ECLI:NL:RBROT:2010:BL0900

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/1837
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een leerkracht wegens plichtsverzuim en verstoorde arbeidsverhoudingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 januari 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen een leerkracht (eiseres) en haar werkgever, Stichting Onderwijsgroep Galilei (verweerder). De eiseres was sinds 1 augustus 2003 in dienst en had een vaste aanstelling. De zaak kwam voort uit een ontslagprocedure die begon met een schorsingsbesluit op 17 januari 2008, waarin verweerder aangaf voornemens te zijn eiseres te ontslaan. Dit besluit volgde op meldingen van collega's over negatieve publicaties van de echtgenoot van eiseres op een blog, waarin hij verhalen over gebeurtenissen binnen de school deelde. De rechtbank oordeelde dat onvoldoende bewijs was geleverd dat eiseres haar echtgenoot had voorzien van informatie met de intentie deze te publiceren. De rechtbank concludeerde dat de primaire ontslaggrond, plichtsverzuim, niet kon standhouden.

Daarnaast werd vastgesteld dat er verstoorde arbeidsverhoudingen waren binnen de school, maar verweerder had nagelaten om de mogelijkheden voor herplaatsing van eiseres te onderzoeken. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet had voldaan aan zijn inspanningsverplichting om een zorgvuldige afweging te maken en de mogelijkheid tot herplaatsing te onderzoeken. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en oordeelde dat verweerder binnen zes weken een nieuwe beslissing op het bezwaar moest nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 644,- en moest het betaalde griffierecht van € 145,- vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nr.: AWB 09/1837 AW
Uitspraak in het geding tussen
[naam], wonende te [plaats], eiseres,
gemachtigde mr. K. ten Broek,
en
Stichting Onderwijsgroep Galilei, verweerder.
1 Ontstaan en loop van de procedure
1.1 Bij besluit van 17 januari 2008 (hierna: het schorsingsbesluit) heeft verweerder eiseres geschorst gedurende de procedure tot beëindiging van haar aanstelling. Eiseres heeft hiertegen op 20 februari 2008 bezwaar gemaakt. Op 26 maart 2008 is zij gehoord door de Commissie Bezwaar- en Beroepschriften Onderwijsgroep Galilei (hierna: de Commissie).
1.2 Bij brief van 17 januari 2008 heeft verweerder eiseres bericht voornemens te zijn haar te ontslaan. Bij brief van 18 januari 2008, aangevuld bij brief van 4 februari 2008, heeft eiseres haar zienswijze op het voornemen tot ontslag naar voren gebracht. Bij besluit van 28 februari 2008 (hierna: het ontslagbesluit) heeft verweerder beslist conform het voornemen. Eiseres heeft hiertegen op 9 april 2008 bezwaar gemaakt. Op 15 mei 2008 is zij gehoord door de Commissie.
1.3 Op 15 december 2008 heeft de Commissie advies uitgebracht over de bezwaren van eiseres. Bij besluit van 9 januari 2009 heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen het schorsingsbesluit en het ontslagbesluit ongegrond verklaard.
1.4 Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eiseres op 18 februari 2009 beroep ingesteld. Verweerder heeft bij brief van 20 mei 2009 een verweerschrift ingediend.
1.5 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2009. Aanwezig waren eiseres, haar gemachtigde en [naam], haar echtgenoot. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.A. Geerdink, gemachtigde, H. den Haan en L.L.G. Lemmens.
2 Overwegingen
1 Voor de beoordeling van het geschil gaat de rechtbank uit van de volgende feiten. Eiseres was sinds 1 augustus 2003 als leerkracht in dienst bij verweerder. Zij had een vaste aanstelling en was werkzaam op [naam] in [plaats] (hierna: de school).
Bij brief van 4 juni 2005 heeft eiseres een schriftelijke waarschuwing gekregen betreffende haar omgang op school met [naam], haar nieuwe partner, (hierna: haar echtgenoot) en haar taalgebruik over leerlingen in het bijzijn van ouders en leerlingen.
Blijkens een brief van 13 januari 2008 is een collega van eiseres op 8 januari 2008 bij toeval gestuit op een website, waarop de echtgenoot van eiseres onder de titel “[titel website]” verhalen publiceert (hierna: de blogspot), en heeft hij daarvan op 9 januari 2008 melding gemaakt bij de directie van de school. Op 10 januari 2008 heeft verweerder eiseres en haar echtgenoot op het bestaan van de blogspot aangesproken, een termijn van 48 uur geboden om deze te verwijderen en hun verlof verlengd tot en met 17 januari 2008. Eiseres heeft de blogspot niet (binnen de geboden termijn) verwijderd of doen verwijderen. Vervolgens heeft verweerder hen geschorst en zijn de procedures tot beëindiging van hun aanstellingen in gang gezet.
In de periode van 13 januari 2008 tot en met 24 januari 2008 heeft verweerder brieven ontvangen van zeven collega’s van eiseres. In deze brieven uiten betrokkenen onder meer hun ongenoegen over de inhoud van de blogspot, geven zij aan zichzelf of collega’s in de gebruikte bijnamen en de verhalen te herkennen, stellen zij dat de verhalen een onjuiste voorstelling van zaken geven, en delen zij mee dat zij het vertrouwen in eiseres kwijt zijn of zich niet meer veilig te voelen. Twee collega’s geven aan dat zij aangifte zullen gaan doen wegens smaad.
Eiseres is na het ontslag begonnen met een eigen bedrijf en heeft met ingang van het schooljaar 2008/2009 een andere, tijdelijke baan gevonden.
2.1 Ingevolge artikel 125a, eerste lid, van de Ambtenarenwet (AW), voor zover thans van belang, dient de ambtenaar zich te onthouden van het openbaren van gedachten of gevoelens indien door de uitoefening van dit recht de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd.
2.2 Ingevolge artikel 4.b.7, eerste lid, van de Collectieve Arbeidsovereenkomst Voortgezet Onderwijs 2007-2008 (hierna: CAO VO 2007-2008) kan de werknemer die zich aan plichtsverzuim schuldig maakt, om die reden disciplinair worden gestraft. Ingevolge het tweede lid omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed werknemer in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen. Ingevolge het derde lid is ontslag één van de disciplinaire straffen die kunnen worden opgelegd.
2.3 Ingevolge artikel 4.a.5, aanhef en onder i, van de CAO VO 2007-2008, voor zover thans van belang, kan opzegging van een dienstverband voor onbepaalde tijd plaatsvinden op grond van andere met name genoemde gewichtige omstandigheden die redelijkerwijs geacht moeten worden met het oog op de belangen van de instelling en van het onderwijs de mogelijkheid van het dienstverband uit te sluiten.
3 Verweerder heeft eiseres tegengeworpen dat zij erop heeft toegezien dat haar echtgenoot verhalen over gebeurtenissen binnen de school op negatieve en kwetsende wijze via internet heeft geopenbaard, althans verwijt haar dat zij zich daarvan niet wenst te distantiëren. Hierdoor is haar aanwezigheid in de school niet langer acceptabel. De negatieve impact van haar aanwezigheid op de sfeer en op het gevoel van veiligheid van de andere medewerkers is te groot. In het verleden is eiseres ook al op haar gedrag aangesproken. Zij maakt zich schuldig aan plichtsverzuim. Daar komt haar opstelling ten opzichte van verweerder in de procedure tegen het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: UWV) nog bij. Verweerder heeft voldoende bewezen dat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie. In het kader van de belangenafweging in het bestreden besluit heeft verweerder de aard en ernst van het handelen, de omstandigheid dat eiseres al eerder is aangesproken op haar gedrag en de omstandigheid dat het gezien de krapte op de arbeidsmarkt voor haar niet moeilijk zal zijn om een andere baan te vinden, meegewogen.
4 Eiseres kan zich niet met het bestreden besluit verenigen en voert daartoe het volgende aan. Het uitwisselen van informatie tussen echtgenoten over zaken de werkplek betreffende, via normale conversatie, is niet in strijd met artikel 125a van de AW. Verweerder heeft niet aangetoond dat zij haar echtgenoot heeft gevoed met gekleurde en verdraaide feiten, dan wel dat zij direct of indirect de hand heeft gehad in de publicaties. Voor zover het handelen van haar echtgenoot al plichtsverzuim zou opleveren, kan eiseres daarvoor niet verantwoordelijk worden gehouden. Er is geen sprake van enige rechtsplicht op grond waarvan zij had moeten ingrijpen of nadrukkelijk afstand had moeten nemen van zijn handelen, bij uitblijven waarvan dit plichtsverzuim zou opleveren. Ten onrechte heeft verweerder plaatsing van eiseres elders in de organisatie niet onderzocht. Van een impasse die enkel door ontslagverlening kan worden doorbroken, is geen sprake. Eiseres heeft ten slotte een beroep gedaan op overschrijding van de redelijke termijn, doordat niet tijdig op bezwaar is beslist.
5 De rechtbank oordeelt als volgt.
5.1 De rechtbank stelt vast dat eiseres geen inhoudelijke gronden heeft aangevoerd tegen haar schorsing en zal dan ook volstaan met de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit, voor zover daarbij het ontslagbesluit is gehandhaafd.
5.2 Het beroep op overschrijding van de redelijke termijn nu niet tijdig op bezwaar is beslist - hetgeen ter zitting nader is geduid als een beroep op artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) - leidt niet tot vernietiging van de bestreden besluiten. Eiseres had tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar beroep kunnen instellen, maar heeft daar blijkbaar niet voor gekozen.
5.3 Ten aanzien van de overige door eiseres aangedragen beroepsgronden wordt als volgt overwogen.
5.3.1 Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat zij haar echtgenoot heeft voorzien van informatie, met het doel deze op de blogspot in verhaalvorm te (laten) publiceren. Zij stelt terecht dat tussen echtgenoten of partners, die een werkplek en collega’s delen, gewoonlijk zal worden gesproken over het werk. Van een in dit verband overschrijden van de grenzen van het ingevolge het eerste lid van artikel 125a van de AW toelaatbare is dan ook niet gebleken.
Voorts valt niet in te zien op grond van welke rechtsregel verweerder van eiseres kan en mag verwachten dat zij afstand neemt van het handelen van haar echtgenoot. In dit verband is van belang dat niet kan worden uitgesloten dat dit voor eiseres een zeer moeilijke privé-situatie zou hebben opgeleverd. Weliswaar had zij zich - zeker gezien de aard van de uitlatingen als ook vanwege het feit dat zij onderdeel uitmaakte van hetzelfde team van leerkrachten - wel in enige mate van de uitlatingen van haar echtgenoot kunnen distantiëren, maar de rechtbank acht de weigering van eiseres om dit te doen onvoldoende om dit nalaten als plichtsverzuim te kwalificeren.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de primaire ontslaggrond - plichtsverzuim - geen stand kan houden.
5.3.2 Ten aanzien van de subsidiaire grond die aan het in bezwaar gehandhaafde ontslagbesluit ten grondslag is gelegd - gewichtige omstandigheden, gelegen in verstoorde arbeidsverhoudingen - overweegt de rechtbank als volgt.
De Centrale Raad van Beroep heeft in de uitspraak van 19 oktober 2006 (LJN AZ1100) overwogen dat redenen van gewichtige aard in overwegende mate betrekking dienen te hebben op de persoon van betrokkene en zijn directe werksituatie en dat deze ontslaggrond ook kan worden toegepast wanneer sprake is van een impasse die redelijkerwijs slechts kan worden doorbroken door beëindiging van de dienstbetrekking.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat voldoende is gebleken dat met betrekking tot eiseres binnen de school sprake was van verstoorde arbeidsverhoudingen. Eiseres heeft ter zitting ook erkend dat de arbeidsverhoudingen verstoord zijn, zij het dat de verhoudingen door dit incident volgens haar niet meer zijn verstoord dan deze al waren en zij al die tijd gewoon is blijven werken.
Uit de uitspraak van 21 februari 2008 (LJN BC5614) van de Centrale Raad van Beroep vloeit voort dat op verweerder in dit geval - uitgaande van de blijkbaar gemaakte keuze om niet aan te sturen op verbetering van de verhoudingen binnen de school, maar op een oplossing van de conflicten door verwijdering van eiseres - de verplichting rustte een zorgvuldig onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden haar andere arbeid binnen het gezagsbereik van verweerder aan te bieden en dat elke reële mogelijkheid tot herplaatsing diende te worden aangegrepen. Weliswaar is ter zitting van de zijde van verweerder aangegeven dat plaatsing op één van de andere scholen van verweerder - gezien de beperkte lesbevoegdheid van eiseres - niet mogelijk was, maar het besluit dat ter toetsing voorligt geeft geen blijk van een daartoe strekkende overweging, nog daargelaten dat eiseres ter zitting heeft aangegeven dat zij in haar huidige werkkring in bijna alle vakken lesgeeft. Nu verweerder er in het bestreden besluit geen blijk van heeft gegeven dat de mogelijkheid tot herplaatsing van eiseres is onderzocht, heeft verweerder niet voldaan aan de op haar rustende inspanningsverplichting om de mogelijkheid om eiseres andere arbeid binnen het gezagsbereik van verweerder aan te bieden, te onderzoeken.
Dat eiseres zich in het kader van een procedure tegen het UWV in negatieve bewoordingen heeft uitgelaten over verweerder, acht de rechtbank weliswaar illustratief voor de mate waarin de arbeidsverhoudingen zijn verstoord, doch onvoldoende voor het oordeel dat verweerder een onderzoek naar mogelijkheden tot herplaatsing reeds hierom achterwege heeft kunnen laten.
5.3.3 Uit het voorgaande vloeit voort dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering en derhalve in strijd met artikel 7:12 van de Awb tot stand is gekomen. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
5.3.4 De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep tot aan deze uitspraak redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank bepaalt de proceskosten op € 644,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,- en wegingsfactor 1).
3 Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
1 verklaart het beroep gegrond;
2 vernietigt het bestreden besluit;
3 bepaalt dat verweerder binnen 6 weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;
4 veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 644,-;
5 bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 145,- vergoedt.
Aldus gedaan door mr.drs. H. van den Heuvel, voorzitter, en mr. J. de Gans en
mr. E.A. Poppe-Gielesen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.M.J. Bos, griffier.
De griffier: De voorzitter:
Uitgesproken in het openbaar op: 25 januari 2010.
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiseres wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.
Afschrift verzonden op: