ECLI:NL:RBROT:2009:BL7429

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
305869/HA ZA 08-1044
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en onverschuldigde betaling door advocatenkantoor na verkeersongeval

In deze zaak vorderde Interpolis betaling van € 13.682,- van het advocatenkantoor BVL, gebaseerd op onrechtmatige daad en onverschuldigde betaling. De vordering was het gevolg van een betaling die Interpolis had gedaan aan BVL in het kader van een schadevergoeding na een verkeersongeval. Interpolis had abusievelijk een bedrag overgemaakt aan BVL, dat niet bestemd was voor de advocaat van de gelaedeerde, maar voor M.M. van Leeuwen. De rechtbank oordeelde dat de advocaat van de gelaedeerde, mr. J.J. Schelling, niet de zorgvuldigheid had betracht die van een redelijk handelend advocaat verwacht mocht worden. Hij had het bedrag zonder afwachting van een reactie van Interpolis doorbetaald aan zijn cliënt, terwijl hij op de hoogte was van de onduidelijkheid rondom de betaling. De rechtbank concludeerde dat de handelwijze van Schelling onrechtmatig was en dat BVL aansprakelijk was voor de schade die Interpolis had geleden. De rechtbank veroordeelde BVL tot betaling van het bedrag van € 14.586,- aan Interpolis, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van advocaten in het omgaan met betalingen en de noodzaak om zorgvuldig te handelen in het belang van hun cliënten en derden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 305869/HA ZA 08-1044
Uitspraak: 25 november 2009
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de naamloze vennootschap
N.V. INTERPOLIS SCHADE,
gevestigd te Tilburg,
eiseres,
advocaat mr. H.E. van Berckel-Dekker,
- tegen -
de burgerlijke maatschap
BOONK VAN LEEUWEN ADVOCATEN,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. E.A. Bik.
Partijen worden hierna aangeduid als "Interpolis" respectievelijk "BVL".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 9 april 2008 en de door Interpolis overgelegde producties;
- conclusie van antwoord, met producties;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 24 september 2008, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 26 januari 2009;
- de ter gelegenheid van de comparitie van partijen door mr. Van Leeuwen overgelegde
spreekaantekeningen;
- de ter gelegenheid van de comparitie van partijen door mr. Van Berckel-Dekker bij brief d.d. 6 oktober 2008 overgelegde producties;
- de ter gelegenheid van de comparitie van partijen door mr. Van Leeuwen bij brief d.d. 27 november 2008 overgelegde producties.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1 Mr. M.M. van Leeuwen (hierna: mr. Van Leeuwen) is advocaat bij advocatenkantoor BVL.
2.2 Op 14 juli 2003 heeft een aanrijding plaatsgevonden tussen de in privé aan mr. Van Leeuwen toebehorende auto en een landbouwtrekker, waarbij de auto van mr. Van Leeuwen beschadigd is geraakt. De auto van mr. Van Leeuwen werd op dat moment bestuurd door een monteur van de garage, de heer [monteur] (hierna: [monteur]) waar Van Leeuwen zijn auto ter reparatie had gebracht. De landbouwtrekker behoorde toe aan Loonbedrijf Huzen v.o.f. (hierna: Huzen). Huzen was verzekerd bij Interpolis. Huzen heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend.
2.3 Ten gevolge van de aanrijding heeft [monteur] letsel opgelopen. Ter afwikkeling van deze letselschade is [monteur] bijgestaan door mr. J.J. Schelling, verbonden aan het advocatenkantoor BVL. Het letselschadedossier is bij BVL bekend onder dossier-referentie-nummer JJS/52.0928. Interpolis was als verzekeraar van Huzen bij deze schadeafwikkeling betrokken. Ter zake heeft mr. Schelling bij brief d.d. 6 oktober 2004 aan Interpolis onder meer het volgende bericht:
"(…) De heer [monteur] heeft zijn standpunten zelf uiteengezet in zijn handgeschreven brief van
9 augustus 2004. Die vormde echter geen aanleiding voor Interpolis om haar standpunt te
wijzigen en Interpolis is niet bereid meer te bieden dan EUR 500. (…) Ik heb de heer [monteur]
geadviseerd over de goed en kwade kansen van de procedure. Hij ziet echter te zeer op tegen de
procedure tegen Interpolis om mij instructies te geven deze zaak door te zetten. Hij heeft mij dan
ook geïnstrueerd om het aanbod van EUR 500 te aanvaarden en dat doe ik bij deze namens de
heer [monteur]. (…)"
2.4 Het geschil tussen Van Leeuwen en Huzen over de door Van Leeuwen geleden schade heeft geleid tot een procedure in eerste aanleg bij de rechtbank Zwolle en in hoger beroep bij het hof Arnhem. Het hof Arnhem heeft bij arrest van 3 mei 2005 – kort gezegd – Huzen veroordeeld tot betaling van een bedrag in hoofdsom van € 14.807,- aan mr. Van Leeuwen. Mr. Van Leeuwen is in deze procedure bijgestaan door zijn kantoorgenote mr. Harmsen.
2.5 Bij faxbrief d.d. 17 mei 2005 heeft mr. Harmsen aan mr. Kooijmans onder meer het volgende bericht:
"(…) Uw cliënten kunnen direct aan die van mij betalen; het nummer is hetzelfde als voorheen
(genoemd in de sommaties, in het betekeningsexploit van de eerste instantie en ook gebruikt
door Interpolis bij de betaling in december 2004).
Het bedrag bereken ik als volgt (per vrijdag aanstaande, als geen betekening nodig is):
Hoofdsom EUR 14.807
rente t/m 16.12.04 EUR 949 +
subtotaal I EUR 15.756
betaling 16.12.04 EUR 5.214 -/-
subtotaal II EUR 10.542
rente t/m 20.05.05 EUR 179 +
subtotaal III EUR 10.721
proceskosten rb EUR 1.149 +
nakosten rb (met bet.) EUR 199 +
proceskosten hof EUR 1.482 +
nakosten hof EUR 131 +
TOTAAL EUR 13.682 (…)"
2.6 Bij brief d.d. 20 mei 2005 heeft Interpolis aan BVL onder meer het volgende bericht:
"(…) Uw referentie
JJS/lv/52.0928 (…)
Met deze brief laat ik u weten dat wij vandaag € 13.682,00 aan u overmaken op uw bank- rekeningnummer 67.59.51.941. Deze betaling vloeit voort uit het voorval van 14 juli 2003.
([X]"
2.7 Interpolis heeft op 20 mei 2005 het bedrag van € 13.682,- overgemaakt op bankrekeningnummer 67.59.51.941. Dit bankrekeningnummer betreft een kantoorrekening van BVL.
2.8 Bij brief d.d. 24 mei 2005 heeft mr. Schelling aan Interpolis onder meer het volgende bericht:
"(…) t.a.v. mevrouw [Y] (…)
Geachte mevrouw,
Uw collega [X], schreef mij op 20 mei 2005 dat hij naar aanleiding van het
onderhavige voorval van 14 juli 2003, bij u in behandeling onder bovengenoemde referentie en
bij mij in behandeling onder de door uw collega [X] genoemde referentie "JJS/lv/52.0928
EUR 13.682 overmaakt op mijn kantoorrekening bij ING Bank, rekeningnummer 67.5951.941.
Ik ben blij om te zien dat Interpolis toch nog heeft gereageerd op mijn brief van 6 oktober 2004
en alsnog besloten heeft om een aanvullend bedrag aan te bieden aan de heer [monteur]. (Het
eerdere aanbod van Interpolis ad EUR 500 was immers niet tegen finale kwijting; zie de brief
van de heer Mr De Wijs van 18 juni 2004).
Dat aanbod voor aanvullende schadevergoeding ten bedrag van EUR 13.682 als neergelegd in
de brief van uw collega [X] van 20 mei 2005 aanvaard ik hierbij namens de heer [monteur].
Ik zal het bedrag van EUR 13.682 dat ik heden op mijn kantoorrekening ontving, doorbetalen
aan de heer [monteur]."
2.9 Bij brief van 30 mei 2005 heeft mr. Schelling aan Interpolis onder meer het volgende bericht:
"(…) Vandaag ontving ik het bericht van mijn kantoorgenoot mr. Harmsen, dat zij
afgelopen vrijdag door iemand (…) van Interpolis was gebeld in verband met een
dossiernummer dat zij niet kende. (…) zij heeft achterhaald dat dat mijn dossier is.
Zij vroeg mij dan ook om naar aanleiding van het telefoontje van Interpolis contact
op te nemen en dat doe ik bij deze. Ik doe dat overigens schriftelijk omdat ik denk
dat ik kan volstaan met een verwijzing naar de brief die ik u vorige week stuurde
(…)."
2.10 Bij brief d.d. 7 juni 2005 heeft Interpolis aan mr. Van Leeuwen onder meer het volgende bericht:
"Met deze brief laat ik u weten dat wij vandaag € 13.682,- aan u overmaken op uw
bankrekeningnummer 40.39.92.249. Deze betaling vloeit voort uit het voorval van
14 juli 2003. Betreft aanvullende vergoeding conform uitspraak. (…)"
2.11 Bij brief d.d. 14 juni 2005 heeft Interpolis aan mr. Schelling onder meer het volgende bericht:
"Uit onze administratie blijkt dat er ten onrechte een bedrag van € 13.682,- aan u betaald is op
dossiernummer JJS/lv/52.028. Het bedrag van € 13.682,- is niet bestemd voor de heer [monteur]
maar voor M.M. van Leeuwen. Wij hebben het bedrag van € 13.682,- alsnog betaald aan M.M.
van Leeuwen. Aangezien er sprake is van een onverschuldigde betaling in uw dossier verzoek ik
u vriendelijk om de heer [monteur] hierover te informeren en hem te verzoeken het bedrag zo
spoedig mogelijk aan ons terug te betalen. (…)"
2.12 Bij brief d.d. 1 juli 2005 heeft mr. Schelling aan Interpolis onder meer het volgende bericht:
"In antwoord op uw brief van 14 juni 2005 verwijs ik naar mijn brief aan u van 24
mei 2005. Ik heb daar niets aan toe te voegen."
2.13 Bij brief d.d. 19 juli 2005 is namens Interpolis aan BVL onder meer het volgende bericht:
"(…) Bij brief d.d. 14 juni 2005 heeft cliënte mr. Schelling verzocht het bedrag van € 13.682,-
terug te betalen. Tot op heden is dat niet geschied. Bij deze verzoek ik u en voorzover nodig
sommeer ik u om binnen 7 dagen na dagtekening dezes over te gaan tot vergoeding van de door
cliënte gelden schade c.q. tot terugbetaling van het verschuldigd betaalde bedrag van € 13.682,-
(…) bij gebreke waarvan cliënte mij u reeds opdracht heeft gegeven u onmiddellijk in rechte te
betrekken en nadere maatregelen te treffen.(…)"
3 De vordering
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad BVL te veroordelen tot betaling van € 13.682,-, vermeerderd met de wettelijke rente alsmede tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 2.197,99 te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede BVL te veroordelen in de nakosten ad € 131,- voor het geval betekening niet nodig zal zijn en het bedrag van € 199,- voor het geval BVL ondanks betekening nalaat aan de veroordeling te voldoen, met veroordeling van BVL in de kosten van het geding.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Interpolis aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 Primair heeft mr. Schelling onrechtmatig jegens Interpolis gehandeld. De onrechtmatigheid is aan BVL toe te rekenen.
3.2 Subsidiair is sprake van onverschuldigde betaling op grond van artikel 6:203 BW. Op grond van lid 2 is BVL gehouden het bedrag van € 13.682,- terug te betalen aan Interpolis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2005.
3.3 De buitengerechtelijke incassokosten bedragen 8,5 uur x € 205,-, vermeerderd met 6% kantoorkosten en 19% BTW = € 2.197,99. Deze kosten gaan buiten de normale kosten die gemaakt worden ter instructie van een zaak en die op grond van het rapport Voorwerk II forfaitair vergoed plegen te worden. Het betreft noodzakelijke specialistische kosten, die in rechtstreeks causaal staan met de aan BVL verweten gedraging. Deze kosten moeten volledig vergoed worden.
4 Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Interpolis in de kosten van het geding.
BVL heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1 Interpolis is niet-ontvankelijk in haar vordering op grond van exceptio plurium litis consortium.
4.2 Interpolis heeft haar rechten verwerkt.
4.3 BVL betwist dat door mr. Schelling van BVL onrechtmatig is gehandeld.
4.4 BVL betwist dat Interpolis onverschuldigd aan BVL heeft betaald. Interpolis wist dat BVL als advocatenkantoor [monteur] vertegenwoordigde. In de hoedanigheid van vertegenwoordiger had BVL met Interpolis gecorrespondeerd. Betaling aan een tussenpersoon of vertegenwoordiger levert niet een vordering op deze op als de betaling beweerdelijk onverschuldigd zou zijn, maar een vordering op diens principaal.
5 De beoordeling
5.1 Interpolis vordert betaling door BVL van in hoofdsom € 13.682,-. Zij grondt die vordering primair op onrechtmatige daad, subsidiair op onverschuldigde betaling.
5.2 BVL beroept zich allereerst op de exceptio plurium litis consortium en voert daartoe aan dat de vordering ondeelbaar is en dat Interpolis samen met Huzen de procedure had moeten instellen. Tevens had Interpolis, naar de stelling van BVL, degene moeten dagvaarden aan wie zij kennelijk meende te betalen, te weten de door BVL vertegen-woordigde partij [monteur].
5.3 De rechtbank overweegt dat van de door BVL bedoelde processueel ondeelbare rechtsverhouding eerst sprake is indien het rechtens noodzakelijk is dat de beslissing ten aanzien van alle betrokkenen in dezelfde zin luidt. Dit mag slechts worden aangenomen indien aard en inhoud van de rechtsverhoudingen daartoe nopen. Van een dergelijke situatie is in dit geval geen sprake. In hoedanigheid van verzekeraar van Huzen heeft Interpolis het bedrag van € 13.682,- aan BVL overgemaakt. Op een later moment heeft zij dit bedrag nogmaals overgemaakt aan Van Leeuwen in privé. [monteur] noch Huzen hebben met de betaling van Interpolis aan BVL iets van doen.
5.4 Van Leeuwen beroept zich voorts op rechtsverwerking.
5.5 Van rechtsverwerking is sprake wanneer iemand door zijn eigen gedragingen een aan hem toekomend recht of bevoegdheid geheel of gedeeltelijk verspeelt. Aan de hand van de artikelen 6:2 en 6:248 BW dient beoordeeld te worden of het gedrag ertoe leidt dat redelijkheid en billijkheid aan een latere rechtsuitoefening in de weg staan. Enkel tijdsverloop levert geen rechtsverwerking op. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden. Twee gronden van rechtsverwerking zijn te onderscheiden:
1. de schuldeiser wekt bij de schuldenaar het gerechtvaardigde vertrouwen dat hij zijn aanspraak niet meer te gelden zal maken;
2. de positie van de schuldenaar wordt onredelijk benadeeld of verzwaard als de schuldeiser alsnog zijn aanspraak geldend zou maken.
BVL stelt dat van rechtsverwerking sprake is omdat Interpolis niet heeft gereageerd op het laatste schikkingsaanbod van [monteur], waarin hij akkoord gaat met een schadevergoeding
van € 13.682,- en dat Interpolis [monteur] noch BVL in 2005 heeft gedagvaard, ondanks de aankondiging daarvan bij brief d.d. 19 juli 2005. Interpolis heeft evenmin indicaties gegeven over haar bedoelingen. Hetgeen BVL aanvoert, betreft enkel tijdsverloop. Zij heeft geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat Interpolis bij BVL het gerechtvaardigde vertrouwen heeft gewekt dat zij haar aanspraak niet meer te gelden zal maken. Evenmin heeft BVL feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat de positie van BVL onredelijk benadeeld of verzwaard wordt indien Interpolis haar aanspraak op het bedrag van € 13.682,- alsnog te gelden maakt. Het beroep op rechtsverwerking faalt derhalve.
5.6 Vast staat dat over het letsel dat [monteur] als gevolg van het ongeval heeft opgelopen is gecommuniceerd tussen Schelling (als advocaat van [monteur]) en Interpolis (als verzekeraar van Huzen) en dat over de schade aan de auto van Van Leeuwen is geprocedeerd tussen Van Leeuwen (vertegenwoordigd door zijn kantoorgenoot Harmsen) en Huzen. Ter zitting is komen vast te staan dat Interpolis (als verzekeraar van Huzen) het aan Van Leeuwen verschuldigde bedrag heeft betaald op de kantoorrekening van BVL en niet, zoals Interpolis aanvankelijk betoogde en waarvan zij destijds is uitgegaan, op een derdengelden¬rekening van (de Stichting Beheer Derdengelden) BVL. Voorts is bij die gelegenheid komen vast te staan dat Harmsen - achteraf begrijpelijk - tevergeefs naar de betreffende betaling op de derdengeldenrekening(en) heeft gezocht. Dat zij in opdracht van Van Leeuwen ten laste van Huzen executoriaal beslag heeft (doen) leggen omdat Huzen (of Interpolis) het verschuldigde bedrag niet tijdig had betaald, is daarom eveneens te begrijpen. Interpolis heeft om die reden haar aanvankelijke stelling dat Harmsen en Van Leeuwen onrechtmatig hebben gehandeld niet gehandhaafd.
5.7 Interpolis heeft betoogd dat Schelling onrechtmatig heeft gehandeld door het op de kantoor¬rekening van BVL gestorte bedrag aan [monteur] door te laten betalen, terwijl het dossier al afgerond was en de vordering van [monteur] destijds aanzienlijk lager was.
5.8 Interpolis merkt naar het oordeel van de rechtbank terecht op dat een misverstand uitgesloten moet zijn geweest. De zaak van [monteur] was immers in oktober 2004 afgewikkeld. Interpolis had [monteur] een schadevergoeding van € 500,- geboden, op welk aanbod Schelling heeft gereageerd bij brief van 6 oktober 2004, waarin hij heeft medegedeeld: “(…) Ik heb de heer [monteur] geadviseerd over de goede en kwade kansen van de procedure. Hij ziet echter te zeer op tegen de procedure tegen Interpolis om mij instructies te geven deze zaak door te zetten. Hij heeft mij dan ook geïnstrueerd om het aanbod van EUR 500 te aanvaarden en dat doe ik bij deze namens de heer [monteur] (…)” Tegen die achtergrond moet de onaangekondigde, niet toegelichte betaling Schelling hebben bevreemd. In dat verband is zijn reactie op de brief van Interpolis van 20 mei 2005 onzorgvuldig te achten, omdat hij zijn brief niet heeft gericht tot de onder¬tekenaar van de brief van 20 mei 2005 maar tot de hem bekende schade¬behandelaar van Interpolis in het dossier [monteur]. Dit, terwijl in de brief van 20 mei 2005 expliciet was gevraagd bij vragen of opmerkingen te bellen met de ondertekenaar van die brief. Van een zorgvuldig handelend advocaat had bovendien verwacht mogen worden dat hij het bedrag niet meteen zou doorbetalen aan zijn cliënt, maar een reactie zou afwachten op zijn brief van 24 mei 2005. Ter zitting heeft Van Leeuwen verklaard dat Interpolis op 27 mei 2005 telefonisch contact heeft gehad met BVL, in welk telefoongesprek door Interpolis is gemeld dat er was betaald op de derdengelden¬rekening in het dossier [monteur]. Vast staat dat Schelling ervan op de hoogte was dat Interpolis contact had gezocht in verband met die betaling. Met het
nietszeggende briefje van 30 mei 2005 dat hij daarop naar Interpolis stuurde heeft Schelling niet de zorgvuldigheid betracht die van hem in de gegeven omstandigheden verwacht had mogen worden. Bovendien bestond er op dat moment redelijkerwijs nog minder aanleiding het bedrag aan [monteur] door te betalen. Na ontvangst van de brief van 14 juni 2005 van Interpolis (iets meer dan twee weken later dus) is Schelling op niet mis te verstane wijze duidelijk gemaakt dat de betaling niet voor [monteur] bestemd was en had hij het bedrag al helemaal niet meer aan [monteur] mogen doorbetalen.
5.9 Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat Schelling tegenover Interpolis niet de zorgvuldigheid heeft betracht die van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat in de gegeven omstandigheden verwacht had mogen worden. De handelwijze van Schelling is jegens Interpolis onrechtmatig. Niet betwist is dat BVL, van welke maatschap (de persoonlijke vennootschap van) Schelling deel uit maakt, aansprakelijk is voor de door Interpolis als gevolg van de onrechtmatige daad van Schelling geleden schade ten bedrage van € 13.682,-. De wettelijke rente is als niet betwist toewijsbaar vanaf 26 juli 2005.
5.10 De gevorderde buitengerechtelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 Burgerlijk Wetboek zullen overeenkomstig de aanbevelingen van het rapport Voorwerk II worden begroot op € 904,- omdat de daarin gehanteerde tarieven in zijn algemeenheid redelijk worden geacht en onvoldoende is gesteld waaruit blijkt dat meer werkzaamheden zijn verricht dan in het forfaitaire tarief besloten.
Gesteld noch gebleken is dat de buitengerechtelijke kosten reeds zijn voldaan, zodat de rechtbank de gevorderde rente daarover zal afwijzen.
5.11 BVL zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
6 De beslissing
De rechtbank,
veroordeelt BVL om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Interpolis te betalen het bedrag van € 14.586,- (zegge: veertienduizend vijfhonderdzesentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 BW over € 13.682,- vanaf 26 juli 2005 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt BVL in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Interpolis bepaald op € 350,- aan vast recht, op € 71,80 aan overige verschotten en op € 904,- aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.C. Hes-Bakkeren.
Uitgesproken in het openbaar.
1158/336