik liep door en zag ongeveer 10 meter verder weer een zelfde type staan. (…) Beide mannen stonden goed rond te kijken.”
[Getuige 2] heeft 112 gebeld. Zij heeft bij haar melding het volgende doorgegeven: "Er staat een man aan de rechterbetaalautomaat te rommelen met een schroevendraaier, die man, ongeveer 30 jaar oud, draagt een zwart vest of een zwarte trui met een zwarte trainingsbroek met een witte streep aan de zijkant van boven naar beneden aan de buitenzijde, normaal postuur, licht bruin hoofdhaar. Deze man staat recht voor de betaalautomaat. De tweede persoon een man, 40 a 45 jaar oud, staat rechts van hem schuin naast hem, deze houdt de boel in de gaten, kijkt steeds om zich heen, deze man heeft een gezet postuur en is gekleed in een zwarte leren jas tot op de heup met daaronder een zwarte trui met een wit embleem de borstkas en een zwarte broek, donkerbruin hoofdhaar." Verderop in haar verklaring heeft zij vermeld: “Vervolgens zag ik nog een derde persoon, een man, ongeveer 45 jaar oud, een oostblokfiguur, voorbij lopen. Ik zag dat die man constant om zich heen keek. Ik zag dat die man tot voorbij de automaten liep, omkeerde en weer terugliep uit mijn zicht, in de richting vanwaar hij kwam.”
Als gevolg van de melding die is gemaakt bij 112 is de politie ter plaatse gekomen en heeft in de nabijheid (400 meter) van de betaalautomaat twee mannen aangehouden. Het betreft [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1].
Tevens kwam er een zilvergrijze BMW vanuit de richting Uitstraat rijden, voorzien van het Engelse kenteken [kenteken], waarvan de bestuurder was genaamd: [medeverdachte 3]. Bij het zien van een man met een Slavisch uiterlijk, een zwart trainingspak met op het trainingsjack een goudkleurig opschrift op zijn linkermouw met de tekst Yankees, goudkleurig embleem op de linkerzijde van zijn borst en een goudkleurige streep op zijn rechtermouw lopende op de Nieuwstraat hebben de agenten deze man aangehouden. De man blijkt [verdachte] te zijn.
Bij de aanhouding van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werd door de verbalisanten waargenomen dat [medeverdachte 2] iets onder een aldaar geparkeerde auto legde. [medeverdachte 1] haalde zijn handen uit zijn zakken en liet daarbij een verborgen schroevendraaier naast zich vallen.
De politie constateert dat de door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] weggegooide voorwerpen betreffen “een witte kunststofplank met 3 accu’s erop getapet van het merk Sido en een schroevendraaier, kleur rood, merk visvo/Proti alsmede een snoer met een pingleuf.”
Na onderzoek geeft de betreffende verbalisant de volgende beschrijving van de gevonden apparatuur:
- een geprepareerde afdekplaat voor de lichtbak. Het preparaat bestaat uit een aan de binnenzijde van deze plaat geplaatste camera met daaraan gekoppeld 3 accu’s (waarschijnlijk telefoon accu’s). Het geheel is voorzien van tape om de schaduw van voornoemde camera zoveel mogelijk weg te nemen. Deze plaat is voorzien van een klein gaatje. Boven dit gaatje is de lens van de camera geplaatst. De camera is nodig voor het opnemen van de ingetoetste pincodes.
- een leeskop met daaraan gekoppeld twee accu’s en een geheugenopslag. Deze leeskop is nodig voor het kopiëren van de magneetstrip op de achterzijde van de pinpas.
- een spijkertrekker. Waarschijnlijk bestemd voor het los maken van de afdekplaat van de originele pinpas leeskop.
Bij de fouillering van [medeverdachte 1] worden een schroevendraaier en een plastic flesje met een vermoedelijke lijmachtige stof met opschrift Turbobond (turbokleefstof)aangetroffen.
De verbalisant van de afdeling Forensische Opsporing geeft de volgende beschrijving van deze voorwerpen:
- Twee seconden lijm; zeer waarschijnlijk voor het vastzetten van de leeskop aan de originele leeskop van de geldautomaat.
- Een handschroevendraaier met daarin een "Tork bit" alsmede meerdere maatvoeringen bitjes voor het losschroeven van de schroeven van de originele lichtbak van de pinautomaat en het eventueel vastzetten van de geprepareerde lichtbak.
Op 5 oktober 2009 hebben verbalisanten de beelden uitgekeken, opgenomen door de camera’s bij de pinautomaat aan de Uitstraat te Spijkenisse en herkennen daarop [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2]. Op deze beelden wordt door de politie verder het volgende waargenomen:
“09:01:05 uur
[medeverdachte 1] loopt het beeld in en loopt naar de rechterautomaat waar hij handelingen verricht die niet waar te nemen zijn. Vervolgens heeft hij een onbekend voorwerp in zijn hand.
09:01:09 uur
[medeverdachte 3] loopt het beeld in en loopt naar de rechterautomaat waar hij handelingen verricht die niet waar te nemen zijn.
09:01:14 uur
[medeverdachte 1] draait zich linksom bij de automaat. [medeverdachte 2] komt erbij staan. Beiden blijven om zich heen kijken.
09:03:40 uur
[medeverdachte 3] stopt een voorwerp in kennelijk zijn portemonnee en loopt weg in de richting van de H. de Lintweg te Spijkenisse. Omstreeks 09:03:48 uur loopt hij uit beeld.
09:04:50 uur
[medeverdachte 2] staat nog achter [medeverdachte 1] en haalt met zijn rechterhand uit de linkerhelft van zijn jas een wit lang voorwerp, kennelijk een lichtbak als voornoemd in proces-verbaal van bevindingen 2009342604-39 en geeft deze met zijn rechterhand aan [medeverdachte 1]. Met links pakt [medeverdachte 2] een zelfde voorwerp aan van [medeverdachte 1], dat hij vervolgens onder zijn jas stopt.”
[medeverdachte 1] heeft op 8 oktober 2009 bij de politie verklaard dat hij op 3 oktober 2009 bij de pinautomaat heeft geprobeerd om het meegebrachte paneel op de betaalautomaat te plaatsen maar, omdat het met de verlichting niet lukte en omdat zij gewaarschuwd werden dat er mensen naar hen keken, hebben zij het originele paneel weer teruggeplaatst. Voorts verklaart [medeverdachte 1] in dit verhoor dat hij het paneel heeft gekregen van ene [A.]. [A.] levert de panelen in ruil voor 50% procent van de opbrengst. Voorts vertelt [medeverdachte 1] dat [A.] in Engeland is veroordeeld voor skimmen. Gevraagd naar wat er was gebeurd als het verwisselen van het paneel en de datachip wel gelukt was, verklaart [medeverdachte 1]: “Kijk eerst monteren wij de spullen, vervolgens demonteren wij het weer en brengen wij het paneel weer terug naar [A.] in Engeland. [A.] zet de data voor ons op blanco kaarten, en deze kaarten kregen wij dan van [A.] als betaling.”
In zijn op 8 oktober 2009 afgelegde verklaring verklaart [medeverdachte 3]: “Wij zijn met de auto in Spijkenisse aan gekomen. Ik was samen met [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte]. Ik was de bestuurder van de auto. We kwamen uit Wageningen. We hebben geprobeerd om een paneel te veranderen, maar dat is niet gelukt. (…) Ik stond een stukje verder op de uitkijk. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waren bezig bij het pinapparaat.” Voorts verklaart hij dat de taken van tevoren verdeeld zijn. Over de rol van de [verdachte] verklaart [medeverdachte 3] bij de politie: “Ik stond aan de ene kant op de uitkijk en [verdachte] stond aan de andere kant op de uitkijk.“
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van het bovenstaande wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde poging tot – kort gezegd – skimmen op 3 oktober 2009 te Spijkenisse en aan het onder 2 ten laste gelegde feit. Ook heeft de [verdachte] zich schuldig gemaakt aan pogingen om te skimmen op 30 augustus en 8 september 2009 bij pinautomaten in Hoogvliet en Rotterdam. Equens heeft aangifte gedaan van deze pogingen tot skimmen en op camerabeelden is te zien dat zijn mede[verdachte]n bij die pinautomaten zijn geweest. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat zij altijd met zijn vieren waren.
Door de raadsman is vrijspraak bepleit.
De [verdachte] is pas op 30 september 2009 in Nederland aangekomen, dus bij de incidenten op 30 augustus en 8 september 2009 is hij sowieso niet betrokken geweest. Op 3 oktober 2009 is sprake van een ondeugdelijke poging. Er is geen sprake van medeplegen aan de poging op 3 oktober 2009, hooguit van medeplichtigheid. De [verdachte] is geen gelijkwaardige participant in het geheel. Voor wat betreft feit 2 ontbreekt het bewijs dat de aangetroffen apparatuur daadwerkelijk geschikt was om te skimmen, zodat ook voor dit feit moet worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt als volgt.
Skimmen is het kopiëren van gegevens op betaalpassen en het afkijken van de pincodes, om de gegevens vervolgens op andere passen te zetten en daarmee geld op te nemen van de bankrekening van anderen. Het is een vorm van vermogenscriminaliteit die in verschillende fasen wordt uitgevoerd en waarbij specifieke technische kennis en apparatuur is vereist. Het skimmen en uiteindelijk het innen van gelden vereist meerdere handelingen en doorgaans ook een nauwe samenwerking met anderen. Uit het vorenstaande volgt dat, om een betaalpas valselijk te kunnen opmaken zoals strafbaar gesteld in artikel 232 van het Wetboek van Strafrecht, eerst handelingen moeten worden verricht om de daarvoor benodigde gegevens te verkrijgen. Één van die handelingen kan bestaan uit het manipuleren van een pinautomaat om deze te voorzien van apparatuur om de gegevens van andere betaalpassen, zoals rekeningnummer en pincode, te verkrijgen.
Uit de verklaringen van de medeverdachten blijkt dat zij van plan waren om te gaan skimmen, met als uiteindelijk doel om geld op te nemen van de rekeningen van anderen met valse betaalpassen. Op 3 oktober 2009 hebben zij geprobeerd om een paneel met skimapparatuur op een pinautomaat te bevestigen. Doorslaggevend bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een strafbare poging tot het valselijk opmaken van betaalpassen, is de vraag of de handelingen die de verdachten hebben verricht naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van het ten laste gelegde delict. De politie heeft vastgesteld dat op het in beslag genomen paneel een camera is bevestigd die nodig is voor het opnemen van ingetoetste pincodes. Daarnaast is een leeskop aangetroffen die nodig is voor het kopiëren van de magneetstrip op de achterzijde van de pinpas. Het proberen te bevestigen van deze apparatuur op de pinautomaat is naar het oordeel van de rechtbank naar zijn uiterlijke verschijningsvorm gericht op voltooiing van het valselijk opmaken van betaalpassen. Dit zou niet anders zijn indien de apparatuur om enige reden niet naar behoren zou functioneren en om die reden de uitvoering van het voornemen van de verdachten onmogelijk maakt. Evenmin zou dit afdoen aan de bestemming van de apparatuur.
Door de verdediging is de vraag aan de orde gesteld of de [verdachte] als medepleger kan worden aangemerkt. Die vraag moet bevestigend worden beantwoord. Uit de verklaring van [medeverdachte 1] blijkt dat ook [verdachte] wist van het plan om te gaan skimmen. Volgens [medeverdachte 1] hebben zij alle vier het geprepareerde paneel vast gehad. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij en [verdachte] op de uitkijk stonden en zo hebben getuigen de aanwezigheid van [verdachte] ook geïnterpreteerd. Er was dus een vooropgezet plan, met een taakverdeling bij de gezamenlijke uitvoering. Aldus is de rechtbank van oordeel dat de verdachten in nauwe en bewuste samenwerking hebben geopereerd. Gelijkwaardigheid is daarvoor niet vereist. Dat de [verdachte], zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, pas op een laat moment (in de auto onderweg naar Spijkenisse) heeft gehoord van het plan, doet hier evenmin aan af.
Uit de stukken die zich in het dossier bevinden blijkt niet dat de [verdachte] ook op 30 augustus of 8 september 2009 handelingen heeft verricht die naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van enig voorgenomen misdrijf. Weliswaar hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] onverklaard lang bij die pinautomaten gestaan, maar wat zij daar precies hebben gedaan en of de [verdachte] daarbij betrokken was, kan de rechtbank op basis van het dossier niet vaststellen. Evenmin blijkt uit het dossier dat de [verdachte] gedurende de periode van 1 augustus 2009 tot 3 oktober 2009 voorwerpen voor handen heeft gehad die bestemd waren voor skimmen. Het voorgaande brengt mee dat de bewezenverklaring beperkt zal worden tot het incident van 3 oktober 2009.
Gelet op het bovenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 03 oktober 2009
te Spijkenisse ,
tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen
opzettelijk betaalpassen, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen
of andere prestaties langs geautomatiseerde weg te
vervalsen,
- naar een pin-/betaalautomaat is toegegaan en
- een camera en zogenaamde skim-apparatuur (voor het kopiëren en/of
tijdelijk opslaan van de gegevens van magneetstrippen van betaalpassen c.q
waardepassen) bij een pin-/betaalautomaat heeft geplaatst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 03 oktober 2009
te Spijkenisse, tezamen en in vereniging met anderen,
voorwerpen voorhanden heeft gehad,
waarvan hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat deze
voorwerpen bestemd waren tot het plegen van
enig in artikel 232, eerste lid, omschreven misdrijf;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De bewezen feiten leveren op:
1.
poging tot medeplegen van poging opzettelijk een betaalpas bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen langs geautomatiseerde weg te vervalsen met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen
2.
medeplegen van het voorhanden hebben van voorwerpen, wetende dat deze voorwerpen bestemd zijn tot het plegen van vervalsing van betaalpassen.
De feiten zijn strafbaar.
De verdachte is strafbaar.
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met zijn medeverdachten geprobeerd betaalpassen te vervalsen door te proberen zogenaamde “skimapparatuur” te plaatsen bij een pinautomaat. Daarnaast heeft de verdachte voorwerpen die bestemd zijn voor het plegen van dit delict voorhanden gehad.
Dit zijn ernstige en overlastgevende feiten. Dit soort feiten bezorgt de banken enorm veel schade. Het elektronische betalingsverkeer in Nederland en het vertrouwen in dit systeem wordt ernstig beschadigd door de bewezenverklaarde feiten. Ook de veelal nietsvermoedende burger die het slachtoffer wordt van deze praktijken, wordt geconfronteerd met administratieve rompslomp en aanvankelijk financieel nadeel. Dat het niet tot een daadwerkelijke succesvolle uitvoering van het misdrijf is gekomen, is niet te danken aan de verdachte en zijn medeverdachten, maar aan de oplettendheid van getuigen in de omgeving en het optreden van de politie.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van enige duur.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het voordeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gesteld uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 5 oktober 2009 niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Hierin wordt aanleiding gezien de gevangenisstraf enigszins te matigen.
De op te leggen straf is beduidend lager dan de straf die door de officier van justitie is geëist, nu die eis gebaseerd was op bewezenverklaring van het medeplegen van meerdere skimpogingen gedurende de periode van 1 augustus 2009 tot en met 3 oktober 2009, terwijl de rechtbank alleen medeplichtigheid van de poging tot skimmen die op 3 oktober 2009 heeft plaatsgevonden, bewezen acht. Verder heeft de rechtbank in het voordeel van de verdachte rekening gehouden met zijn jeugdige leeftijd.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 45, 47, 57, 232 en 234 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, primair en onder 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 4 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Puite, voorzitter,
en mrs. Lablans en Van Dorst-Tatomir, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. De Bruijn, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 januari 2010.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bij vonnis van 29 januari 2010:
TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2009 tot en met 03 oktober 2009
te Spijkenisse en/of Rotterdam en/of (elders) in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen
(telkens) opzettelijk betaalpassen, waardekaarten, enige andere voor het
publiek beschikbare kaarten of voor het publiek beschikbare dragers van
identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen
of andere prestaties langs geautomatiseerde weg valselijk op te maken en/of te
vervalsen,
- naar (een) pin-/betaalautoma(a)t(en) is toegegaan en/of
- een camera en/of zogenaamde skim-apparatuur (voor het kopiëren en/of
tijdelijk opslaan van de gegevens van magneetstrippen van betaalpassen c.q
waardepassen) in een pin-/betaalautoma(a)t(en) heeft geplaatst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte] in of omstreeks de periode van 01 augustus 2009 tot en met 03
oktober 2009 te Spijkenisse en/of Rotterdam en/of (elders) in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) ter uitvoering van het door die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
(telkens) met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen ((telkens) opzettelijk betaalpassen, waardekaarten, enige andere voor het
publiek beschikbare kaarten of voor het publiek beschikbare dragers van
identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen
of andere prestaties langs geautomatiseerde weg valselijk op te maken en/of te
vervalsen,
- naar (een) pin-/betaalautoma(a)t(en) is toegegaan en/of
- een camera en/of zogenaamde skim-apparatuur (voor het kopiëren en/of
tijdelijk opslaan van de gegevens van magneetstrippen van betaalpassen c.q
waardepassen) in een pin-/betaalautoma(a)t(en) heeft geplaatst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte toen aldaar (telkens)
behulpzaam is geweest door op de uitkijk te staan;
(art. 232 juncto 45 en 48 Sr)
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2009 tot en met 03 oktober 2009
te Spijkenisse en/of Rotterdam, althans in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens heeft vervaardigd en/of
ontvangen en/of verschaft en/of overgedragen en/of voorhanden heeft gehad,
waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat die/deze
stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens bestemd was/waren tot het plegen van
enig in artikel 232, eerste lid, omschreven misdrijf;