ECLI:NL:RBROT:2009:BM9314
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis in vrijwaring met betrekking tot bijdrageplicht en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 september 2009 uitspraak gedaan in een vrijwaringsprocedure. De eisers in de hoofdzaak, [eiseres 1] en [eiser 2], hebben een minnelijke regeling getroffen met de gedaagde partij, waardoor de hoofdzaak is geroyeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers zich op grond van artikel 6:14 BW hebben verbonden om hun vordering te verminderen met het bedrag dat zij van de gedaagde als bijdrage hadden kunnen vorderen. Hierdoor is de gedaagde bevrijd van haar eventuele bijdrageplicht jegens de eisers, wat heeft geleid tot de afwijzing van de vordering in conventie.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat, op basis van artikel 237 Rv, de eisers in beginsel als in het ongelijk gestelde partijen in de kosten dienen te worden veroordeeld. De rechtbank heeft echter geen aanleiding gezien om de gedaagde in de proceskosten te veroordelen, aangezien de beslissing in de vrijwaring niet is gebaseerd op een inhoudelijke beoordeling van de rechtsbetrekking tussen partijen, maar op de gevolgen van de getroffen regeling. De rechtbank heeft geconcludeerd dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen, en dat de voorwaardelijke reconventie door de gedaagde geen betekenis heeft, omdat de voorwaarde niet kan worden vervuld.
Het vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft de vordering in conventie afgewezen en bepaald dat iedere partij de eigen kosten draagt.