ECLI:NL:RBROT:2009:BK5957

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
305607 / HA ZA 08-1008
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Fiege
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij hypotheekfraude en valse werkgeversverklaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 november 2009 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarin Sparck Hypotheken B.V. en Quion 88 B.V. als eisers optraden tegen verschillende gedaagden, waaronder de echtgenote van een fraudeur, een bedrijf dat een valse werkgeversverklaring heeft afgegeven, en taxateurs. De zaak draait om de aansprakelijkheid van deze partijen in verband met hypothecaire leningen die zijn verstrekt op basis van frauduleuze informatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de echtgenoot van de gedaagde, die de hypotheken heeft afgesloten, frauduleus heeft gehandeld door valse documenten te overleggen, waaronder een werkgeversverklaring die niet overeenkwam met de werkelijkheid. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden, met uitzondering van 5punt20, onrechtmatig hebben gehandeld en hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die Sparck en Quion hebben geleden. De rechtbank heeft de vorderingen van Sparck en Quion toegewezen, met uitzondering van de vordering tegen de echtgenote, omdat zij niet op de hoogte was van de frauduleuze handelingen van haar echtgenoot. De rechtbank heeft ook de rol van taxateurs en makelaars in deze zaak beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat zij mogelijk beroepsfouten hebben gemaakt door onjuiste taxaties te verstrekken. De zaak is naar de rol verwezen voor verdere behandeling, waarbij deskundigen zullen worden ingeschakeld om de taxaties te beoordelen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 305607 / HA ZA 08-1008
Uitspraak: 25 november 2009
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SPARCK HYPOTHEKEN B.V.,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid QUION 88 B.V.,
beide gevestigd te Amsterdam,
eiseressen,
advocaat mr. P.H.Ch.M. van Swaaij,
- tegen -
[gedaagde], wonende te Rockanje, gemeente Westvoorne, gedaagde, advocaat mr. D.I. van de Wel,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [ABC] CONSULTANCY B.V., gevestigd te Veendam, gedaagde, niet verschenen,
[gedaagde-1], wonende te Veendam, gedaagde, advocaat mr. M.A.D. Bol,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SBF MAKELAARDIJ OG B.V., gevestigd te Rotterdam,
[gedaagde-2], wonende te Sleeuwijk, gedaagden, advocaat mr. J.F. Bienfait,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 5 PUNT 20 B.V., gevestigd te Riel, gemeente Goirle, gedaagde, advocaat mr. J. Kneppelhout,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid EDRO VASTGOED B.V., gevestigd te Rotterdam,
[gedaagde-3], wonende te Capelle aan den IJssel, gedaagden, advocaat mr. G.J. Burgert.
Partijen worden hierna ook wel aangeduid als “Sparck” respectievelijk “Quion”, “[gedaagde]”, “[ABC] Consultancy”, “[gedaagde-1]”, “SBF”, “[gedaagde-2]”, “5punt20”, “Edro” en “[gedaagde-3]”.
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaardingen d.d. 3 en 4 april 2008 en de door Sparck en Quion overgelegde producties;
- incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring aan de zijde van 5punt20;
conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde], met producties;
conclusie van antwoord aan de zijde van SBF en [gedaagde-2], met producties;
conclusie van antwoord aan de zijde van Edro en [gedaagde-3], met producties;
akte overlegging producties, behorend bij de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring aan de zijde van 5punt20;
incidentele conclusie van antwoord tot oproeping in vrijwaring;
tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 3 september 2008, waarbij 5punt20 is toegestaan om SBF en [echtgenoot] in vrijwaring op te roepen;
conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde-1], met producties;
conclusie van antwoord aan de zijde van 5punt20;
- conclusie van repliek, tevens houdende akte wijziging van eis, met producties;
- conclusie van dupliek aan de zijde van [gedaagde];
- conclusie van dupliek aan de zijde van Edro en [gedaagde-3], met producties;
- conclusie van dupliek aan de zijde van 5punt20;
conclusie van dupliek aan de zijde van SBF en [gedaagde-2], met productie;
conclusie van dupliek aan de zijde van [gedaagde-1];
de stukken van het op 5 maart 2008 ten verzoeke van Sparck en Quion ten laste van [ABC] Consultancy en [gedaagde-1] onder ING Bank N.V. gelegde conservatoire beslag.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen – voor zover van belang – het volgende vast:
2.1 Sparck houdt zich bezig met het verstrekken en beheren van hypothecaire geldleningen. Quion houdt zich bezig met het beleggen van gelden door het verstrekken van hypothecaire geldleningen aan natuurlijke personen ten behoeve van woningfinancieringen. Beide zijn 100% dochterondernemingen van Sparck Holding B.V.
2.2 [gedaagde] is op huwelijkse voorwaarden gehuwd met de heer [echtgenoot] (hierna: [echtgenoot]).
2.3 [gedaagde-1] is directeur/grootaandeelhouder van [ABC] Consultancy. [ABC] Consultancy handelt mede onder de naam I-People. [echtgenoot] is tot 1 maart 2006 (mede)bestuurder geweest van [ABC] Consultancy.
2.4 [gedaagde-2] is bestuurder van SBF.
2.5 Sparck en 5punt20 hebben op 15 december 2005 een samenwerkingsovereenkomst gesloten, welke overeenkomst – voor zover thans van belang – het volgende inhoudt:
“(…)
Overwegende dat:
SPARCK een organisatie is die financiële producten aanbiedt aan consumenten,
5punt20 beschikt over uitgebreide ervaring en knowhow op het gebied van taxaties van onroerende
zaken.
(…)
In deze overeenkomst worden de volgende definities gehanteerd:
Opdrachtgever: Een klant, dan wel mogelijke klant van SPARCK, dan wel een medewerker van SPARCK.
Opdracht tot taxatie: De opdracht die een opdrachtgever geeft aan 5punt20 tot het uitvoeren van een taxatie via een tussenpersoon aangesloten bij SPARCK.
(…)
Artikel 2: Samenwerking
Partijen gaan hierbij, onder de voorwaarden van deze overeenkomst, een samenwerking aan op het gebied van het uitbrengen van inpandige taxaties met betrekking tot onroerende zaken in Nederland ten behoeve van klanten van SPARCK.
(…)
Artikel 4: De dienstverlening; kwaliteiten en garantie
1. De afspraken in deze overeenkomst zijn van toepassing op onderstaande diensten:
Diensten
Selectie taxateur
Uitvoering taxatie
Modelwaarderapport
Kwaliteitscontrole
Beschikbaar stellen gegevens
Afhandeling van vragen
(…)
8. 5punt20 voert voor elk taxatierapport de volgende controles uit:
Controle
Vergelijking waarde taxatie en modelwaarderapport.
(controleren op recente verbouwingen)
(koopsom vergelijken met taxatiewaarde)
(executiewaarde vergelijken met vroegere verkoopwaardes)
(hertaxatie)
5punt20 is jegens de opdrachtgevers verantwoordelijk voor de kwaliteit en inhoud van het uitgebrachte taxatierapport. Als een taxatierapport volledig onbetrouwbaar zou zijn zal 5punt20 op voorhand actie ondernemen zodat de volledige onbetrouwbaarheid over dit taxatierapport zal worden aangepast naar minimaal twijfels over betrouwbaarheid. Dit betekent dat 5punt20 op eigen initiatief een contra-taxatie of nader onderzoek kan uitvoeren.
(…)
11. 5punt20 verklaart hierbij en staat daarvoor jegens SPARCK en de opdrachtgevers in, dat de taxateurs zijn ingeschreven bij de (…) CRMT.
(…)
Artikel 8: Procedures; aanvraag en uitvoering
De aanvraag c.q. de opdracht door opdrachtgever tot het vervaardigen van een taxatierapport geschiedt door een bij SPARCK aangesloten tussenpersoon door middel van een taxatieopdracht op de site van SPARCK.
Artikel 9: Informatieverschaffing en uitvoering
1. 5punt20 en SPARCK informeren de opdrachtgevers zo goed mogelijk over de feitelijke gang van zaken bij het verrichten van de taxatie.
(…)”
2.6 [gedaagde-3] is bestuurder van Edro. Edro houdt zich onder meer bezig met de aankoop, verkoop en exploitatie van onroerende goederen.
2.7 [echtgenoot] heeft in februari 2007 van Edro gekocht een appartement aan de [adres appartement] te Rotterdam (hierna: het appartement) voor een bedrag ad
€ 428.000,-. De hiervan opgemaakte schriftelijke koopovereenkomst is gedateerd op 15 februari 2007.
2.8 Op 28 februari 2007 heeft [gedaagde-2] namens SBF het appartement getaxeerd en hiervan een taxatierapport opgemaakt.
2.9 Op 21 maart 2007 heeft SBF nogmaals een taxatierapport betreffende het appartement opgemaakt, welk rapport – voor zover thans van belang – het volgende inhoudt:
“(…)
Datum opdracht : 20 maart 2007
Naam opdrachtgever : De heer [echtgenoot]
(…)
Opdracht is namens opdrachtgever verstrekt door : 5punt20 (…)
(…)
Datum opname en inspectie : 21 februari 2007
(…)
- onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik : € 428.000,00 (…)
- executiewaarde vrij van huur en gebruik : € 385.000,00 (…)
- Onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik
na verbouwing : € 453.000,00 (…)
- Executiewaarde vrij van huur en gebruik na verbouwing : € 410.000,00
(…)
De taxatie is uitgevoerd door D.F. [gedaagde-2]
(…)”
De in dit taxatierapport vermelde bedragen zijn dezelfde als de bedragen die staan vermeld in het op 28 februari 2007 door SBF opgemaakte taxatierapport.
2.10 Voormeld taxatierapport van 21 maart 2007 is opgemaakt in het kader van voormelde samenwerkingsovereenkomst tussen Sparck en 5punt20. 5punt20 heeft de opdracht hiertoe gekregen van Briljant Advies, een hypotheekbemiddelaar die als tussenpersoon is aangesloten bij Sparck.
2.11 Sparck heeft op 10 april 2007 aan [echtgenoot] een hypothecaire lening verstrekt tot een bedrag van € 470.800,- ten behoeve van de aankoop door [echtgenoot] van het appartement. In de desbetreffende akte staat onder IV vermeld dat de geldnemer er voor instaat dat de onroerende zaak uitsluitend bedoeld is voor bewoning door hemzelf (en zijn gezin). [gedaagde] heeft ingevolge artikel 1:88 BW toestemming verleend voor het aangaan van voormelde hypothecaire lening.
2.12 [echtgenoot] heeft op 12 juli 2007 een woonhuis aan de [adres woonhuis] te Rockanje, gemeente Westvoorne, (hierna: het woonhuis) gekocht.
2.13 Quion heeft op 2 oktober 2007 aan [echtgenoot] een hypothecaire lening verstrekt tot een bedrag ad € 420.000,- ten behoeve van de aankoop door [echtgenoot] van het woonhuis. [gedaagde] heeft ingevolge artikel 1:88 BW toestemming verleend voor het aangaan van voormelde hypothecaire lening.
2.14 Ter verkrijging van voormelde hypothecaire leningen heeft [echtgenoot] een werkgeversverklaring van [ABC] Consultancy overlegd. Deze verklaring is op 26 februari 2007 door [gedaagde-1] getekend en bij de handtekening is de firmastempel van I-People geplaatst. In de verklaring staat vermeld dat [echtgenoot] sinds 18 april 2006 in dienst is van I-People als ‘consultant human recources’ met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en met een totaal bruto jaarsalaris van € 106.596,-. [echtgenoot] heeft ter onderbouwing van deze verklaring salarisstroken betreffende januari 2007 en februari 2007 overgelegd en voorts bankafschriften waarop een salarisuitbetaling van I-People betreffende december 2006 en januari 2007 staan vermeld.
2.15 [echtgenoot] heeft jegens Sparck en Quion aangegeven dat hij bij het aangaan van voormelde leningen frauduleus heeft gehandeld.
2.16 [echtgenoot] en [gedaagde] hebben het appartement en het woonhuis nimmer zelf bewoond.
2.17 Het appartement is op 1 september 2008 verkocht en geleverd voor een bedrag van € 280.000,-. Het woonhuis is op 1 april 2008 verkocht en geleverd voor een bedrag van € 285.000,-.
3 Het geschil
De gewijzigde vordering luidt – verkort weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
gedaagden sub 1 tot en met 8 hoofdelijk te veroordelen aan Sparck te betalen een bedrag van € 258.786,66, te vermeerderen met de wettelijke rente en een bedrag ad € 750,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
gedaagden sub 1 tot en met 3 hoofdelijk te veroordelen aan Quion te betalen een bedrag van € 127.064,18, te vermeerderen met de wettelijke rente en een bedrag ad € 750,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten hebben Sparck en Quion aan hun vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 Barend heeft op 7 november 2007 een verklaring afgelegd, inhoudende dat hij zowel bij het totstandkomen van de leningen en de hypotheken als nadien frauduleus heeft gehandeld met als doel Sparck en Quion te benadelen. Aldus staat vast dat Barend onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld.
3.2 [echtgenoot] heeft bij zijn onrechtmatig handelen hulp gehad dan wel zijn handelen is gefaciliteerd door elk van de gedaagden, met uitzondering van 5punt20. Bedoelde (rechts)personen hebben daarmee eveneens onrechtmatig jegens Sparck en Quion gehandeld op grond waarvan zij – naast [echtgenoot] – hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die Sparck respectievelijk Quion daardoor hebben geleden.
3.3 5punt20 is jegens Sparck toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, zodat zij eveneens aansprakelijk is voor de schade die Sparck als gevolg daarvan heeft geleden.
3.4 De schade die Sparck en Quion hebben geleden bestaat uit het verlies in vermogen, doordat zij de door hen verstrekte hypothecaire geldleningen niet volledig kunnen recupereren. Sparck heeft uit hoofde van de hypothecaire geldlening nog een vordering op [echtgenoot], welke vordering per 27 januari 2009 € 258.786,66 bedraagt. Ook Quion heeft uit hoofde van de hypothecaire geldlening nog een vordering op [echtgenoot]. Deze vordering bedraagt per 27 januari 2009 € 127.064,18.
3.5 Sparck en Quion maken aanspraak op vergoeding van de door hen gemaakte buitengerechtelijk incassokosten. Gezien de door hun advocaat verrichte werkzaamheden vorderen zij ter zake ieder een bedrag ad € 750,-.
Het verweer van [gedaagde], [gedaagde-1], SBF, [gedaagde-2], 5punt20, Edro en [gedaagde-3] strekt tot afwijzing van de vordering, met (hoofdelijke) veroordeling van Quion en Sparck in de kosten van het geding. [gedaagde], SBF, [gedaagde-2] en 5punt20 hebben daarbij verzocht het vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Op de stellingen die deze gedaagden aan hun verweer ten grondslag hebben gelegd, wordt hierna nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1 Bij conclusie van repliek hebben Sparck en Quion hun eis gewijzigd. Nu tegen [ABC] Consultancy verstek is verleend en gesteld noch gebleken is dat de eiswijziging tijdig bij exploot aan haar is kenbaar gemaakt, verzet artikel 130 lid 2 Rv zich tegen deze wijziging jegens [ABC] Consultancy. De rechtbank zal mitsdien in de zaak jegens deze gedaagde recht doen op de oorspronkelijke eis, hetgeen betekent dat in de hiervoor onder 3 vermelde vordering onder 1. een bedrag van € 218,723,01 en onder 2. een bedrag van € 124.985,16 gelezen dient te worden.
De in deze procedure verschenen gedaagden hebben zich niet verzet tegen de door Sparck en Quion gevorderde eiswijziging. De rechtbank acht deze eiswijziging niet in strijd met de eisen van een goede procesorde en zal mitsdien ten aanzien van deze gedaagden op de aldus gewijzigde eis recht doen.
Ten aanzien van [gedaagde]
4.2 Sparck en Quion hebben aan hun vordering jegens [gedaagde] ten grondslag gelegd dat zij onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld door een onjuiste verklaring af te leggen. [gedaagde] heeft immers ingevolge artikel 1:88 BW haar toestemming verleend voor het aangaan van de hypothecaire geldleningen voor het appartement en het woonhuis, waardoor zij er mede voor heeft getekend dat het appartement en het woonhuis bestemd waren voor eigen bewoning, terwijl zij wist, dan wel behoorde te weten dat hiervan geen sprake was. Indien Sparck en Quion zouden hebben geweten dat het appartement en het woonhuis niet voor eigen bewoning waren bestemd, zouden zij de hypothecaire leningen niet hebben verstrekt.
4.3 [gedaagde] heeft primair aangevoerd dat zij de inhoud van artikel 1:88 BW niet kende. In de door haar ondertekende toestemmingsverklaring was ook niet opgenomen dat de woning voor eigen bewoning bestemd moest zijn. Zij was niet op de hoogte van het frauduleuze handelen van haar echtgenoot. Er is geen sprake van verwijtbaar handelen door [gedaagde].
4.4 De rechtbank overweegt als volgt. Er zijn geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit afgeleid kan worden dat [gedaagde] op de hoogte was van het frauduleus handelen van haar echtgenoot en daaraan bewust heeft meegewerkt. De rechtbank gaat er mitsdien vanuit dat dit niet het geval is geweest. Sparck en Quion hebben betoogd dat [gedaagde] met het ondertekenen van de toestemmingsverklaring heeft verklaard dat de woning was bestemd voor eigen bewoning. De rechtbank volgt hen echter niet in deze stelling. In de toestemmingsverklaring staat – zakelijk weergegeven – vermeld dat [gedaagde] aan haar echtgenoot conform artikel 1:88 BW toestemming verleent voor het vestigen van een hypotheek op het appartement. Hierin staat derhalve niet expliciet dat de toestemming gegeven wordt omdat het een echtelijke woning betreft. Dit is alleen kenbaar indien de verklaring gelezen wordt in samenhang met artikel 1:88 BW. [gedaagde] heeft onbetwist gesteld dat zij een leek op juridisch gebied is. Dat zij bekend was met de precieze inhoud van artikel 1:88 BW kan derhalve niet als vaststaand aangenomen worden. Voorts is gesteld noch gebleken dat [gedaagde] is medegedeeld dat zij de bewuste verklaring diende te tekenen omdat het om een echtelijke woning ging. De enkele stelling van Sparck en Quion dat hen het ongeloofwaardig voorkomt dat de notaris haar dit niet zou hebben uitgelegd, is daartoe onvoldoende.
Sparck heeft nog aangevoerd dat in de leveringsakte betreffende het appartement staat vermeld dat geldnemer er voor in staat dat de onroerende zaak uitsluitend bedoeld is voor bewoning door hemzelf (en zijn gezin) en dat deze akte is voorgelezen. [gedaagde] heeft echter onbetwist gesteld dat zij de hypotheekakte niet in concept heeft ontvangen en dat deze door de notaris slechts beperkt is voorgelezen. De rechtbank kan mitsdien niet als vaststaand aannemen dat bewuste passage in de akte door de notaris aan [gedaagde] is voorgelezen en derhalve evenmin dat [gedaagde] bekend was met deze passage.
Uit het voorgaande volgt dat niet geoordeeld kan worden dat [gedaagde] bewust een onjuiste verklaring heeft afgelegd. Van onrechtmatig handelen van [gedaagde] jegens Sparck en Quion is derhalve geen sprake. De vorderingen jegens [gedaagde] liggen om die reden voor afwijzing gereed.
Ten aanzien van [ABC] Consultancy en [gedaagde-1]
4.5 Sparck en Quion hebben aan hun vorderingen jegens [ABC] Consultancy en [gedaagde-1] ten grondslag gelegd dat [echtgenoot] in de periode december 2006 tot en met februari 2007 niet in loondienst was bij [ABC] Consultancy, zodat de werkgeversverklaring en de loonstroken (hiervoor vermeld onder 2.14) door [ABC] Consultancy en [gedaagde-1] valselijk zijn opgemaakt. Door dit te doen, hebben zij onrechtmatig jegens Sparck en Quion gehandeld. Sparck en Quion zouden de hypothecaire geldleningen nimmer hebben verstrekt als zij geweten hadden dat [echtgenoot] niet in dienst was van [ABC] Consultancy.
4.6 [gedaagde-1] heeft primair betwist dat hij valse verklaringen heeft afgegeven en valse documenten heeft opgemaakt. Op of omstreeks 18 april 1006 is er een arbeidsovereenkomst tot stand gekomen tussen [echtgenoot] en van Driel Consultancy. Op basis van deze arbeidsovereenkomst is door [ABC] Consultancy een werkgeversverklaring afgegeven, aldus [gedaagde-1].
4.7 De rechtbank overweegt als volgt. Sparck en Quion hebben ter onderbouwing van hun stelling een handgeschreven verklaring van [echtgenoot] d.d. 7 november 2007 overgelegd (productie 2 bij dagvaarding), waarin staat vermeld dat [echtgenoot] onjuiste salarisstroken en een onjuiste werkgeversverklaring aan Sparck heeft voorgelegd. Naar zijn weten te kwader trouw opgemaakt. [gedaagde-1] heeft vervolgens ter onderbouwing van zijn betwisting slechts verwezen naar een e-mail van [echtgenoot] van 21 maart 2008 gericht aan [gedaagde-1] (productie 1 bij conclusie van antwoord van [gedaagde-1]), waarin [echtgenoot] aan [gedaagde-1] vraagt informatie te verstrekken over zijn ontslag. De rechtbank is van oordeel dat het enkel overleggen van deze e-mail, waarvan de inhoud niet zeer helder is, een onvoldoende onderbouwde betwisting vormt. Het had op de weg van [gedaagde-1] gelegen om ter onderbouwing van zijn betwisting nadere stukken te overleggen, bij voorbeeld een schriftelijke arbeidsovereenkomst, loonstroken, bewijzen van loonbetaling etc. Als directeur/grootaandeelhouder van [ABC] Consultancy moet [gedaagde-1] geacht worden over deze gegevens te beschikken. Nu [gedaagde-1] deze stukken niet heeft overgelegd gaat de rechtbank aan zijn betwisting voorbij en neemt zij als vaststaand aan dat de werkgeversverklaring en de loonstroken (hiervoor vermeld onder 2.14) door [gedaagde-1] valselijk zijn opgemaakt. Hierdoor heeft hij onrechtmatig jegens Sparck en Quion gehandeld.
4.8 [gedaagde-1] heeft subsidiair betwist dat er causaal verband bestaat tussen zijn handelen en de door Sparck gevorderde schade. De rechtbank gaat aan deze betwisting voorbij. Het is evident dat als [echtgenoot] bij de hypotheekaanvragen geen werkgeversverklaring, salarisstroken en bankafschriften met salarisbetalingen had kunnen overleggen Sparck en Quion onderhavige hypothecaire geldleningen niet zouden hebben verstrekt. De financiële positie van de geldnemer is immers één van de doorslaggevende factoren die bepalen of een geldverstrekker bereid is de verzochte hypothecaire geldlening te verstrekken.
4.9 [gedaagde-1] heeft voorts aangevoerd dat er sprake is van eigen schuld aan de zijde van Sparck en Quion. Medio augustus 2006 heeft [echtgenoot] een hypothecaire geldlening ad € 600.000,- afgesloten bij de ABN-AMRO bank, zijnde 5,6 maal het bruto jaarsalaris van [echtgenoot]. Indien Sparck zorgvuldig had gehandeld, had zij de financiële positie van [echtgenoot] gecontroleerd. Zij had [echtgenoot] dan, gezien de sinds 1 januari 2007 door banken gehanteerde gedragscode, waarin staat vermeld dat slechts een hypothecaire lening van maximaal 5 maal het bruto jaarsalaris kan worden verkregen, geen hypotheek mogen verstrekken. Nog geen half jaar na de verstrekking door Sparck, verstrekt Quion – een zusterbank – nog een hypothecaire geldlening, waardoor [echtgenoot] zijn bruto jaarsalaris 14 maal heeft verhypothekeerd. Quion heeft hiermee gehandeld in strijd met artikel 2 Algemene Bankvoorwaarden, dat bepaalt dat een bank bij haar dienstverlening de nodige zorgvuldigheid in acht dient te nemen. Quion heeft evenmin een zorgvuldig onderzoek verricht. Ook het feit dat [echtgenoot] in het recente verleden als bestuurder betrokken is geweest bij een aantal faillissementen en zijn BKR-registratie hebben Sparck en Quion niet tot enige voorzichtigheid gemaand, aldus [gedaagde-1].
De rechtbank overweegt als volgt. [gedaagde-1] komt geen beroep toe op de gedragscode en artikel 2 Algemene Bankvoorwaarden, nu het daarin bepaalde slechts strekt tot bescherming van degene die een hypothecaire geldlening wenst af te sluiten. Nu bovendien uit hetgeen onder 4.7 is overwogen volgt dat als vaststaand aangenomen dient te worden dat [gedaagde-1] de daar vermelde stukken valselijk heeft opgemaakt en aldus actief betrokken is geweest bij de door [echtgenoot] gepleegde fraude, acht de rechtbank het handelen van [gedaagde-1] dermate verwijtbaar dat, als er al gesproken zou kunnen worden van eigen schuld aan de zijde van Quion en Sparck, de billijkheid eist dat [gedaagde-1] volledig schadevergoedingsplichtig blijft. Ook onderhavig verweer wordt mitsdien verworpen.
4.10 Bij conclusie van dupliek heeft [gedaagde-1] nog gesteld dat Sparck en Quion een bouwdepot van € 90.000,- aan [echtgenoot] hebben verstrekt, welk depot los staat van de waarde van de woning en door [echtgenoot] volledig is aangewend voor aflossing van crediteuren van zijn onderneming Romus Vastgoed B.V. Dit depot is zonder enige vorm van onderzoek of toelichting door Sparck en Quion aan [echtgenoot] verstrekt, aldus [gedaagde-1]. De rechtbank vat dit verweer eveneens op als een beroep op eigen schuld. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 4.9 is overwogen, wordt ook dit verweer door de rechtbank verworpen.
Voor zover [gedaagde-1] op dit punt de causaliteit tussen zijn handelen en de schade heeft willen betwisten, gaat de rechtbank hier ook aan voorbij. Hetgeen hiervoor onder 4.8 is overwogen, geldt ook ten aanzien van dit bouwdepot. Dit depot zou zonder de vervalste stukken niet aan [echtgenoot] zijn verstrekt, zodat hiermee de causaliteit is gegeven.
Nu [gedaagde-1] de hoogte van de door Sparck en Quion gestelde schade voor het overige niet heeft betwist, liggen de vorderingen in zoverre voor toewijzing gereed.
4.11 [gedaagde-1] heeft in zijn conclusie van antwoord de door Sparck en Quion gevorderde vergoeding ter zake de door hen gemaakte buitengerechtelijke kosten betwist, nu deze kosten verband houden met werkzaamheden die vallen onder de proceskostenveroordeling. Nadat Sparck en Quion dit onderdeel van hun vordering in hun conclusie van repliek nader hadden toegelicht, is [gedaagde-1] in zijn conclusie van dupliek niet meer op dit punt teruggekomen. Voor zover hieruit al niet de conclusie getrokken kan worden dat [gedaagde-1] onderhavig verweer niet langer heeft gehandhaafd, verwerpt de rechtbank dit verweer, aangezien dit, in het licht van de reactie hierop door Sparck en Quion, onvoldoende door [gedaagde-1] is onderbouwd. Ook dit onderdeel van de vordering ligt mitsdien voor toewijzing gereed.
4.12 [ABC] Consultancy heeft geen verweer gevoerd. De vordering jegens haar komt de rechtbank niet onrechtmatig dan wel ongegrond voor, zodat deze voor toewijzing gereed ligt.
Ten aanzien van SBF en [gedaagde-2]
4.13 Sparck heeft aan de vorderingen jegens SBF en [gedaagde-2] ten grondslag gelegd dat zij onrechtmatig jegens Sparck hebben gehandeld door een waarde van het pand af te geven, waarvan zij wisten, althans moesten begrijpen dat deze onjuist was. Het appartement is door Taxatheek B.V. op 7 februari 2008 getaxeerd, waarbij de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik is gesteld op € 290.000,00 en de executiewaarde vrij van huur en gebruik op € 258.000,00. De door [gedaagde-2] namens SBF afgegeven taxatie is derhalve onjuist. Sparck zou de hypothecaire lening niet aan [echtgenoot] hebben verstrekt, indien zij zou hebben geweten dat de waarde van het appartement geen € 428.000,- maar € 290.000,- bedroeg. In ieder geval levert de door [gedaagde-2] namens SBF afgegeven taxatie een beroepsfout op, nu van een redelijk handelend taxateur mag worden verwacht dat hij een waarheidsgetrouwe taxatie afgeeft.
4.14 SBF en [gedaagde-2] hebben betwist dat zij onrechtmatig hebben gehandeld. De door hen afgegeven taxatie is juist. [gedaagde-2] heeft naar eer en geweten een taxatierapport opgesteld, waarbij hij de waarde deels berekend heeft op basis van de inhoud van de woning. [gedaagde-2] heeft voorts bij zijn oordeel betrokken de hoge kwaliteit van de afwerking, het feit dat de woning voor meerdere jaren onderhoudsarm was, de goede ligging en de potentie van het pand bij een zorgvuldige en geduldige verkoop. De onderhandse verkoopwaarde, vrij van huur en gebruik heeft hij vervolgens bepaald op € 428.000,-, waarbij hij rekening heeft gehouden met de nieuwe (nog te plaatsen) keuken.
4.15 De rechtbank stelt voorop dat een taxateur bij de uitvoering van zijn werkzaamheden de zorgvuldigheid in acht dient te nemen die van een redelijk handelend vakgenoot verwacht mag worden. Indien de taxateur dit niet heeft gedaan, heeft hij een beroepsfout gemaakt en is hij deswege aansprakelijk jegens zijn wederpartij. Het is daarbij niet noodzakelijk dat de taxateur bewust onjuist heeft gehandeld.
Tussen partijen is in geschil of een redelijk handelend taxateur op 21 maart 2007 de onderhandse verkoopwaarde van het appartement vrij van huur en gebruik heeft kunnen taxeren op € 428.000,-. De rechtbank acht ter beantwoording van deze vraag een onderzoek door een deskundige noodzakelijk. Zij zal de zaak naar de rol verwijzen teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over het aantal en de persoon van de deskundige(n), de aan deze(n) te stellen vragen en de hoogte van het voorschot. Sparck en Quion zullen eerst mogen concluderen, waarna SBF en [gedaagde-2] bij antwoordconclusie mogen reageren. De rechtbank merkt nu reeds op dat Sparck en Quion ingevolge artikel 195 Rv, tweede volzin, te zijner tijd het voorschot dienen te deponeren.
4.16 Indien de rechtbank naar aanleiding van het deskundigenbericht tot het oordeel komt dat SBF en [gedaagde-2] niet hebben gehandeld als van een redelijk handelend taxateur mag worden verwacht, zijn zij jegens Sparck aansprakelijk voor de schade die Sparck als gevolg hiervan heeft geleden. SBF en [gedaagde-2] hebben het causaal verband tussen de door Sparck gestelde schade en de eventueel door hen gemaakte beroepsfout betwist. De rechtbank gaat aan deze betwisting voorbij. Het is evident dat als slechts een taxatierapport met een lagere onderhandse verkoopwaarde ten tijde van de aanvraag van de hypotheek beschikbaar zou zijn geweest Sparck onderhavige hypothecaire geldlening niet zou hebben verstrekt. De waarde van het onroerend goed dat verhypothekeerd wordt, is immers, naast de financiële positie van de geldnemer, één van de doorslaggevende factoren die bepaalt of een geldverstrekker bereid is de verzochte hypothecaire geldlening te verstrekken.
4.17 Wat betreft de hoogte van de schade overweegt de rechtbank, voor het geval te zijner tijd vast zou komen te staan dat SBF en [gedaagde-2] een beroepsfout hebben gemaakt, thans reeds als volgt. Sparck en Quion stellen dat de schade die Sparck heeft geleden door de beroepsfout van SBF en [gedaagde-2] gesteld dient te worden op de restschuld die [echtgenoot] nog heeft uit hoofde van de hypothecaire geldlening. SBF en [gedaagde-2] hebben dit betwist en aangevoerd dat de schade gesteld dient te worden op het verschil tussen de door hen getaxeerde waarde (met inachtneming van een algemeen geaccepteerde foutmarge) en de werkelijke waarde.
De rechtbank acht de stelling van SBF en [gedaagde-2] juist. Weliswaar staat vast dat indien het appartement een lagere waarde had dan de door SBF en [gedaagde-2] getaxeerde waarde Sparck de hypothecaire geldlening nooit had verstrekt, zodat [echtgenoot] thans geen restschuld zou hebben gehad, doch SBF en [gedaagde-2] kunnen niet aansprakelijk gehouden worden voor het feit dat [echtgenoot] niet in staat was de hypothecaire geldlening af te lossen. SBF en [gedaagde-2] kunnen slechts aansprakelijk worden gehouden voor het feit dat het appartement waarop de hypotheek rustte niet de zekerheid bood die Sparck op grond van het taxatierapport mocht verwachten. De schade die Sparck heeft geleden als rechtstreeks gevolg van de eventuele beroepsfout van SBF en [gedaagde-2] dient derhalve in beginsel gesteld te worden op het verschil tussen de door hen getaxeerde waarde vrij van huur en gebruik (€ 428.000,-) en de waarde die het appartement op de datum van de taxatie daadwerkelijk had.
4.18 SBF en [gedaagde-2] hebben in hun conclusie van dupliek verder nog aangevoerd dat de afsluitprovisie ad € 7.062,- in mindering dient te worden gebracht op de schade, omdat dit immers een voordeel voor Sparck is geweest. Voorts hebben zij in die conclusie betwist een vergoeding ter zake buitengerechtelijk kosten verschuldigd te zijn. Sparck is nog niet in de gelegenheid geweest hierop te reageren. Zij zal dit te zijner tijd in haar conclusie na deskundigenbericht kunnen doen.`
4.19 In hun conclusie na antwoord hadden SBF en [gedaagde-2] nog gesteld dat er sprake was van eigen schuld aan de zijde van Sparck. Nadat Quion en Sparck dit in hun conclusie van repliek gemotiveerd hebben betwist, zijn SBF en [gedaagde-2] hierop in hun conclusie van dupliek niet meer op ingegaan. Indien hieruit al niet afgeleid zou moeten worden dat SBF en [gedaagde-2] onderhavig verweer hebben laten varen, hebben zij dit verweer in ieder geval, in het licht van de gemotiveerde reactie van Quion en Sparck, onvoldoende met feiten en omstandigheden onderbouwd, zodat de rechtbank dit verweer om die reden verwerpt.
Ten aanzien van 5punt20
4.20 Sparck heeft aan haar vordering jegens 5punt20 ten grondslag gelegd dat zij jegens Sparck toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de hiervoor onder 2.5 vermelde samenwerkingsovereenkomst. 5punt20 is gelet op artikel 4.8 van de overeenkomst verantwoordelijk voor de kwaliteit en de inhoud van het door [gedaagde-2] namens SBF opgemaakte taxatierapport van 21 maart 2007 en de inhoud en de kwaliteit van dit rapport waren geenszins toereikend.
4.21 5punt20 heeft primair betwist dat ten aanzien van onderhavige taxatie Sparck aangemerkt kan worden als opdrachtgever in de zin van artikel 4.8 van de overeenkomst. Daarnaast heeft zij gesteld dat nergens in de overeenkomst de getaxeerde waarde wordt gegarandeerd. Onderhavig taxatierapport is door 5punt20 gecontroleerd en niet als volledig onbetrouwbaar beoordeeld.
4.22 De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 4.8 van de overeenkomst bepaalt dat 5punt20 jegens de opdrachtgevers verantwoordelijk is voor de kwaliteit en inhoud van het uitgebrachte taxatierapport. Artikel 1.1 bepaalt dat de opdrachtgever een klant dan wel mogelijke klant van Sparck dan wel een medewerker van Sparck is. Uit artikel 1.2 kan vervolgens worden afgeleid dat de opdracht door de opdrachtgever gegeven wordt via een tussenpersoon aangesloten bij Sparck.
Vast staat dat in onderhavige zaak de opdracht gegeven is door Briljant Advies, een tussenpersoon aangesloten bij Sparck. Tussen partijen is voorts niet in geschil dat Briljant Advies de opdracht heeft gegeven namens [echtgenoot]. In het taxatierapport staat [echtgenoot] ook als opdrachtgever vermeld. Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [echtgenoot] ter zake onderhavig taxatierapport de opdrachtgever in de zin van artikel 4.8 van de overeenkomst is geweest.
De rechtbank is voorts van oordeel dat uit de overeenkomst als geheel niet kan worden afgeleid dat daarnaast ook Sparck als opdrachtgever in de zin van dit artikel gezien dient te worden. In artikel 2 onder 1 staat vermeld dat de samenwerking is aangegaan ten behoeve van de klanten van Sparck. In artikel 4 onder 11 staan Sparck en de opdrachtgevers naast elkaar vermeld. In artikel 9 onder 1 is opgenomen dat 5punt20 en Sparck de opdrachtgevers informeren. Hieruit leidt de rechtbank af dat het de bedoeling van partijen is geweest om de klanten van Sparck als opdrachtgever aan te duiden en niet Sparck zelf.
Uit het voorgaande volgt dat uit artikel 4.8 van de overeenkomst voor 5punt20 geen verplichtingen jegens Sparck voortvloeien. Nu voor het overige door Sparck geen feiten en omstandigheden zijn gesteld op grond waarvan 5punt20 jegens Sparck aansprakelijk gehouden zou moeten worden, ligt de vordering jegens 5punt 20 voor afwijzing gereed.
Ten aanzien van Edro en [gedaagde-3]
4.23 Sparck heeft aan haar vordering jegens Edro en [gedaagde-3] de volgende stellingen ten grondslag gelegd. Edro heeft geweten, althans heeft moeten weten, dat de koopprijs van het appartement veel hoger was dan de werkelijke waarde. Sparck kan zich niet aan de indruk onttrekken dat [echtgenoot] aan Edro of derden nog enige gelden verschuldigd was en dat hij Edro daarom heeft overgehaald mee te werken aan het “ophogen” van de (ver)koopprijs met als doel een hogere hypothecaire lening te verkrijgen, waaruit hij deze gelden zou kunnen voldoen. Dit handelen van Edro levert een aan haar toerekenbare onrechtmatige daad op. Aangezien [gedaagde-3] als bestuurder van Edro feitelijk tot voornoemde handelingen is overgegaan, is hij – naast Edro – hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die Sparck heeft geleden.
4.24 Edro en [gedaagde-3] hebben aangevoerd dat de koopovereenkomst op normale wijze tot stand is gekomen. Zij hebben zich noch met de financiering noch met de hiervoor benodigde taxatie ingelaten. Zij hebben zich niet schuldig gemaakt aan handelingen, die Sparck ook maar enigszins zouden kunnen schaden. De koopprijs is niet opgehoogd in de door Sparck bedoelde zin. Edro noch [gedaagde-3] hadden ten tijde van de sluiting van de koopovereenkomst een vordering op [echtgenoot]. Na ontvangst van de koopprijs heeft [echtgenoot] van geen van beiden hetzij een creditnota hetzij een kwitantie ontvangen.
4.25 De rechtbank overweegt als volgt. Het enkele feit dat Edro en [gedaagde-3] hebben geweten, althans hebben moeten weten dat de koopprijs veel hoger was dan de werkelijke waarde is – indien al juist – onvoldoende om tot het oordeel te komen dat zij onrechtmatig jegens Sparck hebben gehandeld. In beginsel brengt de contractsvrijheid met zich dat het een verkoper vrij staat een koopprijs te vragen die hem goeddunkt, ook als hij weet dat deze prijs (veel) hoger ligt dan de marktwaarde. Het is in beginsel aan de koper om zich te (laten) informeren omtrent deze marktwaarde en vervolgens de afweging te maken of hij bereid is de koopprijs te betalen. Daarnaast is het aan de hypotheeknemer om zich eveneens te (laten) informeren omtrent de marktwaarde, welke informatie hij vervolgens kan betrekken bij zijn afweging al dan niet een hypothecaire geldlening te verstrekken.
Sparck heeft ook overigens geen feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan aangenomen zou kunnen worden dat Edro en [gedaagde-3] onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld. De enkele (niet onderbouwde) stelling dat Sparck zich niet aan de indruk kan onttrekken dat Edro heeft meegewerkt aan het “ophogen” van de (ver)koopprijs is daartoe onvoldoende. Sparck heeft nog gewezen op het feit dat de koopprijs geheel overeenkomt met de waarde vermeld in het taxatierapport. Nu echter dit taxatierapport is opgesteld nadat de schriftelijke koopovereenkomst reeds was gesloten (zie hiervoor onder 2.7 en 2.8) kan ook dit feit niet dienen ter ondersteuning van haar stelling dat er sprake is geweest van een vooropgezet plan van Edro en [gedaagde-3] om samen met [echtgenoot] Sparck te benadelen.
Uit het voorgaande volgt dat ook de vordering jegens Edro en [gedaagde-3] voor afwijzing gereed liggen.
5 De beslissing
De rechtbank,
in de zaak jegens SBF en [gedaagde-2]:
alvorens verder te beslissen;
verwijst de zaak naar de rol van 6 januari 2010 voor een conclusie aan de zijde van Sparck en Quion als hiervoor bedoeld onder 4.15;
in de zaak jegens de overige gedaagden:
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Fiege.
Uitgesproken in het openbaar.
204/106