de stichting
Vestia Rotterdam Zuid,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 24 augustus 2009,
gemachtigde: mr. A. Bonder te Rotterdam,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. C.W.F. Jansen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als ‘Vestia’ en ‘[gedaagde]’.
1. Het verloop van het proces
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen.
• het exploot van dagvaarding;
• de conclusie van antwoord;
• het tussenvonnis van 13 oktober 2009 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
• de overgelegde bescheiden.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1. Vestia heeft met [gedaagde] een huurovereenkomst gesloten voor de huur van de woning aan de [locatie], ingaande 30 juli 2007. De maandelijkse huurprijs bedraagt thans € 457,87. Op de huurovereenkomst zijn de algemene huurvoorwaarden woonruimte, versie juni 2006, van Vestia van toepassing. In artikel 13 van deze voorwaarden staat onder meer vermeld:
Gebruiksvoorschriften, veiligheid en leefbaarheid
1. Huurder zal het gehuurde als een goed huurder en overeenkomstig de daaraan gegeven bestemming van woonruimte gebruiken. Daartoe zal huurder in ieder geval:
a de voorschriften van verhuurder ten aanzien van de in het gehuurde aanwezige
installaties en voorzieningen in acht nemen;
(…)
2.2. [gedaagde] is bij Vestia niet bekend als wanbetaler voor wat betreft de maandelijks verschuldigde huurpenningen. Ook zijn bij Vestia geen klachten van omwonenden bekend terzake van stank- en/of geluidsoverlast veroorzaakt door [gedaagde].
2.3. Op 3 april 2009 heeft de Roteb in de door [gedaagde] gehuurde woning een hennepkwekerij ontmanteld. De Roteb heeft van deze ontmanteling een rapportage opgesteld. Hierin staat dat er 17 hennepplanten zijn aangetroffen. De afmetingen van de aangetroffen plantenbakken waren in totaal 1 m2.
2.4. In opdracht van Stedin B.V. is door een fraudespecialist van Eneco Services BV op 3 april 2009 onderzoek gedaan aan de elektriciteitsvoorziening in de woning. In het rapport dat hij vervolgens heeft opgesteld, staat:
(…)
Ik heb waargenomen dat er fraude gepleegd is aan de elektriciteitsmeter.
(…)
De voedingskabels/snoeren hingen te dicht bij de (brandende) lamp van de hennepkwekerij, hetgeen gevaar kan opleveren van smelten van mantel/kortsluiting/brandgevaar.
(…)
Er is gebruik gemaakt van ondeugdelijk materiaal, open verbindingen met kans op brand.
(…)
Onder spanning staande delen zijn niet deugdelijk afgeschermd. Toevallig aanraking is niet uitgesloten en er kan een levensbedreigende stroom door het lichaam gaan lopen met kans op elektrocutie.
(…)
2.5. Er is namens Stedin B.V. bij de politie aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit. In deze aangifte staat dat de in de woning aangetroffen hennepplanten ongeveer veertien dagen oud waren en dat er vanuit wordt gegaan dat de hennepkwekerij veertien dagen in werking is geweest.
3.1. Vestia heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen partijen die ziet op de woonruimte te [locatie] te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen om de woonruimte aan de [locatie] binnen drie dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis, met alle zich daarin bevindende personen en/of zaken te ontruimen en te verlaten en door afgifte der sleutels aan Vestia ter beschikking te stellen, met machtiging van Vestia om, indien [gedaagde] in gebreke blijft aan de desbetreffende veroordeling te voldoen, deze zelf te doen bewerkstelligen, zonodig met behulp van de sterke arm van politie en/of justitie, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
3.2. Aan haar vordering legt Vestia - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag: [gedaagde] had in zijn woning een hennepkwekerij. Daarnaast had [gedaagde] de elektriciteitsvoorziening aangepast, zodanig dat daardoor (brand)gevaar is ontstaan. Ter adstructie van die stelling verwijst Vestia naar het onder 2.4. aangehaalde rapport. Op grond van artikel 13 van de algemene huurvoorwaarden dient [gedaagde] de woning als een goed huurder te gebruiken. Krachtens artikel 13 lid 1 sub a van die algemene huurvoorwaarden diende [gedaagde] de voorschriften ten aanzien van de in het gehuurde aanwezige installaties en voorzieningen in acht te nemen. Bovendien was sprake van diefstal van elektriciteit.
4.1. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer en legt hieraan ten grondslag - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – dat niet gezegd kan worden dat hij de woning niet als een goed huurder heeft gebruikt, zodat er geen aanleiding is voor het ontbinden van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning. Hoewel hij het achteraf gezien niet handig vindt om hennepplanten in zijn woning te kweken, wijst hij erop dat het gaat over 1 m2 aan hennepplanten, bestemd voor eigen gebruik. Voorts ontkent [gedaagde] dat hij elektriciteit heeft gestolen en dat er een brandgevaarlijke situatie in het leven is geroepen. Tot slot vindt hij dat, indien er een belangenafweging wordt gemaakt, zijn belang en dat van zijn dochter zwaarder dienen te wegen dan het belang van Vestia.
5. De beoordeling van de vordering
5.1. Zowel op grond van artikel 13 van de algemene voorwaarden die deel uitmaken van de huurovereenkomst die [gedaagde] met Vestia heeft gesloten, als op grond van artikel 7:213 BW moet [gedaagde] zich als een goed huurder jegens Vestia gedragen. De woning wordt door [gedaagde] ook als zodanig gebruikt. Hij betaalt de huur en veroorzaakt geen overlast aan zijn buren. Tot zover kan [gedaagde] waren bestempeld als een goed huurder. [gedaagde] heeft echter gedurende een heel korte periode in een deel van de woning in een tent een hennepkwekerij van zeer beperkte omvang ingericht. De situatie zoals beschreven in het rapport van de fraudespecialist van Eneco Services BV wordt door [gedaagde] ook niet betwist.
De kantonrechter concludeert op basis van dat rapport dat deze hennepkwekerij onprofessioneel was aangelegd, waardoor in enige mate brandgevaar voor deze woning en omliggende woningen aanwezig was. Door aldus te handelen heeft [gedaagde] gehandeld in strijd met goed huurderschap en is er dus, strikt genomen, sprake van “wanprestatie” door [gedaagde], zij het dat het, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gaat om een relatief geringe wanprestatie. Dat [gedaagde] mogelijk ook elektriciteit heeft gestolen, hetgeen hij overigens zelf met klem ontkent, laat de kantonrechter buiten beschouwing. Het stelen van elektriciteit is immers aan te merken als onrechtmatig handelen jegens de leverancier daarvan en niet jegens Vestia.
5.2. Deze relatief geringe toerekenbare tekortkoming rechtvaardigt niet de toewijzing van de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en tot ontruiming van de woning, nu dat voor [gedaagde] in de privé-sfeer grote gevolgen zal hebben. De vordering van Vestia zal daarom worden afgewezen.
5.3. Vestia zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten
veroordeelt Vestia in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden vastgesteld op € 300,- voor salaris gemachtigde,
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.M. de Winkel en uitgesproken ter openbare terechtzitting.