ECLI:NL:RBROT:2009:BK8834

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
339866/KG ZA 09-1045
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging van een dienstenovereenkomst tussen Greenchoice en Eneco

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen de besloten vennootschappen Groene Energie Administratie B.V. (Greenchoice) en Energie Concurrent B.V. als eisers, en Eneco Holding N.V., Eneco Energy Trade B.V. (EET) en Eneco Retail B.V. als gedaagden. De zaak betreft de opzegging van een dienstenovereenkomst door EET, die per 31 december 2009 zou ingaan. Greenchoice en Energie Concurrent vorderen in dit kort geding dat de voorzieningenrechter EET verbiedt om deze opzegging te effectueren en dat EET haar verplichtingen uit de dienstenovereenkomst tot ten minste 1 juli 2010 nakomt. De voorzieningenrechter heeft op 29 oktober 2009 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de opzegging van de dienstenovereenkomst door EET werd verboden tot 1 juli 2010. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van Greenchoice bij continuering van haar bedrijfsvoering zwaarder wegen dan de belangen van EET. De rechter benadrukte dat de aandeelhouderspositie van Eneco Retail invloed heeft op de relatie tussen EET en Greenchoice, en dat dit de uitoefening van de opzeggingsbevoegdheid door EET bemoeilijkt. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de opzegging van de dienstenovereenkomst niet kan worden gebaseerd op de weigering van Greenchoice om in te stemmen met wijzigingen die EET in haar overeenkomst met Eneco Retail heeft doorgevoerd. De zaak illustreert de complexiteit van contractuele relaties binnen de energiemarkt en de noodzaak voor zorgvuldigheid bij het uitoefenen van contractuele bevoegdheden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 339866/KG ZA 09-1045
Uitspraak: 29 oktober 2009
VONNIS in kort geding in de zaak van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Groene Energie Administra-tie B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Energie Concurrent B.V.
gevestigd te Rotterdam
eisers in conventie, gedaagden in reconventie,
advocaat mr. R.A.W.J. van Eijck en mr. J.M.J. Arts,
- tegen -
1. de naamloze vennootschap Eneco Holding N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Eneco Energy Trade B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Eneco Retail B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
vrijwillig verschenen,
advocaat mr. H.D.L.M. Schruer.
Eisers worden hierna aangeduid als “Greenchoice” en “Energie Concurrent”. Gedaagden worden aangeduid als “Eneco Holding”, “EET” en “Eneco Retail” en gezamenlijk als “Eneco”.
1 Het verloop van het geding
De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de niet betekende dagvaarding;
- pleitnotities en producties van mr. Van Eijck en mr. Arts;
- pleitnotities en producties van mr. Schruer.
De raadslieden van partijen hebben de respectieve standpunten toegelicht ter zitting van 14 oktober 2009.
2 De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van de inhoud van de door partijen overgelegde producties, kan in dit kort geding van de volgende feiten worden uitgegaan.
2.1
Greenchoice houdt zich bezig met de verkoop en levering van groene energie.
De statuten van Greenchoice, laatstelijk gewijzigd op 31 mei 2007 en ondertekend op 5 juli 2007, luiden voor zover thans van belang:
“(…)
Doel
Artikel 2
Het doel van de vennootschap is:
a. de verkoop van groene stroom en gas aan kleinverbruikers; (…)
(…)
c. al hetgeen met het vorenstaande in dit artikel in de ruimste zin verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn.
(…)
Bestuur
Artikel 16
1. Het bestuur van de vennootschap is opgedragen aan de directie, bestaande uit één of meer directeuren.
2. De volgende besluiten van de directie zijn onderworpen aan de goedkeuring van de al-gemene vergadering, die terzake besluit met een meerderheid van ten minste één en zeven-tig procent (71%) van de uitgebrachte stemmen:
(…)
cc. het optreden in rechte, waaronder begrepen het voeren van arbitrale procedures, doch met uitzondering van het nemen van die rechtsmaatregelen (i) die geen uitstel kunnen lij-den en/of (ii) met een financieel belang van minder dan twintig duizend euro (€ 20.000,00 per geval; (…)
(…)”.
2.2
Energie Concurrent is de bestuurder van Greenchoice. Daarnaast houdt zij 70% van de aan-delen in Greenchoice.
2.3
Eneco Retail en EET zijn dochtermaatschappijen van Eneco Holding.
2.4
Vanaf eind 2003 tot 2007 had Greenchoice een overeenkomst met de naamloze vennoot-schap N.V. ONS Energie (hierna: ONS). ONS trad onder andere op als programmaverant-woordelijke in de zin van de Systeemcode. Greenchoice zelf had enkel een vergunning voor het leveren van energie.
2.5
In het kader van de overname van ONS door Eneco, zijn Eneco en Greenchoice in overleg getreden om tot een samenwerkingsverband te komen onder meer op het gebied van inkoop en levering van duurzame energie. Hiertoe hebben partijen onder andere een termsheet op-gesteld. Deze termsheet d.d. 2 november 2006 luidt voor zover van belang:
“(…)
Handling Fee
EET rekent een handeling fee aan GreenChoice voor Gas, Groen en Grijs een jaarlijkse vergoeding van € 200.000 voor handeling Elektriciteit (grijs), € 200.000 voor handeling Gas en € 100.000 voor handeling Elektriciteit (groen). EET rekent alleen de bedragen voor welke commodities zij ook werkzaamheden uitvoert (voor het jaar 2007 geldt tot op heden alleen het bedrag van Elektriciteit (grijs). Dit is voor inrichting van de systemen, uitvoering van de PV werkzaamheden, personele inzet, rapportage, inkoop, etc. (…)
Voornoemde bedragen worden jaarlijks gedurende het 4e kwartaal opnieuw bepaald voor het daarop volgende leveringsjaar. Dit wordt vastgelegd in de Mantelovereenkomst tussen EET en ENECO Energie Retail (…), waarbij het principe is dat de kosten bepaald worden pro rata naar de afname volumes. Bij substantiële wijzigingen in het leveringsjaar behoudt EET zich het recht voor dit bedrag tussentijds te herzien.
(…)”.
2.6
Ten behoeve van de samenwerking tussen Eneco en Greenchoice hebben partijen uiteinde-lijk vier overeenkomsten gesloten. De eerste overeenkomst betreft de tussen EET en Green-choice gesloten “Overeenkomst voor levering van diensten”(hierna: dienstenovereenkomst). Deze dienstenovereenkomst d.d. 24 juli 2007 luidt voor zover van belang:
“(…)
ENECO Energy Trade B.V. (…)
Hierna te noemen: “EET”
en
Groene Energie Administratie B.V. (…)
Hierna te noemen: “GreenChoice”
(…)
In aanmerking nemende dat:
• ENECO Energie Retail B.V. (EER) met GreenChoice een overeenkomst heeft geslo-ten, waarbij EER 30% aandelenkapitaal verwerft in Greenchoice en tevens afgespro-ken is, dat zolang EER een aandeel heeft in Greenchoice, Greenchoice gebruik kan maken van vergelijkbare voorwaarden en tarieven als intern in het ENECO concern gelden.
(…)
• EET met ENECO Energie Retail B.V. (“Retail”) afspraken heeft gemaakt voor de in-koop en levering van elektriciteit en gas alsmede het voeren van de programma-verantwoordelijkheid, welke zijn/worden vastgelegd in een Service Level Agreement (SLA) en partijen zoveel mogelijk ten aanzien van handlingfee, inkoopmethodiek en prijs bij deze SLA wensen aan te sluiten;
(…)
Komen als volgt overeen:
(…)
Artikel 2 Strekking van de overeenkomst
Deze overeenkomst heeft tot onderwerp
A. de inkoop en levering door EET en de afname door GreenChoice van gas en elektrici-teit (grijs zonder groencertificaten), ten behoeve van levering door GreenChoice aan eindafnemers;
B. het faciliteren door EET van GreenChoice in levering van duurzame elektriciteit aan eindafnemers (verhandeling van groencertificaten);
C. het voeren van de programma-verantwoordelijkheid (PV) voor GreenChoice.
Artikel 3 Vergoedingen
3.1 Ter zake van de in artikel 2 te verrichten diensten, is GreenChoice aan EET de volgen-de vergoedingen verschuldigd:
(i) jaarlijks door EET vast te stellen Handlingfee’s. Voor het jaar 2007 bedragen deze fee’s:
a. voor handling Elektriciteit (grijs zonder groencertificaten): een jaarlijkse vergoeding van 200.000,-- euro;
b. voor handling Gas: een jaarlijkse vergoeding van 200.000,-- euro;
c. voor handling Elektriciteit (groencertificaten) een jaarlijkse vergoeding van 100.000,-- euro.
De vergoedingen worden elk jaar in het vierde kwartaal opnieuw vastgesteld, voor het daarop volgende leveringsjaar. Aanpassing vindt in ieder geval plaats, indien sprake is van substantiële wijzigingen van de door EET voor GreenChoice uitgevoerde respectieve-lijk uit te voeren werkzaamheden of kosten.
(ii) voor inkoop, levering en PV Elektriciteit (grijs zonder groencertificaten)
a. voor de afgenomen hoeveelheid elektriciteit: de TP (transfer price, voorzieningen-rechter), te vermeerderen met een opslag voor het managen van onbalansrisico’s van 0,8 EUR/MWh, risico- en eventuele andere opslagen;
(…)
b. Feitelijke allocatie, facturen en/of andere zaken die door derden aan EET inzake GreenChoice portfolio in rekening worden gebracht, worden één op één aan Green-Choice doorberekend.
Ten aanzien hiervan is in ieder geval, doch niet uitsluitend, het volgende van toepassing:
B1 De totaalafname van GreenChoice (excl. Reconciliatie e.d.) is de optelling van het vo-lume exclusief de MeetCorrectiefactor component (basis MCF = 1) dat aan EET feitelijk wordt gealloceerd. Dit volume wordt tegen TP vermeerderd met de relevante opslagen in rekening gebracht. Aangezien het allocatievolume voor profielaansluitingen (nog) niet wordt uitgesplitst naar individuele leveranciers moeten er verdere afspraken gemaakt worden met de verschillende interne leveranciers over de verdeling hiervan.
B2 (…)
B3 Het door TenneT aan EET in rekening gebrachte reconciliatievolume wordt met GreenChoice tegen de reconciliatieprijs verrekend (in de maand volgend op die van factu-rering door TenneT aan EET), gecorrigeerd met het MCF component. Verder wordt on-derling rente verrekend over de periode tussen de feitelijke verbruiksmaand waarop de re-conciliatie betrekking heeft en de maand waarin de reconciliatie tussen GreenChoice en EET wordt verrekend (…).
(…)
(iii) Groencertificaten
(…)
(iv) Voor de inkoop en levering van gas
(…)
Artikel 8 Looptijd van de Leveringsovereenkomst en wijziging
Deze overeenkomst wordt aangegaan voor de duur van één jaar, ingaande op 1 januari 2007, 00:00 uur en eindigend op 31 december 00:00uur. Na afloop wordt de overeenkomst telkens stilzwijgend met een jaar verlengd, tenzij één van beide partijen de overeenkomst schriftelijk opzegt, met inachtneming van een opzegtermijn van 6 maanden. EET heeft niet het recht tot opzegging van de overeenkomst zolang ENECO Energie Retail B.V. een aan-delenbelang heeft in GreenChoice, behalve wanneer GreenChoice niet voldoet aan haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst.
De overeenkomst kan door EET tussentijds worden gewijzigd conform wijzigingen die zij in haar overeenkomst met ENECO Energie Retail doorvoert. Als GreenChoice daarmee niet akkoord gaat, kan de overeenkomst per ingangsdatum van de wijzigingen beëindigd worden.
(…)
Artikel 10 Gevolgen van beëindiging
10.1 Bij beëindiging van deze overeenkomst worden alle volumes die besteld en geprijsd zijn voor levering in verkoopmaanden na afloop van de overeenkomst, integraal conform de bestelling van Greenchoice aan Greenchoice overgedragen. (…).
Artikel 17 Slotbepalingen
(…)
17.3 Deze overeenkomst bevat alle afspraken tussen Partijen met betrekking tot de onder-havige Overeenkomst en treedt in de plaats van alle eerdere schriftelijke en mondelinge afspraken welke Partijen ter zake hebben gemaakt.
(…)”.
2.7
Tussen Energie Concurrent, Greenchoice en Eneco Retail is op 24 juli 2007 de “overeen-komst van koop en verkoop van aandelen” tot stand gekomen op grond waarvan Energie Concurrent aandelen in Greenchoice aan Eneco Retail heeft verkocht. Als gevolg van deze verkoop bezit Eneco Retail thans 30% van de aandelen in Greenchoice. De overige 70% wordt gehouden door Energie Concurrent.
2.8
Voorts hebben Energie Concurrent, GreenChoice, Eneco Retail, EET en Eneco Holding de overeenkomst “Contragarantie, vrijwaring en zekerheidsverstrekking” gesloten (hierna: ga-rantieovereenkomst).
Deze overeenkomst d.d. 24 juli 2007 luidt voor zover van belang:
“(…)
1. ENERGIE CONCURRENT B.V. (…) (“ECBV”);
2. GROENE ENERGIE ADMINISTRATIE B.V. (…) (“GEA” en samen met ECBV, de “Zekerheidsgevers”);
3. ENECO ENERGIE RETAIL B.V. (…) (“EER”);
4. ENECO ENERGY TRADE B.V. (…) (“EET”);
5. ENECO HOLDING N.V.(…) (“ENECO”)
(…)
NEMEN IN OVERWEGING DAT:
(…)
(b) Partijen beogen te bewerkstellingen dat GEA, (…) in verband met de inkoop door GEA van gas bij GasTerra B.V. of een andere gasleverancier (…) zolang ECBV en EER geza-menlijk aandeelhouder zijn van GEA, door de inkooprelatie met EET voordeel zal verkrij-gen van de financiële kracht van de ENECO-groepsmaatschappijen;
(…)
(d) (…) (i) ENECO of EET een borgtocht zal afgeven aan GasTerra B.V., waaronder ENECO of EET zich als borg en garant zal verbinden jegens GasTerra B.V. met betrek-king tot verplichtingen van GEA uit hoofde van die leveringsovereenkomst gas en (ii) ENECO en/of EET in verband daarmee additionele garantie verplichtingen jegens Gas-Terra B.V. zullen aangaan voor de nakoming van alle betalingsverplichtingen van GEA jegens GasTerra B.V. terzake de hiervoor bedoelde gasleveringsovereenkomst (…);
(…)
EN VERKLAREN HIERBIJ OVEREEN TE KOMEN ALS VOLGT:
(…)
Artikel 3. Verplichting tot verpanding van Handelsvorderingen
GEA komt hierbij met ENECO en EET overeen dat GEA ten behoeve van ENECO en EET een pandrecht zal vestigen op de Handelsvorderingen, zulks tot zekerheid voor de nako-ming van de Verzekerde Verplichtingen.
Artikel 4. Verpanding van Handelsvorderingen
4.1 Verpanding
4.1.1 Tot zekerheid voor de nakoming van de Verzekerde Verplichtingen verleent GEA hierbij aan ENECO en EET:
(i) een pandrecht op de Handelsvorderingen die bestaan op de datum van registratie van deze Overeenkomst; en
(ii) bij voorbaat een pandrecht op Handelsvorderingen welke rechtstreeks zullen worden verkregen uit rechtsverhoudingen bestaande op de datum van registratie van deze Overeenkomst.
Dit pandrecht wordt hierbij door ENECO en EET aanvaard.
4.1.2 De pandrechten worden gevestigd als een stil pandrecht, door middel van registratie van deze Overeenkomst bij de daartoe bevoegde instantie.
4.1.3 Tot zekerheid voor de nakoming van de Verzekerde Verplichtingen verbindt GEA zich om (i) jaarlijks binnen vijf werkdagen na 1 februari van elk jaar en daarnaast (ii) steeds op het eerste verzoek van ENECO of EET een stil pandrecht op de Handelsvorde-ringen, ook ten aanzien van rechtsverhoudingen die nog niet bestonden op de datum van registratie van deze Overeenkomst te vestigen voorzover deze niet reeds geldig zijn ver-pand ingevolge deze Overeenkomst of een eerder Aanvullende Verpanding van Handels-vorderingen, door middel van ondertekening van een Aanvullende Verpanding van Han-delsvorderingen en registratie daarvan bij de daartoe bevoegde instantie.
4.1.4 ENECO en EET machtigen GEA hierbij om namens hen elk pandrecht te aanvaarden uit hoofde van elke Aanvullende Verpanding van Handelsvorderingen.
4.1.5 Deze overeenkomst en elke Aanvullende Verpanding van Handelsvorderingen zullen door GEA binnen drie dagen na ondertekening bij de relevante autoriteiten worden gere-gistreerd, onder begeleiding van een brief in de vorm aangehecht als annex I en met een kopie aan ENECO en EET. GEA zal ENECO en EET zo spoedig mogelijk na ontvangst het origineel van elke geregistreerde akte toesturen.
(…)”.
2.9
Daarnaast hebben partijen nog een Aandeelhoudersovereenkomst gesloten. Deze aandeel-houdersovereenkomst d.d. 24 juli 2007 luidt voor zover van belang:
“(…)
Deze aandeelhoudersovereenkomst (de “Overeenkomst”) wordt aangegaan op 24 juli 2007
Tussen:
1. Energie Concurrent B.V. (…) (“ECBV”);
(…)
10. Eneco Energie Retail B.V. (…) (“EER”);
11. Groene Energie Administratie B.V. (…) (de “Vennootschap” of “GEA” en samen met ECBV tevens aan te duiden als “Greenchoice”);
(…)
Nemen in overweging dat:
(…)
(F) de Vennootschap zelfstandig actief zal blijven als inkoper en leverancier van duurzame elektriciteit en gas op de markt voor duurzame energie evenals voorheen en een zelfstan-dig beleid zal blijven voeren;
(G) EER de Vennootschap de mogelijkheid wil bieden, maar niet de plicht, om haar stroom en gas in te kopen bij haar groepsmaatschappij ENECO Energy Trade B.V.;
(…)
En verklaren hierbij overeen te komen als volgt:
(…)
2. Bestuur en beheer
(…)
2.2 Het bestuur van de Vennootschap behoeft de voorafgaande goedkeuring van de Algeme-ne Vergadering van Aandeelhouders, waarbij een meerderheid van tenminste 71% van de stemmen nodig is, voor de besluiten en handelingen zoals opgenomen in of vastgesteld in overeenstemming met de Statuten.
2.3 Ingeval er tussen de Aandeelhouders een verschil van mening ontstaat over een (voorge-nomen) besluit van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders als bedoeld in artikel 2.2 als gevolg waarvan over een geagendeerd (voorgenomen) besluit geen besluit door de Al-gemene Vergadering van Aandeelhouders met de vereiste meerderheid van stemmen wordt genomen (“Deadlock”), zullen de Aandeelhouders de Deadlock als volgt (pogen te) door-breken:
(…)
2.3.2 Indien de Aandeelhouders niet binnen 30 dagen na ontstaan van de Deadlock tot over-eenstemming komen, kunnen de Aandeelhouders in gezamenlijk overleg overeenkomen de Deadlock op te lossen in het kader van Minitrage overeenkomstig het Minitrage Reglement van het Nederlands Arbitrage Instituut;
(…)
2.4 ENECO Energy Trade B.V. zal aanbiedingen doen aan GEA om stroom en gas in te ko-pen op vergelijkbare voorwaarden als die waarop EER haar stroom en gas inkoopt van ENECO Energy Trade B.V. Indien GEA van een andere partij dan ENECO Energy Trade B.V. haar stroom en gas wenst in te kopen, kan EER in haar hoedanigheid van Aandeelhou-der haar instemming daartoe redelijkerwijs niet onthouden.
(…)”.
2.1
Op 20 mei 2009 heeft een algemene vergadering van aandeelhouders van Greenchoice plaatsgevonden. De notulen luiden voor zover van belang:
“(…)
2. Inkoopovereenkomst EET – Greenchoice (in aanwezigheid van [X])
(…)
Uitgangspunt voor [X] is dat Greenchoice, zoals eerder afgesproken, op de-zelfde manier behandeld wordt als Retail. De in 2008 aan Greenchoice gevraagde vaste vergoeding van 200.000 was daarom veel te laag. Een ander punt is dat bij Retail de allo-catie wordt doorgelegd. (…)
(…)
[Y] wijst er op dat de verhoging van de fee van € 200.000 naar € 500.000 door EET nooit is onderbouwd. EET zal komen met een onderbouwing waarin volledig transparant zal worden aangegeven hoe de Fee opbouw van Eneco Retail is.
(…)”.
2.11
De e-mail van [X] van EET aan GreenChoice d.d. 10 juni 2009 luidt voor zover van belang:
“(…)
Zoals afgesproken in de AvA van 20 mei j.l. zou ik een voorzet doen voor de aanpassing van de overeenkomst voor de levering van diensten tussen Eneco Energy Trade B.V. en Groene Administratie B.V. (…) Voor de duidelijkheid heb ik hieronder aangegeven welke materiële wijzigingen er in de conceptovereenkomst verwerkt zijn (…).
• Verlaging onbalansopslag van Euro 0,80 naar 0,55 per MWh op de Transfer Price (…), conform de Retail toeslag.
• Verhoging Handling fee van Euro 200.000 naar 560.000 (…).
• Doorlegging van de volledige allocatie net als voor de interne verkoopkanalen.
• In de lijn met Retail verrekening van het verschil tussen volledige allocatie en beste-ling tegen de APX-prijs i.p.v. de TP
• Aanpassing van de factureringsdata vanwege fout in omzetting termsheet van 2 no-vember 2006 naar de overeenkomst voor levering van diensten versie 2.4
(…)”.
Bij deze e-mail is een lijst gevoegd met 32 punten die EET wil wijzigen en/of toevoegen in/aan de dienstenovereenkomst. Daarnaast is een onderbouwing van de verhoging van de handlingfee bijgevoegd. Deze onderbouwing luidt voor zover van belang:
“(…)
Aan Retail wordt voor totaal doorgelegd in 2009: 3.487k (3.029k voor E-grijs en 458k voor groen). De lange termijn bestelling bedraagt 6,7 Twh.
De volumes voor Greenchoice bedragen:
(…)
Totaal (bruto) volume levering en teruglevering derhalve: 1.239 TWh.
Kosten service fee Greenchoice zou dan bedragen (alleen E-grijs): 1.239/6,700*3,029k = 560k.
(…)”.
2.12
Bij brief van 8 juli 2009 heeft EET de dienstenovereenkomst met Greenchoice opgezegd tegen 31 december 2009. Deze brief luidt voor zover van belang:
“(…)
Groene Energie Administratie B.V. (‘Greenchoice’) en Eneco Energy Trade B.V. (‘EET’) zij al enige tijd in gesprek over een gewijzigde Overeenkomst voor levering van diensten. (…) De wijzigingen (…) betreffen onder meer:
• Verlaging onbalansopslag van Euro 0,80 naar 0,55 MWh op de Transfer Price (…)
• Verhoging Handling fee van Euro 200.000 naar 560.000 (…)
• Doorlegging van de volledige allocatie ‘net’ als voor de interne verkoopkanalen;
• In lijn met Retail, verrekening van het verschil tussen volledige allocatie en bestelling tegen de APX-prijs in plaats van de TP.
De hierboven in concreto bedoelde wijzigingen zijn conform de wijzigingen, die EET in haar relatie met Eneco Retail (‘Retail’) reeds voor het gehele jaar 2009 heeft doorge-voerd. Tot op heden bent u niet akkoord gegaan met deze wijzigingen (…). Greenchoice’s laatste voorstel met betrekking tot de fee wijzen wij af, als ook uw voorstel tot arbitrage. Uw calculatie van de fee is op meerdere punten incorrect. (…).
Het uitgangspunt van de voorwaarden waarop Greenchoice energie bij EET kan inkopen (Greenchoice is daartoe niet verplicht, ook niet met als één van haar aandeelhouders Re-tail), is dat inkoop plaatsvindt op vergelijkbare voorwaarden als waarop Retail energie bij EET inkoopt. Nu alle door EET voorgestelde wijzigingen conform eerder door EET in haar relatie met Retail doorgevoerde wijzigingen zijn en Greenchoice hiermee nog immer niet akkoord is gegaan, rest ons niets anders dan onze overeenkomst voor levering van diensten met Greenchoice op te zeggen en te beëindigen, een en ander conform het be-paalde in artikel 8 van deze overeenkomst.
Opzegging en beëindiging is per direct mogelijk nu de betrokken wijzigingen al lang van toepassing zijn in EET’s relatie met Retail. Uit coulance (…) zijn wij bereid beëindiging uit te stellen en als datum van beëindiging de laatste dag van een kalendermaand voor te stellen, doch uiterlijk 31 december 2009, klokke 24.00 uur mits de huidige overeenkomst goed wordt afgewikkeld. In dit verband wijzen wij onder meer op de verrekening van re-conciliatievolumes gedurende 17 maanden na beëindiging van de levering.
(…)”.
2.13
Greenchoice heeft bij brief van 13 juli 2009 aan EET bericht dat zij niet instemt met beëin-diging van de dienstenovereenkomst. Hierop heeft EET bij brief van 21 juli 2009 gerea-geerd. Deze brief luidt voor zover van belang:
“(…)
In onderstaande tabel hebben wij een aantal belangrijke verschillen in de relatie tussen EET en Greenchoice respectievelijk Retail op het gebied van inkoop op een rijtje gezet. Ook hebben wij opgenomen sinds wanneer daarvan al sprake is. Nadrukkelijk merken wij op dat in deze tabel niet alle verschillen, doch wel de belangrijkste, zijn opgenomen.
Uit deze tabel blijkt dat sprake is van een aantal belangrijke verschillende voorwaarden waarop Retail en Greenchoice bij EET energie inkopen. Partijen zijn hierover al lange tijd in gesprek, overigens ook over ander wijzigingen. Tot heden hebt u het doorvoeren van deze voorgestelde wijzigingen afgewezen.
Het nog langer continueren van deze verschillen is niet acceptabel. Bovenstaande verschil-len willen wij daarom zo snel mogelijk ongedaan maken en wel per 1 januari 2009 met uit-zondering van de betalingstermijn, die wij ingaande september a.s. gelijk willen trekken.
(…)
Het uitblijven van uw schriftelijk akkoord (…) betekent dat wij helaas genoodzaakt zullen zijn, de overeenkomst voor levering van diensten per 31 december 2009, klokke 24.00 uur, zoals opgenomen in onze brief van 8 juli 2009 (…) als opgezegd en beëindigd te beschou-wen.
(…)”.
2.14
Op 28 juli 2009 heeft een aandeelhoudersvergadering van Greenchoice plaatsgevonden. De (concept)notulen zijn nog niet goedgekeurd en luiden voor zover van belang:
“(…)
7. Opzegging inkoopovereenkomst door EET
(…) De directie van Greenchoice is in afwachting van een reactie van EET op haar laatste brief en geeft (samengevat) aan dat zij hierdoor ernstig in haar bedrijfsvoering wordt be-lemmerd en de grote onzekerheid over de al dan niet effectuering van de opzegging per 31 december 2009 niet kan aanvaarden. Greenchoice geeft aan dat zij zich op haar rechtspo-sitie beraadt en onderzoekt of een procedure noodzakelijk is. Aandeelhouders laten deze mogelijke beslissing aan de directie.
(…)
9. Andere punten
Een volgende AVA wordt gepland voor 7 oktober a.s. (…).
(…)”.
3 Het geschil in conventie
3.1
Greenchoice en Energie Concurrent vorderen primair dat de voorzieningenrechter bij von-nis, uitvoerbaar bij voorraad:
1) EET verbiedt om de opzegging van de dienstenovereenkomst per 31 december 2009 te effectueren;
2) EET gebiedt haar verbintenissen uit de dienstenovereenkomst ook na 31 december 2009 na te komen;
3) EET verbiedt om ex art. 8 van de dienstenovereenkomst wijzigingen door te voeren in die dienstenovereenkomst zonder dat zij Greenchoice minimaal 3 maanden voorafgaand aan de beoogde ingangsdatum van die wijzigingen in de dienstenovereenkomst op on-dubbelzinnige wijze schriftelijk aantoont dat die beoogde wijzingen ook zijn doorge-voerd in EET’s relatie met Eneco Retail;
4) Eneco te verbiedt om de garantieovereenkomst op te zeggen althans te beëindigen zolang Eneco Retail een aandelenbelang in Greenchoice heeft en Greenchoice haar verbintenis-sen uit de garantieovereenkomst nakomt.
Subsidiair vorderen Greenchoice en Energie Concurrent EET te verbieden de opzegging voor 31 december 2010 te effectueren.
Een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van Eneco in de proceskosten.
3.2
Greenchoice en Energie Concurrent stellen hiertoe -kort gezegd- dat Eneco de dienstenover-eenkomst ten onrechte heeft opgezegd. EET had een grote hoeveelheid wijzigingsvoorstel-len gedaan. Omdat die wijzigingen ingrijpende gevolgen zouden hebben voor Greenchoice, is zij in overleg getreden met Eneco. Op enkele punten zijn partijen het eens geworden, maar ten aanzien van de verhoging van de handlingfee en de wijziging van de allocatie heb-ben partijen nog geen overeenstemming bereikt. EET heeft ook niet aangetoond dat haar wijzigingsvoorstellen conform wijzigingen in de overeenkomst tussen EET en Retail zijn.
Mede gezien de verwevenheid met en de afhankelijkheid van Greenchoice van Eneco, geldt dat de wijzigingsbevoegdheid van art. 8 van de dienstenovereenkomst niet zo ver reikt dat EET onbeperkt wijzigingen aan Greenchoice kan opleggen. Deze wijzigingen moeten de toets van de goede trouw kunnen doorstaan.
Beëindiging van de dienstenovereenkomst heeft zeer ingrijpende financiële en operationele gevolgen voor Greenchoice. Zonder een overeenkomst met een programmaverantwoordelij-ke zal de Energiekamer van de NMa de leveringsvergunning van Greenchoice intrekken. Mede als gevolg van de verwevenheid van Greenchoice met Eneco zal het voor Greenchoi-ce bijna onmogelijk zijn om nog voor 31 december 2009 een dienstenovereenkomst met een andere partij te sluiten.
3.3
Eneco heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Voor zover nodig zal op dit verweer en op het-geen Greenchoice en Energie Concurrent overigens hebben aangevoerd worden ingegaan bij de beoordeling.
4 Het geschil in reconventie
4.1
In reconventie vordert Eneco bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,:
1) Greenchoice en Energie Concurrent hoofdelijk te gebieden om met inachtneming van de statutaire termijnen voor het beleggen van een vergadering van de AvA aan Eneco Retail schriftelijk en gedocumenteerd alle voorgenomen besluiten voor te leggen, die krachtens art. 16.2 van de statuten aan goedkeuring door de AvA zijn onderworpen, waarna terzake in de AvA een besluit kan worden genomen;
2) Greenchoice en Energie Concurrent hoofdelijk te verbieden energie te verkopen aan an-deren dan kleinverbruikers, zoals gedefinieerd in de Elektriciteits- en Gaswet en in dat kader enige wervende handeling te stellen;
3) Greenchoice en Energie Concurrent hoofdelijk te gebieden alle handeling te stellen die formeel noodzakelijk zijn om te komen tot verpanding van de handelsvorderingen van Greenchoice, inclusief registratie, onder de verplichting uiterlijk iedere tiende van de maand aan Eneco een lijst te verstrekken van alle handelsvorderingen op de laatste dag van de daaraan voorafgaande maand en met bevel aan Greenchoice en Energie Concur-rent om met Eneco in overleg te treden over de aan de garantie te verbinden voorwaarden in het licht van de gewijzigde omstandigheden;
4) Greenchoice en Energie Concurrent hoofdelijk te gebieden om met ingang van 1 januari 2009 tot aan het einde van de dienstenovereenkomst aan EET op vergelijkbare basis als Eneco Retail voor dezelfde diensten te betalen, indien nodig onder aanstelling van een deskundige die voor rekening van Greenchoice en Energie Concurrent de opdracht krijgt terzake aan de hand van de boeken van EET en Retail een beschrijving te maken;
5) Greenchoice en Energie Concurrent hoofdelijk te gebieden om bij het einde van de over-eenkomst te handelen op de wijze die is beschreven in art. 10 van die overeenkomst met alternatief het als productie 13 overgelegde overdrachtsprotocol en daarover in goed overleg met EET te blijven;
6) in het geval in conventie enige vordering wordt toegewezen, Greenchoice en Energie Concurrent hoofdelijk te gebieden uiterlijk binnen vier weken na dit vonnis op de kortste mogelijke dagvaardingstermijn een bodemprocedure te entameren, waarbij de rechter wordt gevraagd zich uit te spreken over het einde van de dienstenovereenkomst en de be-talingscondities die gelden in de periode vanaf 1 januari 2009 tot aan het rechtsgeldig einde van die dienstenovereenkomst;
7) in het geval de vordering in conventie wordt toegewezen, Greenchoice en Energie Con-current te gebieden mee te werken aan uitkering van een redelijk dividend onder verdis-contering van de financiële gevolgen van de toewijzing in conventie;
een en ander op straffe van verbeurte van dwangsommen en met veroordeling van Green-choice en Energie Concurrent in de proceskosten.
4.2
Eneco stelt hiertoe -kort gezegd- dat Greenchoice zich niet houdt aan haar statutaire doel-stelling uitsluitend aan kleinverbruikers te leveren. Voorts houdt Greenchoice zich stelsel-matig niet aan de in de statuten neergelegde goedkeuringsregeling, waarbij voor een reeks besluiten de goedkeuring van de AvA is vereist met een meerderheid van 71%. Daarnaast pot Greenchoice grote hoeveelheden geld op en weigert zij dividend uit te keren.
Greenchoice en Energie Concurrent stellen ook niet de zekerheden die zij in het kader van de garantieovereenkomst moeten stellen, waaronder verpanding van de handelsvorderingen.
4.3
Greenchoice en Energie Concurrent voeren gemotiveerd verweer tegen de vorderingen in reconventie. Voor zover nodig zal op dit verweer en op hetgeen Eneco verder nog heeft aangevoerd nader worden ingegaan bij de beoordeling.
5 De beoordeling
In conventie
Spoedeisend belang
5.1
Met de stelling dat de dienstenovereenkomst tussen Greenchoice en EET per 31 december 2009 dreigt te eindigen en dat Greenchoice (nog) geen nieuwe contractspartner heeft gevon-den met wie zij concrete afspraken heeft kunnen maken, zodat Greenchoice haar vergunning per 1 januari 2010 dreigt te verliezen, heeft Greenchoice het spoedeisend belang bij haar vordering genoegzaam aangetoond. De omstandigheid dat Greenchoice sinds 8 juli 2009 naar een nieuwe contractspartner heeft kunnen zoeken, maakt dat niet anders. Tussen partij-en is immers niet in geschil dat zij (nog) steeds in onderhandeling zijn (geweest), ten einde een minnelijke oplossing te bereiken om de dienstenovereenkomst voort te zetten.
Ontvankelijkheid Greenchoice
5.2
Eneco stelt dat Greenchoice niet-ontvankelijk in haar vorderingen is, omdat zij geen toe-stemming heeft van de AvA om deze procedure te voeren. Greenchoice heeft ter zitting aangevoerd dat Retail tijdens de aandeelhoudersvergadering van 28 juli 2009 de beslissing om Eneco in rechte te betrekken heeft overgelaten aan de directie van Greenchoice, hetgeen door Eneco is weersproken. Het standpunt van Greenchoice vindt vooralsnog steun in de nog niet goedgekeurde, maar ook niet inhoudelijk door Eneco betwiste inhoud van de notu-len van de aandeelhoudersvergadering van Greenchoice van 28 juli 2009, waarin is vermeld dat de aandeelhouders de mogelijke beslissing ten aanzien van een te voeren procedure overlaten aan de directie. Daar komt bij dat, voor zover Greenchoice al geen toestemming zou hebben de onderhavige procedure te voeren, de voorzieningenrechter een beroep op het ontbreken van toestemming onredelijk acht, gelet op het spoedeisende karakter van de on-derhavige procedure en de omstandigheid dat het geschil een geschil betreft tussen Green-choice en (een zustermaatschappij van) een van haar aandeelhouders, die bovendien de be-sluitvorming kan blokkeren.
De voorzieningenrechter acht Greenchoice derhalve ontvankelijk in haar vorderingen.
Ontvankelijkheid Energie Concurrent
5.3
De omstandigheid dat Greenchoice mogelijk haar vergunning per 1 januari 2010 verliest, indien de dienstenovereenkomst met EET daadwerkelijk wordt beëindigd per 31 december 2009 en Greenchoice geen (concrete) afspraken heeft kunnen maken met een andere -vergelijkbare- partij, betekent dat Energie Concurrent als aandeelhouder van Greenchoice voldoende belang heeft bij de uitkomst van deze procedure. Het verweer dat Energie Con-current wegens gebrek aan belang niet ontvankelijk is in haar vorderingen, treft daarom geen doel.
Opzegging dienstenovereenkomst
5.4
Tussen partijen is in geschil of EET de dienstenovereenkomst met Greenchoice geldig heeft opgezegd en of daarmee per 31 december 2009 een einde komt aan die dienstenovereen-komst.
5.5
Eneco stelt dat Greenchoice weigert diverse wijzigingen te accepteren die ook in de relatie tussen EET en Eneco Retail zijn gewijzigd c.q. van toepassing zijn. EET mocht daarom de dienstenovereenkomst op grond van art. 8 opzeggen. Ter zitting heeft Eneco erkend dat wij-ziging van de allocatie en verhoging van de handlingfee de kern van het geschil tussen par-tijen betreffen, waarbij de verhoging van de handlingfee het springende punt is geweest. Bij de beoordeling van het onderhavige geschil zal de voorzieningenrechter zich daarom beper-ken tot die geschilpunten.
Wijziging allocatie
5.6
Op grond van de overgelegde stukken en de stellingen van partijen over en weer begrijpt de voorzieningenrechter dat de allocatie met betrekking tot Greenchoice op grond van de dien-stenovereenkomst van 24 juli 2007 aldus is geregeld dat EET verantwoordelijk is voor de verschillen tussen de aan de landelijke netbeheerder TenneT opgegeven prognoses en de hoeveelheid elektriciteit die daadwerkelijk is verbruikt.
Greenchoice heeft niet betwist dat EET ten aanzien van Eneco Retail de allocatie heeft ge-wijzigd, in die zin dat Eneco Retail thans zelf verantwoordelijk is voor de verschillen tussen de aan TenneT opgegeven prognoses en de hoeveelheid daadwerkelijk verbruikte elektrici-teit. Nu Greenchoice niet heeft betwist dat het de bedoeling van partijen was met de dien-stenovereenkomst zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij de overeenkomst tussen EET en Eneco Retail, ligt het in de rede dat ook ten aanzien van Greenchoice de allocatie wordt ge-wijzigd. Greenchoice heeft ook aangegeven in te stemmen met de voorgestelde wijziging van de allocatie. Zij heeft echter bezwaar tegen wijziging met terugwerkende kracht per 1 januari 2009. Dhr. Van Rees van Greenchoice heeft hiertoe ter zitting onweersproken ge-steld dat de door TenneT aan EET opgegeven verschillen tussen het opgegeven volume en het daadwerkelijk verbruikte volume vaak onjuistheden bevatten. TenneT geeft EET daarom een termijn van 10 dagen om bezwaar te maken tegen de door TenneT opgegeven cijfers. Na die termijn worden de cijfers vastgesteld en wordt er afgerekend. Wijziging van de allo-catie met terugwerkende kracht zou betekenen dat Greenchoice niet meer in staat is om bin-nen die 10 dagen termijn bezwaar te maken tegen door TenneT opgegeven onjuiste gege-vens, hetgeen grote financiële gevolgen voor Greenchoice zou kunnen hebben.
Gelet op die toelichting komt het bezwaar van Greenchoice tegen wijziging van de allocatie met terugwerkende kracht de voorzieningenrechter voorshands niet onredelijk voor. Het niet accepteren van de wijziging van de allocatie met terugwerkende kracht kan daarom in rede-lijkheid geen deugdelijke grond voor opzegging van de dienstenovereenkomst zijn. De en-kele omstandigheid dat de allocatie ten aanzien van Eneco Retail reeds is gewijzigd maakt dat niet anders.
Verhoging handlingfee
5.7
Voorts is de vraag of Greenchoice gehouden is om in te stemmen met verhoging van de han-delingfee van € 200.000,-- naar € 560.000,--.
Zoals reeds overwogen is voorshands voldoende aannemelijk dat het de bedoeling van par-tijen was om met de tussen Greenchoice en EET bestaande dienstenovereenkomst zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij de overeenkomst tussen EET en Eneco Retail.
Uit de tussen EET en Eneco Retail opgestelde Service Level Agreement (hierna: SLA) voor 2007 blijkt dat de servicefee voor Eneco Retail jaarlijks wordt vastgesteld bij het vaststellen van de begroting. Uit die SLA blijkt dat die servicefee is uitgesplitst per product: elektrici-teit grijs, gas en elektriciteit groen. De totale servicefee is in hoofdlijnen opgebouwd uit kos-ten van personele inzet voor Eneco Retail, kosten brokersfees, afschrijvingen en beheerskos-ten systemen, cost to control EET, overhead divisie BtB en overige kosten. Deze kosten zijn niet uitgesplitst per product (elektriciteit grijs, gas en elektriciteit groen).
Uit deze SLA blijkt niet op basis van welke volumes de service fee is berekend. Uit de overgelegde stukken en de stellingen van partijen over een weer is bovendien niet gebleken dat EET voor Greenchoice het zelfde type kosten maakt.
Tegen die achtergrond valt thans niet met voldoende zekerheid vast te stellen dat de voor Greenchoice geldende handlingfee onverkort naar rato van de voor Eneco Retail geldende handlingfee moet worden bepaald.
De voorzieningenrechter acht voorts niet aannemelijk dat het bedrag van € 200.000,-- als handlingfee voor elektriciteit grijs abusievelijk in de dienstenovereenkomst is vermeld. De termsheet d.d. 2 november 2006 (zie 2.6) vermeldt immers ook een handlingfee voor elek-triciteit (grijs) van € 200.000,--. In zijn algemeenheid is niet aannemelijk dat contractspartij-en ten aanzien van zo iets wezenlijks als de prijs abusievelijk onjuiste bedragen opnemen.
Het verweer dat het voor Greenchoice duidelijk moet zijn geweest dat het bedrag van
€ 200.000,-- niet juist was, omdat zij tijdens de samenwerking met ONS een hogere hand-lingfee betaalde bij minder aansluitingen, treft geen doel. Greenchoice heeft immers on-weersproken gesteld dat de overeenkomst met ONS op meer en andere diensten zag dan de dienstenovereenkomst met EET en dat de hoogte van de handlingfees bij ONS en bij EET daarom niet kunnen worden vergeleken.
5.8
Het voorgaande in aanmerking genomen en nu EET niet heeft betwist dat de handlingfee voor Eneco Retail in 2008 en 2009 gelijk is gebleken, kan thans niet worden beoordeeld of Greenchoice in redelijkheid had moeten instemmen met een verhoging van de handlingfee van € 200.000,-- naar € 560.000,-- en of er sprake is van een wijziging die ook in de relatie tussen EET en Eneco Retail is doorgevoerd.
5.9
Gelet op hetgeen is overwogen onder 5.6 tot en met 5.9 kan er thans niet vanuit gegaan worden dat de opzegging van de dienstenovereenkomst op grond van art. 8 per 31 december 2009 uiteindelijk in rechte stand houdt.
5.1
Zelfs indien aannemelijk zou zijn dat Eneco het gelijk aan haar zijde zou hebben, is het nog maar de vraag of EET zich op de opzegging van de dienstenovereenkomst kan beroepen.
Op zichzelf is juist dat art. 8 van de dienstenovereenkomst EET de bevoegdheid geeft om die overeenkomst op te zeggen wanneer Greenchoice weigert wijzigingen te accepteren die EET ook in haar overeenkomst met Eneco Retail heeft doorgevoerd. Dat betekent echter niet dat EET bij iedere weigering van Greenchoice van die bevoegdheid gebruik kan maken. Door de aandeelhouderspositie van Eneco Retail binnen Greenchoice lijkt EET als zuster-maatschappij van Eneco Retail voorshands meer invloed te kunnen uitoefenen dan zuiver op grond van de dienstenovereenkomst. Als gevolg van die bijzondere positie rust op EET de plicht om de nodige prudentie in acht te nemen bij de uitoefening van de op grond van de dienstenovereenkomst aan haar toegekende bevoegdheid tot opzegging. Dat geldt te meer daar Eneco Retail en Greenchoice naar ter zitting is gebleken feitelijk ook (steeds meer) el-kaars concurrenten zijn.
5.11
Daarnaast is aannemelijk dat de aandeelhouderspositie van Eneco Retail en tegelijkertijd haar concurrentiepositie ten opzichte van Greenchoice, het vinden van een nieuwe contract-spartner voor Greenchoice die vergelijkbare diensten kan verrichten als EET, bemoeilijken. Tussen partijen is bovendien niet in geschil dat Greenchoice zonder contract met een pro-grammaverantwoordelijke haar activiteiten niet zal kunnen uitoefenen, hetgeen het einde van haar bedrijf zou kunnen betekenen.
5.12
Tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor is overwogen, ziet de voorzieningenrechter aan-leiding bij afweging van de wederzijdse belangen voorshands het belang van Greenchoice bij continuering van haar bedrijfsvoering zwaarder te laten wegen en te bepalen dat de op-zegging van de dienstenovereenkomst door EET in ieder geval tot 1 juli 2010 niet mag wor-den geëffectueerd. In de periode tot 1 juli 2010 dienen partijen in overleg te treden om ofwel condities te bepalen waaronder zij hun samenwerking willen voortzetten of om tot afspraken te komen om hun samenwerking daadwerkelijk te beëindigen. De beëindiging van de sa-menwerking kan naar oordeel van de voorzieningenrechter niet los gezien worden van het aandeelhouderschap van Eneco Retail. Zolang die situatie voortduurt, heeft dat invloed op (de beoordeling van) de wijze waarop partijen zich in redelijkheid jegens elkaar dienen te gedragen. Vanuit die optiek ligt het in de rede aan te nemen dat beëindiging van de dien-stenovereenkomst ook consequenties heeft voor het aandeelhouderschap van Eneco Retail.
5.13
De vordering EET te verbieden om ex art. 8 van de dienstenovereenkomst wijzigingen door te voeren in de dienstenovereenkomst zonder dat zij Greenchoice minimaal drie maanden voorafgaand aan de beoogde ingangsdatum van die wijzigingen in de dienstenovereenkomst op ondubbelzinnige wijze schriftelijk aantoont dat die beoogde wijzigingen ook zijn door-gevoerd in de relatie tussen EET en Eneco Retail, acht de voorzieningenrechter niet toewijs-baar, nu een veroordeling daartoe verder strekt dan hetgeen partijen in de dienstenovereen-komst zijn overeengekomen.
5.14
In het licht van het voorgaande en gezien de onlosmakelijke samenhang van de garantie-overeenkomst met de overige overeenkomsten, zal de vordering Eneco te verbieden om de garantieovereenkomst op te zeggen worden toegewezen, met dien verstande dat dat verbod slechts geldt zolang tussen EET en Greenchoice een dienstenovereenkomst bestaat.
In reconventie
5.15
De vordering Greenchoice en Energieconcurrent te gebieden om -kort gezegd- alle voorge-nomen besluiten ter goedkeuring aan de AvA voor te leggen zal wegens gebrek aan belang worden afgewezen. De verplichting om met inachtneming van de statutaire termijnen voor het beleggen van een vergadering van de AvA schriftelijk en gedocumenteerd alle voorge-nomen besluiten -voor zover vereist- ter goedkeuring voor te leggen aan de AvA vloeit im-mers reeds voort uit de statuten.
5.16
De vordering Greenchoice en Energie Concurrent te verbieden energie te verkopen aan an-deren dan kleinverbruikers zal wegens gebrek aan spoedeisend belang worden afgewezen. De voorzieningenrechter acht bovendien niet gebleken dat Greenchoice haar statutaire doel-stelling overschrijdt. Eneco heeft niet betwist dat zakelijke klanten met een kleinverbrui-kersaansluiting binnen het gebied van de statutaire doelstellingen van Greenchoice vallen.
5.17
Greenchoice en Energie Concurrent betwisten dat zij de op grond van de garantieovereen-komst verplichte zekerheden niet stellen. Zij hebben de handelsvorderingen van Greenchoi-ce verpand ten behoeve van Eneco en hebben die verpanding doen registreren.
Niet is gebleken dat de verpanding van de handelsvorderingen van Greenchoice recentelijk punt van discussie tussen partijen is geweest. Onder die omstandigheden acht de voorzie-ningenrechter onvoldoende gebleken van het belang van Eneco bij het treffen van een on-verwijlde voorziening op dat punt. De vordering om Greenchoice en Energie Concurrent te gebieden alle handelingen te stellen die formeel noodzakelijk zijn voor verpandingen van de handelsvorderingen, waaronder registratie en onder de verplichting om uiterlijk iedere tien-de van de maand aan Eneco een lijst te verstrekken van alle handelsvorderingen en met be-vel aan Greenchoice en Energie Concurrent met Eneco in overleg te treden over de aan de garantie te verbinden voorwaarden in het licht van de gewijzigde omstandigheden, zal der-halve worden afgewezen.
5.18
De vordering om Greenchoice en Energie Concurrent te gebieden met ingang van 1 januari 2009 tot het einde van de dienstenovereenkomst voor de afgenomen diensten te betalen op vergelijkbare basis als Eneco Retail, strekt materieel bezien tot toewijzing van een geldvor-dering. Eneco heeft niet gesteld dat zij een (specifiek) spoedeisend belang heeft bij die vor-dering, zodat die vordering reeds op grond daarvan voor afwijzing gereed ligt. Met betrek-king tot een veroordeling tot betaling van een geldsom in kort geding is immers terughou-dendheid op zijn plaats en gelden verzwaarde motiveringseisen met betrekking tot het spoedeisend belang.
5.19
De vordering om Greenchoice en Energie Concurrent te gebieden om bij het einde van de dienstenovereenkomst te handelen conform art. 10 van de overeenkomst, acht de voorzie-ningenrechter evenmin toewijsbaar. Zoals reeds overwogen in conventie zal de opzegging van de dienstenovereenkomst in ieder geval niet kunnen worden geëffectueerd voor 1 juli 2010. Onder die omstandigheden is veroordeling van Greenchoice en Energie Concurrent te handelen als gevorderd thans nog niet opportuun.
5.2
De voorzieningenrechter ziet ook geen aanleiding Greenchoice en Energie Concurrent te gebieden om binnen vier weken na heden een bodemprocedure aanhangig te maken, nu deze vordering een deugdelijke grondslag ontbeert. Niets belet Eneco om, desgewenst, zelf Greenchoice en Energie Concurrent in een bodemprocedure in rechte te betrekken.
5.21
Ook de vordering Greenchoice en Energie Concurrent te gebieden mee te werken aan uitke-ring van een redelijk dividend strekt materieel bezien ook tot toewijzing van een geldvorde-ring. Zoals reeds overwogen is met betrekking tot een veroordeling tot betaling van een geldsom in kort geding terughoudendheid op zijn plaats en gelden verzwaarde motiverings-eisen met betrekking tot het spoedeisend belang. Ook ten aanzien van deze vordering heeft Eneco niet gesteld dat zij een (specifiek) spoedeisend belang heeft, zodat ook deze vorde-ring voor afwijzing gereed ligt.
In conventie en in reconventie
5.22
Eneco zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proces-kosten.
6 De beslissing
De voorzieningenrechter,
In conventie
verbiedt EET de opzegging van de dienstenovereenkomst per 31 december 2009 te effectue-ren;
gebiedt EET haar verbintenissen uit de dienstenovereenkomst in ieder geval tot 1 juli 2010 na te komen;
verbiedt Eneco Holding, EET en Eneco Retail om de garantieovereenkomst te beëindigen zolang tussen EET en Greenchoice een dienstenovereenkomst bestaat;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500.000,-- per dag met een maximum van € 90.000.000,--;
veroordeelt Eneco in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Greenchoice en Energie Concurrent bepaald op € 262,-- aan verschotten en op € 816,-- aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
In reconventie
wijst de vorderingen af;
veroordeelt Eneco in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Greenchoice en Energie Concurrent bepaald op € 816,-- aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Bosch, griffier.
Uitgesproken in het openbaar.
2083/676