ECLI:NL:RBROT:2009:BL0314

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
330119 / HA ZA 09-1286
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen dwangbevel inzake hennepkwekerij en formele rechtskracht

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 25 november 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen [opposant] en de gemeente Rotterdam. De zaak betreft een verzet tegen een dwangbevel dat was uitgevaardigd wegens de aanwezigheid van een hennepkwekerij in een pand dat eigendom was van [opposant]. Op 23 september 2008 ontdekten medewerkers van de gemeente de hennepkwekerij en werd bestuursdwang toegepast, waarbij diverse materialen en planten in beslag werden genomen. De gemeente verhaalde de kosten van de ontmanteling op [opposant], die hiertegen bezwaar maakte. Het bezwaarschrift werd ongegrond verklaard en de gemeente vaardigde een dwangbevel uit tot invordering van de kosten, die door [opposant] niet werden voldaan.

[opposant] vorderde in deze procedure onder andere dat het dwangbevel buiten effect zou worden gesteld en dat de gemeente geen vordering op hem had. Hij betwistte dat hij als overtreder kon worden aangemerkt, omdat hij het pand had verhuurd en voldoende maatregelen had genomen om misbruik te voorkomen. De gemeente daarentegen stelde dat het besluit tot bestuursdwang formele rechtskracht had en dat [opposant] als eigenaar van het pand verantwoordelijk was voor de hennepkwekerij.

De rechtbank oordeelde dat [opposant] niet had aangetoond dat het pand ten tijde van de ontmanteling verhuurd was en dat hij als overtreder moest worden aangemerkt. De rechtbank verwierp ook de stelling van [opposant] dat de kosten van de ontmanteling onredelijk waren. Uiteindelijk werd de vordering van [opposant] afgewezen en werd hij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 330119 / HA ZA 09-1286
Uitspraak: 25 november 2009
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[opposant],
wonende te [woonplaats],
opposant,
advocaat mr. M.N.R. Nasrullah,
- tegen -
de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE ROTTERDAM,
zetelende te Rotterdam,
geopposeerde,
advocaat mr. R.W. van Harmelen.
Partijen worden hierna aangeduid als "[opposant]" respectievelijk "de gemeente".
1 Het verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 21 april 2009 en de door [opposant] overgelegde producties;
- conclusie van antwoord, met producties.
1.2 [opposant] heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet meer geconcludeerd voor repliek, waarop op verzoek van de gemeente akte niet dienen is verleend.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1 Op 23 september 2008 is door medewerkers van de gemeente in een pand aan de [adres] te [plaats] (hierna: het pand) een hennepkwekerij aangetroffen. [opposant] was op dat moment eigenaar van het pand.
2.2 Door middel van toepassing van bestuursdwang op grond van artikel 125 van de Gemeentewet heeft de Roteb in opdracht van de gemeente op 23 september 2008 de hennepkwekerij ontmanteld, waarbij 344 hennepplanten, 30 armaturen, 25 assimilatielampen, 22 transformatoren, 1 afzuiger, 1 filter, 1 ventilator, 1 schakelbord, 1 relaiskast, 1 insecticidenspuit en 12 jerrycans 30 liter in beslag zijn genomen, afgevoerd en vernietigd.
2.3 Bij brief van 24 september 2008 heeft de gemeente [opposant] verzocht aan haar te berichten of het pand door hem was verhuurd en, in geval van verhuur, verzocht om informatie inzake deze huurder. Bij brief van 29 september 2008 heeft [opposant] aan de gemeente een huurovereenkomst d.d. 12 oktober 2002 tussen [persoon 1] als verhuurder en [persoon 2] als huurder, een huurovereenkomst d.d. 22 februari 1999 tussen [persoon 1] als verhuurder en [persoon 3] als huurder, en een kwitantie d.d. 28 november 2006 van [persoon 3] voornoemd doen toekomen.
2.4 De Dienst Stedebouw + Volkshuisvesting van de gemeente (hierna dS+V) heeft het besluit tot toepassing van bestuursdwang (hierna: het besluit) op 9 oktober 2008 schriftelijk aan [opposant] kenbaar gemaakt met de mededeling dat de kosten verbonden aan de ontmanteling van de hennepkwekerij op hem zullen worden verhaald.
2.5 Het door [opposant] op 13 oktober 2008 tegen het besluit ingediende bezwaarschrift is ongegrond verklaard.
2.6 Bij brief van 28 november 2008 heeft dS+V aan [opposant] verzocht de kosten verbonden aan de ontmanteling van de hennepkwekerij in het pand ad € 2.165,29 inclusief BTW binnen dertig dagen aan de gemeente te voldoen. [opposant] heeft niet aan dit verzoek voldaan.
2.7 De gemeente heeft op 12 februari 2009 een dwangbevel uitgevaardigd tot invordering van de kosten van bestuursdwang, vermeerderd met de verschuldigde rente vanaf 28 december 2008. Het dwangbevel is op 11 maart 2009 aan [opposant] betekend.
3 De vordering
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [opposant] te verklaren tot goed opposant en het dwangbevel van 9 februari 2009 buiten effect te stellen, voor recht te verklaren dat de gemeente geen vordering op [opposant] heeft en te bepalen dat de door [opposant] betaalde hoofdsom en bijkomende en beslagkosten aan hem worden teruggegeven, met veroordeling van de gemeente in de proces- en beslagkosten.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [opposant] aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 [opposant] heeft beroep ingesteld tegen de ongegrondverklaring van zijn bezwaarschrift.
3.2 [opposant] kan niet als overtreder worden aangemerkt, en is derhalve geen bedrag aan bestuursdwang verschuldigd. [opposant] betwist dat hij het pand heeft gebruikt dan wel heeft laten gebruiken voor hennepkweek. [opposant] heeft het pand verhuurd aan derden, en daarvan mededeling gedaan aan de gemeente. [opposant] heeft hiermee aangetoond dat het pand was verhuurd en wie de huurders waren. [opposant] heeft voldoende waarborgen genomen om misbruik van het pand te voorkomen.
3.3 De door de gemeente in rekening gebrachte kosten kunnen in redelijkheid niet of niet geheel ten laste van [opposant] komen. [opposant] is vanwege de hennepkweek zelf ernstig gedupeerd, en het is dan ook niet redelijk en billijk dat de gemeente een dwangbevel heeft uitgevaardigd. [opposant] betwist de hoogte van de invorderingskosten, aangezien hij zelf voor ontruiming van de hennepkwekerij heeft moeten zorgdragen. De door de gemeente gevorderde kosten zijn niet in verhouding c.q. onredelijk te noemen.
3.4 De gemeente heeft beslag doen leggen onder de bankrekening van [opposant], terwijl verzet nog open stond en rechtsmiddelen tegen het besluit nog lopen. [opposant] is derhalve gerechtigd tot terugvordering van de door hem gemaakte beslagkosten. [opposant] heeft ter opheffing van het beslag aan de betaling van de door de gemeente gevorderde kosten gevolg gegeven, en is gerechtigd tot terugbetaling van dit bedrag.
4 Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van [opposant] in de kosten van het geding.
De gemeente heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1 Het besluit heeft formele rechtskracht, zodat moet worden uitgegaan van de rechtmatigheid van het besluit. De gemeente betwist dat [opposant] beroep heeft ingesteld tegen de ongegrondverklaring van zijn bezwaarschrift.
4.2 Gelet op de formele rechtskracht van het besluit moet [opposant] als overtreder worden aangemerkt. Bovendien moet [opposant] als overtreder worden aangemerkt, nu hij eigenaar van het pand is, en hij er onvoldoende blijk van heeft gegeven dat het pand ten tijde van de ontmanteling verhuurd was. De gemeente heeft derhalve terecht gesteld dat [opposant] het pand heeft gebruikt dan wel heeft laten gebruiken ten behoeve van het telen van hennep. De gemeente betwist dat [opposant] alle waarborgen heeft genomen om misbruik van het pand te voorkomen.
4.3 De gemeente betwist dat [opposant] de ontmanteling van de hennepkwekerij zelf heeft uitgevoerd. De kosten die door de Roteb in rekening zijn gebracht zijn gangbaar en niet onredelijk hoog. De gemeente betwist dat deze kosten niet in verhouding staan tot de verrichte werkzaamheden cq onredelijk zouden zijn.
4.4 Het dwangbevel levert een executoriale titel op, zodat de gemeente gerechtigd was beslag te doen leggen op de bankrekeningen van [opposant]. Aangezien het dwangbevel terecht is uitgevaardigd en [opposant] de kosten in eerste instantie niet vrijwillig voldeed, bestaat er voor de gemeente geen enkele verplichting tot restitutie van gemaakte beslagkosten.
5 De beoordeling
5.1 De gemeente heeft bij conclusie van antwoord aangevoerd dat het besluit formele rechtskracht heeft gekregen. Nu [opposant] op dit standpunt niet meer heeft gereageerd, en evenmin stukken heeft aangevoerd ter onderbouwing van zijn stelling dat hij tegen de ongegrondverklaring van zijn bezwaarschrift beroep heeft ingesteld, gaat de rechtbank ervan uit dat het besluit formele rechtskracht heeft gekregen.
5.2 [opposant] heeft aangevoerd dat hij niet als overtreder moet worden aangemerkt. Vast staat dat het besluit formele rechtskracht heeft gekregen. Mitsdien is de rechtmatigheid van het besluit in beginsel gegeven waardoor in beginsel eveneens vast staat dat [opposant] als overtreder moet worden beschouwd. Van een uitzonderlijke omstandigheid op grond waarvan de rechtbank de rechtmatigheid van het besluit alsnog zou moeten beoordelen, is niet gebleken. [opposant] heeft desgevraagd bij brief van 29 september 2008 slechts twee oude huurovereenkomsten en één kwitantie aan de gemeente doen toekomen. De rechtbank is met de gemeente van oordeel dat [opposant] daarmee onvoldoende heeft aangetoond dat, en aan wie, het pand ten tijde van de ontmanteling door hem werd verhuurd. Nu [opposant] ook overigens het door de gemeente bij conclusie van antwoord gevoerde betoog dat hij als overtreder moet worden aangemerkt niet langer heeft weersproken, staat vast dat [opposant] door de gemeente terecht als overtreder wordt beschouwd. Ook de door [opposant] in dit verband opgeworpen stelling dat hij er alles aan heeft gedaan om misbruik van het pand te voorkomen zal, mede gelet op de betwisting door de gemeente, als onvoldoende onderbouwd worden verworpen.
5.3 [opposant] heeft aangevoerd dat de invorderingskosten in redelijkheid niet of niet geheel ten laste van hem kunnen komen. Ook deze stelling kan geen stand houden. Dat [opposant], zoals hij stelt, door het bestaan van de hennepkwekerij zelf ernstig zou zijn gedupeerd, doet aan het recht tot toepassen van bestuursdwang niet af. [opposant] heeft bovendien zijn betoog dat hij zelf zorg heeft gedragen voor de ontmanteling van de hennepkwekerij niet nader onderbouwd, waar dit gelet op de betwisting door de gemeente wel op zijn weg had gelegen. Nu [opposant] zijn stelling dat de in rekening gebrachte kosten niet in verhouding staan tot de verrichte werkzaamheden cq onredelijk zijn, ondanks de betwisting door de gemeente, niet heeft herhaald noch nader heeft onderbouwd, moet worden geoordeeld dat van het in rekening brengen van teveel of onredelijke invorderingskosten niet is gebleken. De gevorderde verklaring voor recht alsmede de vordering tot terugbetaling van de door [opposant] betaalde invorderingskosten zijn derhalve niet toewijsbaar.
5.4 Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de gemeente gerechtigd was het dwangbevel uit te vaardigen. [opposant] heeft niet weersproken dat het dwangbevel een executoriale titel oplevert, zodat de gemeente gerechtigd was beslag te doen leggen op de bankrekeningen van [opposant]. Voor restitutie van door [opposant] gemaakte beslagkosten bestaat onder die omstandigheden geen aanleiding.
5.5 [opposant] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
6 De beslissing
De rechtbank,
in oppositie
wijst de vorderingen van [opposant] af;
veroordeelt [opposant] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de gemeente bepaald op € 254,-- aan vast recht en op € 384,-- aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis, voor zover het de kostenveroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog.
Uitgesproken in het openbaar.
548