ECLI:NL:RBROT:2010:BL2960

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
315456 / HA ZA 08-2313
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming van een vaststellingsovereenkomst en de gevolgen van wanprestatie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, ging het om de nakoming van een vaststellingsovereenkomst tussen de partijen, waarbij Anrodata N.V. en een tweede eiseres, vertegenwoordigd door mr. P.W.L. Russell en mr. H.A.J.M. van Kaam, eiseres in conventie waren, en de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. drs. M. Vissers, in reconventie. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van zijn contractuele verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst van 28 juni 2004. De eisers stelden dat de gedaagde in strijd met de overeenkomst handelingen had verricht die de geheimhoudingsplicht schonden en dat hij nieuwe procedures had aangespannen, wat in strijd was met de afspraken die waren gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde in verzuim was geraakt en aansprakelijk was voor de schade die de eisers als gevolg van zijn wanprestatie hadden geleden. De rechtbank wees de vorderingen van de eisers toe, waaronder de verklaring voor recht dat de gedaagde aansprakelijk was voor de schade en de veroordeling tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst. Tevens werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van proceskosten en dwangsommen voor het niet naleven van de veroordelingen. De rechtbank benadrukte dat een contractuele verplichting niet vervalt door de wanprestatie van een andere partij, en dat de eisers recht hadden op nakoming van de overeenkomst, ongeacht de acties van de gedaagde.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 315456 / HA ZA 08-2313
Vonnis van 27 januari 2010
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap naar het recht van de Nederlandse Antillen
ANRODATA N.V.,
gevestigd te Curaçao,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.W.L. Russell,
2. [eiseres 2],
wonende te Monaco,
eiseres in conventie,
advocaat aanvankelijk mr. P.W.L. Russell, thans mr. H.A.J.M. van Kaam,
tegen
[gedaagde],
wonende te Barendrecht,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. drs. M. Vissers.
Partijen zullen hierna Anrodata, [eiseres 2] en [gedaagde] genoemd worden.
Anrodata en [eiseres 2] zullen gezamenlijk ook als eisers worden aangeduid.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 september 2008
- het vonnis van 25 februari 2008 in het incident
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie tegen Anrodata
- van Anrodata: de conclusie van repliek in conventie - tevens houdende wijziging van eis - en van antwoord in reconventie
- van [eiseres 2]: de conclusie van repliek - tevens houdende wijziging van eis
- twee afzonderlijke conclusies van dupliek in conventie en, tegen Anrodata, van repliek in reconventie
- van Anrodata: de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn in geschillen en procedures met elkaar verwikkeld geraakt onder andere omtrent de financiering van, de zeggenschap in en de oorzaken van het faillissement van [bedrijf X], waarvan [gedaagde] directeur was, en over de vraag of eisers [gedaagde] in diskrediet hebben gebracht.
2.2. Op 28 juni 2004 hebben de partijen in deze procedure en enkele andere natuurlijke en rechtspersonen een vaststellingsovereenkomst gesloten ter beëindiging van al hun destijds bestaande geschillen en procedures. [gedaagde] behoort tot de partij bij die overeenkomst die als partij 1 wordt aangeduid; Anrodata en [eiseres 2] behoren tot partij 2. De overeenkomst luidt als volgt:
(…) “NEMEN HET VOLGENDE IN AANMERKING:
Dat tussen partijen diverse procedures aanhangig zijn bij de Rechtbank Rotterdam omtrent diverse feiten en omstandigheden waarbij zij betrokken waren tot en met heden, verder te noemen: de feiten;
Dat partijen op 28 juni 2004 ter beëindiging van al hun geschillen een regeling hebben bereikt en partijen de voorwaarden van die regeling onderstaand wensen vast te leggen.
EN VERKLAREN HET VOLGENDE TE ZIJN OVEREENGEKOMEN:
1 Partijen verlenen elkander over en weer finale kwijting ter zake van de feiten;
2 Alle tussen partijen aanhangige procedures worden geroyeerd en er zullen ter zake van de feiten geen nadere procedures worden gestart. Ieder draagt zijn eigen kosten. Gelegde beslagen worden opgeheven.
3 Partij 1 zal geen nieuwe of nadere gerechtelijke procedures aanhangig maken c.q. die aanhangige procedures intrekken voor zover die procedures worden gevoerd tegen voormalig medewerkers van [bedrijf X] (welke vennootschap inmiddels in staat van faillissement is komen te verkeren). Hetzelfde geldt jegens andere derden die op enigerlei wijze betrokken zijn bij de feiten. Voor wat betreft de aanhangige procedure tegen [derde] geldt dat partij 1 geen mededelingen zal doen omtrent partij 2.
4 Partijen zullen zo goed mogelijk samenwerken om te voorkomen dat de curator van [bedrijf X]-oud vorderingen tegen één van hen zal instellen.
5 Partijen verplichten zich tot strikte geheimhouding van de feiten, ook jegens de pers en jegens klanten.
6 Anrodata zal uitsluitend ten behoeve van de beide dochters van de heer [gedaagde] een trustfonds oprichten uitsluitend ten behoeve van beide kinderen voor een bedrag van EUR 50.000 per kind. Dit trustfonds zal worden ingesteld/opgericht één jaar na ondertekening van deze vaststellingsovereenkomst en uitsluitend indien partij 1 zich aan de inhoud van deze vaststellingsovereenkomst heeft gehouden.
7 Partijen doen uitdrukkelijk afstand van ieder recht om ontbinding, vernietiging of anderszins beëindiging van de werking van de vaststellingsovereenkomst te vorderen.
8 Partijen verbinden zich niet alleen zelf tot naleving van deze vaststellingsovereenkomst, maar ook verbinden zij zich ertoe dat aan hen gelieerde vennootschappen en/of personen deze vaststellingsovereenkomst naleven.
“(…)”.
2.3. Vervolgens zijn de destijds tussen partijen aanhangige procedures geroyeerd.
2.4. In juni 2005 heeft [gedaagde] Anrodata verzocht te laten weten op welke wijze zij de verplichting met betrekking tot het trustfonds voor de kinderen van [gedaagde] zou nakomen. Op 17 augustus 2005 kreeg [gedaagde] als antwoord dat enkele lieden het initiatief hadden genomen te dreigen met publiciteit omtrent [eiseres 2] en er duidelijke aanwijzingen bestonden dat [gedaagde] informatie had verstrekt aan deze lieden over gebeurtenissen waaromtrent geheimhouding was afgesproken; dit zou nader worden onderzocht en gedurende dat onderzoek werden de verplichtingen jegens [gedaagde] opgeschort.
2.5. Op 14 september 2005 hebben eisers een verzoekschrift voorlopig getuigenverhoor ingediend bij de rechtbank Rotterdam tegen [gedaagde] over schending van diens geheimhoudingsplicht en de gevolgen daarvan voor de verplichting van Anrodata inzake het trustfonds voor de kinderen van [gedaagde]. Het verzoek is toegewezen, maar eisers hebben geen getuigen doen horen. Het trustfonds is niet opgericht.
2.6. Op 13 juni 2007 hebben eisers een verzoekschrift voorlopig getuigenverhoor ingediend bij de rechtbank Rotterdam tegen [gedaagde]. Het doel was te laten vaststellen dat niet zij verantwoordelijk en aansprakelijk zijn voor de déconfiture van [bedrijf X], maar (alleen) [gedaagde] dat is. Het verzoek is toegewezen, maar eiseres hebben geen getuigen voorgebracht. Zij hebben het verzoek op 13 februari 2009 ingetrokken.
2.7. Op 29 april 2008 heeft [gedaagde] een verzoekschrift voorlopig getuigenverhoor ingediend bij de rechtbank Amsterdam tegen onder meer Anrodata en [eiseres 2]. Het doel daarvan was te laten vaststellen dat Anrodata en [eiseres 2] onrechtmatig jegens hem hebben gehandeld. Anrodata heeft [gedaagde] gesommeerd tot intrekking van het verzoekschrift, op grond van artikel 2 van de vaststellingsovereenkomst, aan welke sommatie [gedaagde] geen gevolg heeft gegeven. Na verweer heeft de rechtbank het verzoek op 11 december 2008 toegewezen. Het hoger beroep tegen die beslissing is door het gerechtshof Amsterdam afgewezen bij beschikking van 23 juni 2009.
2.8. Op 17 april 2009 heeft [gedaagde] in het kader van de onderhavige procedure bij de rechtbank Rotterdam een verzoek tot het horen van getuigen ingediend, welk verzoek is afgewezen.
3. De vordering in conventie van Anrodata en [eiseres 2]
Anrodata heeft - na wijziging van de eis in de conclusie van repliek - gevorderd om, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten jegens Anrodata in de nakoming van zijn contractuele verplichtingen als neergelegd in de artikelen 2 en 5 van de vaststellingsovereenkomst van 28 juni 2004 en dat [gedaagde] deswege aansprakelijk is voor de als gevolg van zijn handelwijze door Anrodata geleden schade;
2. [gedaagde] te veroordelen om aan Anrodata deze schade te vergoeden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf 20 mei 2008, althans vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele voldoening;
3. [gedaagde] te veroordelen tot nakoming van artikel 2 van de vaststellingsovereenkomst van 28 juni 2004 en derhalve te verbieden nadere procedures aanhangig te maken ter zake van de feiten, geschillen en vorderingen waarvoor partijen elkaar finale kwijting hebben verleend bij de vaststellingsovereenkomst van 28 juni 2004;
4. [gedaagde] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het vonnis over te gaan tot intrekking van de procedures met rekestnummer 397186 / HA RK 08-263 aanhangig bij de rechtbank Amsterdam en 328879 HA/RK 09-78 aanhangig bij de rechtbank Rotterdam, wegens strijd met artikel 2 van de vaststellingsovereenkomst van 28 juni 2004;
5. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Anrodata van een dwangsom van € 10.000,-, althans een door de rechtbank vast te stellen bedrag, voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] in gebreke is aan de hiervoor onder 3 en 4 geformuleerde veroordeling te voldoen;
6. [gedaagde] te veroordelen tot nakoming van artikel 5 van de vaststellingsovereenkomst en derhalve tot strikte geheimhouding van de feiten, geschillen en vorderingen, waarvoor partijen elkaar finale kwijting hebben verleend bij de vaststellingsovereenkomst d.d. 28 juni 2004, ook jegens de pers en jegens klanten;
7. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Anrodata van een dwangsom van € 100.000,-, althans een door de rechtbank vast te stellen bedrag, voor iedere overtreding van het hiervoor onder 6 geformuleerde gebod;
met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
[eiseres 2] heeft - eveneens na wijziging van eis bij repliek - aan die van Anrodata gelijkluidende vorderingen ingesteld, waarbij telkens voor Anrodata [eiseres 2] moet worden gelezen.
Eisers hebben het volgende aan hun vorderingen ten grondslag gelegd.
[gedaagde] is toerekenbaar jegens hen tekortgeschoten in de nakoming van de artikelen 2 en 5 van de vaststellingsovereenkomst door in strijd met artikel 2 van deze overeenkomst verzoeken tot het houden van voorlopige getuigenverhoren bij de rechtbanken te Amsterdam en Rotterdam in te dienen, die betrekking hebben op “de feiten” zoals bedoeld in de vaststellingsovereenkomst. Artikel 2 bevat een voortdurende verplichting om niet te doen. Nu deze verplichting door [gedaagde] is geschonden, is nakoming voor het verleden blijvend onmogelijk geworden, omdat de wanprestatie niet ongedaan gemaakt kan worden. Hij is dus in verzuim. Bovendien is [gedaagde] in verzuim omdat hij ondubbelzinnig heeft meegedeeld zich niet aan de verplichting van artikel 2 te zullen houden. Eisers hebben recht op vergoeding door [gedaagde] van de schade die zij als gevolg van diens wanprestatie hebben geleden en nog zullen lijden. Eisers zijn als direct gevolg van de toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] genoodzaakt onder meer juridische bijstand in te schakelen en verweer te voeren, met alle kosten van dien. Deze komen op grond van artikel 6:74 BW voor volledige vergoeding in aanmerking. Omdat de omvang van de schade nog niet vaststaat, maar wel aannemelijk is dat eisers schade (zullen) lijden, vorderen zij veroordeling van [gedaagde] tot vergoeding van schade op te maken bij staat.
4. Het verweer in conventie van [gedaagde]
Het verweer in conventie strekt ertoe eisers niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen, althans hun deze te ontzeggen, met veroordeling van eisers, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van dit geding en van het incident. Het verweer zal bij de beoordeling worden weergegeven.
5. De vordering in reconventie van [gedaagde] tegen Anrodata
[gedaagde] heeft gevorderd voor recht te verklaren:
- dat Anrodata gehouden is tot nakoming, binnen 2 dagen na betekening van vonnis, van artikel 6 van de vaststellingsovereenkomst die tussen partijen is getekend op 28 juni 2004, alsmede
- dat het bedrag van € 50.000,- per kind vermeerderd dient te worden met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2006, althans vanaf een door de rechtbank te bepalen datum,
alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per dag of gedeelte daarvan dat Anrodata het vonnis niet nakomt, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag,
met veroordeling in de proceskosten.
[gedaagde] legt aan deze vordering ten grondslag dat Anrodata haar verplichting tot het instellen van een trustfonds voor de kinderen van [gedaagde]moet nakomen en dat aan de in artikel 6 van de vaststellingsovereenkomst genoemde voorwaarde is voldaan.
6. Het verweer in reconventie van Anrodata
Het verweer van Anrodata strekt ertoe [gedaagde] in zijn vordering niet-ontvankelijk te verklaren, althans hem de vordering te ontzeggen, althans deze vordering af te wijzen, subsidiair de vordering toe te wijzen zonder het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, althans aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde te verbinden dat [gedaagde] zekerheid stelt in de vorm van een door een Nederlandse bank af te geven bankgarantie volgens het Rotterdams garantieformulier in de meest recente versie tot een bedrag van € 150.000,-, althans tot een door de rechtbank te bepalen bedrag;
met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
Het verweer zal bij de beoordeling worden weergegeven.
7. De beoordeling
in conventie
Uit de inhoud van het door [gedaagde] bij de rechtbank in Amsterdam ingediende verzoekschrift blijkt dat dit betrekking heeft op “de feiten” zoals bedoeld in de vaststellingsovereenkomst, zodat het aanhangig maken van die procedure door [gedaagde] in strijd is met zijn verplichtingen uit hoofde van die overeenkomst.
[gedaagde] heeft tot zijn verweer aangevoerd dat de rechtbank Amsterdam de verweren van Anrodata en [eiseres 2] al heeft beoordeeld en verworpen. Dit verweer gaat niet op, omdat in de verzoekschriftprocedure bij de rechtbank Amsterdam niet de wijze van uitvoering van de vaststellingsovereenkomst als zodanig ter beoordeling stond, wat de rechtbank Amsterdam in haar beschikking op het verzoek ook met zoveel woorden heeft uitgedrukt.
De rechtbank verwerpt ook het verweer dat [gedaagde] doet op het feit dat Anrodata en [eiseres 2] zelf ook twee verzoekschriften hebben ingediend. Volgens [gedaagde] kan hem niet worden verboden een nieuwe procedure aanhangig te maken, nu Anrodata en [eiseres 2] dat zelf ook hebben gedaan. Hier geldt echter dat, als de indiening door Anrodata en [eiseres 2] in september 2005 en juni 2007 van de verzoekschriften tot het houden van voorlopige getuigenverhoren in strijd was met de vaststellingsovereenkomst, daardoor niet de verplichting van [gedaagde] om zich aan die overeenkomst te houden is vervallen. Hetzelfde geldt indien Anrodata en/of [eiseres 2] in andere zin de vaststellingsovereenkomst niet zijn nagekomen. Immers, een contractuele verplichting van een partij bij een overeenkomst vervalt niet door de wanprestatie van een andere partij, maar hoogstens door een op die wanprestatie gebaseerde actie tot ontbinding van de overeenkomst. Of Anrodata en/of [eiseres 2] in strijd gehandeld hebben met de vaststellingsovereenkomst door in 2005 en 2007 procedures tegen [gedaagde] aanhangig te maken, staat in de onderhavige procedure niet ter beoordeling, nu geen daartoe strekkende vordering is ingesteld en [gedaagde] ook geen beroep heeft gedaan op een opschortingsrecht.
Door de indiening van het verzoekschrift door [gedaagde] bij de rechtbank Amsterdam is hij dan ook tekortgeschoten jegens Anrodata en [eiseres 2] in de nakoming van zijn contractuele verplichtingen neergelegd in de artikelen 2 en 5 van de vaststellingsovereenkomst. [gedaagde] is terzake ook in verzuim geraakt. De tekortkoming kan [gedaagde] worden toegerekend. Hij is dan ook voor als gevolg daarvan door Anrodata en [eiseres 2] geleden schade aansprakelijk. Daarom is de gevorderde verklaring voor recht, de vordering onder 1., toewijsbaar.
De mogelijkheid dat Anrodata en [eiseres 2] door de toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] schade hebben geleden is aannemelijk, omdat kosten moesten worden gemaakt voor rechtsbijstand. Daarom is ook hun vordering onder 2. toewijsbaar.
Anrodata en [eiseres 2] hebben recht op en belang bij nakoming van de vaststellingsovereenkomst. Het verweer dat dit onderdeel van de vordering in strijd zou zijn met de wet of de openbare orde verwerpt de rechtbank. Een partij bij een vaststellingsovereenkomst die inhoudt dat geen nieuwe procedures aanhangig zullen worden gemaakt over het geschil waarop deze overeenkomst betrekking heeft, kan, zonder strijd met de wet of de openbare orde, worden verboden zo’n nieuwe procedure aanhangig te maken en geboden die in te trekken. Hetgeen [gedaagde] heeft aangevoerd leidt niet tot de conclusie dat hierop in dit geval een uitzondering zou moeten worden gemaakt. Om deze redenen zijn ook de vorderingen onder 3. en 4. toewijsbaar, met uitzondering van die strekkende tot intrekking van de procedure in Rotterdam, omdat die procedure al is geëindigd door de afwijzing van het verzoek.
Omdat Anrodata en [eiseres 2] ook recht hebben op en belang hebben bij nakoming van de overeengekomen geheimhoudingsplicht en een eventuele wanprestatie van henzelf hieraan niet in de weg staat, is ook de vordering onder 6. toewijsbaar.
Hetgeen overigens nog door [gedaagde] is aangevoerd, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
De dwangsommen zullen worden toegewezen op de wijze zoals hierna in het dictum wordt weergegeven.
De nakosten zullen (voorwaardelijk) worden toegewezen als hierna vermeld.
Als de in conventie overwegend in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] in de proceskosten in conventie worden veroordeeld op de wijze zoals in het dictum wordt vermeld.
in reconventie
Volgens Anrodata is de verplichting om het trustfonds op te richten nooit ontstaan, omdat niet is voldaan aan de in de desbetreffende contractsbepaling opgenomen voorwaarde dat [gedaagde] zich een jaar na ondertekening van deze vaststellingsovereenkomst aan de inhoud van deze vaststellingsovereenkomst zou houden. Volgens Anrodata heeft [gedaagde] binnen dat jaar zijn in de overeenkomst neergelegde geheimhoudingsplicht geschonden door informatie over [eiseres 2] te verstrekken aan een voormalige huishoudster van [eiseres 2], die een boek over haar wilde publiceren. [gedaagde] heeft aangevoerd zich wel degelijk aan zijn geheimhoudingsplicht te hebben gehouden. Volgens Anrodata rust op [gedaagde] de bewijslast, omdat het volgens haar gaat om een opschortende voorwaarde zoals bedoeld in artikel 6:22 BW. Daargelaten de vraag of de voorwaarde een opschortende is, de rechtbank komt aan het geven van een bewijsopdracht niet toe, om de volgende reden. Wat Anrodata met betrekking tot de schending van de geheimhoudingsplicht in het jaar na de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst heeft gesteld, is niet voldoende feitelijk onderbouwd om te kunnen leiden tot de conclusie dat, zo dit zou vaststaan, [gedaagde] niet aan de voorwaarde heeft voldaan. Anrodata heeft in dit verband weliswaar verwezen naar betrokkenheid van [gedaagde] bij de actie van de voormalige huishoudster en de door eisers naar aanleiding van die actie ingediende strafklacht bij de Belgische justitie; en [gedaagde] heeft een zekere betrokkenheid daarbij niet betwist en die blijkt ook uit de overeenkomst van 16 mei 2005; maar Anrodata heeft niet concreet gesteld dat er sprake is van door [gedaagde] verstrekte informatie over “de feiten” waarop de vaststellingsovereenkomst betrekking heeft. Welke die feiten zijn, blijkt met name uit hetgeen Anrodata heeft gesteld in de punten 2.1 en 2.2 van haar conclusie van repliek in conventie, tevens antwoord in reconventie, en voorts uit hetgeen [eiseres 2] heeft gesteld in punt 26 van haar conclusie van repliek. De stellingen van Anrodata over door [gedaagde] aan de voormalige huishoudster verstrekte informatie zien hier niet op en zijn ook overigens erg vaag. Ook de verwijzing naar een zinsnede in de verklaring van 7 juni 2007 van mr. Princen is onvoldoende concreet, met name vanwege de context van de desbetreffende zinsnede, namelijk zijn pogingen om een exemplaar van de vaststellingsovereenkomst van [gedaagde] te krijgen. Ook uit het verzoekschrift van Anrodata en [eiseres 2] van 14 september 2005 aan de rechtbank Rotterdam tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor over specifiek dit onderwerp blijkt niet dat zij stellen dat de informatie op “de feiten” betrekking had. Anrodata heeft ook niet gesteld dat [gedaagde] zich anderszins in het jaar na de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst niet heeft gehouden aan zijn daarin vervatte geheimhoudingsplicht.
Om deze redenen moet er in deze procedure van worden uitgegaan dat [gedaagde] aan de voorwaarde heeft voldaan, zodat zijn vordering toewijsbaar is.
[gedaagde] vordert dat de rechtbank voor recht verklaart dat Anrodata binnen 2 dagen na betekening van het vonnis gehouden is tot nakoming van artikel 6 van de vaststellingsovereenkomst. Met Anrodata is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde termijn van 2 dagen te kort is. De rechtbank zal een termijn van 30 dagen aanhouden.
De dwangsom zal worden toegewezen op de hierna in het dictum vermelde wijze. Het opleggen van een dwangsom is mogelijk wanneer het gaat om betaling aan een derde. Bovendien gaat het niet alleen om betaling van een geldsom, maar ook om het oprichten van een trustfonds.
Het door Anrodata gevoerde verweer tegen uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de vordering in reconventie treft geen doel, omdat [gedaagde] geen uitvoerbaar bij voorraadverklaring heeft gevorderd. De rechtbank gaat derhalve aan dit verweer voorbij.
Anrodata zal als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
in conventie en reconventie voorts
Anrodata en [eiseres 2] zullen worden veroordeeld in de proceskosten in het incident.
8 De beslissing
De rechtbank
in conventie
1. verklaart voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten jegens Anrodata en [eiseres 2] in de nakoming van zijn contractuele verplichtingen als neergelegd in de artikelen 2 en 5 van de vaststellingsovereenkomst van 28 juni 2004 en dat [gedaagde] deswege aansprakelijk is voor de als gevolg van zijn handelwijze door Anrodata en [eiseres 2] geleden schade;
2. veroordeelt [gedaagde] om aan Anrodata en [eiseres 2] te vergoeden de door hen geleden schade, nader op te stellen bij staat en te vereffenen volgens de wet, zulks vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 mei 2008 tot de dag der algehele voldoening;
3. veroordeelt [gedaagde] tot nakoming van artikel 2 van de vaststellingsovereenkomst van 28 juni 2004 en verbiedt [gedaagde] derhalve nadere procedures aanhangig te maken ter zake van de feiten, geschillen en vorderingen waarvoor partijen elkaar finale kwijting hebben verleend bij de vaststellingsovereenkomst van 28 juni 2004;
4. veroordeelt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot intrekking van de procedure met rekestnummer 397186 / HA RK 08-263 aanhangig bij de rechtbank Amsterdam;
5. bepaalt dat [gedaagde] aan Anrodata en [eiseres 2] na betekening van het onderhavige vonnis een dwangsom verbeurt voor iedere dag - een gedeelte van een dag voor een hele dag te rekenen - dat hij nalaat aan de hiervoor onder 3. en 4. vermelde veroordelingen gevolg te geven, ter hoogte van € 1.000,00 per dag met een maximum van € 25.000,00 in totaal;
6. veroordeelt [gedaagde] tot nakoming van artikel 5 van de vaststellingsovereenkomst en derhalve tot strikte geheimhouding van de feiten, geschillen en vorderingen waarvoor partijen elkaar finale kwijting hebben verleend bij de vaststellingsovereenkomst d.d. 28 juni 2004, ook jegens de pers en jegens klanten;
7. bepaalt dat [gedaagde] aan Anrodata en [eiseres 2] na betekening van het onderhavige vonnis een dwangsom verbeurt voor iedere voor iedere keer dat hij handelt in strijd met hetgeen onder 6. is bepaald, ter hoogte van € 1.000,00 per overtreding met een maximum van € 25.000,00 in totaal;
8. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van Anrodata en [eiseres 2] samen bepaald op € 71,80 voor kosten van de dagvaarding, op
€ 303,00 aan griffierecht en op € 452,00, zijnde één punt voor de dagvaarding vermenigvuldigd met liquidatietarief II, aan salaris voor de advocaat;
9. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van Anrodata bepaald op € 904,00, zijnde twee punten: voor de conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie en de conclusie van dupliek in reconventie, vermenigvuldigd met liquidatietarief II, aan salaris voor de advocaat;
10. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres 2] bepaald op € 452,00, zijnde één punt voor de conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie vermenigvuldigd met liquidatietarief II, aan salaris voor de advocaat;
11. verklaart dit vonnis tot zover en voor zover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
12. veroordeelt [gedaagde], indien hij niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de veroordelingen voldoet, tot betaling van € 131,-- aan nakosten, verhoogd met € 68,-- aan betekeningskosten in het geval betekening van de executoriale titel plaatsvindt; vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 Burgerlijk Wetboek over de nakosten vanaf veertien dagen na aanzegging van de nakosten aan [gedaagde] tot aan de dag der voldoening;
13. wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
1. verklaart voor recht dat Anrodata gehouden is tot nakoming, binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis, van artikel 6 van de vaststellingsovereenkomst die tussen partijen is getekend op 28 juni 2004;
2. verklaart voor recht dat het bedrag van € 50.000,00 per kind vermeerderd dient te worden met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2006;
3. bepaalt dat Anrodata aan [gedaagde] na betekening van het onderhavige vonnis een dwangsom verbeurt voor iedere dag - een gedeelte van een dag voor een hele dag te rekenen - dat zij nalaat aan de veroordeling gevolg te geven, ter hoogte van € 1.000,00 per dag met een maximum van € 50.000,00 in totaal;
4. veroordeelt Anrodata in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] bepaald op € 2.842,00, zijnde 3 punten: voor de conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie, de conclusie van repliek in reconventie en de conclusie van dupliek in conventie, vermenigvuldigd met liquidatietarief V, aan salaris voor de advocaat;
5. wijst af het meer of anders gevorderde;
in conventie en reconventie voorts
veroordeelt Anrodata en [eiseres 2] in de proceskosten in het incident, aan de zijde van [gedaagde] bepaald op € 384,00, zijnde één punt voor de incidentele conclusie vermenigvuldigd met liquidatietarief I, aan salaris voor de advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Sarlemijn.
Uitgesproken in het openbaar.?
1624