4.7
Tegenover de noodzaak voor SGR om maatregelen te treffen staan de belangen van eisers bij een ongewijzigd deelnemerschap van SGR.
De gevolgen voor eisers van het bestuursbesluit, bevattende de reglementswijziging per 1 februari 2010 die tot gevolg heeft dat eisers worden uitgesloten van deelnemerschap van de SGR en welhaast gedwongen worden deelnemer te worden van het nieuw opgerichte SGST, zijn als ingrijpend te kwalificeren. Aannemelijk is dat klanten eisers gaan mijden zodra zij zich niet meer kunnen profileren met het inmiddels in brede kring bekende SGR beeld/woordmerk. Deelnemers zullen ook - anders dan thans het geval is - per reiziger een bijdrage ten behoeve van het fonds van SGST moeten gaan betalen, hetgeen naar voors-hands wordt aangenomen zal worden doorberekend aan de klant. Verder gelden voor deel-nemers aan SGST in het oog springende strengere eisen dan voor deelnemers aan SGR, zo-als de eis dat het Eigen Vermogen 30 % van het totale vermogen moet bedragen (20 % bij SGR) en dat een bankgarantie dient te worden gesteld van 5% van de risicodragende omzet (1,5 % bij SGR).
Zeer wel denkbaar is dat het handelen van SGR concurrentievervalsing tot gevolg heeft nu ondernemingen die een veel groter volume reizen naar Turkije verkopen, niet als Turkije-specialist worden aangemerkt, als gevolg waarvan aan hen bedoelde scherpere eisen niet worden gesteld. En dit, terwijl eisers wel in het door SGR geschetste risicoprofiel passen, doch specifiek op hen niets aan te merken valt.
Kortom, elementen waarvan men niet zonder meer kan uitsluiten dat deze uit mededingings-rechtelijk oogpunt onwenselijk worden geoordeeld.
Het hiervoor overwogene brengt met zich mee dat voorshands niet uit te sluiten valt dat de bodemrechter een beroep op misbruik van machtspositie als bedoeld in artikel 24 Mw zal honoreren.
Evenmin valt uit te sluiten dat de bodemrechter zal oordelen dat de wijze van uitoefenen van de bevoegdheden van SGR met betrekking tot het deelnemersreglement in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en sprake is van een vernietig-baar besluit in de zin van artikel 2:15 lid 1 sub b BW.
Indien de bestreden besluiten met betrekking tot het wijzigingen van het deelnemersregle-ment thans onverkort door SGR doorgevoerd zouden worden, zou dat voor eisers onom-keerbare consequenties kunnen hebben. Immers, totdat de bodemrechter zal hebben beslist, zullen zij onder meer vanuit een relevant gewijzigde (nadeliger) positie dienen te concurre-ren met reisorganisaties die “Turkijereizen” aanbieden, maar die niet onder de 75%-regeling vallen. Niet ondenkbaar is dat daarbij het voortbestaan van eisers in gevaar kan komen.
Nu - met inachtneming van hetgeen hierna wordt overwogen met betrekking tot de ver-scherpte voorwaarden - niet aannemelijk is dat de belangen van SGR hierdoor onevenredig worden getroffen, rechtvaardigt een belangenafweging onder deze omstandigheden dat het bestuursbesluit houdende invoering van artikel 3 lid 2 van het deelnemersreglement ge-schorst wordt totdat de bodemrechter heeft beslist.
De vordering tot schorsing van dit bestuursbesluit zal dan ook worden toegewezen. De voor-zieningenrechter zal daarbij bepalen dat de bodemprocedure binnen 4 weken na heden door eisers aanhangig dient te worden gemaakt, bij gebreke waarvan de schorsing vervalt.