Parketnummer: 10/710043-08
Datum uitspraak: 24 november 2009
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres:
[adres],
raadsvrouw mr. D.S. Lösing, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5, 9 en 10 november 2009.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 5 november 2009 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
Verdachte wordt ervan beschuldigd dat zij:
1.
Op 6 maart 2008 te Hellevoetsluis samen met een ander [het slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2006 opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk van het leven heeft beroofd (primair), dan wel daaraan medeplichtig is (subsidiair), samen met een ander haar dochter [het slachtoffer] zwaar heeft mishandeld, de dood ten gevolge hebbend (meer subsidiair), dan wel daaraan medeplichtig is (nog meer subsidiair), samen met een ander haar dochter [het slachtoffer] heeft mishandeld de dood tengevolge hebbend (nog meer subsidiair), dan wel daaraan medeplichtig is (meest subsidiair), samen met een ander [het slachtoffer], tot wiens onderhoud en/of verpleging en/of verzorging zij krachtens wet verplicht was in hulpeloze toestand heeft gebracht/gelaten, terwijl dit de dood van, althans zwaar lichamelijk letsel voor [het slachtoffer] ten gevolge heeft gehad (uiterst subsidiair);
2.
in de periode van 1 oktober 2007 tot en met 5 maart 2008 te Hellevoetsluis samen met een ander gepoogd heeft haar dochter [het slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2006 zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (primair), dan wel daaraan medeplichtig is (subsidiair), samen met een ander haar dochter [het slachtoffer] heeft mishandeld (meer subsidiair), dan wel daaraan medeplichtig is (meest subsidiair), samen met een ander [het slachtoffer], tot wiens onderhoud en/of verpleging en/of verzorging zij krachtens wet verplicht was in een hulpeloze toestand heeft gebracht/gelaten, (uiterst subsidiair);
3.
in de periode van 1 oktober 2007 tot en met 6 maart 2008 te Hellevoetsluis samen met een ander haar dochter [het slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2006 heeft mishandeld (primair), dan wel daaraan medeplichtig is (subsidiair).
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Blom heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van de onder 1 primair (impliciet subsidiair), 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaar met aftrek van voorarrest, alsmede de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
BEWIJSMOTIVERING EN BEWEZENVERKLARING
Ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wordt van het volgende uitgegaan:
Op 6 maart 2008 is [het slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2006, overleden. Zij was toen anderhalf jaar oud. [het slachtoffer] was de dochter van de verdachte en [vader slachtoffer].
Na het overlijden van [vader slachtoffer] in oktober 2007 is medeverdachte [medeverdachte] op 17 oktober 2007 bij verdachte en haar twee kinderen, [het slachtoffer] en [zus slachtoffer], toen 6 jaar oud, in de woning aan [adres] komen wonen. De verdachte is fulltime gaan werken en [medeverdachte] heeft de zorg voor de kinderen en het huishouden op zich genomen. Voor [medeverdachte] in het gezin komt wordt [het slachtoffer] omschreven als een gezonde, vrolijke baby. Nadat [medeverdachte] in het gezin is gekomen worden er door mensen in hun omgeving veranderingen bij [het slachtoffer] geconstateerd en ontstaat een groeiachterstand bij [het slachtoffer].
Ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten wordt verder van het volgende uitgegaan:
De zus van de verdachte, [getuige 1], heeft verklaard dat [het slachtoffer], nadat [medeverdachte] in het gezin was gekomen, vaak blauwe plekken op haar hoofd en gezicht had en dat ze ook weleens schaafwonden had. Nadat de verdachte met [het slachtoffer] van de trap was gevallen, heeft [getuige 1] een bult op de kaak van [het slachtoffer] gezien. De moeder van de verdachte hoorde van verdachte dat zij met [het slachtoffer] van de trap gevallen zou zijn en zij heeft daarna blauwe plekken bij [het slachtoffer] gezien.
Ook [getuige 2] en zijn vrouw [getuige 3], bij wie [het slachtoffer] weleens logeerde, hebben vaak blauwe plekken en ander letsel bij [het slachtoffer] gezien, vooral op haar gezicht en hoofd. Tijdens een logeerpartij in februari 2008 vond [getuige 3] dat [het slachtoffer] er gehavend uitzag. Ze had een schaafwond aan haar voorhoofd, blauwe plekken in haar gezicht. Tijdens het douchen heeft zij veel blauwe plekken bij [het slachtoffer] gezien, vooral aan haar hoofd en rug. Tijdens deze logeerpartij heeft [getuige 2] een aantal foto’s van [het slachtoffer] gemaakt, waarop te zien is dat [het slachtoffer] veel blauwe plekken heeft.
Verschillende medische hulpverleners hebben bij [het slachtoffer] in de ten laste gelegde periode letsel geconstateerd. Nadat [het slachtoffer] op 8 november 2007 te lang in een bad dan wel douchebak met (te) koud water had gezeten, was zij bleek en niet aanspreekbaar. De verdachte is met [het slachtoffer] naar de huisarts, [arts 1] gegaan. Deze zag bij [het slachtoffer] een tweetal haematoompjes op de rug. Op 14 november 2007 constateerde een waarnemend arts van de Huisartsenpost wederom haematomen op de rug van [het slachtoffer], in de mediaanlijn 3 en op de schouders 2, waarvoor verdachte geen plausibele verklaring kon geven. Op 23 november 2007 wordt er door de huisarts een melding gedaan bij het AMK. Op 12 december 2007 verzoekt het AMK de huisarts om een verwijzing naar de kinderarts voor nader onderzoek van de blauwe plekken.
Op 9 december 2007 tussen 01.00 uur en 02.00 uur is de verdachte samen met haar zus, met [het slachtoffer] naar de tandarts gegaan. De dienstdoende tandarts [getuige 4] constateerde dat er één ondertand ontbrak bij [het slachtoffer] en dat er drie ondertanden loszaten. De ontbrekende tand was met wortel en al verdwenen. De eigen tandarts [getuige 5] heeft [het slachtoffer] op 13 december 2007 gezien. Op de vraag van de politie of het door haar geconstateerde letsel past bij een val heeft de tandarts geantwoord, dat de lippen en de boventanden van [het slachtoffer] helemaal gaaf waren; dat normaal gesproken als je valt je eerst op je boventanden terecht komt en dat je normaal gesproken een dikke lip of een gespleten lip of een wond onder de kin ziet, maar daar was bij [het slachtoffer] geen sprake van. Deze tandarts heeft geconstateerd dat de tanden niet waren afgebroken, maar met wortel en al eruit waren. Volgens [getuige 5] is er veel kracht voor nodig om de tanden eruit te krijgen, omdat de wortels lang zijn. De tandarts kan geen medische verklaring geven voor het verlies van de tanden. Zij acht een val onwaarschijnlijk.
De verdachte heeft voor het tandletsel drie verschillende verklaringen gegeven. Tegen haar moeder heeft verdachte verklaard dat de tand eruit was door de val van de trap een paar dagen vóór het tandartsbezoek , tegen de dienstdoende tandarts heeft zij gezegd dat [het slachtoffer] uit bed was gevallen en tegen haar eigen tandarts heeft zij gezegd dat [het slachtoffer] tegen de rand van het bed was gevallen.
Op 17 januari 2008 gaat [het slachtoffer] voor het eerst naar de kinderarts [arts 2]. De kinderarts constateert veel blauwe plekken op het lichaam van [het slachtoffer]. Om één en ander in de gaten te houden, besluit hij dat hij [het slachtoffer] elke twee weken wil zien.
Op 21 januari 2008 wordt tijdens een spoedconsult in het ziekenhuis een toename van blauwe plekken gezien en tevens een wondje op de bovenlip van [het slachtoffer] en puntbloedinkjes rond de ogen van [het slachtoffer], waarvoor geen plausibele medische verklaring kan worden gevonden, terwijl ook verdachte en [medeverdachte] hiervoor geen verklaring gegeven hebben.
Op 4 februari 2008 ziet de eigen tandarts stuivergrote blauwe plekken op beide wangen van [het slachtoffer] en op het midden van haar voorhoofd een schaafwond van ongeveer 1,5 centimeter.
Op 13 februari 2008 zag verdachte toen zij thuis kwam uit haar werk dat het gezicht van [het slachtoffer] niet symmetrisch meer was en zag ze iets wegschieten in haar gezicht, waarop de verdachte met [het slachtoffer] naar het ziekenhuis is gegaan. [het slachtoffer] wordt op 13 februari 2008 voor vier dagen opgenomen in het ziekenhuis. Uit onderzoek blijkt dat er lucht onder de huid zit (subcutaan emfyseem) waarvoor geen medische oorzaak wordt gevonden.
Op 6 maart 2008 constateert de kinderarts dr. [arts 2] bij een controle afspraak bij [het slachtoffer] een wond op de tong en letsel op de mondbodem. Dit letsel kan niet zijn veroorzaakt door de eigen tanden.
Uit experimenteel wonddateringsonderzoek na het overlijden van [het slachtoffer] blijkt dat de wond op de tong niet-recent letsel betreft.
[het slachtoffer] wordt door dr. [arts 2] doorverwezen naar een hematoloog voor onderzoek naar een mogelijke bloedstollingstoornis.
Op 6 maart 2008 is [het slachtoffer] overleden. Bij de sectie op het lichaam van [het slachtoffer] zijn verspreid over het lichaam (onder andere aan de rug, rondom op het behaarde hoofd, in het gelaat, aan de ledematen) veel bruine en rode huidverkleuringen van onderhuidse bloeduitstortingen gezien. Er waren rondom in de schedelhuid meerdere bloeduitstortingen in relatie met de letsels aan het behaarde hoofd. Deze letsels zijn volgens de patholoog, dr. Soerdjbalie-Maikoe, bij leven ontstaan door de inwerking van uitwendig mechanisch botsend geweld, zoals door stoten (vallen/slaan). Gezien de spreiding van de letsels acht de patholoog vallen als oorzaak minder waarschijnlijk dan slaan. Het betreft letsels van zowel oudere als recentere data. In de tong bevinden zich voor-en achterwaarts twee scheuren met begeleidende bloeduitstortingen, waarbij het voorwaarts gelegen letsel een ruwe, witte rand en flapje van het oppervlak toonde. Alle nagels van de vingers toonden aan de bovenrand rode, streepvormige horizontaal aan het lichaam verlopende bloeduitstortingen met indroging, veroorzaakt door het te diep afknippen van de nagels. In de schedelhuid ter hoogte van de nek tot op het bindvlies van het schedeldak was er een bloeduitstorting. De schedelhuid en de schedel waren in relatie hiermee gaaf.
Dr. Soerdjbalie-Maikoe concludeert dat gezien de sectiebevindingen er rekening moet worden gehouden met systematische fysieke kindermishandeling. Ter zitting heeft zij verklaard dat het laatstgenoemde letsel zeer suspect is voor mishandeling.
Er zijn er onderzoeken verricht naar eventuele lichamelijke afwijkingen en/of ziekten bij [het slachtoffer]. Uit de rapportage van [arts 3], klinisch geneticus verbonden aan het Erasmus Medsich Centrum te Rotterdam, blijkt dat er geen afwijkingen die zouden kunnen duiden op een syndroom gevonden zijn. [arts 4], kinderarts, hematoloog en oncoloog, verbonden aan het Leids Universitair Centrum schrijft in zijn briefrapport d.d. 25 mei 2008 dat een pre-existente stollingsstoornis zeer onaannemelijk is. Zijn briefrapport is ter terechtzitting van 9 november 2009 gelezen door dr. [arts 2], die na lezing aangaf zich met deze conclusie te kunnen verenigen.
Ook overigens is er bij [het slachtoffer] niets afwijkends gevonden. Er is geen medische oorzaak voor het aangetroffen letsel gevonden.
Ten tijde van het spreekuur op 6 maart 2008 heeft [arts 2] bij onderzoek van [het slachtoffer] het door Soerdjbalie-Maikoe geconstateerde letsel in het gelaat rondom de neus en de plekken aan weerszijde van het voorhoofd niet geconstateerd. [Het slachtoffer] maakte op dat moment geen ziekelijke indruk. Zij was het beste zoals [arts 2] haar tot op dat moment had gezien, in de zin van het ontbreken van blauwe plekken.
Dr. H.G.T. Nijs, forensisch arts bij Forum Educatief, concludeert op basis van de beschikbare gegevens dat er meerdere aanwijzingen zijn dat bij herhaling vanaf oktober 2007 tot het overlijden, heftig en grof uitwendig geweld is uitgeoefend op [het slachtoffer]. Hierbij moet gedacht worden aan slaan, stoten met of tegen voorwerpen en ook smoren. Voorts zijn er aanwijzingen voor fysieke en psychische verwaarlozing. Dit heeft plaats kunnen vinden tijdens de periode dat naar de rechtbank begrijpt verdachte en [medeverdachte] verantwoordelijk waren voor de gezondheid en veiligheid van [het slachtoffer].
Standpunten partijen ten aanzien van de feiten 2 en 3:
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte kan worden veroordeeld voor het medeplegen van de onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten.
Verdachte ontkent [het slachtoffer] ooit te hebben mishandeld. [het slachtoffer] zou een bloedstollingsafwijking hebben, een “bonkbaby” zijn en een brokkenpiloot die veel viel en zichzelf stootte.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 2 primair, subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Naar de mening van de raadsvrouw hebben verschillende medische specialisten weliswaar letsel waargenomen, maar geen van die specialisten heeft bevindingen gedaan die welke vorm van mishandeling dan ook bevestigen. Ten aanzien van het onder 2 uiterst subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, nu uit het dossier niet blijkt van de betrokkenheid van de verdachte bij het in hulpeloze toestand brengen of laten en haar aan haar lot overlaten van [het slachtoffer], laat staan dat zij ervan op de hoogte was. Ook ten aanzien van het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit.
Beoordeling rechtbank met betrekking tot de feiten 2 en 3
De rechtbank volgt de conclusie van de deskundigen Soerdjbalie-Maikoe en Nijs, dat het letsel bij [het slachtoffer] is ontstaan door mishandeling en dat de door de verdachte en [medeverdachte] afgelegde verklaringen dit letsel niet kunnen verklaren. Voorop gesteld dat kinderarts hematoloog oncoloog [arts 4] heeft geconcludeerd dat een preexistente stollingsstoornis zeer onaannemelijk is - met welke conclusie dr. [arts 2] na lezing ter terechtzitting zich kon verenigen – en dat mevrouw [arts 3], klinisch geneticus, verbonden aan het Erasmus Medisch Centrum heeft geconcludeerd dat er geen afwijkingen bij [het slachtoffer] waren die zouden kunnen duiden op een syndroom , vormt overigens ook de omstandigheid dat [het slachtoffer] een bonkbaby was en onhandig zou zijn en vaak zou vallen voor het geconstateerde letsel geen afdoende verklaring. Dit geldt met name voor de tand(en), waarvan op 13 december 2007 is geconstateerd dat die met wortel en al uit de mond van [het slachtoffer] waren, zonder dat zij letsel had aan boventanden, lippen of kin, het symmetrisch letsel aan weerszijden van het hoofd dat op 6 maart 2008 aanwezig was, de symmetrische blauwe plekken die de tandarts op 4 februari 2008 heeft gezien, het letsel op de rug en verschillende hoofdletsels.
Voorts heeft [medeverdachte] erkend dat hij de nageltjes op 6 maart 2008 te kort heeft afgeknipt, omdat hij niet wist hoe dat moest. Op de sectiefoto’s is te zien dat alle nagels pijnlijk kort zijn afgeknipt en een duimnagel tot bloedens toe. Ter terechtzitting heeft dr. Soerdjbalie-Maikoe verklaard dat dit voor [het slachtoffer] zeer pijnlijk moet zijn geweest, omdat de vingeruiteinden veel zenuwen bevatten. [medeverdachte] heeft dit dan ook moeten merken en had moeten stoppen met knippen. Nu hij dit niet heeft gedaan heeft hij [het slachtoffer] opzettelijk pijn en letsel bezorgd. De verdachte was hierbij aanwezig, maar heeft niet ingegrepen, doch volstaan met het plakken van een pleister op de duim van [het slachtoffer].
Dr. H.G.T. Nijs heeft in zijn rapport geconcludeerd dat ten aanzien van de letsels op het gezicht en hoofd hoogstwaarschijnlijk sprake is van letsel door toedoen van derden, zoals door stompen, slaan of het hoofd tegen een voorwerp te stoten, of met een voorwerp te slaan of te stoten.
In de rapportage van dr. H.G.T. Nijs wordt ten aanzien van het tandletsel aangegeven dat de verklaring die de verdachte over de val van de trap heeft gegeven niet kan kloppen. Hij acht het onwaarschijnlijk dat bij een val, waarbij de ondertanden eruit gaan, geen letsel aan de buitenzijde van de mond ontstaat. Bovendien is er geen letsel aan de boventanden geconstateerd, hetgeen verwacht wordt bij een val op de mond. Dr. Nijs concludeert dat er sprake moet zijn van een niet-accidentele oorzaak van het tandletsel en dat dit door toedoen van derden is ontstaan. Daarbij moet gedacht worden aan heftig uitwendig geweld, bijvoorbeeld door een elleboogstoot, een stomp met de vuist of stoten met of tegen een voorwerp. Ook voor het letsel op de tong en mondbodem wordt een niet-accidentele oorzaak door dr. Nijs waarschijnlijk geacht, bijvoorbeeld door hard op het gezicht te slaan of een voorwerp met kracht in de mond te steken.
Uit het hiervoor overwogene volgt dat bij [het slachtoffer] letsel is geconstateerd waarvoor door verdachte en [medeverdachte] geen afdoende verklaring is gegeven, met uitzondering van de tekort afgeknipte vingernagels. De verklaringen die zij hebben gegeven zijn wisselend en passen niet bij het bij [het slachtoffer] geconstateerde letsel.
Op grond van onder meer de bovengenoemde conclusies van de getuigen-deskundigen gaat de rechtbank ervan uit dat de onder 2 primair, onder de 1e, 2e en 3e gedachtestreepjes ten laste gelegde handelingen hebben plaatsgevonden.
Voorts gaat de rechtbank er vanuit dat de onder 3 primair, onder de 1e, 2e en 3e gedachtestreepjes ten laste gelegde handelingen hebben plaats gevonden, waardoor [het slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Verdachten hebben beiden ontkend degene te zijn geweest die de voornoemde handelingen heeft verricht. Dit sluit echter een bewezen verklaring voor het medeplegen van deze feiten niet uit. Niet vereist is immers dat de verdachte zelf enige feitelijke handeling heeft verricht. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
In het onderhavige geval blijkt uit de bewijsmiddelen dat beide verdachten wel eens geweld jegens [het slachtoffer] hebben gebruikt in de maanden voor het overlijden en dat ze daar over en weer van op de hoogte waren. [medeverdachte] heeft verklaard dat de verdachte [het slachtoffer] weleens hardhandig in de kinderstoel zette, waardoor volgens hem de blauwe plekken op haar rug zouden kunnen zijn ontstaan. De verdachte heeft [het slachtoffer] bij thuiskomst een keer in een koud bad aangetroffen, waarna zij naar de huisarts is gegaan. De verdachten zijn diverse malen door familieleden en artsen geconfronteerd met de blauwe plekken en andere verwondingen bij [het slachtoffer]. Gelet op hetgeen is geconcludeerd door de getuigen-deskundigen in hun rapporten moeten de verdachten beiden geweten hebben dat de letsels geen medische oorzaak hadden of het gevolg waren van een ongeluk, maar door mishandeling zijn ontstaan. De verdachte moet er derhalve van op de hoogte zijn geweest dat, voorzover zij zelf geen letsel bij [het slachtoffer] heeft veroorzaakt, dit door [medeverdachte] moet zijn gebeurd. Er is geen enkele aanleiding om aan te nemen dat een derde letsels heeft toegebracht, nu niets in het dossier daar op wijst. Waar de verdachte stelt dat zij geen letsel en/of pijn bij [het slachtoffer] heeft veroorzaakt, moet zij in ieder geval geweten hebben dat [medeverdachte] dit heeft gedaan. Door niet in te grijpen en [het slachtoffer] keer op keer bij [medeverdachte] achter te laten als zij aan het werk ging, heeft zij toegelaten dat hij door kon gaan met gewelddadige handelingen jegens [het slachtoffer]. Verdachte heeft nagelaten om haar dochter te beschermen tegen verdere mishandelingen en heeft haar rechtsplicht tegenover haar dochter ernstig geschonden en daarmee de mishandelingen aanvaard en zich hierbij aangesloten. Met betrekking tot de afgeknipte vingernagels geldt dat verdachte niet heeft ingegrepen toen [medeverdachte] de nagels knipte, terwijl het ook voor haar duidelijk moet zijn geweest dat dit voor [het slachtoffer] zeer pijnlijk was.
De verdachte wist bovendien dat [medeverdachte] erg impulsief en agressief kon zijn. Zij wist dat hij hun kat had doodgetrapt. [Medeverdachte] heeft bovendien een keer bij een ruzie in de auto die verdachte bestuurde aan de handrem getrokken, terwijl de auto 120 kilometer per uur reed en zij samen met de twee kinderen in de auto zaten.
Verdachte en [medeverdachte] hebben geen of geen aannemelijke verklaringen afgelegd omtrent het ontstaan van de bij [het slachtoffer] aangetroffen verwondingen en hebben gekozen om elkaar te steunen met onaannemelijke verklaringen, ook ter zitting. Dit klaarblijkelijk met het doel de ware toedracht en gang van zaken te verhullen.
De rechtbank is van oordeel dat nu verdachten er voor hebben gekozen geen openheid van zaken te geven en elkaar te beschermen, zij beiden in gelijke mate voor de mishandelingen verantwoordelijk gehouden kunnen worden en het er voor de bewezenverklaring niet toe doet wie welke handelingen heeft verricht.
Op grond van het hiervoor overwogene kan worden geoordeeld dat er sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte.
Wettig en overtuigend is bewezen dat er sprake is van medeplegen van poging tot zware mishandeling (feit 2 primair). Daarbij overweegt de rechtbank dat het herhaaldelijk slaan of stompen op of tegen het hoofd van een klein kind, gezien de kwetsbaarheid van de schedel en de zich nog ontwikkelende hersenen, een reëel risico op hersenletsel met zich brengt.
Voorts acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen het medeplegen van mishandeling (feit 3 primair).
Uit de bovengenoemde rapporten van de getuigen-deskundigen, noch overigens in het dossier, blijkt dat de handelingen hebben plaatsgevonden, zoals onder 2 primair, onder het 4e gedachtestreepje ten laste zijn gelegd.
Die ten laste gelegde handelingen acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht voorts niet bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 3 primair onder het 4e gedachtestreepje ten laste gelegde. De verdachte was niet thuis op het moment dat [medeverdachte] [het slachtoffer] in een te koud bad dan wel douchebak deed/hield en hoefde er, mede gelet op het moment dat dit gebeurde - kort nadat [medeverdachte] bij haar was komen wonen-, geen rekening mee te houden dat [medeverdachte] dit zou doen. Op het moment dat zij dit ontdekte, is zij direct met [het slachtoffer] naar de huisarts gegaan.
Gelet op het bovenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
zij op tijdstippen in de periode van 1 december 2007
tot en met 5 maart 2008 te Hellevoetsluis, tezamen en in vereniging met een ander , ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [het slachtoffer],
geboren op [geboortedatum] 2006, zijnde de dochter van verdachte, opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen,
- op/tegen het hoofd en het lichaam van die [het slachtoffer] heeft geslagen en gestompt en/of
- met een hard voorwerp tegen het hoofd en/of op/in de mond van die [het slachtoffer]
heeft geslagen en/of gestoten, en/of
- het lichaam van die [het slachtoffer] (met kracht) tegen een hard voorwerp heeft geduwd en/of gestoten en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Gelet op het bovenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
zij op tijdstippen in de periode van 8 november 2007
tot en met 6 maart 2008 te Hellevoetsluis, tezamen en in vereniging met een ander ,
opzettelijk [het slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2006, zijnde de dochter van
verdachte, heeft mishandeld, immers heeft/hebben zij en/of haar mededader
opzettelijk
- in het gezicht van die [het slachtoffer] geknepen en
- het lichaam van die [het slachtoffer] met kracht vastgepakt en/of
- de vingernageltjes van die [het slachtoffer] te diep afgeknipt waardoor die [het slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Hetgeen meer of anders onder 2 en 3 is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit wordt verder van het volgende uitgegaan:
Op 6 maart 2008 om 16:45 uur wordt een 112-melding gedaan over een kind, zijnde [het slachtoffer], dat bewusteloos in bed is aangetroffen in een woning aan [adres]. Omstreeks 17:00 uur kwam de ambulancedienst ter plaatse. De ambulancebroeders constateerden dat [het slachtoffer] al was overleden. Zij stelden omstreeks 17.30 uur vast dat de lichaamstemperatuur van [het slachtoffer] 28,5 graden Celcius was.
Doodsoorzaak en tijdstip overlijden:
De arts en patholoog mw. Soerdjbalie-Maikoe heeft op 7 maart 2008 sectie verricht op het stoffelijk overschot van [het slachtoffer] en heeft op 5 juni 2008 een definitief sectierapport opgemaakt. Blijkens het sectieverslag heeft zij onder meer de navolgende letsels aangetroffen.
Op het behaarde hoofd waren aan weerszijden van het behaarde hoofd oppervlakkige huidbeschadigingen met onderhuidse bloeduitstortingen aanwezig. De patholoog heeft ter zitting aangegeven dat deze letsels kunnen zijn ontstaan doordat het hoofd ergens tussen is geklemd, maar dat de letsels ook door handen of vingers kunnen zijn veroorzaakt.
Letsel A3: aan neusvleugels, tussen de neus en bovenlip, aan de bovenlip meerdere onderhuidse bloeduitstortingen waarvan een deel met oppervlakkige huid- en slijmvliesbeschadiging. Riempje van bovenlip horizontaal verscheurd met ondergelegen bloeduitstorting. Meerdere scheuren in het tandvlees van de onderkaak, met name op de overgang naar de onderlip. Volgens de patholoog waren deze letsels A3 recent en bij leven ontstaan en het gevolg van inwerking van uitwendig mechanisch geweld zoals bijvoorbeeld het stevig afdrukken van de neus/mond of een klap/val op de neus/mond. Deze bevindingen kunnen passen bij smoren, hetgeen het overlijden door verstikking zou kunnen
verklaren. Een andere doodsoorzaak is bij sectie niet gebleken. De patholoog concludeert dat bij sectie op het lichaam van [het slachtoffer], oud 1,5 jaar, geen anatomische doodsoorzaak is gebleken. Om dit sluitend te maken dient de uitslag van het neuro-pathologisch onderzoek te worden afgewacht. De bevindingen kunnen passen bij smoren, hetgeen het overlijden door verstikking zou kunnen verklaren.
Uit het neuropathologisch onderzoek door dr. [arts 5] wordt geconcludeerd dat er tekenen werden gevonden van ernstige, vlak voor het overlijden opgetreden hypoxische beschadiging. In een latere brief legt dr. [arts 5] dit uit als een beschadiging van weefsels en cellen die ontstaat tengevolge van tekort aan zuurstof. De beschadiging is volgens mevrouw [arts 5] meerdere minuten en maximaal 2 tot 3 uur vóór het overlijden ontstaan, waarbij de voorkeur uitgaat naar meerdere tot vele minuten (geschat maximaal een half tot een uur).
Ter terechtzitting van 9 november 2009 heeft dr. Soerdjbalie-Maikoe de conclusies van het sectierapport gehandhaafd.
Er zijn onderzoeken verricht naar eventuele lichamelijke afwijkingen en/of ziekten bij [het slachtoffer]. Uit de rapportage van de klinische geneticus in het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam ([arts 3]) bleken er geen afwijkingen die zouden kunnen duiden op een syndroom. Blijkens het briefrapport van [arts 4], kinderarts, hematoloog en oncoloog, verbonden aan het Leids Universitair Centrum d.d. 25 mei 2008 is een preexinstente stollingsstoornis zeer onnaanemelijk. Zijn briefrapport is ter terechtzitting van 9 november 2009 gelezen door dr. [arts 2], die na lezing aangaf zich met deze conclusie te kunnen verenigen.
Ook overigens is er bij [het slachtoffer] niets afwijkends gevonden.
Dr. Nijs onderschrijft de conclusies van het NFI met betrekking tot de doodsoorzaak. Volgens hem is er sprake van zuurstoftekort in de hersenen (cerebrale hypoxie), waarvoor hij smoren (en/of slaan) als waarschijnlijke ontstaanswijze noemt. De veelheid en lokalisaties van uitwendig letsel op hoofd, aangezicht en mond ondersteunen volgens hem de conclusie dat sprake is geweest van smoren.
Dr. Nijs heeft voorts onderzoek gedaan naar het vermoedelijke tijdstip van overlijden. Hierbij wordt het tijdstip van het meten van de lichaamstemperatuur van [het slachtoffer] door de ambulancebroeders, 17.30 uur, als uitgangspunt genomen. Dr. Nijs concludeert ter terechtzitting van 9 november 2009 dat de postmortale termijn het meest waarschijnlijk 4 tot 6 uur is, hetgeen betekent dat [het slachtoffer] het meest waarschijnlijk tussen 11.30 uur en 13.30 uur overleden is. Dr. Nijs acht het uitgesloten dat [het slachtoffer] om 15.00 uur nog een teken van leven heeft gegeven.
De deskundige drs. S.J.M. Eikelenboom-Schieveld, als forensisch deskundige verbonden aan Independent Forensic Services heeft in haar rapport geconcludeerd dat het overlijden van [het slachtoffer] is veroorzaakt door verstikking, wat ontstaan kan zijn door smoren of verdrinking. Met betrekking tot het tijdstip van overlijden komt Eikelenboom tot de conclusie dat [het slachtoffer] kort na thuiskomst uit het ziekenhuis moet zijn overleden (kort na 10.45 uur). Ter terechtzitting heeft zij toegelicht dat zij een overlijden korter dan twee uur na thuiskomst waarschijnlijker acht dan een overlijden langer dan twee uur na aankomst.
Standpunten van partijen ten aanzien van feit 1:
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit, in de zin van medeplegen van doodslag.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde feit, omdat de doodsoorzaak of de toedracht niet is komen vast te staan.
Beoordeling rechtbank met betrekking tot feit 1:
Op grond van de conclusies van de hierboven genoemde deskundigen gaat de rechtbank ervan uit dat er geen anatomische oorzaak is die de dood van [het slachtoffer] kan verklaren. [het slachtoffer] is overleden door verstikking wat geleid heeft tot zuurstoftekort in de hersenen. Dr. Soerdjbalie-Maikoe en dr. Nijs concluderen dat de verstikking het gevolg is van smoren, waarbij de mond en neus van [het slachtoffer] zijn dichtgehouden. Drs. Eikelenboom-Schieveld acht het ook mogelijk dat het zuurstoftekort het gevolg is van verdrinking.
De deskundigen Nijs en Soerdjbalie-Maikoe concluderen eensluidend – ook nadat zij ter terechtzitting met elkaars bevindingen zijn geconfronteerd - dat gezien het letsel aan de neus en in de mond bij de lippen, sprake is geweest van extern mechanisch geweld dat tot de dood van [het slachtoffer] heeft geleid. Hierbij zijn de neus/mond afgedrukt.
De bevindingen van de deskundigen passen zowel bij verstikking door smoren als verdrinking als doodsoorzaak. Geen van de deskundigen sluit een van beide oorzaken uit. Een keuze tussen beide oorzaken kan achterwege blijven omdat het gevolg (de dood van [het slachtoffer] als gevolg van zuurstoftekort) hetzelfde is en de deskundigen eensluidend van oordeel zijn dat er sprake is geweest van extern mechanisch geweld dat tot de dood van [het slachtoffer] heeft geleid, zodat het uitblijven van een keuze in dit geval geen invloed heeft op de strafrechtelijke betekenis van het ten laste gelegde, mede gezien hetgeen hierna wordt overwogen met betrekking tot het ten laste gelegde medeplegen. De rechtbank ziet gelet hierop geen aanleiding om nader onderzoek te verrichten naar de mogelijke verdrinking in mogelijk een toiletpot in de woning van verdachte aan [adres], zoals door getuige-deskundige mevrouw Eikelenboom is gesuggereerd. De rechtbank acht een dergelijke reconstructie overigens ook niet zinvol, omdat niet vast staat dat in de woning nog dezelfde toiletpot aanwezig is.
Het tijdstip van overlijden van [het slachtoffer] ligt gezien de bevindingen en de conclusies van de deskundigen dr. Nijs en drs. Eikelenboom-Schieveld op 6 maart 2008 naar alle waarschijnlijkheid tussen 11.00 uur en 13.30 uur. In die periode was [het slachtoffer] thuis.
Vast staat dat [medeverdachte] en de verdachte op 6 maart 2008 met [het slachtoffer] de kinderarts [arts 2] hebben bezocht en dat [arts 2] de letsels zoals die geconstateerd zijn door dr. Soerdjbalie-Maikoe niet heeft gezien. Daaruit leidt de rechtbank af dat die letsels er ten tijde van dat doktersbezoek nog niet waren.
Gezien de verklaringen van beide verdachten staat vast dat [medeverdachte] op 6 maart 2008 tussen 11.00 uur en 13.30 uur steeds met [het slachtoffer] samen is geweest en dat hij die dag de verzorging van [het slachtoffer] op zich heeft genomen.
Verdachte [verdachte] is van ongeveer 12.00 uur tot 12.45 uur en tussen 13.00 uur en 13.20 uur kort weggeweest. [Zus slachtoffer] is tussen ongeveer 12.10 uur en ongeveer 13.10 uur thuis geweest .
De rechtbank ziet in het dossier geen aanwijzingen dat [het slachtoffer] haar dood zelf heeft veroorzaakt en sluit dit dan ook uit.
De rechtbank acht het ook niet aannemelijk dat de toen zesjarige [zus slachtoffer] [het slachtoffer] iets heeft aangedaan. Zij was op 6 maart 2008 het grootste deel van de dag naar school. Uit de verklaringen van de verdachten blijkt niet dat [zus slachtoffer] in de periode dat zij tussen de middag thuis was met [het slachtoffer] alleen is geweest, terwijl gesteld noch gebleken is dat [zus slachtoffer] enige handeling zou hebben verricht die tot de dood van [het slachtoffer] zou kunnen hebben geleid.
Op grond van de verklaringen van beide verdachten kan worden uitgesloten dat er een derde (anders dan [zus slachtoffer] tussen 11.00 uur en 13.30 uur in huis is geweest.
De verdachten hebben verder zowel ten opzichte van elkaar als met betrekking tot zichzelf wisselende verklaringen afgelegd omtrent hetgeen op 6 maart 2008 tussen 11.00 uur en 15.00 uur is voorgevallen, terwijl zij wel exact en gelijkluidend verklaren over wat er tot 11.00 uur en na 15.00 ’s middags is gebeurd.
Verdachte [verdachte] heeft wisselend verklaard waar en wanneer zij [het slachtoffer] voor het laatst in leven heeft gezien, wat zij tussen 10.45 uur en 12.00 uur heeft gedaan, of zij tussen 12.00 uur en ongeveer 12.45 uur in de woning is geweest, of zij medeverdachte [medeverdachte] met [het slachtoffer] heeft zien douchen tussen 12.00 uur en 13.00 uur, of zij spuug heeft opgeruimd en of zij tussen de middag kleren voor [het slachtoffer] heeft klaargelegd.
[Medeverdachte] heeft wisselende verklaringen afgelegd over het aantal malen dat [het slachtoffer] op 6 maart heeft gespuugd, het aantal keren dat hij met haar gedoucht heeft, de aanwezigheid van verdachte [verdachte] in de woning tussen 12.00 uur en 13.00 uur en welke kleding hij [het slachtoffer] heeft aangetrokken.
Ondanks dat de verdachten ter terechtzitting en al eerder door de politie zijn geconfronteerd met de bevindingen en de conclusies van de getuigen-deskundigen, dat [het slachtoffer] door verstikking om het leven is gekomen en dat een medische oorzaak is uitgesloten, hebben verdachten geen openheid van zaken gegeven en is de ware toedracht van het overlijden van [het slachtoffer] niet vastgesteld. Dat verdachte informatie achterhoudt leidt de rechtbank onder meer af uit het feit dat verdachte, terwijl zij beneden in de woning was, op 6 maart 2009 direct en zonder te vragen wat er aan de hand was het alarmnummer 112 belde, toen zij een kreet hoorde van [medeverdachte], die een verdieping hoger was. De rechtbank merkt daarbij nog op dat niet is gebleken dat verdachte bij eerdere incidenten 112 heeft gebeld. Dit duidt er op dat verdachte een vermoeden had van hetgeen [medeverdachte] aantrof toen hij [het slachtoffer] uit bed haalde.
De rechtbank acht in dit verband voorts van belang dat [medeverdachte] - in aanwezigheid van [verdachte] - op 6 maart 2008 tegen de in de woning aangekomen ambulancebroeders heeft verklaard dat hij [het slachtoffer] om 15.00 uur naar bed had gebracht, hetgeen gezien het waarschijnlijke tijdstip van overlijden kennelijk leugenachtig is en bedoeld moet zijn geweest om de werkelijke toedracht te verhullen.
Voorts acht de rechtbank in dit verband van belang dat [medeverdachte] later tegenover de politie kennelijk leugenachtig heeft verklaard dat hij [het slachtoffer] om 15:00 uur nog heeft zien opkijken of heeft zien bewegen, aangezien de deskundigen het zeer onaannemelijk achten dat zij toen nog in leven was.
De rechtbank kan niet vaststellen wie van beiden welke geweldshandeling(en) heeft verricht jegens [het slachtoffer] en welke geweldshandeling(en) tot de dood van [het slachtoffer] heeft/hebben geleid. Nu vaststaat dat [het slachtoffer] door geweld om het leven is gekomen en beide verdachten in de periode dat zij is overleden met haar in de woning zijn geweest, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachten samen of één van hen verantwoordelijk is of zijn voor de dood van [het slachtoffer].
Voor verdachte geldt daarbij nog het volgende.
Verdachte heeft [het slachtoffer] op 6 maart 2008 bij [medeverdachte] achtergelaten dan wel met hem alleen gelaten, terwijl zij wist dat hij gewelddadig kon worden en haar eerder aan haar lot had overgelaten door haar te lang in koud water te laten zitten. Verdachte wist of had moeten weten dat [het slachtoffer] bij [medeverdachte] gevaar liep, gezien ook de omstandigheid dat [het slachtoffer] in de maanden voor haar dood veelvuldig letsel op/aan het hoofd heeft opgelopen. Zij had zich, voor zover zij niet zelf het geweld heeft toegepast, dan ook ervan bewust moeten zijn dat het door [medeverdachte] toegepaste geweld zodanig hevig is geweest, dat [het slachtoffer] als gevolg daarvan had kunnen overlijden. Door [het slachtoffer] desondanks aan de zorg van [medeverdachte] toe te vertrouwen heeft zij haar willens en wetens in een situatie gebracht waarvan zijn had kunnen weten dat die [het slachtoffer] fataal zou kunnen worden. De verdachte wist bovendien ook dat [medeverdachte] erg impulsief en agressief kon zijn. Zij wist dat hij hun kat had doodgetrapt. De medeverdachte heeft bovendien een keer bij een ruzie in de auto die door verdachte werd bestuurd aan de handrem getrokken, terwijl de auto 120 kilometer per uur reed en zij samen met de twee kinderen in de auto zaten.
Gezien het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat er tussen verdachte en [medeverdachte] sprake was van een zodanige nauwe, bewuste en volledige samenwerking dat van medeplegen van doodslag sprake is. Dat hiervan sprake is vindt bevestiging in het feit dat verdachten tezamen de ware toedracht verhullen door geen openheid van zaken te geven.
Er is sprake van opzet op de dood in voorwaardelijke zin, aangezien degene die de mond en neus van [het slachtoffer] heeft dicht gehouden ernstig rekening had moeten houden met de aanmerkelijk kans dat zij als gevolg daarvan zuurstoftekort zou krijgen, waaraan zij zou komen te overlijden.
De raadsvrouwe heeft betoogd dat ontlastend dient te werken dat verdachte [verdachte] en [medeverdachte] op 6 maart 2008 na ontdekking van de dood [het slachtoffer] gelijk door de politie zijn meegenomen, waardoor zij niet met elkaar hebben kunnen afspreken wat zij tegenover de politie zouden gaan verklaren en dat er vele telefoongesprekken zijn afgeluisterd, gesprekken tijdens bezoek in het huis van bewaring zijn afgeluisterd, brieven in beslag zijn genomen etc. en daaruit op hooguit één zinssnede na geen belastende feiten naar voren zijn gekomen.
De rechtbank overweegt daarover het volgende.
Blijkens het voorgaande gaat de rechtbank er vanuit dat [het slachtoffer] op 6 maart 2008 uiterlijk om 13.30 uur door toedoen van verdachte en [medeverdachte] moet zijn overleden. Verdachte en [medeverdachte] zijn (gedeeltelijk) in elkaars gezelschap geweest tot de ambulancemedewerkers om 17.00 uur kwamen en hebben dus wel degelijk met elkaar kunnen afstemmen wat zij wel en niet zouden gaan verklaren over hetgeen er was gebeurd. Dat verklaart tevens waarom in afgeluisterde gesprekken met elkaar niet kon worden beluisterd dat zij zich afvroegen hoe het kon dat [het slachtoffer] was overleden, zij wisten dit immers.
De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat de onder het 2e, 3e en 4e gedachtenstreepje ten laste gelegde handelingen op 6 maart 2008 hebben plaatsgevonden terwijl ook niet kan worden vastgesteld dat deze handelingen, gezien de bevindingen en conclusies van de deskundigen gerelateerd kunnen worden aan de dood van [het slachtoffer], zodat deze handelingen niet bewezen worden geacht.
De rechtbank is, evenals de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat het onder 1 primair, impliciet primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen is.
De verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken.
Gelet op het bovenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair (impliciet subsidiair) ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
zij op 6 maart 2008 te Hellevoetsluis,
tezamen en in vereniging met een ander ,
opzettelijk [het slachtoffer],
geboren op [geboortedatum] 2006, van het leven heeft beroofd, immers hebben
verdachte en/of haar mededader
opzettelijk,
- de mond en de neus van die [het slachtoffer] afgedekt en afgedekt
gehouden met een/de hand(en) en/of een ander
lichaamsdeel en/of (een) voorwerp(en) en/of
- althans gewelddadige (andere) handelingen verricht
tegen die [het slachtoffer],
tengevolge waarvan verstikking is opgetreden, tengevolge
waarvan die [het slachtoffer] is overleden;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
2 primair onder het 2e gedachtestreepje
Deze gedraging heeft geleid tot het ontbreken van een ondertand, welk letsel is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. Nu niet de zware mishandeling, maar de poging tot zware mishandeling ten laste is gelegd, is deze handeling niet kwalificeerbaar en dient verdachte ten aanzien hiervan te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De bewezen feiten leveren op:
1 primair,
medeplegen van doodslag;
2 primair,
medeplegen van poging tot zware mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen haar kind, meermalen gepleegd;
3 primair,
medeplegen van mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen haar kind, meermalen gepleegd.
De feiten zijn strafbaar.
De verdachte is strafbaar.
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met haar nieuwe partner schuldig gemaakt aan de gewelddadige dood van haar 1,5 jaar oude dochtertje [het slachtoffer]. In de maanden vóór het overlijden heeft zij samen met haar mededader [het slachtoffer] vele malen mishandeld en geprobeerd om haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat zij [het slachtoffer], die voor haar welzijn volledig afhankelijk was van haar moeder en haar partner, niet de geborgenheid en veiligheid heeft geboden waar een kind recht op heeft. In plaats daarvan heeft zij haar dochtertje pijn, leed en ook angst bezorgd. Door haar handelen is [het slachtoffer] uiteindelijk het meest fundamentele recht, namelijk het recht om te leven, ontnomen.
De gewelddadige dood van zo’n jong kind is schokkend voor haar familieleden, waarbij in de eerste plaats gedacht moet worden aan haar oudere zus [zus slachtoffer]. Ook voor de overige familieleden die erg op [het slachtoffer] betrokken waren, moet de schok groot zijn. Daarnaast heeft het overlijden van [het slachtoffer] de betrokken hulpverleners en de samenleving geschokt.
Voor alle betrokkenen bij deze strafzaak is het onbegrijpelijk en frustrerend dat de verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven, waardoor de ware toedracht van het overlijden van [het slachtoffer] niet is komen vast te staan.
Op de bewezenverklaarde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Omtrent verdachte is op 10 juli 2008 gerapporteerd door drs. B.F. Hoek, klinisch psycholoog. Volgens de psycholoog heeft de emotionele ontwikkeling van de verdachte van jongsaf onder druk gestaan, waardoor hechtingsproblemen zijn ontstaan. Ze is bang afgewezen te worden en heeft daardoor een gedragspatroon ontwikkeld waarbij zij controle houdt over relaties. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van trekken van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Bij verdachte is geen ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens gevonden. Wel is sprake van trekken van een borderline persoonlijkheidsstoornis bij een bovengemiddelde intelligentie. Door de deskundige zijn gezien de ontkenning van verdachte geen uitspraken gedaan omtrent de toerekenbaarheid.
Omtrent verdachte is voorts op 23 juni 2008 gerapporteerd door D.H.J. Boeykens, zenuwarts. Uit het psychiatrisch onderzoek blijkt dat verdachte een gemiddeld intelligente tot bovengemiddelde intelligente vrouw is. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten was er geen sprake meer van een psychiatrisch toestandsbeeld terwijl verdachte ook niet beantwoordt aan de harde criteria van een persoonlijkheidsstoornis. Borderlinekenmerken en neiging tot pathologische relaties zijn volgens de zenuwarts onmiskenbaar. Gelet op de ontkennende opstelling van de verdachte werd door de zenuwarts geen uitspraak gedaan over de toerekeningsvatbaarheid, de eventuele recidivekans of een eventueel op te leggen maatregel.
Tenslotte is omtrent verdachte nog een Tripelrapport/milieuonderzoek opgemaakt door mevrouw L.C. stelwagen van Reclassering Nederland d.d. 23 juli 2008.
Op de zitting van 5 november 2009 heeft de rechtbank bepaald de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte te laten voortduren tot aan de datum van de uitspraak. De raadsvrouw heeft ter terechtzitting verzocht om de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte tot aan de behandeling van het hoger beroep bij het Gerechtshof te laten voortduren. De verdachte heeft zich bij haar raadsvrouw aangesloten. De officier van justitie heeft zich hiertegen verzet.
De rechtbank acht sprake van recidiverisico, nu verdachte opnieuw een baby heeft gekregen en dit kindje verblijft bij de verdachte en haar partner, die mededader is. Gelet op de ernst van de feiten en het bovengenoemde recidiverisico zal de rechtbank bij afzonderlijke uitspraak de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden bevelen.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 45, 47, 57, 287, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair (impliciet primair) ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair (impliciet subsidiair), 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- stelt vast dat het bewezen verklaarde onder feit 2 primair, onder het 2e gedachtenstreepje, geen strafbaar feit oplevert en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
- stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 (twaalf) jaar;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
- heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden, welk bevel afzonderlijk is geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Leinarts, voorzitter,
en mrs. Pit en Peeck, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Van der Hoeff, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 november 2009.
Bijlage bij vonnis van: 24 november 2009
TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 6 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk [het slachtoffer],
geboren op [geboortedatum] 2006, van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben
verdachte en/of haar mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig
overleg, althans opzettelijk,
- de mond en/of de neus van die [het slachtoffer] afgedekt en/of afgedrukt en/of afgedekt
gehouden en/of afgedrukt gehouden met een/de hand(en) en/of een ander
lichaamsdeel en/of (een) voorwerp(en) en/of
- die [het slachtoffer] met het hoofd en/of gezicht (met kracht) op/in een matras en/of
op/in/tussen een ander voorwerp gedrukt en/of geduwd en/of geklemd, en/of
- (met kracht) tegen de nek en/of het hoofd en/of het lichaam van die [het slachtoffer]
geslagen en/of gestompt en/of geschopt, en/of
- die [het slachtoffer] (met kracht) bij de nek en/of het hoofd en/of het lichaam
vastgepakt,
- en/althans (in elk geval) (gewelddadige) (andere) handeling(en) verricht
en/of aangewend tegen die [het slachtoffer],
tengevolge waarvan verstikking is opgetreden, in ieder geval tengevolge
waarvan die [het slachtoffer] is overleden;
(artikel 289/287 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 6 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans in
Nederland,
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk [het slachtoffer],
geboren op [geboortedatum] 2006, van het leven heeft beroofd,
immers heeft die [medeverdachte] opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg,
althans opzettelijk,
- de mond en/of de neus van die [het slachtoffer] afgedekt en/of afgedrukt en/of afgedekt
gehouden en/of afgedrukt gehouden met een/de hand(en) en/of een ander
lichaamsdeel en/of (een) voorwerp(en), en/of
- die [het slachtoffer] met het hoofd en/of gezicht (met kracht) op/in een matras en/of
op/in/tussen een ander voorwerp gedrukt en/of geduwd en/of geklemd, en/of
- (met kracht) tegen de nek en/of het hoofd en/of het lichaam van die [het slachtoffer]
geslagen en/of gestompt en/of geschopt, en/of
- die [het slachtoffer] (met kracht) bij de nek en/of het hoofd en/of het lichaam
vastgepakt,
- en/althans (in elk geval) (gewelddadige) (andere) handeling(en) verricht
en/of aangewend tegen die [het slachtoffer],
tengevolge waarvan verstikking is opgetreden, in ieder geval ten gevolge
waarvan die [het slachtoffer] is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, op of omstreeks 6
maart 2008 te Hellevoetsluis, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid
heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
terwijl zij, verdachte, sinds zij een relatie had met die [medeverdachte], meermalen
blauwe plekken en/of (schaaf)wonden, in elk geval letsels of tekenen daarvan
bij die [het slachtoffer] had geconstateerd, voor welke plekken, wonden of letsels geen
aannemelijke verklaring was en/of terwijl zij, verdachte, wist, althans
redelijkerwijs kon vermoeden dat die [medeverdachte] die [het slachtoffer] al eerder had
mishandeld,
- die [het slachtoffer] alleen achter te laten bij en/of aan de zorg toe te vertrouwen
van die [medeverdachte] en/of
- niet in te grijpen toen zij zag en /of hoorde, althans waarnam, dat die
[medeverdachte] voornoemd geweld (voornoemde handelingen) jegens die [het slachtoffer] uitte
en/of
- die [medeverdachte] niet te beletten voornoemd geweld tegen die [het slachtoffer] te plegen,
althans geen maatregelen te nemen om te voorkomen dat die [medeverdachte] voornoemd
geweld (voornoemde handelingen) jegens die [het slachtoffer] zou uiten;
(artikel 289/287 jo 48 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 6 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk aan [het slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2006, zijnde de dochter
van verdachte, zwaar lichamelijk letsel (te weten (ernstig) zuurstoftekort in
de hersenen en / of hersenschade) heeft toegebracht, door met haar
mededader(s), althans alleen, opzettelijk:
- de mond en/of de neus van die [het slachtoffer] af te dekken en /of af te drukken en/of
afgedekt te houden en/of afgedrukt te houden met een/de hand(en) en/of een
ander lichaamsdeel en/of (een) voorwerp(en), en/of
- die [het slachtoffer] met het hoofd en/of gezicht (met kracht) op/in een matras en/of
op/in/tussen een ander voorwerp te drukken en/of te duwen en/of te klemmen,
en/of
- (met kracht) tegen de nek en/of het hoofd en/of het lichaam van die [het slachtoffer]
te slaan en/of stompen en/of schoppen, en/of
- die [het slachtoffer] (met kracht) bij de nek en/of het hoofd en/of het lichaam vast te
pakken,
- en/althans (in elk geval) (gewelddadige) (andere) handeling(en) te
verrichten en/of aan te wenden tegen die [het slachtoffer],
tengevolge waarvan verstikking is opgetreden, in ieder geval ten gevolge
waarvan die [het slachtoffer] is overleden;
(artikel 302 lid 2 jo 304 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
nog meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 6 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans in
Nederland,
opzettelijk aan [het slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2006, zijnde de dochter
van haar, verdachte, zwaar lichamelijk letsel (te weten (ernstig)
zuurstoftekort in de hersenen en/of hersenschade) heeft toegebracht, door
opzettelijk
- de mond en/of de neus van die [het slachtoffer] af te dekken en/of af te drukken en/of
afgedekt te houden en/of afgedrukt te houden met een/de hand(en) en/of een
ander lichaamsdeel en/of (een) voorwerp(en), en/of
- die [het slachtoffer] met het hoofd en/of gezicht (met kracht) op/in een matras en/of
op/in/tussen een ander voorwerp te drukken en/of te duwen en/of te klemmen,
en/of
- (met kracht) tegen de nek en/of het hoofd en/of het lichaam van die [het slachtoffer]
te slaan en/of stompen en/of schoppen, en/of
- die [het slachtoffer] (met kracht) bij de nek en/of het hoofd en/of het lichaam vast te
pakken,
- en/althans (in elk geval) (gewelddadige) (andere) handeling(en) te
verrichten en/of aan te wenden tegen die [het slachtoffer],
tengevolge waarvan verstikking is opgetreden, in ieder geval ten gevolge
waarvan die [het slachtoffer] is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, op of omstreeks 6
maart 2008 te Hellevoetsluis, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid
heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest door:
terwijl zij, verdachte, sinds zij een relatie had met die [medeverdachte], meermalen
blauwe plekken en/of (schaaf)wonden, in elk geval letsels of tekenen daarvan
bij die [het slachtoffer] had geconstateerd, voor welke plekken, wonden of letsels geen
aannemelijke verklaring was en/of terwijl zij, verdachte, wist, althans
redelijkerwijs kon vermoeden dat die [medeverdachte] die [het slachtoffer] al eerder had
mishandeld,
- die [het slachtoffer] alleen achter te laten bij en/of aan de zorg toe te vertrouwen
van die [medeverdachte] en/of
- niet in te grijpen toen zij zag en/of hoorde, althans waarnam, dat die
[medeverdachte] voornoemd geweld (voornoemde handelingen) jegens die [het slachtoffer] uitte
en/of
- die [medeverdachte] niet te beletten voornoemd geweld tegen die [het slachtoffer] te plegen,
althans geen maatregelen te nemen om te voorkomen dat die [medeverdachte] voornoemd
geweld (voornoemde handelingen) jegens die [het slachtoffer] zou uiten;
(artikel 302 lid 2 jo 304 jo 48 Wetboek van Strafrecht)
nog meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 6 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [het slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2006, zijnde de dochter van
verdachte, heeft mishandeld,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader opzettelijk
- de mond en/of de neus van die [het slachtoffer] afgedekt en /of afgedrukt en/of
afgedekt gehouden en/of afgedrukt gehouden met een/de hand(en) en/of een
ander lichaamsdeel en/of (een) voorwerp(en), en/of
- het hoofd en/of gezicht van die [het slachtoffer] (met kracht) op/in een matras en/of
op/in/tussen een ander voorwerp gedrukt en/of geduwd en/of geklemd, en/of
- (met kracht) tegen de nek en/of het hoofd en/of het lichaam van die [het slachtoffer]
geslagen en/of gestompt en/of geschopt, en/of
- die [het slachtoffer] (met kracht) bij de nek en/of het hoofd en/of het lichaam
vastgepakt, en/of
- en/althans (in elk geval) (gewelddadige) (andere) handeling(en)tegen die
[het slachtoffer] heeft verricht en/of aangewend,
tengevolge waarvan verstikking is opgetreden, in ieder geval ten gevolge
waarvan die [het slachtoffer] is overleden;
(artikel 300 lid 3 jo 304 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
meest subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 6 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans in
Nederland,
opzettelijk [het slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2006, zijnde de dochter van
haar, verdachte, heeft mishandeld,
immers heeft die [medeverdachte] opzettelijk
- de mond en/of de neus van die [het slachtoffer] afgedekt en /of afgedrukt en/of
afgedekt gehouden en/of afgedrukt gehouden met een/de hand(en) en/of een
ander lichaamsdeel en/of (een) voorwerp(en), en/of
- het hoofd en/of gezicht van die [het slachtoffer] (met kracht) op/in een matras en/of
op/in/tussen een ander voorwerp gedrukt en/of geduwd en/of geklemd, en/of
- (met kracht) tegen de nek en/of het hoofd en/of het lichaam van die [het slachtoffer]
geslagen en/of gestompt en/of geschopt, en/of
- die [het slachtoffer] (met kracht) bij de nek en/of het hoofd en/of het lichaam
vastgepakt, en/of
- en/althans (in elk geval) (gewelddadige) (andere) handeling(en)tegen die
[het slachtoffer] heeft verricht en/of aangewend,
waardoor die [het slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden,
tengevolge waarvan verstikking is opgetreden, in ieder geval ten gevolge
waarvan die [het slachtoffer] is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, op of omstreeks 6
maart 2008 te Hellevoetsluis, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid
heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest door:
terwijl zij, verdachte, sinds zij een relatie had met die [medeverdachte], meermalen
blauwe plekken en/of (schaaf)wonden, in elk geval letsels of tekenen daarvan
bij die [het slachtoffer] had geconstateerd, voor welke plekken, wonden of letsels geen
aannemelijke verklaring was en/of terwijl zij, verdachte, wist, althans
redelijkerwijs kon vermoeden dat die [medeverdachte] die [het slachtoffer] al eerder had
mishandeld,
- die [het slachtoffer] alleen achter te laten bij en/of aan de zorg toe te vertrouwen
van die [medeverdachte] en/of
- niet in te grijpen toen zij zag en/of hoorde, althans waarnam, dat die
[medeverdachte] voornoemd geweld (voornoemde handelingen) jegens die [het slachtoffer] uitte
en/of
- die [medeverdachte] niet te beletten voornoemd geweld tegen die [het slachtoffer] te plegen,
althans geen maatregelen te nemen om te voorkomen dat die [medeverdachte] voornoemd
geweld (voornoemde handelingen) jegens die [het slachtoffer] zou uiten;
(artikel 300 lid 3 jo 304 jo 48 Wetboek van Strafrecht)
uiterst subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 6 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een kind, te weten [het slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2006,
tot wiens onderhoud en/of verpleging en/of verzorging zij, verdachte, en/of
haar mededader, zijnde de ouder/verzorger van voornoemd kind, krachtens wet
verplicht was/waren, in hulpeloze toestand heeft/hebben gebracht en/of gelaten,
terwijl voornoemd kind gezien diens jonge leeftijd hulpbehoevend
en/of afhankelijk was,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s), terwijl zij
wist(en) dat bij die [het slachtoffer],
- de mond en/of de neus was afgedekt en/of afgedrukt en/of afgedekt gehouden
en/of afgedrukt gehouden met een/de hand(en) en/of een ander lichaamsdeel
en/of (een) voorwerp(en), en/of
- het hoofd en/of gezicht (met kracht) op/in een matras en/of op/in/tussen een
ander voorwerp was gedrukt en/of geduwd en/of geklemd, en/of
- (met kracht) tegen de nek en/of het hoofd en/of het lichaam was geslagen
en/of gestompt en/of geschopt, en/of
- (met kracht) de nek en/of het hoofd en/of het lichaam was vastgepakt,
- en/althans (in elk geval) (gewelddadige) (andere) handeling(en) waren
verricht en/of aangewend,
die [het slachtoffer] aan haar lot overgelaten en/of nagelaten zich te vergewissen van de
toestand van die [het slachtoffer] en/of die [het slachtoffer] adequate verzorging en/of
inschakeling van medische hulp/verzorging onthouden, althans geen adequate
maatregelen genomen en aldus die [het slachtoffer] in een situatie gebracht en/of
gehouden die voor de gezondheid en/of het welbevinden van die [het slachtoffer]
gevaarlijk en/of schadelijk was en/of kon zijn,
terwijl voorgaande de dood, althans zwaar lichamelijk letsel van/voor die
[het slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
(artikel 255/257/258 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
2.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007
tot en met 5 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [het slachtoffer],
geboren op [geboortedatum] 2006, zijnde de dochter van verdachte, opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans
éénmaal (telkens),
- op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [het slachtoffer] heeft geslagen en/of
gestompt en/of geschopt, en/of
- met een (hard) voorwerp tegen het hoofd en/of op/in de mond van die [het slachtoffer]
heeft geslagen en/of gestoten, en/of
- het hoofd en/of het lichaam van die [het slachtoffer] (met kracht) tegen een bedrand
en/of een ander hard voorwerp heeft geduwd en/of gestoten en/of geslagen,
en/of
- de mond en/of de neus van die [het slachtoffer] heeft afgedekt en/of afgedrukt en/of
afgedekt gehouden en/of afgedrukt gehouden met een/de hand(en) en/of een
ander lichaamsdeel en/of (een) voorwerp(en),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikelen 45 jo 47 jo 302 jo 304 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober
2007 tot en met 5 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans (elders) in Nederland,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om aan [het slachtoffer],
geboren op [geboortedatum] 2006, zijnde de dochter van haar, verdachte,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen,
althans éénmaal (telkens)
- op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [het slachtoffer] heeft geslagen en/of
gestompt en/of geschopt, en/of
- met een (hard) voorwerp tegen het hoofd en/of op/in de mond van die [het slachtoffer]
heeft geslagen en/of gestoten, en/of
- het hoofd en/of het lichaam van die [het slachtoffer] (met kracht) tegen een bedrand
en/of een ander hard voorwerp heeft geduwd en/of gestoten en/of geslagen,
en/of
- de mond en/of de neus van die [het slachtoffer] heeft afgedekt en/of afgedrukt en/of
afgedekt gehouden en/of afgedrukt gehouden met een/de hand(en) en/of een
ander lichaamsdeel en/of (een) voorwerp(en),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, in de periode van 1
oktober 2007 tot en met 5 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans (elders) in
Nederland, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest
door,
terwijl zij, verdachte, sinds zij een relatie had met die [medeverdachte], meermalen
blauwe plekken en/of (schaaf)wonden, in elk geval letsels of tekenen daarvan
bij die [het slachtoffer] had geconstateerd, voor welke plekken, wonden of letsels geen
aannemelijke verklaring was en/of terwijl zij, verdachte, wist, althans
redelijkerwijs kon vermoeden dat die [medeverdachte] die [het slachtoffer] al eerder had
mishandeld,
- die [het slachtoffer] (telkens weer) alleen achter te laten bij en/of aan de zorg toe
te vertrouwen van die [medeverdachte] en/of
- nimmer in te grijpen toen zij zag en/of hoorde, althans waarnam, dat die
[medeverdachte] voornoemd geweld (voornoemde handelingen) jegens die [het slachtoffer] uitte
en/of
- (telkens) voornoemd handelen tegenover derden te verzwijgen en/of bewust
niet de waarheid te spreken wanneer door derden naar letsel(s) van die
[het slachtoffer] werd gevraagd en/of
- [medeverdachte] (telkens) niet te beletten voornoemd geweld tegen die [het slachtoffer] te
plegen, althans geen maatregelen te nemen om te voorkomen dat die [medeverdachte]
voornoemd geweld (voornoemde handelingen) (telkens) jegens die [het slachtoffer] zou
uiten;
(artikel 45 jo 48 jo 302 jo 304 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007
tot en met 5 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [het slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2006, zijnde de dochter van
verdachte, heeft mishandeld, immers heeft/hebben zij en/of haar mededader(s)
opzettelijk meermalen, althans éénmaal (telkens)
- op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [het slachtoffer] geslagen en/of gestompt
en/of geschopt, en/of
- met een (hard) voorwerp tegen het hoofd en/of op/in de mond van die [het slachtoffer]
geslagen en/of gestoten, en/of
- het hoofd en/of het lichaam van die [het slachtoffer] (met kracht) tegen een bedrand
en/of een ander hard voorwerp geduwd en/of gestoten en/of geslagen, en/of
- de mond en/of de neus van die [het slachtoffer] afgedekt en/of afgedrukt en/of afgedekt
gehouden en/of afgedrukt gehouden met een/de hand(en) en/of een ander
lichaamsdeel en/of (een) voorwerp(en),
waardoor die [het slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 jo 304 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
meest subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober
2007 tot en met 5 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans (elders) in Nederland,
opzettelijk [het slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2006, zijn de dochter van
haar, verdachte, heeft mishandeld, immers heeft hij opzettelijk meermalen,
althans éénmaal (telkens)
- op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [het slachtoffer] geslagen en/of gestompt
en/of geschopt, en/of
- met een (hard) voorwerp tegen het hoofd en/of op/in de mond van die [het slachtoffer]
geslagen en/of gestoten, en/of
- het hoofd en/of het lichaam van die [het slachtoffer] (met kracht) tegen een bedrand
en/of een ander hard voorwerp geduwd en/of gestoten en/of geslagen, en/of
- de mond en/of de neus van die [het slachtoffer] afgedekt en/of afgedrukt en/of afgedekt
gehouden en/of afgedrukt gehouden met een/de hand(en) en/of een ander
lichaamsdeel en/of (een) voorwerp(en),
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, op één of meer
tijdstippen in de periode van 1 oktober 2007 tot en met 5 maart 2008 te
Hellevoetsluis, althans (elders) in Nederland, opzettelijk gelegenheid heeft
verschaft en/of behulpzaam is geweest door,
terwijl zij, verdachte, sinds zij een relatie had met die [medeverdachte], meermalen
blauwe plekken en/of (schaaf)wonden, in elk geval letsels of tekenen daarvan
bij die [het slachtoffer] had geconstateerd, voor welke plekken, wonden of letsels geen
aannemelijke verklaring was en/of terwijl zij, verdachte, wist, althans
redelijkerwijs kon vermoeden dat die [medeverdachte] die [het slachtoffer] al eerder had
mishandeld,
- die [het slachtoffer] (telkens weer) alleen achter te laten bij en/of aan de zorg toe
te vertrouwen van die [medeverdachte] en/of
- nimmer in te grijpen toen zij zag en/of hoorde, althans waarnam, dat die
[medeverdachte] voornoemd geweld (voornoemde handelingen) jegens die [het slachtoffer] uitte
en/of
- (telkens) voornoemd handelen tegenover derden te verzwijgen en/of bewust
niet de waarheid te spreken wanneer door derden naar letsel(s) van die
[het slachtoffer] werd gevraagd en/of
- die [medeverdachte] (telkens) niet te beletten voornoemd geweld tegen die [het slachtoffer] te
plegen, althans geen maatregelen te nemen om te voorkomen dat die [medeverdachte]
voornoemd geweld (voornoemde handelingen) (telkens) jegens die [het slachtoffer] zou
uiten;
(artikel 45 jo 48 jo 300 jo 304 Wetboek van Strafrecht).
uiterst subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
zou kunnen leiden:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007
tot en met 5 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een kind, te weten [het slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2006,
tot wiens onderhoud en/of verpleging en/of verzorging zij, verdachte, en/of
haar mededader, zijnde de ouder/verzorger van voornoemd kind, krachtens wet
verplicht was/waren, in hulpeloze toestand heeft/hebben gebracht en/of gelaten,
terwijl voornoemd kind gezien diens jonge leeftijd hulpbehoevend
en/of afhankelijk was,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s), terwijl zij
wist(en) dat (bij) die [het slachtoffer],
- op/tegen het hoofd en/of het lichaam was geslagen en/of gestompt en/of
geschopt, en/of
- met een (hard) voorwerp tegen het hoofd en/of op/in de mond was geslagen
en/of gestoten, en/of
- het hoofd en/of het lichaam (met kracht) tegen een bedrand en/of een ander
hard voorwerp was geduwd en/of gestoten en/of geslagen, en/of
- de mond en/of de neus was/waren afgedekt en/of afgedrukt en/of afgedekt
gehouden en/of afgedrukt gehouden met een/de hand(en) en/of een ander
lichaamsdeel en/of (een) voorwerp(en), en/of
- althans (in elk geval) (gewelddadige) (andere) handeling(en) waren verricht
en/of aangewend,
die [het slachtoffer] aan haar lot overgelaten en/of nagelaten zich te vergewissen van de
toestand van die [het slachtoffer] en/of die [het slachtoffer] adequate verzorging en/of
inschakeling van medische hulp/verzorging onthouden, althans geen adequate
maatregelen genomen en aldus die [het slachtoffer] in een situatie gebracht en/of
gehouden die voor de gezondheid en/of het welbevinden van die [het slachtoffer]
gevaarlijk en/of schadelijk was en/of kon zijn;
(artikel 255/258 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
3.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007
tot en met 6 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [het slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2006, zijnde de dochter van
verdachte, heeft mishandeld, immers heeft/hebben zij en/of haar mededader(s)
opzettelijk meermalen, althans éénmaal (telkens)
- in het gezicht en/of het lichaam van die [het slachtoffer] geknepen en/of
- het hoofd en/of het lichaam van die [het slachtoffer] (met kracht) vastgepakt en/of
- de vingernageltjes van die [het slachtoffer] te diep afgeknipt en/of
- die [het slachtoffer] langdurig in een met (te) koud/afgekoeld water gevuld(e)
bad/douchebak laten zitten,
waardoor die [het slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 jo 304 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober
2007 tot en met 6 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans (elders) in Nederland,
opzettelijk [het slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2006, zijn de dochter van
haar, verdachte, heeft mishandeld, immers heeft hij opzettelijk meermalen,
althans éénmaal (telkens)
- in het gezicht en/of het lichaam van die [het slachtoffer] geknepen en/of
- het hoofd en/of het lichaam van die [het slachtoffer] (met kracht) vastgepakt en/of
- de vingernageltjes van die [het slachtoffer] te diep afgeknipt en/of
- die [het slachtoffer] langdurig in een met (te) koud / afgekoeld water gevuld(e)
bad/douchebak laten zitten,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, op één of meer
tijdstippen in de periode van 1 oktober 2007 tot en met 6 maart 2008 te
Hellevoetsluis, althans (elders) in Nederland, opzettelijk gelegenheid heeft
verschaft en/of behulpzaam is geweest door,
terwijl zij, verdachte, sinds zij een relatie had met die [medeverdachte], meermalen
blauwe plekken en/of (schaaf)wonden, in elk geval letsels of tekenen daarvan
bij die [het slachtoffer] had geconstateerd, voor welke plekken, wonden of letsels geen
aannemelijke verklaring was en/of terwijl zij, verdachte, wist, althans
redelijkerwijs kon vermoeden dat die [medeverdachte] die [het slachtoffer] al eerder had
mishandeld,
- die [het slachtoffer] (telkens weer) alleen achter te laten bij en/of aan de zorg toe
te vertrouwen van die [medeverdachte] en/of
- nimmer in te grijpen toen zij zag en/of hoorde, althans waarnam, dat die
[medeverdachte] voornoemd geweld (voornoemde handelingen) jegens die [het slachtoffer] uitte
en/of
- (telkens) voornoemd handelen tegenover derden te verzwijgen en/of bewust
niet de waarheid te spreken wanneer door derden naar letsel(s) van die
[het slachtoffer] werd gevraagd en/of
- die [medeverdachte] (telkens) niet te beletten voornoemd geweld tegen die [het slachtoffer] te
plegen, althans geen maatregelen te nemen om te voorkomen dat die [medeverdachte]
voornoemd geweld (voornoemde handelingen) (telkens) jegens die [het slachtoffer] zou
uiten;
(artikel 45 jo 48 jo 300 jo 304 Wetboek van Strafrecht).